Kamerstuk 34000-X-12

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 24 oktober 2014
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-X-12.html
ID: 34000-X-12

Nr. 12 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 oktober 2014

De vaste commissie voor Defensie belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 7 oktober 2014 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van 23 oktober 2014 ze door de Minister van Defensie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff

1

Wat zijn de totale bezuinigingen op bestuursstaven geweest de afgelopen jaren? Wat zijn de gevolgen hiervan op de werkvloer?

Met de beleidsbrief 2011 is in totaal € 151 miljoen bezuinigd op de bestuursstaven. Dit betrof zowel de bestuursstaf in Den Haag als de staven van de defensieonderdelen. Het aantal vte’n is met ongeveer 2200 (30 procent) afgenomen.

De reducties gingen gepaard met een groot aantal reorganisaties. De procedures en werkwijzen in de staven zijn aangepast aan deze ingrijpende veranderingen. Daarbij is getracht de werklast zo goed mogelijk te verdelen. Bij de evaluaties van de reorganisaties inventariseert Defensie eventuele knelpunten. Zo nodig worden aanvullende maatregelen getroffen.

2

Kunt u toelichten waarom er niets over sourcing is opgenomen in de begroting, ondanks uw voornemen de sourcingsagenda voortaan in de begroting en het jaarverslag op te nemen?

In mijn brief van 21 februari 2014 over sourcing (Kamerstuk 31 125, nr. 21) heb ik voorgesteld om u voortaan in de begroting en het jaarverslag over de geselecteerde projecten (eerder ook wel prioritaire projecten genoemd) te informeren. In het algemeen overleg over sourcing van 26 maart 2014 heeft de Kamer echter te kennen gegeven de jaarlijkse rapportage in oktober te willen blijven ontvangen. Dat heb ik toegezegd. Daarmee blijft de situatie zoals vermeld in het laatste overzicht van periodieke rapportages en verslagen van 28 maart 2014 (Kamerstuk 33 750-X, nr. 48). De jaarlijkse voortgangsrapportage over sourcing zult u op korte termijn ontvangen.

3

Hoe ontwikkelen zich de defensie-uitgaven als percentage van het Bruto Binnenlands Product (BBP) in de jaren 2014 tot en met 2018? Hoe verhoudt zich dat tot de afspraken op de NAVO-top in Wales om de uitgaven toe te laten groeien naar de NAVO-norm van 2% in tien jaar?

6

Kunt u de hoogte van de defensie-uitgaven weergeven in een tabel, per jaar, voor de jaren 1990–2017, inclusief bijbehorend percentage van het Bruto Nationaal Product (BNP)?

61

Klopt het dat de Defensie-uitgaven zowel als percentage van het BBP als in reële termen dalen in de jaren 2015–2019? Zo ja, waarom spreekt u dan van een «trendbreuk»?

62

Klopt het dat de Defensie-uitgaven in reële termen dalen in de jaren 2015–2019? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de afspraken op de NAVO-top in Wales om de defensie-uitgaven in reële termen te laten stijgen zo lang lidstaten niet voldoen aan de NAVO-norm?

De onderstaande cijfers zijn gebaseerd op de Miljoenennota’s en begrotingen voor de desbetreffende jaren. De definitie van het Bruto Binnenlands Product (BBP) is voor de jaren voor 2001 anders dan daarna, waardoor de percentages van voor 2001 licht hoger uitvallen dan na 2001. De uitgaven in euro zijn niet gecorrigeerd voor het verschil in prijspeil tussen de verschillende jaren.

Jaar

Defensie-uitgaven in %BBP

Defensie-uitgaven in miljard €

1990

2,4%

6,4

1991

2,3%

6,4

1992

2,3%

6,4

1993

2,1%

6,4

1994

1,9%

6,1

1995

1,8%

6,1

1996

1,7%

6,2

1997

1,6%

6,2

1998

1,4%

6,3

1999

1,5%

6,4

2000

1,3%

6,4

2001

1,2%

6,6

2002

1,2%

7,0

2003

1,2%

7,3

2004

1,2%

7,7

2005

1,2%

7,7

2006

1,2%

7,8

2007

1,1%

7,9

2008

1,1%

8,1

2009

1,2%

8,5

2010

1,3%

8,5

2011

1,3%

8,5

2012

1,2%

7,9

2013

1,2%

7,8

2014

1,2%

7,6

2015

1,2%

8,0

2016

1,2%

8,0

2017

1,2%

8,0

2018

1,1%

7,9

2019

1,1%

7,9

De intensivering die in de begroting voor 2015 is voorzien (structureel € 100 miljoen) is een verhoging van het budget ten opzichte van de budgetstanden zoals die eerder in de begroting waren opgenomen. Met deze verhoging onderstreept het kabinet de noodzaak en de urgentie van versterking van de slagkracht van de krijgsmacht. De defensie-uitgaven dalen in de periode 2015–2019 nog ten gevolge van eerdere, tot 2017 oplopende, taakstellingen die zijn verwerkt in de beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland. De intentie is echter om de trendbreuk de komende jaren, waar dat mogelijk en nodig is, verder door te zetten. Geopolitieke ontwikkelingen en recente internationale en nationale veiligheidsanalyses nopen, zoals het kabinet eerder heeft duidelijk gemaakt, tot een aanpassing van het ambitieniveau van de krijgsmacht. Die trendbreuk heeft gevolgen voor de samenstelling en toerusting van het materieel en personeel van de krijgsmacht, en zo ook voor het bijbehorende niveau van de defensiebestedingen.

Volgend voorjaar zullen de defensie-uitgaven opnieuw worden bezien. De Tweede Kamer heeft de motie van het lid Van der Staaij c.s. (TK 34 000, nr. 32) aangenomen. In een brief vóór de behandeling van de defensiebegroting over de uitvoering van de motie, die de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer heeft toegezegd, zal het kabinet uiteenzetten hoe het deze motie zal uitvoeren. In die brief zal ook worden ingegaan op de wijze waarop Nederland gevolg geeft aan de afspraken die de regeringsleiders hebben gemaakt op de Navo-top van Wales.

4

Heeft u met de nota In het belang van Nederland de oefenbudgetten van de operationele commando's verlaagd? Zo ja, hoeveel?

Met de nota In het belang van Nederland zijn de oefenbudgetten niet verlaagd.

5

Kunt u een overzicht geven van hoeveel geld er in totaal bij Defensie wordt uitgegeven aan Informatie- en Communicatietechnologie (ICT), te weten een opstelsom van alle uitgaven aan ICT van de verschillende krijsmachtonderdelen én de ondersteunende diensten (Defensie Materieel Organisatie (DMO), Commando Dienstencentra (CDC), centraal apparaat), per jaar, voor de jaren 2010–2017?

ICT uitgaven

gerealiseerd

ontwerpbegroting

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Exploitatie

307.512

307.365

288.404

227.750

259.196

236.150

218.887

212.827

Inzet

5.071

6.258

7.563

5.125

       

CZSK

23.707

25.151

24.583

2.139

3.018

3.214

2.657

2.656

CLAS

54.334

53.162

49.539

         

CLSK

21.410

21.044

19.901

         

KMAR

20.703

19.249

20.810

         

DMO

21.272

19.040

11.407

220.486

256.178

232.936

216.230

210.171

CDC

143.841

142.247

134.198

         

BS

17.174

21.213

20.404

         
                 

Investeringen

88.297

78.517

62.042

47.460

93.868

112.918

123.297

122.797

CDC

88.297

78.517

62.042

         

DMO

     

47.460

93.868

112.918

123.297

122.797

In 2013 zijn alle ICT activiteiten samengebracht in het Joint IV Commando (JIVC) als onderdeel van de DMO. Daarom zijn de ICT-uitgaven met ingang van 2013 geconcentreerd bij de DMO, met uitzondering van de kosten voor de ICT-exploitatie van de Kustwacht, die onder CZSK blijven vallen. Zie ook het antwoord op vraag 89.

6

Kunt u de hoogte van de defensie-uitgaven weergeven in een tabel, per jaar, voor de jaren 1990–2017, inclusief bijbehorend percentage van het Bruto Nationaal Product (BNP)?

Zie het antwoord op vraag 3.

7

Op welke wijze is de motie van de leden Hachchi en Eijsink van 3 december 2012 uitgevoerd, waarin het kabinet wordt verzocht de mogelijkheden te onderzoeken voor het openstellen en beter toegankelijk maken van bestaande universitaire uitwisselingsprogramma's voor militairen in opleiding, bijvoorbeeld via deelname aan het Erasmusprogramma door militairen in opleiding aan de Koninklijke Militaire academie (KMA) en het Koninklijk Instituut voor de Marine?

Het openstellen en beter toegankelijk maken van bestaande universitaire uitwisselingsprogramma’s voor militairen in opleiding is slechts beperkt mogelijk. De redenen hiervoor zijn enerzijds het unieke karakter van de opleidingen van KIM en KMA door de volledige integratie van militaire opleiding, wetenschappelijke opleiding en persoonsvorming en anderzijds de specifieke militaire oriëntatie van de drie geaccrediteerde bachelor-opleidingen van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA).Voor het volgen van een civiele voltijd of deeltijd master gelden andere criteria.

Een beperkt aantal Nederlandse officieren krijgt toestemming om, hetzij direct aansluitend aan hun initiële opleiding, dan wel tijdens hun actieve diensttijd, een master-opleiding te volgen aan de NLDA, een binnenlandse of een buitenlandse civiele universiteit. Sinds 2013 verzorgt de NLDA de Engelstalige deeltijd-master Military Strategic Studies, waarvan een deel van de opleidingscapaciteit structureel is opengesteld voor civiele studenten.

8

Welk deel van de uitgaven bestaat uit de afdracht van btw? Welke NAVO-bondgenoten belasten defensie uitgaven met btw? In hoeverre is het belasten met btw van defensie-uitgaven een wettelijke verplichting?

Alleen de afgedragen btw op buitenlandse aankopen wordt bijgehouden. Defensie heeft in 2013 € 95 miljoen aan btw betaald. In 2014, tot en met september, ging het om een bedrag van € 89 miljoen. De btw op binnenlandse aankopen wordt niet afzonderlijk bijgehouden. Het grootste deel van de btw betreft het gewone tarief van 21 procent.

De Wet op de omzetbelasting 1968 is gebaseerd op de voorschriften in de Europese btw-richtlijn (richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PB L 347, 11.12.2006). De EU-lidstaten moeten de regels van deze richtlijn implementeren in hun nationale btw-wet. Dat betekent dat ook Navo-bondgenoten die tevens lid zijn van de EU zich aan deze voorschriften moeten houden. De Europese en de nationale regels houden in dat er over de meeste aankopen van goederen en diensten door Defensie btw moet worden betaald. Van bondgenoten buiten de EU is mij niet bekend hoe de btw of vergelijkbare sales tax wordt berekend.

In de btw-richtlijn is wel voorzien in een vrijstelling van btw voor de invoer van bepaalde goederen (uit landen buiten of binnen de EU) in een Navo-land door de strijdkrachten van een andere Navo-lidstaat die in het eerstbedoelde land zijn gelegerd. Deze vrijstelling is ook geïmplementeerd in de Nederlandse Wet op de omzetbelasting 1968. Verder geldt dat ondernemers die in Nederland voor de Navo als internationale organisatie werkzaamheden verrichten, over deze werkzaamheden geen btw hoeven te berekenen. Ook wanneer Defensie ten behoeve van de Navo werkzaamheden verricht, hoeft daarover geen btw te worden afgedragen. Voor oorlogsschepen en hun bevoorrading is voorts het 0-tarief van toepassing.

9

Wat wordt er bedoeld met de investering in specialistische functies voor materieel? Betreft dit alleen militaire materieelaankopen of bijvoorbeeld ook specialistische niet-militaire aankopen zoals ICT?

19

Op welke wijze investeert u in specialistische functies voor de verwerving van materieel?

22

U investeert voorts in specialistische functies voor de verwerving van materieel. In de afgelopen jaren zijn de staven met 30% gereduceerd. Dit leidt tot grote capaciteitsproblemen in de diverse staven. Zijn dit functies die wij in de afgelopen jaren hebben wegbezuinigd?

25

Waarom investeert u extra in specialistische functies op relevante plekken (smart buyers/-specifiers) Kan dit naar uw overtuiging bijvoorbeeld de concrete problemen zoals met de NH90, de CV90 en IV/ICT in de toekomst voorkomen?

Defensie heeft geconstateerd dat bij de reducties in de staven de afgelopen jaren te diep is ingegrepen in de capaciteit om operationele ontwikkelingen te vertalen naar benodigd materieel. Dit betreft de hele keten, variërend van behoeftestellers die de operationele behoeften opstellen, technisch specialisten die de operationele behoeften omzetten in technische eisen, verwervers die de daadwerkelijke contracten sluiten en andere specialisten die dit proces ondersteunen. Waar er te diep is gesneden, wordt deze keten versterkt. De producent is vervolgens verantwoordelijk voor de kwaliteit van het geleverde materieel. Uiteraard doet Defensie er alles aan om in overleg met leveranciers technische problemen zo veel mogelijk te voorkomen. De specifieke problemen bij de NH-90, CV90 en IV/ICT zijn niet gerelateerd aan een capaciteitstekort.

10

Wordt de overheveling van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar defensie internationaal gezien als verhoging van de defensie-uitgaven?

In internationale vergelijkingen van defensie-uitgaven wordt meestal alleen naar de totale grootte van de defensiebegroting gekeken en minder naar wat daar wel en niet in zit. De verwachting is daarom dat internationaal het BIV, en daarmee ook de € 60 miljoen bestemd voor de Ministers van Buitenlandse Zaken (BuZa) en voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS), vaak tot de defensie-uitgaven zal worden gerekend.

11

Kunt u een opsomming geven van de reorganisaties die in 2015 en verder nog staan te gebeuren?

Hieronder treft u de geplande reorganisaties voor 2015 en verder. Deze reorganisaties komen voort uit de beleidsbrief 2011 en uit de nota In het belang van Nederland.

Reorganisatie

DO

Project

Beleidsbrief 2011

BS

Reorganisatie MIVD fase 2

CDC

Oprichting DGO-CEAG

CDC

Oprichting DGO-DTD

CDC

Oprichting DGO-EGB

CDC

Oprichting DGO-TGB

CDC

Oprichting DGO-IDGO

CDC

Oprichting DGO-MGLC

CDC

Doorontwikkeling DPOD

CDC

Reorganisatie Facilitair en Logistiek – Poolen NOD

CDC

Reorganisatie NLDA – Oprichting Talencentrum Defensie

CDC

Doorontwikkeling DBBO

CDC

Reorganisatie Dienst Vastgoed Defensie

CDC

Herinrichting divisie V&B

CLAS

Atalanta – LRP 1606 Reorganisatie Brigadestaven

CLAS

Atalanta – LRP 1607 Reorg Bevo en T ehdn CLAS

CLAS

Atalanta – LRP 1609 Inrichting Role 2 capaciteit (SSM) CLAS

CLAS

Atalanta – LRP 1612 Reorganisatie HRF HQ Staf

CLAS

Atalanta – LRP 1616 Reorganisatie KCT

CLAS

Atalanta – LRP 1622 Reorganisatie Joint Taskforce CIED

DMO

Operations

DMO

Opheffen Transitie Management Organisatie

Nota IHBVN

CLAS

Oprichting MotBrig

 

CLAS

Herschikken I&V veld

 

CLAS

Intensiveren P-zorg

 

CLAS

Intensiveren OTCO

 

CLAS

Oprichting Def. Paraschool

 

CZSK

Reorganisatie ihkv de nota In het belang van Nederland

 

CZSK

Herinrichting Technisch Domein

 

CLSK

Afstoting AOCS Nieuw Milligen

 

KMAR

Invoeren IGO en oprichting LTC

 

DMO

Samenwerking KPU en Nationale Politie

 

DMO

Herinrichting munitieketen

12

Op welke gebieden is er een gebrek aan inzetbaar materieel en personeel als gevolg van het tekort aan munitie en reservedelen en wanneer is de verwachting dat dit, uitgesplitst per materieel-groep en krijgsmachtonderdeel, is opgelost?

64

Welke wapensystemen kampen allemaal met problemen met reserve-onderdelen?

72

Op welke gebieden is er een gebrek aan inzetbaar materieel bij de strijdkrachten als gevolg van achterstallig onderhoud en wanneer is dit, uitgesplitst per materieel-groep, naar verwachting opgelost?

Alle materieelgroepen kampen in meerdere of mindere mate met een tekort aan munitie en/of reservedelen. Dit betekent niet automatisch dat deze eenheden niet inzetbaar zijn. De daadwerkelijke inzetbaarheid hangt af van de specifieke missie.

Er zijn geen voorbeelden van wapensystemen waarbij een tekort aan munitie zorgt voor niet-inzetbaarheid van dit wapensysteem; voor alle wapensystemen die munitie gebruiken is munitie beschikbaar. De aanvulling van reservedelen vergt in veel gevallen tijd vanwege complexe en langdurige aanbestedingen. Op dit ogenblik is de beschikbaarheid van reserve-onderdelen voor met name de NH-90 en Chinook-helikopters nog een probleem. Bij de Chinook en de Apache-helikopters is inmiddels sprake van een stijgende trend, maar dit geldt nog niet voor de NH-90. Bij het CZSK betreft het vooral beperkingen bij de mijnbestrijdingsvaartuigen en de operationele voertuigen van het Korps Mariniers. Bij het CLAS kennen vooral de CV90, de grote wielvoertuigen, de pantserhouwitzers en de genietanks een lage materiële gereedheid. De verwachting is dat deze beperkingen, ondanks de reeds genomen maatregelen, niet voor 2016 zijn opgelost.

13

Kunt u aangeven hoe het recent gewapend helpen van Nigeriaanse VN-collega’s gezien moet worden in het licht van de Nederlandse bijdrage die bestaat uit inlichtingenpersoneel en een verkenningseenheid? Is het niet zo dat force protection door China wordt geleverd?

Op vrijdag 3 oktober 2014 is Nederlands MINUSMA-personeel ingezet voor medische evacuatie na een aanslag op een MINUSMA-konvooi uit Niger. Het beleid bij MINUSMA is dat een evacuatie wordt begeleid door force protection. Afhankelijk van de locatie, het dreigingsniveau en de omstandigheden kunnen de MINUSMA-eenheden zelf in force protection voorzien. In dit geval bestond de force protection ook uit Nederlandse MIMUSMA-militairen.

China draagt substantieel bij aan MINUSMA met een gevechtseenheid, een veldhospitaal en de bescherming van het regionale VN-hoofdkwartier. Hierbij wordt de Chinese gevechtseenheid vooral ingezet als force protection van het MINUSMA-kamp in Gao.

14

Hoe beoordelen de bondgenoten het terugtrekken van de Nederlandse F-16 bijdrage uit de NATO Responce force (NRF)?

15

Welke invloed heeft de deelname aan de coalitie tegen Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS) voor de leidende rol die Nederland heeft in de NRF?

Binnen het bondgenootschap is breed waardering voor de militaire bijdrage van Nederland aan de strijd tegen ISIS. De bijdrage van zes operationele F-16's (plus twee operationele reserve) aan de strijd tegen ISIS betekent wel, zoals eerder aan de Kamer gemeld, dat de toegezegde bijdrage van acht Nederlandse F-16's aan de NATO Response Force (NRF) moet worden opgeschort. De lopende inzet van de F-16's ten behoeve van de Baltic Air Policing taak vanuit Polen kan wel onveranderd doorgang vinden. Inmiddels lopen er besprekingen met een bondgenoot over het overnemen van deze taak.

Alleen de Nederlandse bijdrage aan de jachtvliegtuigen van de NRF wordt teruggetrokken, de overige Nederlandse bijdragen aan de lucht-, land- en maritieme componenten blijven ongewijzigd. Nederland blijft daarmee ook aan de NRF een significante bijdrage leveren (zie het antwoord op vraag 17).

16

Tijdens het onlangs door de Atlantische Commissie georganiseerde seminar over draagvlak werd geconcludeerd dat het werken aan draagvlak voor missies een proactief en continue proces is. Beschikt het kabinet over een permanent communicatieadviesorgaan hiervoor? Is de Minister van Buitenlandse zaken als initiatiefnemer tot missies leidend bij het opstellen van een interdepartementaal strategisch communicatieplan, waarin alle betrokken ministeries geïntegreerd hun bijdrage leveren?

Draagvlak wordt niet alleen gezocht voor missies, maar voor Defensie in het algemeen. Het werken aan draagvlak is een continu proces, waarbij door middel van metingen wordt gekeken wat de gevoelens bij de bevolking zijn over Defensie in het algemeen en missies specifiek. Aan de hand van deze monitor worden eventueel aanpassingen doorgevoerd in de communicatie-inspanningen.

Voor grote missies wordt door de betrokken departementen een communicatieplan opgesteld. Hierin worden de strategische communicatiedoelen benoemd, verschillende doelgroepen onderscheiden en ook de communicatiestructuur vastgesteld. Periodiek vindt tussen communicatieadviseurs/woordvoerders van de betrokken departementen overleg plaats waarin de communicatieactiviteiten gemonitord en geëvalueerd worden. Hierdoor is (bij)sturing en coördinatie van de communicatieactiviteiten gegarandeerd.

17

Welke bijdrage levert Nederland precies aan de NRF in 2015, in termen van personeel en materieel?

De samenstelling van de NRF verandert om de twaalf maanden. Nederlandse eenheden van marine, landmacht, en luchtmacht staan heel 2015 stand-by. Deze eenheden nemen in 2014 deel aan de diverse certificerings- en valideringsoefeningen in Navo-verband. De Nederlandse bijdrage bestaat uit:

  • Het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier, een van de zes snel inzetbare hoofdkwartieren van de Navo (NATO High Readiness Force Headquarters).

  • Het hoofdkwartier van de 11 Luchtmobiele Brigade en een luchtmobiel bataljon aangevuld met ondersteunende eenheden en een Special Operations Forces Task Group.

  • Twee mijnenjagers in de Standing NATO Mine Countermeasures Group, een luchtverdedigings- en commandofregat in de Standing NATO Maritime Group en een onderzeeboot.

  • Een transportvliegtuig, vier Apache-helikopters en twee transporthelikopters.

De initieel aangeboden F-16's zijn in verband met inzet in het kader van Baltic Air Policing en Irak teruggetrokken uit de NRF in 2015.

18

Hoe beoordeelt u de kans dat de politie capaciteiten van defensie wil overnemen, bijvoorbeeld dat de politie eigen Unmanned Aerial Vehicle (UAV) capaciteit gaat verwerven en daarbij uw materieel en financiële middelen gaat claimen om duplicatie te voorkomen?

Dit is niet aan de orde. Defensie en de Nationale Politie zetten in op een intensievere samenwerking op het gebied van UAV’s. Hierbij staat voorop dat zij complementair aan elkaar zijn en naar rato bijdragen aan de kosten en activiteiten. Daarnaast zullen de grotendeels verschillende operatiegebieden van Defensie en politie vereisen dat beide organisaties soms ook moeten beschikken over eigen capaciteiten.

19

Op welke wijze investeert u in specialistische functies voor de verwerving van materieel?

Zie het antwoord op vraag 9.

20

Op welke wijze en met welke concrete initiatieven ontwikkelt u met het bedrijfsleven het flexibel personeelssysteem? Hoe passen reservisten in dit beleid?

Defensie voert momenteel een beleidsdoorlichting van het flexibel personeelssysteem uit. Op basis van de uitkomsten van deze beleidsdoorlichting wordt bezien hoe dit systeem verder kan worden ontwikkeld om bij te dragen aan het aanpassingsvermogen van de defensieorganisatie. Ook reservisten kunnen daarbij helpen. Door de inzet van meer reservisten kan Defensie de capaciteit van de krijgsmacht uitbreiden en de kwaliteit vergroten (specialistische functies). De medewerking van de werkgevers van reservisten – uit het bedrijfsleven én de (Rijks-) overheid- is hierbij cruciaal. Ik zoek daarom nu in een dialoog met werkgevers en reservisten naar een situatie waarvan alle partijen de vruchten kunnen plukken; zowel de werkgever, de reservist als Defensie.

21

Wanneer kan de Kamer de door u toegezegde pakketvergelijking tegemoet zien? Zal deze betrokken worden bij de agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid? Zo nee, waarom niet?

De beschrijving van de bijzondere positie van de militair beschouw ik als de kern van de pakketvergelijking. De bijzondere positie vormt immers de belangrijkste reden voor het afwijken van de materiële en immateriële rechtspositie van militairen. De bijzondere positie zal ik beschrijven in een Kamerbrief die ik voor het einde van dit jaar zal versturen. Ook wordt de bijzondere positie van de militair betrokken bij de agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid.

22

U investeert voorts in specialistische functies voor de verwerving van materieel. In de afgelopen jaren zijn de staven met 30% gereduceerd. Dit leidt tot grote capaciteitsproblemen in de diverse staven. Zijn dit functies die wij in de afgelopen jaren hebben wegbezuinigd?

Zie het antwoord op vraag 9.

23

Op welke wijze kan de Kamer de munitievoorraad controleren? Hoe worden de normen voor de voorraad vastgesteld? Hoe garandeert u de beschikbaarheid van voldoende munitie voor alle wapensystemen bij een onvoorzien conflict? Hoe werkt dit concreet bij bijvoorbeeld de inzet van de F-16 in Irak?

Om de inzetbaarheidsdoelstellingen uit de nota In het belang van Nederland te realiseren, moeten voorraden van diverse assortimenten gegarandeerd beschikbaar zijn. Daartoe wordt het normenkader vastgesteld (zie ook het antwoord op vraag 29). Dit normenkader is een gerubriceerd document, dat de kwantificering van de benodigde inzetvoorraden van munitie bevat.

Bij de behandeling van het jaarverslag over 2012 heeft de Kamer te kennen gegeven dat de rapportages die Defensie stuurde over voorraden, zoals kleding en munitie, geen betrouwbaar beeld opleveren van de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Wij hebben toen afgesproken het aggregatieniveau van deze rapportages aan te passen, om de samenhang van allerlei aspecten die van invloed zijn op de inzetbaarheid beter weer te geven. Sindsdien ontvangt de Kamer halfjaarlijkse rapportages over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen. U hebt de laatste rapportage ontvangen op 9 oktober jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 57). Aandachtspunten over voorraden worden, waar relevant, in deze rapportages meegenomen.

Het Defensie Munitiebedrijf (DMunB) zorgt dat de benodigde munitieaantallen tijdig beschikbaar zijn door een mix van fysieke voorraden bij Defensie en (raam)overeenkomsten met de industrie en andere landen. De ontwerpbegroting voorziet in een financiële reeks om de inzetvoorraden verder aan te vullen. Aanvulling van de operationeel verbruikte munitie die tijdens de inzet in crisisbeheersingsoperaties daadwerkelijk wordt verbruikt, wordt gefinancierd vanuit Budget Internationale Veiligheid (BIV). Dat geldt ook voor de inzet van de F-16 in Irak.

24

Waarom hanteert u voor de reservedelen een minimale voorraad als u weet dat dit leidt tot tekorten bij niet-ingezette eenheden en dat dit ten koste gaat van geoefendheid, reactietijd en voortzettingsvermogen? In hoeverre is het verantwoord en geloofwaardig pas in 2016 extra middelen hiervoor beschikbaar te stellen?

156

In hoeverre is het incidenteel beschikbaar stellen van extra middelen voor reserve-onderdelen een oplossing? In hoeverre komt dit bovenop structurele oplossingen?

Voor het oplossen van interne problematiek en voorraden is al eerder, in 2011, een meerjarig budget van € 135 miljoen vrijgemaakt. Hiervan was € 109 miljoen bestemd voor de instandhouding van wapensystemen. Tevens is met de nota In het belang van Nederland en het herfstakkoord het budget voor materiële exploitatie met € 50 miljoen per jaar structureel verhoogd. Het extra budget voor 2016 (€ 10 miljoen) maakt het mogelijk om de reservedelenvoorraad verder te verhogen, waardoor de afhankelijkheid van levertijden vermindert. Met deze budgetten is er in 2015 vanzelfsprekend aandacht voor het op peil brengen en houden van voorraden. Vanwege de lange levertijden voor reservedelen is het niet zinvol het extra budget eerder beschikbaar te stellen.

Het op peil brengen van voorraden vereist een eenmalige investering, het aanvullen ervan na verbruik wordt uit de reguliere budgetten voor gereedstelling en inzet gedekt. De voorraadhoogte berust op de vereiste materiële gereedheid van wapensystemen en verwervingstrategieën. Daarbij is altijd sprake van een afweging tussen kosten en beschikbaarheid.

25

Waarom investeert u extra in specialistische functies op relevante plekken (smart buyers/-specifiers) Kan dit naar uw overtuiging bijvoorbeeld de concrete problemen zoals met de NH90, de CV90 en IV/ICT in de toekomst voorkomen?

Zie het antwoord op vraag 9.

26

Wat houdt de investering van de nieuwe generatie tactische onbemande luchtsystemen in? Betekent dit dat er extra wordt geïnvesteerd in UAV’s, los van de investeringen die al gepland stonden? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, wat wordt er dan met deze opmerking bedoeld?

De investering wordt aangewend om de Intelligence Surveillance and Reconnaissance (ISR) capaciteit van Defensie verder te versterken en te vernieuwen. Dit betreft een intensivering van reeds geplande investeringen in onbemande luchtsystemen en de ISR-architectuur van Defensie. Zodra deze plannen verder zijn uitgewerkt, zal de Kamer daarover op de gebruikelijke wijze worden geïnformeerd.

27

Hoe gaat u het oplossen dat de Cougar niet geschikt is voor maritieme taken (bijv. onderzeebootbestrijding)?

99

Op welke wijze wordt het probleem opgelost dat de Cougar niet alles kan doen wat de NH-90 doet, zoals een belangrijk deel van de maritieme taken?

100

Hoe groot is de «capability gap» van de Nederlandse helikopters, gezien de feiten dat de levering van de NH-90 is opgeschort, dat de Cougar-helikopter niet voor maritieme taken kan worden ingezet en dat de Chinook duurder is dan gepland?

Het gebruik van de Cougar-helikopter is van tijdelijke aard totdat de NH-90 helikopter volledig in gebruik is genomen. De Cougar-helikopter kent inderdaad beperkingen op het gebied van de maritieme taakuitoefening. Zo kan deze helikopter niet de maritieme gevechtstaak van de NH-90 invullen, niet op elk type schip landen en niet automatisch boven een plaats stil hangen (automatische hover). Defensie blijft zoeken naar wegen om dit tekort geheel of gedeeltelijk te kunnen ondervangen. Zo verwerft Defensie een systeem (twee stuks) om de hover functie te verbeteren en de extra Cougar-helikopters daarmee geschikter te maken voor maritiem optreden. Ook blijft Defensie de mogelijkheden bezien voor samenwerking met internationale partners, hoewel duidelijk is dat die maar op beperkte schaal kunnen helpen. Helikoptercapaciteit is namelijk overal schaars. Op die manier moet de kennis en kunde op het gebied van maritieme gevechtstaken met een maritieme helikopter zo veel mogelijk worden behouden tot de komst van voldoende NH-90 capaciteit. Defensie beoogt de NH-90 helikopter zo spoedig mogelijk beschikbaar te hebben voor de beoogde operationele inzet.

De Chinook wordt niet ingezet voor maritieme taken. De extra kosten van de Chinook staan daarom los van de NH-90 problematiek.

28

Hoeveel Cougars neemt u opnieuw in gebruik en voor hoe lang?

96

Uit hoeveel Cougars bestaat de luchtmacht na de extra investering in middelzware transporthelikopters en per wanneer? Waar vallen de extra investeringen in deze transportcapaciteit verder neer?

In aanvulling op de huidige acht Cougar helikopters die al in gebruik zijn worden de resterende negen Cougars uit de verkoop genomen. Hiervan wordt bekeken hoeveel er nodig zijn om het tekort te compenseren dat ontstaat door de vertraging in de invoering van de NH-90. In de 14e jaarrapportage van het project NH-90 wordt u hierover binnenkort verder geïnformeerd.

29

Wanneer is het Beleidskader Inzetnormen klaar?

30

Wordt het Beleidskader Inzetnormen, wanneer afgerond, aan de Kamer gestuurd?

In het reeds vastgestelde Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) staat beschreven hoe de beschikbaarheid van inzetvoorraden kan worden gegarandeerd. Om het BKI te implementeren wordt per artikel de norm voor de inzetvoorraad vastgesteld, gebaseerd op de inzetbaarheidsdoelstellingen. Voor vrijwel alle artikelen die voor de inzet van belang zijn, wordt de norm dit jaar vastgesteld. Een klein deel volgt in 2015. De normen zijn aan verandering onderhevig, omdat artikelen in- en uitfaseren en ook de inzet tot nieuwe inzichten kan leiden. Het normenkader moet daarom periodiek worden geactualiseerd.

Met dit normenkader kan, inclusief de eventueel noodzakelijke budget(re)allocatie, de behoeftevervulling worden gestart. Dit leidt tot het garanderen van de juiste inzetvoorraden in de jaren 2016 en 2017 met mogelijke uitschieters naar 2018 (in verband met de doorlooptijd bij de verwerving van munitie). Het normenkader is een gerubriceerd document dat dient als uitgangspunt voor de behoeftebepaling. De Kamer zal op de gebruikelijke wijze worden geïnformeerd over de extra behoeftes die hieruit voortkomen.

31

Hoe wordt de Strategie-, kennis- en innovatieagenda (SKIA) geactualiseerd en hoe worden kennisinstellingen en bedrijfsleven daarbij betrokken?

In de actualisatie van de SKIA worden drie stappen onderscheiden. De eerste stap betreft het identificeren van kennis- en innovatiethema’s die voortvloeien uit het in de nota In het belang van Nederland geformuleerde ambitieniveau en het hierop gebaseerde defensiebeleid. De tweede stap inventariseert trends en ontwikkelingen in zowel de veiligheidsomgeving als in (disruptieve) kennis en opkomende technologieën. De derde stap confronteert de eerste twee stappen met elkaar en definieert de meest relevante kennisprioriteiten en innovatiedoelen voor de komende periode. In het bijzonder in de eerste twee stappen zijn consultaties voorzien met zowel kennisinstituten als bedrijfsleven.

32

Welke concrete initiatieven onderneemt u om het Concept Development & Experimentation (CD&E) intensiever te gebruiken? Op welke wijze wordt het bedrijfsleven hierin betrokken?

Met de in de beleidsagenda 2015 genoemde implementatie van het CD&E-concept versnelt Defensie de operationele implementatie van opgebouwde kennis, kunde, technologieën en concepten. In verschillende (vaak al langer bestaande) samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven, waaronder Aviolanda, het Maritieme cluster en het Land Maintenance Programme, worden nieuwe CD&E trajecten geïnitieerd, die zowel betrekking hebben op investeringen als exploitatie. Daarnaast wordt binnen CLAS het CD&E-concept verder verankerd door de oprichting van een CD&E-regiegroep en een CD&E-eenheid.

Grootschalige CD&E-activiteiten die al plaatsvinden, zoals de oefeningen Joint Project Optic Windmill (luchtverdedigingsconcepten), Bold Quest (vuursteunconcepten), Purple Nectar (informatiesystemen/-concepten) en Nimble Titan (Ballistic Missie Defence-concepten) worden naar verwachting voortgezet. Daarbij bestaat intensieve samenwerking tussen Defensie, industrie en kennisinstituten.

33

Bent u bereid DMO een sterkere rol te laten spelen in het internationaal ondersteunen van het Nederlands bedrijfsleven bij het vermarkten van innovatieve kennis?

Defensie speelt al een actieve rol in de Gouden Driehoek. Defensie ondersteunt instituten en bedrijfsleven binnen de wettelijke kaders bij innovaties door opdrachten te plaatsen voor kennisopbouw en technologieontwikkeling. Ook is er ondersteuning door het beschikbaar stellen van terreinen, middelen en kennis ten behoeve van beproevingen. Daarnaast treedt Defensie in sommige gevallen op als launching customer. Met de instelling van de Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO) is de rol van DMO verder versterkt om materieelontwikkeling te stimuleren en daarmee de internationale concurrentiepositie van de defensiegerelateerde industrie te verbeteren. Een verdere versterking is nu niet voorzien, mede gezien de beperkte capaciteit bij DMO.

34

Kunt u een overzicht verstrekken van de toegekende Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (CODEMO) aanvragen? Hoeveel van de toegekende aanvragen zijn toegekend aan MKB bedrijven of start-ups?

126

Wat is een aantal goede voorbeelden van gebruik van CODEMO-fonds?

Het overzicht van voltooide en lopende CODEMO-projecten is als commercieel vertrouwelijke bijlage gestuurd1. Vijftien van de achttien projecten zijn toegekend aan MKB-bedrijven of start-ups.

35

Er wordt meer geïnvesteerd in «meer en betere middelen» om de mogelijkheden van het genetwerkt optreden (NEC) te vergroten. In hoeverre speelt het genetwerkt optreden een rol in de krijgsmacht van de toekomst en komt deze ontwikkeling terug in de visie IV/ICT?

Genetwerkt optreden (joint/combined, multinationaal, interagency) is een wezenlijk kenmerk van het huidige operationeel optreden en van de krijgsmacht van de toekomst. Dit wordt onder andere geadresseerd in de nota In het Belang van Nederland. De IV/ICT-visie sluit hierop aan: de IV/ICT dient genetwerkt optreden te ondersteunen.

36

Wat wordt bedoeld met verbeteringen op gebied van infrastructuur en IV/ICT-ondersteuning zoals selfservice faciliteiten?

159

U stelt dat «een beperkt deel van het extra budget wordt vrijgemaakt om enkele knelpunten weg te nemen die het personeel ervaart in de bedrijfsvoering.» Hoeveel en welke knelpunten worden niet weggenomen?

Belangrijke selectiecriteria voor de op te lossen knelpunten waren het aantal medewerkers dat het knelpunt ervaart, de mate waarin Defensie de oorzaken kan wegnemen en de afweging tussen kosten en baten van de oplossingen. Dit heeft geleid tot enkele projecten zoals de verbetering van: de kwaliteit van legeringsfaciliteiten, de beschikbaarheid van legering, de toegankelijkheid van het intranet bij operationele eenheden en de ICT-ondersteuning voor het zelf regelen van zaken als legering, verlofaanvragen en vervoer.

37

Kunt u toelichten welke rol Concept Development and Experimentation (CD&E) heeft in het reguliere aanbestedingsproces? In hoeverre valt dit concept binnen de aanbestedingswetgeving?

Concept Development & Experimentation (CD&E) is een methode voor het onderzoeken van de bruikbaarheid van nieuwe technologie, producten of concepten, in dit geval voor defensiedoeleinden. De juiste procedure voor CD&E binnen de grenzen van de aanbestedingswetgeving zal van geval tot geval moeten worden bepaald. Tot nu toe zijn er geen gevallen bekend waarin de aanbestedingsregelgeving tot onoverkomelijke problemen bij CD&E hebben geleid.

38

Treft defensie naast de SMART-L radar ook voorbereidingen voor de verwerving van een concrete antiballistisch wapensysteem in te zetten met de reeds bestaande wapeninfrastructuur op de fregatten? Bijvoorbeeld in internationale samenwerking in te zetten in een pool met andere bondgenoten?

Nee, Defensie heeft geen plannen voor de verwerving van een antiballistisch wapensysteem op fregatten, ook niet in internationaal verband.

39

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is in de gezamenlijke huisvesting van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)? Bij de AIVD zijn bezuinigingen ongedaan gemaakt, geldt dat ook voor de MIVD?

Als vervolg op de intentie die mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben uitgesproken en waarover u op 30 juni jl. bent geïnformeerd (Kamerstuk 30 977, nr. 104), wordt een samenwerkingsovereenkomst voorbereid tussen de beide verantwoordelijke secretarissen-generaal en de directeur-generaal van het Rijksvastgoedbedrijf. Deze samenwerkingsovereenkomst vormt de aanzet tot de verdere uitwerking van het voornemen.

De bezuinigingsopdracht van de MIVD is inmiddels deels geëffectueerd, dit wordt niet ongedaan gemaakt. Hierbij zijn de operationele capaciteiten zoveel als mogelijk ontzien. De € 100 miljoen die Defensie vanaf 2015 extra ontvangt, zal deels worden aangewend voor versterking van de MIVD.

40

Kunt u toelichten hoe de samenwerking tussen de verschillende inlichtingendiensten er uit ziet? Wat gebeurt er aan het delen van informatie en technieken?

Over de samenwerking tussen de verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.

41

Bevonden zich in de gestolen stukken gerubriceerde documenten over de type radio’s en het concept van het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)? Welke mogelijke impact heeft dit, indien de gegevens in verkeerde handen terecht komen en wat voor gevolgen heeft dat voor de verdere aanbestedingsprocedure? Waarom heeft de beveiliging op dat moment niet goed gefunctioneerd?

Onder de gestolen stukken bevond zich commercieel vertrouwelijke informatie zoals prijzen, maar geen informatie over de typen radio’s en het concept van het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS). Over de gevolgen indien dergelijke informatie in verkeerde handen zou vallen, wil ik niet speculeren. Zoals ik u gemeld heb in de beantwoording van schriftelijke vragen op 25 september jl. (Aanhangsel Handelingen 2014–2015, nr. 149) heeft de diefstal geen invloed gehad op de aanbestedingsprocedure.

De diefstal is gepleegd op een openbaar terrein. Van specifieke (militaire) beveiliging was geen sprake. Defensiepersoneel wordt geregeld geïnstrueerd over de behandeling van vertrouwelijke gegevens. Het betrokken personeel is hierover na de diefstal opnieuw geïnstrueerd.

42

Hoe hebben de VOSS-partners (België en Luxemburg) gereageerd na de diefstal van de geheime documenten?

De VOSS-partners (België en Luxemburg) zijn door Defensie geïnformeerd over de diefstal en hebben deze informatie voor kennisgeving aangenomen.

43

Wat is de reden dat de extra incidentele middelen voor 2016 nog niet nader zijn ingevuld?

166

Bij 2016 is er een post opgenomen van 39 miljoen euro onder de titel «nader te verdelen»? Kunt u dit toelichten? Is dit geld nog niet geoormerkt?

Het extra budget voor 2016 bedraagt € 150 miljoen. Hiervan wordt € 75 miljoen besteed aan structurele maatregelen. Daarmee resteert voor incidentele maatregelen € 75 miljoen. De incidentele middelen zijn gereserveerd voor munitie en reservedelen (totaal € 30 miljoen) en om enkele knelpunten weg te nemen die het personeel ervaart in de bedrijfsvoering (€ 5,2 miljoen). Er wordt voor de ontwerpbegroting 2016 besloten hoe de resterende extra incidentele middelen in 2016 zo goed mogelijk zullen worden ingezet.

44

Wanneer is de visie op de toekomst van de onderzeedienst klaar?

118

Wanneer is de visie over de onderzeedienst gereed, in relatie tot de andere grote investeringen die op u afkomen?

De motie-Knops (Kamerstuk 33 763, nr. 18) verzoekt de regering om nog in deze kabinetsperiode met een visie te komen op de toekomst van de Onderzeedienst. Tijdens het notaoverleg over de nota In het belang van Nederland op 6 november 2013 heb ik kenbaar gemaakt dat in de periode 2015–2016 de verwervingsstrategie moet worden bepaald voor de vervanging van de Walrus-klasse onderzeeboten. De eerste stap in de besluitvorming betreft de behoeftestelling. Ik ben voornemens medio 2015 de behoeftestelling voor de vervanging vast te stellen en u daarover in het kader van het DMP te informeren. Voorafgaand daaraan ontvangt de Kamer de visie op de toekomst van de Onderzeedienst.

45

In hoeverre is de ambitie voor de MIVD voor het verzamelen en het verrijken van big data te realiseren? In hoeverre is hiervoor een investering gemaakt?

De MIVD zal in toenemende mate worden geconfronteerd met grote hoeveelheden data die toegankelijk gemaakt en verrijkt moet worden, onder andere door de introductie van de MQ-9 Reaper en de F-35. Er wordt doorlopend geïnvesteerd in nieuwe technieken om de juiste data te verwerven en deze data op een slimme manier te verrijken en te verwerken. Daarom investeert Defensie in aanvullende specialistische IV/ICT-capaciteit, wordt de Joint SIGINT Cyber Unit verder ontwikkeld en wordt geïnvesteerd in het op operationeel niveau houden van hoogwaardige rekencapaciteit. Tevens zal het thema big data een rol spelen bij de intensivering op het gebied van cyber.

46

Welke actieve rol speelt Nederland concreet in Smart Defence, het Connected Forces Initiative en het Framework Nation Concept van de NAVO?

Nederland is in het kader van Smart Defence binnen de NAVO lead nation voor «Biometrics in Military Operations», neemt deel aan 14 andere projecten en heeft aangeboden om de rol van lead nation te willen vervullen voor de upgrade van het SMART-L radarsysteem. Inzake het Connected Forces Initiative (CFI) neemt Nederland in 2015 deel aan de High Visibility Live exercise Trident Juncture en is mede verantwoordelijk voor de verdere invulling van CFI.

Tijdens de Navo-top in Wales hebben de Ministers van Defensie van België, Denemarken, Duitsland, Hongarije, Kroatië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen en Tsjechië een gezamenlijke brief aan de secretaris-generaal van de Navo getekend over de implementatie van het Framework Nation Concept.

47

Hoe beoordeelt u de voortgang van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid GVDB, in het bijzonder de bevordering van een goed functionerende defensiemarkt en defensie industrie?

De Europese Raad heeft in december 2013 uitgebreid gesproken over het GVDB aan de hand van drie thema´s: het vergroten van de effectiviteit en zichtbaarheid van het GVDB, het versterken van militaire capaciteiten en het versterken van de defensiemarkt en -industrie. Sinds december 2013 is er behoorlijke vooruitgang geboekt. Zo heeft de EU een Maritieme Veiligheidsstrategie opgesteld, die momenteel wordt uitgewerkt in een Action Plan. Ook wordt, onder leiding van het Europees Defensie Agentschap, gewerkt aan een Policy Framework voor een versterkte defensiesamenwerking. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) werkt samen met de Lidstaten aan een beleidskader voor cyber defence. In juni 2015 zal de Europese Raad opnieuw spreken over het GVDB. Het is van belang dat in de aanloop naar deze bijeenkomst zo veel mogelijk van de gemaakte afspraken zullen worden uitgevoerd. Nederland zal daar actief aan bijdragen.

De Europese Commissie heeft in de aanloop naar de Europese Raad in december 2013 een mededeling uitgegeven waarin zij uiteenzet hoe de Europese defensie-industrie in de toekomst levensvatbaar, innovatief en competitief kan blijven. Deze mededeling is omgezet in een roadmap waarin concrete stappen staan vermeld om tot een gezonde Europese defensiemarkt en -industrie te komen. Momenteel is er nog geen open en transparante Europese defensiemarkt. Zolang nog geen sprake is van een gelijk speelveld (level playing field) zal Nederland per project bekijken of zij, in het verlengde van de prioritaire technologiegebieden zoals deze in de Nederlandse Defensie Industrie Strategie staan vermeld, de Nederlandse defensie- en veiligheidgerelateerde industrie kan helpen zich te positioneren. Hierbij zal Defensie altijd haar (operationele) eisen ten aanzien van het product, tijd en geld bij de beoordeling meenemen. Nederland heeft in december 2013 aangedrongen op een goede toegang van het midden- en kleinbedrijf op de defensiemarkt. De Europese Raad heeft dat verzoek overgenomen en besloten een «advisory body» in te stellen die de Europese Commissie van advies moet voorzien op dit gebied. De Commissie werkt momenteel aan de samenstelling van dit adviesorgaan.

48

Kunt u een overzicht geven van alle internationale samenwerkingsverbanden waar Defensie aan deelneemt en met/uit welke krijgsmachtonderdelen deze samenwerkingsverbanden bestaan?

Hiervoor verwijs ik naar het jaarlijkse overzicht met de stand van zaken van de internationale militaire samenwerking van 13 februari 2014 (Kamerstuk 33 279, nr. 10). Ik zal u een actualisatie hiervan voor de begrotingsbehandeling toesturen.

49

Op welke wijze vult u met internationale samenwerking in NAVO- en EU-verband de nationale verplichtingen die voortvloeien uit NAVO- en EU-afspraken in?

50

Kunt u een overzicht geven van de toegenomen capaciteitsversterking voor de verschillende krijgsmachtsonderdelen, als gevolg van de internationale samenwerking in NAVO- en EU-verband?

In EU-verband werkt Nederland samen met andere Europese landen aan projecten in het kader van pooling and sharing. Hierbij kan gedacht worden aan de versterking van multirole tanker- en transportcapaciteit (MRTT) waarbij ook het NATO Support Agency nauw is betrokken, cyber defence en op afstand bestuurbare vliegtuigen (Remotely Piloted Aircraft Systems, RPAS). Nederland werkt actief mee aan initiatieven die gefaciliteerd worden door het Europees Defensie Agentschap (EDA), bijvoorbeeld op het gebied van Counter-IED. Dit heeft geleid tot de totstandkoming van een internationale trainingsorganisatie inclusief oefenlaboratorium dat binnenkort vanuit Nederland wordt ingezet. Dit Joint Deployability Exploitation and Analysis Laboratory (JDEAL) wordt op 4 november a.s. in Amersfoort geopend. Op deze manier draagt Nederland bij aan het oplossen van tekorten in Europa ten aanzien van militaire (niche)capaciteiten en implementeert Nederland afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Capability Development Plan en de Code of Conduct on Pooling & Sharing.

In Navo-verband wordt samengewerkt zowel door middel van specifieke Smart Defence projecten, als in het kader van de op de top van Wales bekrachtigde Framework Nation Groupings. Een voorbeeld van een Smart Defence project is de modernisering van de SMART-L radar. Framework Nation Groupings hebben onder meer betrekking op geïntegreerde capaciteitsgebieden zoals joint fires, een vergaande samenwerking op het gebied van artillerie. Meer operationeel van aard is de door het Verenigd Koninkrijk geleide Joint Expeditionary Force (JEF) – een gezamenlijke expeditionaire strijdmacht rond een Britse kern waaraan ook Nederland deelneemt.

Verder neemt Nederland actief deel aan de EU Battlegroup en de NATO Response Force Hierin werkt Nederland nauw samen met andere landen in wisselende samenstelling. Deze samenwerking draagt bij aan meer interoperabiliteit tussen de verschillende deelnemende landen en vergroot de slagkracht van Nederland.

Deelname aan de bovengenoemde militaire capaciteitsprojecten en expeditionaire eenheden draagt direct bij aan de versterking van de nationale capaciteiten, inzetbaarheid en kennisopbouw. Een aantal van deze projecten zal echter pas over een aantal jaren tot concrete resultaten leiden.

51

Hoe ziet de concrete uitwerking van het betrekken bij de voorbereidingen voor het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016, met betrekking tot het onderwerp «Betrokkenheid van de nationale parlementen», er uit? Is er een stappenplan? Welke voorbereidingen worden er getroffen? Wat is het beoogde doel van het betrekken van dit onderwerp bij de voorbereidingen voor het Nederlandse voorzitterschap?

Ik heb binnen Defensie een Taakgroep EU Voorzitterschap ingesteld die vanaf 1 januari 2015 belast is met de voorbereidingen van het voorzitterschap in de eerste helft van 2016. Deze Taakgroep werkt nauw samen met de interdepartementale werkgroep onder leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tijdens het algemeen overleg over de Europese Defensieraad op 3 september jl. heb ik u toegezegd dat ik begin volgend jaar uw Kamer op hoofdlijnen zal informeren over de prioriteiten voor Defensie. De afgelopen tijd heb ik onder meer tijdens verschillende EU-bijeenkomsten voor Ministers van Defensie gepleit voor betrokkenheid van nationale parlementen, niet alleen bij de verbetering van het gebruik van het EU Battlegroup-concept, maar ook bij de totstandkoming van afspraken over nauwe defensiesamenwerking en van bi- of multinationale samenwerkingsverbanden. Omdat dit belangrijke aspect nog veelal onderbelicht blijft in de discussies over verdieping van de Europese samenwerking, ben ik voornemens hierop tijdens het EU-voorzitterschap de aandacht te vestigen. De precieze wijze waarop dat zal geschieden, is nog niet bepaald.

52

Welke activiteiten onderneemt u in 2014 om de Kamer eind 2015 duidelijkheid te kunnen geven over het gezamenlijk gebruik van het Joint Support Ship (JSS)?

56

Zal het JSS worden aangehouden, ongeacht de uitkomst van het onderzoek naar de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van het JSS en de hiervoor benodigde internationale partner(s)?

In mijn brief van 25 oktober 2013 over de gevolgen van de aanvullende begrotingsafspraken (Kamerstuk 33 763, nr. 7) heb ik uiteengezet dat ik voor eind 2015 duidelijkheid zal bieden over de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van het JSS en de hiervoor benodigde partner(s). Een onderzoek daarnaar is gaande. Zo onderzoekt het CZSK momenteel de mogelijkheden van joint en combined medegebruik, onder meer in het kader van de bestaande maritieme samenwerking met het Verenigd Koninkrijk en van het nieuwe Britse initiatief voor een Joint Expeditionary Force. Tevens is de proefvaartperiode benut om de mogelijkheden van het schip bij buitenlandse partners onder de aandacht te brengen. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van dat onderzoek.

Zoals op 8 oktober jl. is gemeld door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 33 625, nr. 127), heeft Nederland het JSS aangeboden aan de EU en de VN voor het mogelijke vervoer van hulpgoederen en transportmiddelen naar West-Afrika in het kader van de strijd tegen Ebola.

53

Welke inspanning vergt de inbedding van life cycle costing (LCC) in de bedrijfsvoering, processen en systemen? Past dit nog in de indeling van de begroting in artikelen en naar organisatieonderdelen? Kan dit naar uw inzicht goedkoper en eenvoudiger, door te kiezen voor een specifieke indeling in plaats van indelingen te stapelen?

Met de brief «Inzicht in kosten en uitgaven van wapensystemen en plan van aanpak daarvoor» (Kamerstuk 33 763, nr. 27 van 1 november 2013) heb ik u gemeld op welke wijze Defensie de systematiek van levensduurkosten wil uitbreiden. Deze uitbreiding is nodig om te komen tot een meer gedegen onderbouwing van de ramingen voor uitgaven en ontvangsten voor wapensystemen. Deze ramingen liggen ten grondslag aan de begroting. Dit vergt aanpassingen in de ramingssystematiek, de administratie, de procedures en de informatievoorziening. Of dit leidt tot de noodzaak de begrotingsindeling aan te passen, is nog niet duidelijk. De formulering van de exacte informatiebehoefte loopt op dit moment nog.

54

Wat is de relatie tussen staat van IV/ICT en Enterprice resource planning (ERP) bij de inbedding in de bedrijfsvoering van het systeem van LCC?

ERP is een voorwaarde voor de inbedding van LCC in de bedrijfsvoering. Net als andere applicaties, is ERP afhankelijk van de goede werking van de IV/ICT-infrastructuur. De tekortkomingen van de infrastructuur hebben echter geen directe relatie met de voortgang van de basisimplementatie ERP, inclusief de migratie.

55

Zijn de huidige problemen zoals met de NH90 en de IV/ICT te relateren aan de huidige verwervingsketen? Is er voldoende geschoold personeel en zijn de processen toereikend en afgestemd op de organisatieveranderingen van het afgelopen decennium?

Het functioneren van de verwervingsketen ligt niet ten grondslag aan de problemen met de NH-90 en de IV/ICT. De grote organisatorische veranderingen en reducties spelen ontegenzeglijk een rol bij het functioneren van de keten. Na een dergelijke verandering duurt het meestal enige tijd voordat de nieuwe organisatie weer optimaal functioneert.

56

Zal het JSS worden aangehouden, ongeacht de uitkomst van het onderzoek naar de mogelijkheden van gezamenlijk gebruik van het JSS en de hiervoor benodigde internationale partner(s)?

Zie het antwoord op vraag 52.

57

Kunt u de volgende tegenstrijdigheid toelichten? «ERP is gebaat bij een goede werking van de IV/ICT-infrastructuur. Aanvullende activiteiten voor ERP zullen in samenhang met het plan van aanpak IV/ICT worden bezien.» «Er is geen directe relatie tussen de doorontwikkeling van ERP en de ontwikkeling van nieuwe IV/ICT infrastructuur.» In hoeverre is er een relatie en afhankelijkheid tussen ERP en de (nieuwe) IV/ICT infrastructuur?

Net als andere applicaties, is ERP afhankelijk van de goede werking van de IV/ICT-infrastructuur. De tekortkomingen van de infrastructuur hebben echter geen directe relatie met de voortgang van de basisimplementatie ERP, inclusief de migratie. Na de voltooiing van de basisimplementatie zal het systeem uiteraard moeten blijven aansluiten op de organisatie en bedrijfsvoeringseisen, ook in de toekomst.

58

Op welke wijze betrekt u het bedrijfsleven bij het oplossen van de reserve-onderdelenproblematiek? In hoeverre maakt u gebruik van de inzichten van en capaciteiten van het bedrijfsleven om naast reservedelen ook specialistische onderhoudsdiensten te leveren?

In de geest van de in december jl. hernieuwde Defensie Industrie Strategie (DIS) beziet Defensie, binnen haar (operationele) behoeftes en belangen, de mogelijkheden om de Nederlandse defensie- en veiligheidsgerelateerde industrie te betrekken bij haar activiteiten. Dit geldt voor alle fasen van de levensduur; de (pré-)behoeftestelling, het voorzien-in, de (operationele) instandhouding en de afstoting. Uitgangspunt ten aanzien van deze industriële betrokkenheid is dat Defensie altijd beschikt over kwalitatief hoogwaardige producten, waarbij ongewenste prijsopdrijving en nadelen van concurrentiebeperking niet aan de orde zijn. Ook ten aanzien van de reserve-onderdelenproblematiek gaat het principe op dat Defensie in toenemende mate onderhouds- en andere (materieel)logistieke taken uitbesteedt. De rol van het bedrijfsleven in de(operationele) instandhouding neemt derhalve naar verwachting toe. Steeds vaker worden in de praktijk nieuwe uitbestedingsvormen gebruikt, waarbij overheid en civiele partijen samenwerken. Voorbeelden zijn: publiek-private samenwerking, operational lease en joint ventures. Veel van deze vormen behelzen doorgaans een langdurige rol van het bedrijfsleven bij de instandhouding van defensiematerieel.

59

Wat zijn de consequenties van de overheveling van het BIV van de begroting van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa&OS) naar uw begroting voor de standen ontwerpbegroting 2015 (totaalbedragen)? Zouden deze bedragen anders zijn dan wanneer het BIV bij BuHa&OS was gebleven?

In de standen zoals weergegeven in de tabel op pagina 27 van de ontwerpbegroting 2015 (Kamerstuk 34 000-X, nr. 2) is de overheveling van het BIV naar de Defensiebegroting verwerkt. Het BIV is een verdeelartikel, waaruit de begrotingen van Defensie, BZ en BH&OS bij Voorjaarsnota, Najaarsnota of Slotwet worden gevoed. De genoemde bedragen zouden derhalve op de ontwerpbegroting van Defensie nog niet zichtbaar zijn geweest indien het BIV bij BH&OS was gebleven.

60

Wordt het BIV meegenomen in de berekening van het percentage BBP dat aan Defensie wordt uitgegeven? Wordt de 60 miljoen euro die bestemd is voor de Ministers van Buitenlandse Zaken (BuZa) en van BuHa&OS hierin ook meegerekend?

65

Telt het BIV voor de beoordeling van de hoogte van de Defensie-uitgaven mee als defensie uitgaven? Blijft de 60 miljoen euro, die uit het BIV naar de begroting van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt overgeheveld, buiten die beoordeling?

Het percentage BBP wordt berekend door de totale defensiebegroting af te zetten tegen het BBP. Het BIV, inclusief de € 60 miljoen voor Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, maakt daar onderdeel van uit. Aangezien het een verdeelartikel betreft, zal de defensiebegroting bij een budgetoverheveling naar andere departementen evenredig dalen.

61

Klopt het dat de Defensie-uitgaven zowel als percentage van het BBP als in reële termen dalen in de jaren 2015–2019? Zo ja, waarom spreekt u dan van een «trendbreuk»?

Zie het antwoord op vraag 3.

62

Klopt het dat de Defensie-uitgaven in reële termen dalen in de jaren 2015–2019? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de afspraken op de NAVO-top in Wales om de defensie-uitgaven in reële termen te laten stijgen zo lang lidstaten niet voldoen aan de NAVO-norm?

Zie het antwoord op vraag 3.

63

Worden met de extra middelen alle knelpunten op het gebied van munitie en reservedelen opgelost? Zo nee, welke niet en hoeveel extra geld is benodigd?

In 2013 zijn de meest urgente munitievoorraden voor opleiding en training aangevuld. Met de extra middelen wordt specifiek gekeken naar de inzetvoorraden van zogenaamde kapitale munitie. Door financiële prioriteitstelling, veroudering, oefenen en trainen is de afgelopen jaren ingeteerd op deze voorraden. Defensie werkt voor de munitie aan het normenkader. Zodra dit normenkader gereed is, zal de aanvulling van de inzetvoorraden worden gestart. Voor de reservedelen, zie het antwoord op vraag 12.

64

Welke wapensystemen kampen allemaal met problemen met reserve-onderdelen?

Zie het antwoord op vraag 12.

65

Telt het BIV voor de beoordeling van de hoogte van de Defensie-uitgaven mee als defensie uitgaven? Blijft de 60 miljoen euro, die uit het BIV naar de begroting van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt overgeheveld, buiten die beoordeling?

Zie het antwoord op vraag 60.

66

Wat is op dit moment de concrete operationele gereedheid van een samengestelde taakgroep van brigade-omvang zoals opgenomen als de Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie?

De eenheden binnen de taakgroep zijn operationeel gereed en binnen de daarvoor afgesproken termijn inzetbaar. In mijn brief «Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en operationele knelpunten 2014» (Kamerstuk 33 763, nr. 57 van 9 oktober 2014) heb ik u uitvoeriger gerapporteerd over de haalbaarheid van de inzetbaarheidsdoelstellingen.

67

Wat is op dit moment de concrete operationele gereedheid van een tweede bataljonstaakgroep zoals opgenomen als de Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie?

De eenheden voor een tweede bataljonstaakgroep zijn operationeel gereed en binnen de daarvoor afgesproken termijn inzetbaar. Hierbij wordt geaccepteerd dat bij gelijktijdige inzet van een eerste bataljonstaakgroep, de gevechts- en logistieke ondersteuning voor een deel geleverd wordt door bondgenoten. In mijn brief «Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en operationele knelpunten 2014» (Kamerstuk 33 763, nr. 57 van 9 oktober 2014) heb ik u uitvoeriger gerapporteerd over de haalbaarheid van de inzetbaarheidsdoelstellingen.

68

Op welke wijze zal het extra aan u toegekende geld worden ingezet ter verbetering van de inzetbaarheid en het voorzettingsvermogen? Welke deel van het extra geld zal daarvoor bestemd worden?

69

Op welke wijze zal het extra aan u toegekende geld ingezet worden ter versterking van de gevechtskracht van de krijgsmacht? Welke deel van het extra geld zal daarvoor bestemd worden?

70

Welke gevolgen en welke doorwerking heeft de versterking van de gevechtskracht op de rest van de krijgsmacht, waarbij te denken valt aan voldoende (technisch) personeel ten behoeve van de extra slagkracht en inrichting van de verschillende krijgsmachtsonderdelen?

Er is geen strikt onderscheid tussen inzetbaarheid, voortzettingsvermogen en gevechtskracht. Het voortzettingsvermogen maakt onderdeel uit van de inzetbaarheid, zoals ook uit de formulering van de inzetbaarheidsdoelstellingen blijkt. Alle maatregelen die Defensie treft hebben tot doel de inzetbaarheid en daarmee de slagkracht van de krijgsmacht te verbeteren. Gerichte investeringen in personele deskundigheid en capaciteit maken deel uit van de maatregelen. Zie daarvoor ook de antwoorden op de vragen 9, 19 en 25. Technisch, medisch en logistiek (transport) personeel wordt steeds schaarser. Voldoende personeel is daardoor een blijvend punt van aandacht. Defensie stemt de wervingsactiviteiten af op de benodigde specialistische kennis of vooropleiding.

71

Wat is op dit moment het voorzettingsvermogen van de afzonderlijke eenheden, zoals opgenomen als de Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie, uitgesplitst per afzonderlijk onderdeel?

Bepalend voor het voortzettingsvermogen bij doorlopende inzet is het aantal beschikbare eenheden van het desbetreffende type of equivalenten daarvan. Ook de tijd die nodig is om niet operationeel gerede eenheden tijdig gereed te stellen voor een rotatie is hierbij van belang. Defensie kan voldoen aan alle inzetbaarheidsdoelstellingen met een doorlopend karakter, maar daarbij is wel sprake van enkele beperkingen. In mijn brief «Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en operationele knelpunten 2014» (Kamerstuk 33 763, nr. 57 van 9 oktober 2014) heb ik u uitvoeriger gerapporteerd over de haalbaarheid van de inzetbaarheidsdoelstellingen.

72

Op welke gebieden is er een gebrek aan inzetbaar materieel bij de strijdkrachten als gevolg van achterstallig onderhoud en wanneer is dit, uitgesplitst per materieel-groep, naar verwachting opgelost?

Zie antwoord bij vraag 12.

73

Wat is op dit moment de concrete operationele gereedheid van een maritieme taakgroep van vijf schepen, waarbij vloot en mariniers geïntegreerd optreden, zoals opgenomen in de Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie?

De eenheden zijn operationeel gereed en binnen de daarvoor afgesproken termijn inzetbaar. Er gelden beperkingen op het gebied van maritieme gevechtshelikopters, hierover bent u afzonderlijk geïnformeerd.

74

Wat is op dit moment de concrete operationele gereedheid van Langdurige deelneming van compagniesomvang aan een joint taakgroep Special Forces, zoals opgenomen als de Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie?

Een compagnie van het Korps Commandotroepen, een peloton maritieme special forces en het daarbij horende commando-element zijn operationeel gereed en op de daarvoor afgesproken termijnen inzetbaar.

75

Wat is op dit moment de concrete operationele gereedheid van de overige vormen van inzet, zoals opgenomen als de Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie?

Deze inzetbaarheidsdoelstellingen voor de overige vormen van inzet zijn haalbaar. Indien schaarse eenheden gelijktijdig voor nationale en internationale inzet noodzakelijk zijn, is een prioriteitstelling noodzakelijk. Dit is ook gebleken gedurende de inzet van de krijgsmacht in het kader van de ondersteuning van de Nuclear Security Summit.

Binnen de structurele nationale taken zijn er beperkingen op het gebied van Search and Rescue (SAR) en patiëntenvervoer. Cougar-helikopters zijn daarom beschikbaar als reservecapaciteit, naast de eerder besloten uitbesteding van de SAR-taken gedurende de nachtelijke uren.

In mijn brief «Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen en operationele knelpunten 2014» (Kamerstuk Kamerstuk 33 763, nr. 57 van 9 oktober 2014) heb ik u uitvoeriger gerapporteerd over de haalbaarheid van de inzetbaarheidsdoelstellingen.

76

Kunt u de opzet van de Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s), die in 2015 worden uitgevoerd, naar de Kamer zenden?

77

Kunt u toelichten op welke wijze de Kamer kan controleren of de IBO’s, overeenkomstig de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek, in zeven jaar de volledige begroting, dat wil zeggen alle uitgaven van de begroting, dekken?

In beide vragen wordt gerefereerd aan een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO), maar uit de strekking van deze vragen blijkt dat hier de beleidsdoorlichtingen worden bedoeld. Ik zal uw Kamer informeren over de opzet van de beleidsdoorlichtingen die in 2015 worden uitgevoerd.

In mijn brief over beleidsdoorlichtingen van 2 oktober jl. (Kamerstuk 31 516, nr. 7) heb ik u er reeds op gewezen dat de begrotingsindeling bij Defensie gevolgen heeft voor de wijze waarop beleidsdoorlichtingen worden uitgevoerd. De begroting is niet ingedeeld naar beleidsmatige thema’s, maar naar organisatiedelen. Beleidsdoorlichtingen richten zich daarom niet op een beleidsartikel, zoals bij de meeste andere departementen gebruikelijk is, maar op belangrijke beleidswijzigingen of verrichte activiteiten. Deze onderwerpen kennen vaak een koppeling met verschillende beleidsartikelen. De onderwerpen van de doorlichtingen wordt zodanig bepaald dat alle beleidsartikelen aan bod komen en een zo groot mogelijk deel van de uitgaven afgedekt wordt.

78

Is het doel van het IBO alleen om de verwerving, beheer en onderhoud van wapensystemen efficiënter te organiseren of geldt dit ook voor andere complexe systemen zoals de IV/ICT en DBBS? Worden best practices meegenomen?

Voor de uitvoering van dit IBO is inmiddels een werkgroep geformeerd die met zijn werkzaamheden is begonnen. Gedurende de uitvoering van IBO’s worden geen uitspraken over de inhoud van de onderzoeken gedaan. Nadat het rapport door de werkgroep is vastgesteld, wordt het door de (meest) betrokken Ministers samen met een kabinetsstandpunt aangeboden aan de Tweede Kamer.

79

Wat is op dit moment het voortzettingsvermogen van de afzonderlijke Nederlandse bijdragen aan de verschillende missies?

Defensie kan het voortzettingsvermogen van de huidige missies garanderen, zolang deze missies binnen de inzetbaarheidsdoelstellingen blijven. Voor nichecapaciteiten geldt dat per inzet wordt bekeken welk voortzettingsvermogen kan worden gegenereerd. Zo is de Patriot-missie in Turkije in tijd beperkt. De Kamer is hierover op 25 augustus jl. geïnformeerd (Kamerstuk 32 623 nr. 136). Ook voor de inzet van de gevechtsvliegtuigen boven Irak geldt wat betreft het voortzettingsvermogen een limiet. Omdat sprake is van een langdurige inzet van zes toestellen (plus twee operationele reserve) in plaats van de in het ambitieniveau gestelde aantal van vier, zal gedurende een jaar na terugkomst extra inspanning nodig zijn om de getraindheid van de piloten weer volledig op peil te brengen.

80

Hoe vaak is er sprake van onderbesteding bij missies?

Bij het besluit deel te gaan nemen aan een vredesmissie wordt op basis van de opzet en activiteiten in de missie een raming gemaakt van de additionele kosten voor die missie. Deze raming berust op de, op dat moment bekende, uitgangspunten en houdt rekening met het feit dat zich onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen. Tijdens het uitvoeren van de missie kan de praktijk afwijken van de gehanteerde uitgangspunten. Oorzaken zijn onder andere veranderingen in de missie of veranderde omstandigheden waaronder de missie wordt uitgevoerd. De ramingen van missies wordt hiervoor periodiek bijgesteld en getoetst aan het beschikbare budget, zodat dit waar nodig kan worden bijgesteld. Bij de grote missies wordt over de realisatie van het beschikbare budget ook gerapporteerd in de voortgangsrapportages.

81

Kunt u een overzicht geven van de ontvangsten die betrekking hebben op de verrekening met de EU, NAVO en VN-partners van de door Nederland in het verleden (incidenteel) geleverde diensten, goederen of ingezette personele en materiele middelen, uitgesplitst naar de ontvangsten per missie?

Indien er voor missies ontvangsten worden gegenereerd voor geleverde diensten, goederen of ingezette personele en materiële middelen, dan worden deze geboekt op artikel 1 «Inzet» van de Defensiebegroting. Over het totaal van deze ontvangsten wordt jaarlijks in het departementaal jaarverslag verantwoording afgelegd. Door de inrichting van de administratie is dit niet per missie inzichtelijk.

82

Bent u bereid om, gezien de lopende discussie rond het legaliseren van gewapende private beveiligers aan boord van Nederlands gevlagde koopvaardijschepen, de eigen bijdrage die reders moeten betalen voor de inzet van Vessel Protection Detachments (VPD’s), te schrappen? Zo nee, waarom niet?

83

Bent u bereid om de eigen bijdrage die reders moeten betalen voor de inzet van VPD’s op onder Nederlandse vlag varende koopvaardijschepen te verlagen? Zo ja, met welk bedrag? Zo nee, waarom niet?

Sinds het begin van de inzet van de VPD’s in 2011 heeft Defensie de kosten voor de reders aanzienlijk weten te verlagen. Met de laatste aanpassing in 2012 is de bijdrage van de reders van € 8.300 naar € 5.000 per dag gedaald. Een verdere daling is op dit moment niet voorzien.

84

Gesteld wordt dat in overleg met reders de maximaal beschikbare VPD-capaciteit in 2012 is uitgebreid tot 175 inzetten. In de begroting is dekking zeker gesteld voor dit volume. Kunt u aangeven hoe? In hoeverre wordt dekking gevonden in de reguliere defensiebegroting?

85

Waarom worden de geraamde additionele uitgaven voor de inzet van VPD's verlaagd van 20,4 miljoen euro in 2014 naar 8 miljoen euro in 2015?

In overleg met reders is de maximaal beschikbare VPD-capaciteit in 2012 uitgebreid tot 175 inzetten. Op basis van de huidige veiligheidssituatie en de daaraan gekoppelde vraag is de verwachting dat in 2015 tussen de 75 en 100 VPD’s worden ingezet. De additionele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit toelagen, reis- en verblijfskosten alsmede de kosten van de opslag van materieelpakketten in de regio. De Nederlandse reders dragen bij aan de uitgaven voor de VPD’s.

Op grond van deze uitgangspunten is het budget ten behoeve van de VPD’s voor 2015 geraamd op € 13,3 miljoen, waarvan € 8 miljoen vanuit het BIV en € 5,3 miljoen door de Nederlandse reders.

86

Hoeveel bedragen de totale (geschatte) kosten voor de internationale cyberconferentie, Rijksbreed?

Vanuit de HGIS-gelden is € 15 miljoen beschikbaar gesteld voor de Global Conference on Cyberspace (GCCS). Hieruit worden de additionele kosten die departementen maken voor de conferentie gefinancierd.

87

Welke Defensie onderdelen blijven aanwezig op de Van Genthkazerne? Is het juist dat u de Van Genthkazerne alsnog afstoot als de andere overheidsdiensten in de business case in de toekomst geen gebruik meer maken van deze kazerne? Wat zijn de gevolgen voor de kazerne in Vlissingen voor het openblijven van de Van Genthkazerne?

Het Mariniersopleidingscentrum blijft gehuisvest op de Van Ghentkazerne. Op 7 maart jl. hebben de Minister van Defensie, de Minister van Veiligheid en Justitie, de burgemeester van Rotterdam en de voorzitter van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond een bestuurlijke overeenkomst gesloten voor het medegebruik van de kazerne door andere overheidsdiensten voor de duur van 25 jaar. De details van die overeenkomst worden nu vastgelegd in contracten voor medegebruik. Door het openblijven van de Van Ghentkazerne zijn er geen gevolgen voor de oorspronkelijke behoeftestelling van de marinierskazerne in Vlissingen.

88

Hoe verklaart u de grote stijging van apparaatuitgaven (personele uitgaven) bij zeestrijdkrachten in 2015 en de daling die direct daarna weer inzet?

95

Hoe verklaart u de grote stijging van apparaatuitgaven (personele uitgaven) bij de landstrijdkrachten in 2014 en de daling die direct daarna weer inzet?

101

Hoe verklaart u de grote stijging van apparaatuitgaven?

Vanaf 2014 zijn de oefentoelagen overgeheveld van de post Gereedstelling naar Personele uitgaven. De afname van de budgetten voor personeel vanaf 2014 zijn het gevolg van het verwerken van de maatregelen van de beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland.

89

Waarom kan de ICT van de kustwacht niet betrokken worden bij de overheveling naar de DMO? Kunt u tevens verklaren waarom de ICT-uitgaven zijn verdubbeld in vergelijking met de begroting voor 2014?

De Kustwacht wordt voor een klein deel gefinancierd door Defensie. In 2007 zijn voor de Kustwacht middelen zoals de ICT, inclusief budget, vanuit andere departementen overgeheveld naar Defensie. De Kustwacht bewaakt deze budgetten en ziet toe op een rechtmatige en doelmatige besteding. Dat gaat in nauw overleg met de beheerder, het Commando Zeestrijdkrachten. Bij de aanbesteding van ICT wordt zeer nauw samengewerkt, via het Commando Zeestrijdkrachten, met de DMO. De Kustwacht volgt de voor Defensie geldende regels en procedures. Een ontvlechting van budget vanuit de Kustwachtbegroting naar DMO is op grond van interdepartementale afspraken niet toegestaan.

In de afgelopen jaren bleek het (taakstellende) ICT-budget voor de Kustwacht te krap voor alle noodzakelijke activiteiten, wat leidde tot aanpassingen in het uitvoeringsjaar. In de begroting is de reeks nu aangepast op basis van de realisatiegegevens van de voorgaande jaren. Deze aanpassing is gedaan binnen de kaders van de begroting van de Kustwacht en daarmee budgetneutraal.

90

Waarom is de Luchtmobiele Brigade een belangrijke initial entry capaciteit van de landstrijdkrachten, als de piloten van de Chinooks en de Apache slechts opgeleid zijn tot Deployable Combat Ready? Wat betekent dit voor geoefendheid, reactietijd, handelingsvermogen en voortzettingsvermogen? Waarom worden bemanningen van helikopters niet opgeleid tot in het hoogste geweldspectrum?

De Luchtmobiele Brigade is een snel inzetbare eenheid, die enerzijds kan optreden als voorste eenheid die het pad effent voor opvolgende eenheden en anderzijds als standalone eenheid opdrachten kan uitvoeren. Chinook en Apache-piloten worden initieel opgeleid tot het niveau Combat Ready. Vanwege de schaarse helikoptercapaciteit heeft Defensie besloten om tijdelijk te trainen tot op niveau Deployable Combat Ready. De gevolgen hiervan voor de reactietijd van de Luchtmobiele Brigade zijn afhankelijk van de missie, maar bij optreden in de hoogste conflictscenario’s is de voorbereidingstijd voor geïntegreerd optreden hierdoor maximaal zes maanden. Voor de basisgeoefendheid en het voortzettingsvermogen van de Luchtmobiele Brigade zijn er geen gevolgen.

91

Wat wordt bedoeld met air assault taken, waarvoor het derde bataljon van de Luchtmobiele Brigade voor wordt opgeleid?

Het derde bataljon luchtmobiel wordt beperkt opgeleid voor de uitvoering van Air Assault taken. Air assault taken betreffen de geïntegreerde inzet van gevechtshelikopters, transporthelikopters en de grondcomponent.

92

Het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) voert een herschikking uit van de bevoorradings- en transportcapaciteit. Wat betekent dit voor de taakuitvoering? Wat zijn de capaciteiten van dit nieuwe commando in vergelijking met de oude Bevoorradings- en Transport bataljons en de capaciteit bij de Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)?

Het nieuw op te richten commando is afgestemd op de ambitie van de krijgsmacht. Het aantal voertuigen en hiermee de bevoorradings- en transportcapaciteit zijn gelijk gebleven.

93

Waarom blijft u vasthouden aan de omvorming van een gemechaniseerde brigade tot een gemotoriseerde brigade, in het licht van de ontwikkeling van de internationale veiligheidssituatie? Vindt u het inleveren van gevechtskracht geruststellend richting Oost-Europese bondgenoten die zich bedreigd voelen door Rusland?

De omvorming is ingegeven door de maatregelen die moesten worden genomen ten tijde van de nota In het belang van Nederland. De omvorming van de brigade draagt bij aan het betaalbaar houden van de defensieorganisatie. De fundamentele onzekerheid in de internationale veiligheidssituatie leidt tot de noodzaak veelzijdig te kunnen opereren. Met het oog op die gewenste veelzijdigheid is de keuze gemaakt om het CLAS in te richten met vier unieke capaciteiten, te weten een gemechaniseerde brigade, een gemotoriseerde brigade, een luchtmobiele brigade en een KCT-eenheid. Met deze vier capaciteiten kan het CLAS in alle inzetscenario’s een bijdrage leveren.

94

Klopt het dat gemotoriseerde brigades in België en Frankrijk, waarmee u wilt samenwerken, in tegenstelling tot Nederland, wel beschikken over artillerie? Zo ja, kunt u dit verschil uitleggen?

In België heeft een gemotoriseerde brigade organiek niet de beschikking over artillerie. In Frankrijk beschikken de gemotoriseerde brigades wel over artillerie. Mij is niet bekend waarom dit verschil bestaat tussen de landen.

95

Hoe verklaart u de grote stijging van apparaatuitgaven (personele uitgaven) bij de landstrijdkrachten in 2014 en de daling die direct daarna weer inzet?

Zie het antwoord op vraag 88.

96

Uit hoeveel Cougars bestaat de luchtmacht na de extra investering in middelzware transporthelikopters en per wanneer? Waar vallen de extra investeringen in deze transportcapaciteit verder neer?

Zie het antwoord op vraag 28.

97

Heeft de Koninklijke Luchtmacht ook materieel dat niet in enige vorm is geproduceerd door of afgenomen van Lockheed Martin?

Ja, alleen de F-16 is afkomstig van Lockheed Martin.

98

Hoe verloopt het overleg met de eilandgemeenten en Leeuwarden over het afstoten van de Search and Rescue (SAR) taak? Op welke wijze zijn de lokale bestuurders betrokken in het proces en op welke wijze worden zij geïnformeerd?

Defensie is niet van plan de Search and Rescue (SAR)-taak af te stoten. In mijn beantwoording van kamervragen van 1 juli jl. (Aanhangsel Handelingen II 2013–2014, nr. 2393) heb ik u geïnformeerd dat, zo lang de NH-90 nog niet volledig is geïntroduceerd, de uitvoering van de SAR-taak door het beleidsverantwoordelijke Ministerie van Infrastructuur en Milieu tijdelijk wordt uitbesteed. De ingehuurde helikopters worden beschikbaar gesteld aan de Kustwacht, die operationeel verantwoordelijk is voor de SAR op de Noordzee en in de ruime binnenwateren. Omdat SAR ook een integraal onderdeel is van het takenpakket van de maritieme helikopters, is het mijn intentie om deze taken uiterlijk vanaf 2019 te laten uitvoeren door de NH-90.

In mijn brief van 4 juni jl. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 62) heb ik u mijn besluit meegedeeld dat de patiëntenvervoertaak van de Friese Waddeneilanden in de toekomst niet langer door Defensie zal worden uitgevoerd.

Er is sindsdien meermalen overleg geweest tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Veiligheidsregio Friesland, De Friesland Zorgverzekeraar en de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Friesland. De RAV Friesland is als overkoepelende organisatie vergunninghouder en verantwoordelijk voor alle ambulancezorg in de provincie Fryslân. De RAV Friesland is ook de (wettelijk) aangewezen partij voor het uitvoeren van ambulancezorg en zal, in nauwe samenwerking met De Friesland zorgverzekeraar, een voorziening creëren voor patiëntenvervoer per ambulancehelikopter ten behoeve van de Friese Waddeneilanden. Defensie ondersteunt de RAV hierin met technische adviezen op het gebied van helikopters. Of en hoe lokale bestuurders worden betrokken en geïnformeerd in dit proces, is aan de RAV.

99

Op welke wijze wordt het probleem opgelost dat de Cougar niet alles kan doen wat de NH-90 doet, zoals een belangrijk deel van de maritieme taken?

Zie het antwoord op vraag 27.

100

Hoe groot is de «capability gap» van de Nederlandse helikopters, gezien de feiten dat de levering van de NH-90 is opgeschort, dat de Cougar-helikopter niet voor maritieme taken kan worden ingezet en dat de Chinook duurder is dan gepland?

Zie het antwoord op vraag 27.

101

Hoe verklaart u de grote stijging van apparaatuitgaven?

Zie het antwoord op vraag 88.

102

Welke reden ligt er aan ten grondslag dat het bewaken en beveiligen van Koninklijke paleizen en de Nederlandse bank onderdeel is van het takenpakket van het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar)?

De reden is dat deze taken conform artikel 4 van de Politiewet deel uit maken van het takenpakket van de Koninklijke Marechaussee. De Koninklijke Marechaussee is verantwoordelijk voor het ongestoord kunnen functioneren van belangrijke objecten en personen die van vitaal belang zijn. Daarvoor heeft de Koninklijke Marechaussee speciale middelen en expertise in huis.

103

Kunt u aangeven welke bedragen van 2014 naar 2015 onder de eindejaarsmarge vallen?

Het beleidsartikel 6 Investeringen Krijgsmacht kent sinds 2013 een ongelimiteerde eindejaarsmarge. Er is dus geen maximaal grensbedrag bepaald. Dat geldt ook voor de verkoopopbrengsten van groot materieel en infrastructuur, die onderdeel vormen van het beleidsartikel 6. De eindejaarsmarge bij de overige artikelen bedraagt 1 procent van de uitgaven. Bij de eerste suppletoire begroting zijn de realisatiecijfers over 2014 bekend en worden de bedragen binnen de eindejaarsmarge verwerkt in de begroting van 2015.

104

Wat was de gerealiseerde investeringsquote sinds 2010?

In de begroting voor 2013 is voor het eerst een centraal investeringsartikel opgenomen met daarin een investeringsquote. De gerealiseerde percentages van de investeringsquote in de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn opgenomen in het Jaarverslag over 2013:

2011: 16,2%

2012: 15,2%

2013: 13,6%

De realisatie van de investeringsquote 2014 wordt opgenomen in het jaarverslag over 2014.

105

Is in het verleden de investeringsquote hoger of lager uitgevallen door onderbesteding van de gereserveerde budgetten voor investering? Zo ja, wanneer?

Sinds Defensie over de investeringsquote rapporteert is deze één maal hoger en één maal lager uitgevallen. Voor 2011 is geen raming in de ontwerpbegroting opgenomen en is alleen de realisatie beschikbaar (16,2 procent). Voor 2012 was de raming in de ontwerpbegroting 14,8 procent en kwam de realisatie 0,4 procent hoger uit op 15,2 procent. Voor 2013 was de raming in de ontwerpbegroting 15,5 procent en kwam de realisatie 1,9 procent lager uit op 13,6 procent. Overigens kan de realisatie van de investeringsquote fluctueren door meerdere oorzaken, zoals een aanpassing van het investeringsbudget, een aanpassing van het defensiebudget, gewijzigde verkoopopbrengsten en een hogere of lagere besteding van de investeringsbudgetten.

106

Kunt u, gezien het verschil tussen de grafiek van de investeringsquote in de Begroting voor Defensie uit de jaren 2013, 2014 en 2015, met een berekening toelichten hoe de geplande investeringspercentages, zoals weergegeven in de grafiek van de investeringsquote uit de Begroting 2015, tot stand zijn gekomen?

De investeringsquote is de verhouding tussen de uitgaven aan investeringen (budget in Beleidsartikel 6: Investeringen Krijgsmacht) en de totale begroting voor Defensie, minus de HGIS-uitgaven (dat betreft voor de defensiebegroting het BIV en de uitgaven voor defensieattachés). In de onderstaande tabel staat de berekening van de investeringsquote zoals opgenomen in de Ontwerpbegroting 2015. De berekening berust op de geraamde budgetten. Alleen voor 2013 zijn voor de berekening de gerealiseerde waarden van de Slotwet gebruikt.

Berekening IQ (in € mln)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Defensiebudget incl. HGIS-uitgaven

7.702

7.887

8.000

7.997

7.961

7.922

7.891

HGIS-uitgaven

206

267

312

267

266

266

266

Defensiebudget minus HGIS-uitgaven

7.496

7.620

7.688

7.730

7.695

7.656

7.625

Uitgaven aan investeringen (art. 6)

1.020

1.123

1.408

1.591

1.604

1.578

1.664

Investeringsquote Defensie

14%

15%

18%

21%

21%

21%

22%

107

Welke consequentie(s) zal het invoeren van LCC hebben voor de investeringsquote?

Met LCC wordt het beter mogelijk om bij investeringsbeslissingen de financiële gevolgen van investeringen, exploitatie en afstoting in onderlinge samenhang te beschouwen. Hierdoor kunnen andere keuzes worden gemaakt voor verwervings- en onderhoudsconcepten. Dit kan invloed hebben op de investeringsquote.

108

Kunt u aangeven hoe de Kamer de veroudering van de wapensystemen als gevolg van een te lage investeringsquote kan zien en kan beoordelen? Kunt u voorbeelden geven van wapensystemen die als militaire capaciteit teveel verouderen en systemen die vooral door oplopende onderhoud te duur worden?

109

Op welke wijze kan de LCC-benadering daarin helpen? Wat gaat de Kamer dan aan de cijfers zien? Kunt u voorbeelden geven?

In de planning van de verschillende investeringsplannen is rekening gehouden met het maximaal beschikbare investeringsbudget. Meer in het algemeen geldt dat het langer aanhouden van materieel kan leiden tot hogere exploitatiekosten. De mate waarin verschilt per wapensysteem. Vertraging bij de vervanging van wapensystemen tegen het einde van de levensduur kan in voorkomende gevallen leiden tot een stijgende exploitatielast. De exploitatie van de F-16 (project Langer Doorvliegen F-16) en de mijnenjagers van de Alkmaar-klasse zijn hiervan voorbeelden.

Het invoeren van LCC is een middel om bij investeringsbeslissingen de financiële gevolgen van investeringen, exploitatie en afstoting op een betere manier in onderlinge samenhang te beschouwen. Dit zou bij systemen met oplopende exploitatiekosten moeten leiden tot bewuste keuzes over vroegtijdige vervangingsinvesteringen, verhoging van exploitatiebudgetten, of vermindering van het gebruik.

110

Kunt u met de maatregelen om de DMO-organisatie te vullen de raming van de investeringsquote voor de komende jaren realiseren? Waarop baseert u uw inzichten bij het beantwoorden van deze vraag?

De maatregelen die DMO nu neemt om de organisatie gevuld te krijgen en de tijdelijke capaciteit die DMO heeft toegewezen gekregen, (zie antwoord op vraag 113) zijn geen garantie voor het realiseren van de investeringsquote. Het behalen hiervan is zeker niet alleen afhankelijk van een gevulde organisatie, maar ook van factoren zoals tijdige levering door leveranciers en een efficiënt en ongestoord verloop van het verwervingsproces.

111

Welke gevolgen heeft de voorgenomen verhuizing van DMO naar de Kromhoutkazerne voor de personele vulling en daarmee samenhangende capaciteitsproblemen, in het licht van de onvrede bij het personeel van DMO over deze verhuizing? Bent u bereid ervan af te zien?

Defensie heeft het voornemen de DMO te verhuizen van Den Haag naar de Kromhoutkazerne in Utrecht. De verhuizing kan leiden tot een lagere personele vulling en minder capaciteit doordat het zittend personeel niet mee wil verhuizen en een baan elders in de regio Den Haag zoekt. Overigens is dit effect bij de verhuizing van het CDC naar de Kromhout beperkt gebleven. De medezeggenschapcommissie laat momenteel een aanvullend onderzoek uitvoeren naar het voorgenomen besluit. Als de resultaten hiervan bekend zijn zal ik een definitief besluit nemen op basis van alle beschikbare informatie.

112

Hoe groot is het actuele capaciteitsprobleem in de DMO-organisatie?

Het actuele vullingspercentage van de DMO is 89 procent (exclusief het agentschap DMO/Operations). Er wordt met prioriteit gewerkt aan werving en selectie en de verwachting is dan ook dat het percentage eind van het jaar een lichte stijging zal vertonen. Specifiek voor burgerpersoneel ligt de nadruk op externe werving gezien de specifieke technische deskundigheid die benodigd is. De beperkte beschikbaarheid van technisch personeel, zowel intern Defensie als op de markt, is hierbij een beperkende factor.

113

Wat zijn de kosten van de snelle opvulling van de DMO-organisatie?

De snelle vulling van de DMO-organisatie is binnen Defensie budgetneutraal opgelost. Om het Defensie Investeringsplan in 2015 en 2016 te kunnen uitvoeren zijn aan de DMO halverwege dit jaar extra functies toegekend (voor respectievelijk € 5,9 miljoen en € 5,4 miljoen). Dit zijn voornamelijk tijdelijke functies en voor een beperkt deel inhuur om alle projecten te kunnen uitvoeren. Deze extra capaciteit wordt in eerste instantie uit het desbetreffende projectbudget gefinancierd. De resterende capaciteitsproblematiek wordt opgelost binnen het beschikbare formatiebudget. Voor 2017 en daarna wordt een structurele oplossing uitgewerkt, waarbij een flexibel personeelsbestand wordt voorzien dat in omvang meebeweegt met de uit te voeren projecten.

114

De investeringen in IV/ICT stijgen van 44,8 miljoen euro in 2014, 75,3 miljoen euro in 2015 tot 122 miljoen euro aan verplichte uitgaven in 2017. Kunt u aangeven waaraan dit wordt uitgegeven, aangezien deze stijging meer betreft dan de aangekondigde investering van 40 miljoen euro in een nieuwe IV/ICT infrastructuur? Kunt u zo uitgebreid mogelijk toelichten dat er in 2017 al zoveel uitgaven verplicht zijn?

De investeringen in de begrotingsstaat van DMO voor IV/ICT zijn een afgeleide van de projecten en investeringsbehoeften die de CDS in opdracht geeft of heeft gegeven. De gepresenteerde stijging betreft een totaalbeeld. De aangekondigde extra investering van € 40 miljoen is hierin verwerkt. Het verplichtingenbudget is meerjarig afgeleid van het beschikbare kasgeld. Voor de kortere termijn is hierin verplicht gesteld wat noodzakelijk is op basis van de lopende projecten. Voor de langere termijn is het verplichtingenbudget gelijkgesteld aan het kasbudget. Het gaat in deze tabel om een budget dat bepaalt voor welke omvang in een bepaald jaar verplichtingen kunnen worden aangegaan. Het is dus niet zo dat er voor 2017 al voor € 122 miljoen aan uitgaven verplicht is.

115

In hoeverre is de reservering van 40 miljoen euro voor een nieuwe IV/ICT infrastructuur gerelateerd aan de uitbesteding van IV/ICT door u? Betekent dit dat u eerst zelf een nieuwe infrastructuur bouwt voordat de uitbesteding plaatsvindt? Waarom lopen de bedragen door tot 2019? Moet er vanwege de sourcingsambitie niet rekening mee worden gehouden dat deze posten dan inmiddels zijn uitbesteed?

123

Kunt u toelichten hoe de investering van 40 miljoen euro zich verhoudt met het voornemen om de IV/ICT uit te besteden? Is het de bedoeling deze infrastructuur eerst zelf te bouwen, alvorens er wordt overgegaan tot de uitbesteding van de IV/ICT? Overweegt u om ook de bouw van de nieuwe infrastructuur mee te nemen in de voorgenomen uitbesteding van IV/ICT?

In mijn brief over de motie-Knops van 7 oktober jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 57) heb ik u gemeld dat uitbesteding van het transitieproces op dit moment niet de voorkeur verdient vanwege de grote risico’s die dit met zich meebrengt. In diezelfde brief heb ik u echter ook gemeld dat het mijn inzet is om de markt intensief te betrekken bij het ontwerpen en realiseren van de nieuwe infrastructuur. Hiervoor is een reservering van € 40 miljoen opgenomen.

116

Kunt u toelichten wat de uitsplitsing van de post voorzien in ICT naar Defensie Telematica Organisatie (DTO) en investeringen inhoudt? Waarom is deze uitsplitsing er?

De uitsplitsing geeft het financiële volume weer van de investeringsprojecten die bij het agentschap DTO in realisatie worden gegeven. De uitsplitsing geeft de vraag aan de DTO weer waardoor deze in staat is een meerjarige begroting (zie pagina 81) op te stellen. Deze post is onderdeel van de raming «omzetmoederdepartement».

117

Is de 40 miljoen euro voor een nieuwe IV/ICT infrastructuur structureel of een eenmalige reservering? Hoeveel geld is er voor onderhoud en dergelijk gereserveerd in het kader van LCC?

De investering van € 40 miljoen (gespreid over de periode 2015–2017) is eenmalig. Het onderhoud wordt voorzien vanuit de reguliere exploitatie.

118

Wanneer is de visie over de onderzeedienst gereed, in relatie tot de andere grote investeringen die op u afkomen?

Zie antwoord op vraag 44.

119

Klopt het dat de uitgaven voor de F-35 107,6 miljoen euro meer bedragen dan voorheen werd aangenomen (4628,2 miljoen euro in plaats van 4520,6 miljoen euro)?

Met de nota In het belang van Nederland is het projectbudget voor de investeringen vastgesteld op € 4,5 miljard en is het jaarlijkse exploitatiebudget vastgesteld op € 270 miljoen in prijspeil 2012. Beide budgetten zijn dit jaar volgens de afgesproken systematiek aangepast voor uitsluitend loon- en prijsbijstelling en bedragen thans respectievelijk € 4.628,2 miljoen en € 285,4 miljoen (prijspeil 2014). De actuele raming van de investeringskosten (inclusief risicoreservering) bedraagt € 4.617,6 miljoen. De actuele raming van de jaarlijkse exploitatiekosten (inclusief risicoreservering) bedraagt € 283,0 miljoen. Voor beide ramingen geldt dat deze binnen het budget passen.

120

Hoe ver staat het met het Schuifplan Ermelo?

De verhuizing van 45e Pantserinfanteriebataljon van Ermelo naar Havelte heeft in september plaatsgevonden. De nieuwe werkplaatsen in Havelte zijn in aanbouw en worden begin 2015 opgeleverd. Enkele vrijkomende gebouwen van het bataljon in Ermelo moeten nog worden opgeknapt en worden omstreeks 1 december 2014 gebruiksklaar voor de Koninklijke Militaire School (KMS) opgeleverd. De KMS verhuist eind 2014 naar Ermelo. Het schuifplan Ermelo verloopt daarmee volgens plan en de projecten zijn op tijd gereed om de geplande verhuizingen van het bataljon en de KMS mogelijk te maken. De Van Hornekazerne in Weert kan begin 2015 volgens planning worden overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf.

121

Wat is de reden dat het grootschalige nieuwbouw- en renovatieproject van de NATO Communications and Information Agency (NCIA)-hoofdvestiging in Den Haag wordt betaald door Nederland en niet door de NAVO?

Nederland is gastland (Host Nation) van de NCIA, hetgeen volgens de afspraken binnen de Navo bepaalde verplichtingen met zich meebrengt. Het kabinet heeft eind 2012 besloten de NCIA voor Nederland te willen behouden en daarom een verdere concentratie van deze organisatie in Den Haag mogelijk te maken. De Ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Defensie en de gemeente Den Haag hebben zich bereid verklaard de fondsen voor de huisvesting beschikbaar te stellen. Uiteindelijk is besloten dat de NCIA op twee locaties, in België en in Nederland, wordt geconcentreerd.

122

Hoeveel bedragen de kosten voor het grootschalige nieuwbouw- en renovatieproject van de NCIA-hoofdvestiging in Den Haag?

De totale investering bedraagt € 35 miljoen, waaraan Defensie ongeveer € 12,5 miljoen bijdraagt. Daarnaast betaalt Defensie € 5,2 miljoen honorarium aan het Rijksvastgoedbedrijf. Het project is vrijgesteld van btw. De overige kosten worden gedragen door de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en de gemeente Den Haag. Bovendien betaalt Defensie het huurbedrag van interim-huisvesting voor NCIA in het naastliggende TNO-gebouw voor de jaren 2013 t/m 2017 ten bedrage van € 2 miljoen.

123

Kunt u toelichten hoe de investering van 40 miljoen euro zich verhoudt met het voornemen om de IV/ICT uit te besteden? Is het de bedoeling deze infrastructuur eerst zelf te bouwen, alvorens er wordt overgegaan tot de uitbesteding van de IV/ICT? Overweegt u om ook de bouw van de nieuwe infrastructuur mee te nemen in de voorgenomen uitbesteding van IV/ICT?

Zie het antwoord op vraag 115.

124

Kunt u toelichten waaraan de 40 miljoen euro voor Voorzien in ICT in de jaren 2015–2017 wordt besteed?

Dit bedrag wordt besteed aan de realisatie van nieuwe ICT-infrastructuur en de migratie van de oude ICT-infrastructuur naar de nieuwe infrastructuur.

125

Kunt u toelichten uit welke middelen de 40 miljoen euro, bestemd voor Voorzien in ICT, in de jaren 2015–2017 wordt gefinancierd?

De financiering vindt plaats vanuit het investeringsbudget.

126

Wat is een aantal goede voorbeelden van gebruik van CODEMO-fonds?

Zie het antwoord op vraag 34.

127

Hoe stuurt u op de onderzoeksprogramma’s bij de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)? Hoe stelt u de bijzondere waarde, als het gaat om defensiespecifieke kennis, veilig bij deze instituten? Hoe is het eigenaarschap van deze kennisbasis geregeld?

Sturing vindt plaats binnen de beleidskaders van de Strategische Kennis en Innovatieagenda (SKIA, Kamerstuk 32 733, nr. 3) en de Herijking Kennisportfolio Defensie (HKD, Kamerstuk 27 830, nr. 71). Op basis van integrale prioriteitstelling wordt jaarlijks de onderzoeksprogrammering vastgelegd in het Defensie Kennis en Investeringsplan (DKIP). Op programmaniveau vindt vervolgens sturing plaats via overeenkomsten waarin resultaat, tijd en geld zijn vastgelegd. Defensie treedt op als begeleider van het onderzoek en is vertegenwoordigd in het programmamanagement. Met de instituten zijn afspraken gemaakt over de instandhouding van de opgebouwde defensiespecifieke kennisbasis. De instituten zijn eigenaar van de met defensiemiddelen opgebouwde kennis waarbij Defensie onbeperkt gebruiksrecht heeft op deze kennisbasis.

128

Hoe stemt u contractonderzoek technologieontwikkeling af in de betreffende gouden driehoeken? Hoe vindt departementale afstemming plaats met bijvoorbeeld de Minister van Economische Zaken? Hoe wordt het bedrijfsleven hierbij betrokken? Welke rol speelt het Topsectorenbeleid hierin?

Het bedrijfsleven en kennisinstituten dienen, individueel of gezamenlijk, projectvoorstellen in om technologieën te ontwikkelen voor innovatieve defensietoepassingen. In afstemming met de indienende partijen honoreert Defensie de meest veelbelovende projecten. De defensiebehoefte is hierbij leidend. Daar waar het de ontwikkeling van dual use technologieën betreft, wordt afgestemd met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In afstemming met EZ participeert Defensie in de topsectoren. Het gaat dan om gerelateerde technologieprojecten in de maritieme roadmap van de topsector Water en de security roadmap van de topsector High tech systemen en materialen.

129

In hoeverre is er bij de vier afgesloten CODEMO projecten zicht op royalties om het revolverende fonds aan te vullen? Welke afspraken zijn hierover gemaakt? Hoe beoordelen de deelnemende bedrijven zelf de deelname? Welke bedrijven zijn dit? In hoeverre is dit MKB?

Op dit moment zijn er geen voltooide CODEMO projecten die op korte termijn royalties zullen genereren. Afspraken over royalties worden specifiek per project gemaakt. Deze afspraken zijn commercieel vertrouwelijk. Met mijn brief van 2 april 2014 (Kamerstuk 31 125, nr. 24). heb ik u de resultaten van een door de NIDV onder haar leden gehouden enquête over de Defensie Industrie Strategie gemeld. CODEMO werd hierin beoordeeld met het cijfer 3,1 (goed) op een schaal van 1–4.

130

Waarom wilt u hoogwaardige middelen zoals de Cougar-transporthelikopters, 15 Leopard 2A6 gevechtstanks, 29 Pantserhouwitsers (PzH2000) en vier Alkmaarklasse mijnenbestrijdingsvaartuigen, nog steeds verkopen, terwijl de abrupte wijzigingen in de geopolitieke verhoudingen van het laatste half jaar laten zien dat wij deze middelen meer dan nodig hebben om ons beschadigd voortzettingsvermogen enigszins te herstellen? Waarom wilt u deze middelen afstoten met het gevaar deze capaciteiten straks weer tegen hoge kosten te moeten aanschaffen? Ziet u dit niet als weer een stap in de lange reeks van kapitaalvernietiging? Vindt u ook niet dat het weggooien van duur belastinggeld door een tekort aan visie nu eindelijk gestopt zou moeten worden?

131

Waarom verkoopt u 44 gloednieuwe CV90's, terwijl u nota bene extra middelen kreeg met het begrotingsakkoord in augustus 2014?

Genoemde maatregelen zijn het gevolg van besluiten naar aanleiding van eerdere bezuinigingen op de krijgsmacht. In de defensiebegroting-2015 is uiteengezet hoe het extra geld dat vanaf 2015 beschikbaar komt door Defensie wordt aangewend om de inzetbaarheid, het voortzettingsvermogen en de slagkracht, van de krijgsmacht te verbeteren. Met het beschikbaar komen van de extra middelen is bekeken wat op dit moment het meeste bijdraagt aan de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen.

132

Wat is de (geplande) opbrengst van de verkoop van mijnenbestrijdingsvaartuigen?

De gevraagde opbrengsten per type overtollig materieel zijn commercieel vertrouwelijk.

133

Wat zijn de gevolgen van de dalende personeelsuitgaven van DMO en onderbesteding van het investeringsbudget?

De dalende personeelsuitgaven zijn het gevolg van eerdere bezuinigingen ten gevolge van de beleidsbrief 2011. Een kleinere organisatie zorgt uiteraard voor minder capaciteit; het aantal projecten dat DMO gelijktijdig kan uitvoeren is daarmee dus ook minder geworden. Bij de totstandkoming van het Defensie Investeringsplan wordt rekening gehouden met een kleinere DMO-organisatie. De onderbesteding van het investeringsbudget betekent dat geplande (vervangings)investeringen later dan voorzien worden gerealiseerd.

134

Is het nog wel mogelijk met een dalend personeelsbudget voor DMO het investeringsbudget volledig en goed te benutten? Zo ja, zijn er hiermee momenteel dan geen problemen? Zo nee, wat wordt eraan gedaan om dit op te lossen?

Ja dit is mogelijk, echter door de kleiner wordende organisatie is de capaciteit verminderd. Voor 2015 en 2016 zijn extra tijdelijke functies aan DMO toegewezen (inclusief de daarvoor benodigde budgetten; zie ook antwoord op vraag 113). Voor 2017 e.v. wordt een structurele oplossing uitgewerkt, waarbij een flexibel personeelsbestand wordt voorzien dat meebeweegt met de uit te voeren projecten.

135

Kunt u toelichten waarom een deel van de ICT-uitgaven, 20 miljoen euro in 2015, terwijl niets in 2014, nu wel bij DMO zit in plaats van een volledige bijdrage aan DTO? Waar is dit op gebaseerd en wat is de reden van de verandering?

Binnen de ICT-dienstverlening maakt Defensie zowel gebruik van haar eigen leverancier (DTO) als ook externe leveranciers (waaronder ICT-agentschappen van andere departementen als onderdeel van de rijksbrede samenwerking). Tot 2014 verliepen al deze uitgaven via de DTO. In 2014 is, mede ter ondersteuning van het sourcingtraject, een aanvang gemaakt met het ontvlechten van alle uitgaven waarbij voor het agentschap DTO de baten en lasten gelijk zijn en het agentschap geen beheeractiviteiten toevoegt. De € 20,7 miljoen geeft het financiële volume hiervan weer. De regel «waarvan ICT; bijdrage aan SSO DTO» (pagina 67) en de post «Opdracht Voorzien in ICT – waarvan bijdragen SSO (DTO)» onder investeringen (pagina 54) vormen gezamenlijk de post «omzet moederdepartement» (pagina 81).

136

Hoeveel defensiemedewerkers bevinden zich in een herplaatsingstraject? Kunt u dit uitsplitsen per fase (zwevend, intern, intern/extern/extern)? Hoeveel is er begroot voor Sociaal beleidskader (SBK)-gelden in 2015? Hoeveel wijkt dit af van hetgeen in de begroting voor 2014 was voorzien voor 2015? Waarop is deze afwijking gebaseerd?

Per 1 juli 2014 maakten 2071 medewerkers gebruik van het SBK. De totale onderverdeling is als volgt:

Bezetting (#)

Totaal

ZWEVEND

827

SBK-2004 INTERN

21

SBK-2004 EXTERN

263

SBK-2012 HP-1

92

SBK-2012 HP-2

50

SBK-2012 HP-3

818

TOTAAL

2.071

Voor 2015 is er € 190 miljoen begroot voor het SBK. De afwijking van € -10 miljoen met de begroting van 2014 is enerzijds veroorzaakt doordat de effecten van het begrotingsakkoord in de begroting 2015 zijn verwerkt. Anderzijds zijn de werkelijke effecten van een groot deel van de reorganisaties uit de beleidsbrief 2011 pas in de tweede helft van 2013 meer inzichtelijk geworden. In de Ontwerpbegroting 2014 waren de geschatte reorganisatie-effecten van de nota In het belang van Nederland verwerkt, maar de effecten van het begrotingsakkoord nog niet.

137

Kunt u een nadere toelichtingen geven hoe het mogelijk is dat er in 2015 1459,67 miljoen euro wordt uitgegeven voor pensioenen, wachtgelden en uitkeringen?

Wat betreft pensioenen gaat het om uitgaven voor ouderdomspensioenen en financieringslasten in het kader van de overgang van militaire ouderdomspensioenen naar kapitaaldekking vanaf 2001 (ongeveer € 535 miljoen) en bijzondere militaire pensioenen (ongeveer € 110 miljoen) die samenhangen met het feit dat militairen, die arbeidsongeschikt worden als gevolg van de dienst, door de bijzondere aard van het militaire beroep aanspraak maken op een hoger invaliditeitspensioen dan het normale ABP-pensioen.

Ten aanzien van wachtgelden en uitkeringen gaat het om uitgaven in het kader van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (ongeveer € 600 miljoen) en overige uitkeringen (ongeveer € 25 miljoen). Daarnaast worden hier de uitgaven in het kader van het Sociaal Beleids Kader opgenomen die betrekking hebben op personeel dat in reorganisaties overtollig is geworden (ongeveer € 190 miljoen).

138

Hoeveel zou het kosten om het pensioengat voor het personeel op te lossen?

Ik ga er vanuit dat wordt gedoeld op het AOW-gat. Gezien de complexiteit van het onderwerp en gezien mijn voornemen in overleg te treden met betrokken partijen over arbeidsvoorwaarden, kan ik hier op dit moment geen uitspraken over doen.

139

Hoeveel zou het kosten om de negatieve consequenties van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) volledig te compenseren?

Vorig jaar zijn de effecten van de WUL voor militair personeel binnen de door het kabinet vastgestelde bandbreedte gebracht die ook voor andere groepen in de samenleving geldt. Met de nota In het belang van Nederland is daarvoor een bedrag van € 50 miljoen structureel vrijgemaakt.

140

Hoe verhoudt de gemiddelde jaarsterkte in 2015 zich t.o.v. de huidige vulling? Kunt u dit per rang/schaal uitsplitsen? Hoeveel medewerkers in deze rang/schaal bevinden zich in het herplaatsingstraject? Waarom worden deze medewerkers niet omgeschoold van werk naar werk?

In onderstaande tabel is per rang of schaal de huidige personele vulling, het aantal herplaatsers en de gemiddelde jaarsterkte (GJS) weergegeven. Het doel is om herplaatsers zoveel mogelijk intern te herplaatsen. Daarbij wordt ook een overgang van een aanstelling als militair naar burger in beschouwing genomen. Personeel dat intern niet herplaatsbaar is, wordt door de Begeleidings en Bemiddelings Organisatie (BBO) begeleid naar de civiele arbeidsmarkt. Daarbij kan ook in aanvullende scholing worden voorzien.

Burgerpersoneel

Personeel

1 juli 2014

Personeel in

herplaatsingstraject

Personeel

GJS 2015

Schaal 16 t/m 18

24

1

24

Schaal 15

33

1

37

Schaal 14

82

9

91

Schaal 13

293

27

290

Schaal 12

744

48

722

Schaal 11

971

81

1.015

Schaal 10

1.123

81

1.197

Schaal 9

795

65

838

Schaal 8

801

92

814

Schaal 7

1.215

99

1.217

Schaal 6

1.214

105

1.208

Schaal 5

1.864

114

1.923

Schaal 1 t/m 4

2.440

137

2.613

TOTAAL burgerpersoneel

11.600

860

11.986

Militair personeel

Personeel

1 juli 2014

Personeel in

herplaatsingstraject

Personeel

GJS 2015

GEN

67

0

66

KOL

334

9

343

LKOL

1.304

27

1.380

MAJ

2.208

28

2.216

KAP

2.674

51

2.770

LNT

1.947

37

2.021

AOO

2.864

61

2.965

SM

4.366

120

4.546

SGT (1)

10.826

360

9.137

SLD / KPL

11.159

518

12.498

TOTAAL militairen op functie

37.749

1.211

37.942

Initiële opleidingen (NBOF)

3.325

0

3.604

TOTAAL militairen (inclusief NBOF)

41.074

1.211

41.546

TOTAAL personeel Defensie

52.674

2.071

53.532

141

Halverwege 2014 was er sprake van een vullingspercentage van 90,9% defensiebreed; hoe verhoudt zich dat tot een vullingspercentage van 99,6% in 2015 defensiebreed? Kunt u (cijfermatig) toelichten/onderbouwen hoe u denkt dit percentage in 2015 te gaan halen?

Het percentage van 99,6 (gemiddelde jaarsterkte 2015 gedeeld door de formatie 2015) uit de begroting is een planpercentage, dat ervoor zorgt dat er voldoende middelen aanwezig zijn om het personeel te betalen dat voor de uitvoering van de taken van Defensie benodigd is. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van regulier personeel, maar indien noodzakelijk kan binnen het budget ook worden overgegaan tot bijvoorbeeld de inzet van reservisten en van inhuur. De vulling blijft echter ook in 2015 een punt van aandacht. Een aantal maatregelen om het vullingspercentage te verhogen wordt genomen in het kader van het Actieplan werving en behoud (Kamerstuk 33 763, nr. 29). Daarnaast worden de mogelijkheden tot een meer flexibele vulling en verbetering van de loopbaanmogelijkheden voor burgerpersoneel verder uitgewerkt.

142

Kunt u toelichten waarom sinds de reorganisatie vooral banen zijn verdwenen bij het militair personeel (9.793 banen) en veel minder bij het burgerpersoneel (1.847 banen)?

Er werken ruim drie keer zoveel militairen als burgers bij Defensie. Daarbij is het sinds 2011 vanwege bezuinigingen onvermijdelijk gebleken te snijden in operationele capaciteiten van de krijgsmacht, waarbij naar verhouding meer militaire functies dan burgerfuncties zijn geschrapt.

143

De taakstelling van 48 miljoen euro is ingevuld, maar er is niets terug te vinden over het voornemen om deze taakstelling via sourcing in te boeken. Is deze ambitie, wellicht deels, losgelaten? Kunt u dit nader toelichten?

144

Waarom belegt u de taakstelling van 48 miljoen euro onder meer bij de DMO, gezien de personele vulling en de daarmee samenhangende capaciteitsproblemen?

145

Op welke wijze wordt invulling gegeven aan de taakstelling bij het CDC? Deelt u de vrees dat deze taakstelling ten koste zal gaan van de personeelsdiensten, zoals de geestelijke verzorging, alsmede de diensten voor personele ondersteuning, onder meer verantwoordelijk voor de uitvoering van werving en selectie, de begeleiding en bemiddeling en veteranenzorg?

In mijn brief «Voortgangsrapportage maatregelen beleidsbrief 2011 en nota In het belang van Nederland» van 14 oktober jl. (kenmerk BS2014026540) heb ik u geïnformeerd over invulling van de taakstelling van € 48 miljoen. De ambitie om deze taakstelling deels via sourcing in te vullen, is niet losgelaten. Defensie beziet of de reeds eerder gestarte sourcing-trajecten kunnen bijdragen aan deze taakstelling. De taakstelling heeft betrekking op de bedrijfsvoering en dient, in lijn met het regeerakkoord, gevonden te worden in de apparaatskosten. Op grond hiervan is deze taakstelling belegd bij de ondersteunende defensieonderdelen. De taakstelling zal niet ten koste gaan van de zorg voor defensiepersoneel en veteranen.

146

Hoe verhoudt de departementale taakstelling van 8,8 miljoen euro structureel bij de DTO zich tot de € 40 miljoen die wordt uitgetrokken voor voorzien in IV/ICT?

Deze departementale taakstelling heeft geen relatie met de investering in nieuwe IV/ICT-infrastructuur. De taakstelling betreft een verbetering van de planning en het capaciteitsmanagement van het agentschap DTO, waardoor kosten gereduceerd kunnen worden. Dat staat los van de verbetering van de technische staat van de IV/ICT-infrastructuur binnen Defensie. Voor dit plan is een bedrag van r € 40 miljoen gereserveerd in «Voorzien in ICT» voor de jaren 2015 tot en met 2017.

147

Kunt u precies uitleggen wat DTO omvat en wat de relatie is met ICT-investeringen, DMO en het Joint IV Commando (JIVC)?

Onder de DMO ressorteren twee afdelingen die zich met ICT bezighouden. Dat zijn het JIVC en het agentschap DTO. Het JIVC is verantwoordelijk voor regie over de totale IV/ICT-dienstverlening en het leveren van ICT-ondersteuning voor het operationele domein. Het agentschap DTO is de leverancier van de centrale infrastructuur en de IV/ICT-dienstverlening die hiervan gebruikmaakt.

Het agentschap DTO omvat de organisatorische eenheid Operations. D-DMO is de gemandateerd eigenaar zoals beschreven in de regeling Agentschappen 2013 van het Ministerie van Financiën. Vanuit deze regeling zijn er nog twee rollen opgelegd: de opdrachtgever en de opdrachtnemer. De opdrachtgever voor Defensie is de CDS. CDS heeft een deel van het opdrachtgeverschap gemandateerd aan de directeur van het JIVC. De opdrachtnemer is de commandant Operations.

Alle ICT-investeringen worden uitgevoerd en gerealiseerd door de DMO en worden dus als één reeks verantwoord binnen het investeringsbudget. Investeringen die hierbinnen worden gerealiseerd door de DTO worden afzonderlijk inzichtelijk gemaakt. Zie tevens het antwoord op vraag 116.

De investeringen van DTO worden bekostigd door DTO zelf en verdisconteerd in de kosten die DTO factureert. Alleen directe materiële kosten vallen onder de noemer investeringen. Alle overige nieuw te ontwikkelen services worden bekostigd uit het exploitatiebudget.

148

De omzet bij het moederdepartement van DTO daalt van 224,5 miljoen euro naar ruim 200 miljoen euro vanaf 2017, hoe is dat te rijmen met hogere ICT/IV ambities?

De omzetramingen van DTO berusten op de huidige prognose van activiteiten (vermindering werkplekken, etc.) en de afbouw van legacy systemen als gevolg van de invoering van ERP. Indien de IV/ICT-maatregelen die ik heb aangekondigd in mijn brief van 16 september jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 41) aanleiding geven tot aanpassing van de omzetraming worden deze verwerkt in de ontwerpbegroting 2016.

149

Hoe valt grotere externe inhuur ten behoeve van het apparaat van DTO te verklaren, aangezien deze groter is dan de 5,7 miljoen euro uit het plan van aanpak IV/ICT? Is sprake geweest van een braindrain van gespecialiseerd IV/ICT personeel? Kunt u tevens verklaren waarom de externe inhuur ter behoeve van IV-projecten daalt?

De externe inhuur ten behoeve van het apparaat neemt toe doordat Operations een verandering moet doorvoeren in de manier van dienstverlening. Deze verandering behelst de aanpassing van zowel de ingezette technologie, de productieprocessen als de inzet van mensen. Dit is een verandering die meerdere jaren in beslag neemt en waarvoor extra capaciteit en vaardigheden nodig zijn die later niet «standaard» in het productieproces ingezet worden.

Operations heeft geen bovenmatige uitstroom van personeel, maar de instroom is al geruime tijd laag. Hierdoor ontbreekt het aan aanwas op nieuwe kennisgebieden.

De inzet van externe inhuur op IV-projecten daalt omdat Operations de levering van inhuurmedewerkers afstemt op IV-projecten en doordat de hoeveelheid IV-projecten beperkt wordt aan de capaciteit van Operations.

150

De investeringen van DTO staan geraamd op 25 miljoen euro. Wat voor investeringen zijn dit en wat is de relatie met de reservering van 40 miljoen euro voor nieuwe IV/ICT infrastructuur?

Deze investeringen zijn gerelateerd aan de projectopdrachten aan DTO en de levenscyclus van huidige producten en diensten. Er is geen relatie met investeringen die voortkomen uit de plannen voor een nieuwe IV/ICT- infrastructuur.

151

Kunt u toelichten wat housing inhoudt? Wat is tevens het verschil tussen communicatie en connectivity?

De termen zoals ze in de doelmatigheidsparagraaf staan wijken iets af van de terminologie zoals deze in de IT-wereld gebruikt worden. In deze context worden de volgende kostensoorten gekoppeld aan deze termen:

  • Housing: verhuur computervloer aan tweeden.

  • Communicatie: vaste telefonie, blackberry, mobiele telefonie en video teleconferencing.

  • Connectivity: Huurlijnen / MCTN / C2000, internet op de legering, internet toegang, business internet, IP VPN (Internet Protocol Virtual Private Network), E-Welfare.

152

Kunt u toelichten waarom het aantal (Full Time Eenheden) FTE werkzaam voor DTO afneemt van 1.870 in 2014 en 1.530 in 2015 naar 1.202 in 2017? Kunt u tevens toelichten waarom het aantal FTE afneemt, maar de externe inhuur toeneemt? Wat zegt dit over het behoud van kennis en kwaliteit van het personeel bij DTO?

DTO is een agentschap wat betekent dat de bedrijfsvoering van DTO moet meebewegen met de omzetontwikkeling. De omzet van DTO neemt af door dalende IV/ICT-budgetten als gevolg van een krimpende defensieorganisatie. Hierdoor moeten de kosten van DTO dalen. Deze kosten kunnen alleen dalen door de inzet van minder materieel en minder personeel. Alleen door fundamentele wijzigingen in de manier van produceren, de in te zetten technologie, de productieprocessen en de inzet van mensen kan DTO de gevraagde kostendaling realiseren. Voor een verklaring van de inhuurcijfers verwijs ik naar het antwoord op vraag 149.

153

Kunt u toelichten wat u bedoelt met de betrouwbaarheid van de informatievoorziening die vanaf 2014 structureel op 97% staat? Waarom is deze gedaald ten opzichte van 99% in 2013? Heeft dit te maken met de «uptime» van de IV/ICT-infrastructuur? Zo ja, kunt u toelichten hoe lang de IV/ICT-infrastructuur per jaar down mogen zijn met een percentage van 97%? Wat is de standaard die wordt gehanteerd in de industrie?

Met de betrouwbaarheid van de informatievoorziening op 97 procent wordt bedoeld dat op werkdagen in de Nederlandse tijdzone de dienstverlening ongeveer 6 uur per maand op werkdagen niet beschikbaar mag zijn. In de industrie wordt voor bedrijfskritische dienstverlening gewerkt met een percentage hoger dan 99.

In de aanloop naar de begroting (voorjaar 2014) is de betrouwbaarheid gedefinieerd op 97 procent. Na het optreden van problemen in de IV/ICT is, op grond van diverse externe en interne onderzoeken, gebleken dat dit percentage opnieuw moet worden bezien.

154

Gaat u of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de kosten voor de Dienst Vastgoed Defensie betalen, wanneer deze wordt gefuseerd met het Rijksvastgoedbedrijf?

Er is geen sprake meer van kosten voor de Dienst Vastgoed Defensie (DVD). De DVD gaat grotendeels op in het agentschap Rijksvastgoedbedrijf met een baten-lastenadministratie, die kostprijzen in rekening brengt, waarin ook de apparaatskosten zijn verrekend. Dit agentschap zal de diensten tegen betaling leveren aan de afnemers, waaronder Defensie.

155

Zijn de opbrengsten van verkoop van (overtollig) vastgoed voor u of voor de Minister van BZK, wanneer de Dienst Vastgoed Defensie fuseert met het Rijksvastgoedbedrijf?

De opbrengsten uit de verkoop van (overtollig) defensie-vastgoed zijn grotendeels voor Defensie. Een beperkt deel is bestemd voor het Rijksvastgoedbedrijf.

156

In hoeverre is het incidenteel beschikbaar stellen van extra middelen voor reserve-onderdelen een oplossing? In hoeverre komt dit bovenop structurele oplossingen?

Zie het antwoord op vraag 24.

157

Waarom is er niet voor gekozen om een deel van de toegewezen 50 miljoen euro (structureel 100 miljoen euro met ingang van 2017) te bestemmen voor de noodzakelijke verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het defensiepersoneel?

De kabinetsbijdrage voor arbeidsvoorwaarden wordt via het referentiemodel van het Ministerie van Financiën bepaald en ter beschikking gesteld aan Defensie. Binnen die kaders en het door het kabinet vastgestelde mandaat onderhandelt Defensie over de arbeidsvoorwaarden van haar personeel met de centrales van overheidspersoneel. Die onderhandelingen gaan op korte termijn van start. Het is niet zinvol om vooruit te lopen op de uitkomsten daarvan. De extra middelen voor Defensie vanaf 2015 zijn bedoeld voor het verbeteren van de slagkracht en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Een deel van de extra middelen wordt overigens wel gebruikt voor het oplossen van een aantal dissatisfiers van het personeel, onder meer op het gebied van infrastructuur en IV/ICT-ondersteuning.

158

Waarom is er niet voor gekozen de extra financiële middelen te gebruiken voor de volledige compensatie van de negatieve koopkrachteffecten als gevolg van de invoering van de WUL?

Vorig jaar zijn de effecten van de WUL voor militair personeel binnen de door het kabinet vastgestelde bandbreedte gebracht die ook voor andere groepen in de samenleving geldt. De extra middelen voor Defensie vanaf 2015 zijn bedoeld voor het verbeteren van de slagkracht en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht.

159

U stelt dat «een beperkt deel van het extra budget wordt vrijgemaakt om enkele knelpunten weg te nemen die het personeel ervaart in de bedrijfsvoering.» Hoeveel en welke knelpunten worden niet weggenomen?

Zie het antwoord op vraag 36.

160

Kunt u toelichten waarom pas vanaf 2017 substantieel wordt geïnvesteerd in inzetvoorraden?

De substantiële toename van de maatregel «Inzetvoorraden» vanaf 2017 heeft te maken met het feit dat het voorzien in materieel voor militaire doeleinden, met name waar het munitie betreft, veelal een bepaalde aanlooptijd nodig heeft. Daar waar mogelijk investeert Defensie ook in 2015 en 2016 al in inzetvoorraden, zoals in de verdiepingsparagraaf van de Ontwerpbegroting vermeld.

161

Welke inzetvoorraden worden de komende jaren aangevuld?

Het betreft hier met name kapitaalintensieve munitievoorraden voor zee-, land- en luchtwapensystemen. De Kamer wordt hierover via de reguliere DMP-procedure op de hoogte gebracht.

162

Kunt u toelichten waaraan het geld voor helikopters per jaar, in de jaren 2015–2024, precies wordt besteed?

In de jaren 2015 tot 2022 ligt de nadruk bij het opnieuw in dienst nemen en hebben van extra Cougar-helikopters vanwege het achterblijven van de NH-90 capaciteit. In de jaren 2022 en verder ligt de nadruk bij investeren in aanvullende Chinook-capaciteit. De investering voor de multidisciplinaire helikoptersimulator staat nu voor de periode 2019 en 2020.

163

Kunt u de materiële bijstelling, met daarbij VOSS/ Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) en Boxer, toelichten en uitsplitsen?

Het betreft hier een ophoging van het exploitatiebudget van het CLAS voor de exploitatie van de genoemde systemen. De nieuwe exploitatiebudgetten zijn als volgt:

 

2015

2016

2017

2018

2019

Boxer

9.500

12.000

14.500

15.100

15.100

C-IED

1.400

1.900

2.700

2.700

1.800

VOSS

3.300

5.400

9.900

9.900

9.900

Totaal

14.200

19.300

27.100

27.700

26.800

164

Klopt het dat geld dat was bestemd voor investeringen in materieel in de jaren 2015–2017, respectievelijk 11 miljoen euro, 10,4 miljoen euro en 3 miljoen euro, nu bestemd is voor ICT?

Ja, in het investeringsartikel zijn financiële middelen vrijgemaakt en opgenomen in de uitgaven voor voorzien in ICT. Deze middelen zijn bedoeld om de verouderde ICT-infrastructuur te vernieuwen.

165

Wat wordt er bedoeld met «Versterken I&V capaciteit (basis op orde)»? Kunt u toelichten of dit de voorgenomen bouw betreft van de nieuwe IV/ICT infrastructuur of zijn dit de korte termijn maatregelen om de continuïteit van de IV/ICT te garanderen? Zo nee, wat betreft het dan?

Nee, dit betreft een intensivering van de capaciteit van de MIVD. Om tegenmoet te kunnen komen aan de toenemende vraag naar inlichtingen en veiligheidsinformatie over risicogebieden en (potentiële) inzetgebieden is het essentieel dat Defensie zelf inlichtingen kan vergaren en verwerken. Hiervoor wordt de MIVD versterkt met daarvoor relevante personele capaciteit en wordt daarnaast onder ander geïnvesteerd in specialistische IV/ICT voor de MIVD.

166

Bij 2016 is er een post opgenomen van 39 miljoen euro onder de titel «nader te verdelen»? Kunt u dit toelichten? Is dit geld nog niet geoormerkt?

Zie het antwoord op vraag 43.

167

Hoe functioneert het Bureau reservisten in de een organisatie van voltijds professionals? Is er voldoende draagvlak in de organisatie om dit bureau en de inzet van reservisten verder uit te bouwen?

BReS (Bureau Reservisten en Samenleving) bestaat niet alleen uit reservisten, maar uit beroeps-, burger- en reservisten-collega’s afkomstig uit de verschillende defensieonderdelen. Intensieve samenwerking binnen BReS van medewerkers met een verschillende achtergrond leidt tot de pluriformiteit in relevante kennis en ervaring, die nodig is voor een gedragen doorontwikkeling van het reservistenbeleid. De leiding van BReS is bewust in handen gegeven van een reservist. Daarnaast zijn binnen de operationele commando’s boegbeelden – in veel gevallen een reservist – aangesteld als trekker van de verandering binnen het desbetreffende krijgsmachtdeel. Door de organisatie van proefprojecten, aangedragen door de defensieonderdelen zelf, wordt voldoende draagvlak gecreëerd voor de ontwikkeling en implementatie van dit beleid.

168

Kunt u met concrete voorbeelden meer inzicht geven in het handmatige, tijdrovende en complexe proces van de totstandkoming van de financiële gegevens?

De begroting van Defensie is ingedeeld naar defensieonderdelen en niet naar wapensystemen. Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot wapensystemen (investeringen, exploitatie en afstoting) worden bij verschillende defensieonderdelen gedaan. Zij zijn meestal niet rechtstreeks uit de administratie te halen en moet daarom handmatig uit de administratie worden afgeleid. Zo moet van alle verrichte betalingen (waarvan per jaar meer dan 50.000 betalingen die verband houden met wapensystemen) handmatig worden bekeken bij welk wapensysteem deze horen. Daarnaast zijn er uitgaven die niet rechtstreeks aan één wapensysteem kunnen worden gekoppeld, bijvoorbeeld uitgaven voor generieke verbruiksartikelen zoals smeerolie of bevestigingsmaterialen. Deze uitgaven worden met toerekeningsregels verdeeld over de desbetreffende wapensystemen.

Bovendien is niet altijd het personeelsbestand makkelijk toe te rekenen aan een wapensysteem. Bij een fregat kan de bemanning bijvoorbeeld wel relatief eenvoudig aan het wapensysteem gekoppeld worden. Als het wapensysteem geen organieke eenheid is, moet eveneens handmatig worden bepaald welk deel van het personeelsbestand daaraan moet worden toegerekend. Dit laatste geldt onder meer voor alle voertuigen van landgebonden eenheden van CLAS en CZSK.

169

Deelt de Algemene Rekenkamer (AR) de conclusie dat de ambitiedelta is opgelost? Is deze conclusie met de AR voorafgaand aan het opstellen van de begroting gedeeld met de AR?

170

Wat is het oordeel van de AR over uw oplossing voor de ambitiedelta? Hoe verhoudt uw oplossing zich tot de trend van stijgende exploitatielasten, alsmede de ontwikkeling in de veiligheidssituatie, waardoor het beroep op de krijgsmacht groter wordt?

De ambitiedelta is opgelost. Deze conclusie is voorafgaand aan de begroting met de Algemene Rekenkamer gedeeld. De Algemene Rekenkamer constateert eveneens dat er geen sprake meer is van een ambitiedelta zoals vorig jaar. Bij het actualiseren van de wapensysteemsjablonen zijn de ramingen bottom-up opgebouwd, rekening houdend met de verwachte exploitatielasten en gebaseerd op de verlaagde inzetbaarheidsdoelstellingen van de nota In het belang van Nederland. Het totaal aan ramingen sluit nu aan op de beschikbare budgetten. Het is derhalve niet mogelijk aan te geven met welke maatregelen de ambitiedelta is opgelost. Deze ambitiedelta heeft geen relatie met de inzet van de krijgsmacht.

171

Betekent het feit, dat in de jaren 2014–2022 (met uitzondering van 2020) sprake is van spanning, dat er feitelijk te weinig geld is voor de geplande investeringen?

172

Op welke wijze verhoudt de spanning in de jaren 2014–2022 (met uitzondering van 2020) zich tot de investeringsquote?

173

Op welke wijze wordt de spanning in de jaren 2014–2022 (met uitzondering van 2020) opgelost?

Spanning houdt in dat er meer plannen zijn dan er budget is. Dit heeft tot doel het volledige budget te kunnen gebruiken, in de verwachting dat een deel van de betalingen later zal gebeuren dan gepland, bijvoorbeeld door vertragingen bij levering. In de latere jaren is er daarentegen meer budget dan plannen.

De investeringsquote wordt berekend over het uitgavenbudget, niet over de plannen en de daaraan gerelateerde spanning. Ieder jaar worden de investeringsplannen geactualiseerd, onder meer op grond van de realisatie, en binnen de toegestane spanningskaders gebracht.

174

Vielen de uitgaven binnen het BIV ten behoeve van training en capaciteitsopbouw voorheen (tot en met de begroting 2013) onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), of onder de reguliere defensiebegroting?

175

Vielen de uitgaven binnen het BIV ten behoeve van civiel-militaire capaciteiten voorheen (tot en met de begroting 2013) onder de HGIS of onder de reguliere defensiebegroting?

176

Vielen de uitgaven binnen het BIV ten behoeve van luchttransport voorheen (tot en met de begroting 2013) onder de HGIS, of onder de reguliere defensiebegroting?

177

Vielen de uitgaven binnen het BIV ten behoeve van de KMar-pool voorheen (tot en met de begroting 2013) onder de HGIS, of onder de reguliere defensiebegroting?

178

Vielen de uitgaven binnen het BIV ten behoeve van nazorg voorheen (tot en met de begroting 2013) onder de HGIS, of onder de reguliere defensiebegroting?

De uitgaven ten behoeve van training en capaciteitsopbouw, civiel-militaire capaciteiten, luchttransport, de KMar-pool en nazorg werden voorheen gefinancierd uit de reguliere Defensiebegroting. Voor de vorming van het BIV is er in 2013 vanuit de totale Defensiebegroting € 250 miljoen overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS). Het betrof hier € 190,5 miljoen ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties (Cartikel 1 Inzet) en € 59,5 miljoen ten behoeve van onder meer training en capaciteitsopbouw, civiel-militaire capaciteiten, luchttransport, de KMar-pool en nazorg uit de overige artikelen van de defensiebegroting.

Het budget ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties viel al voor 2013 onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Het restant is met ingang van 2014 onderdeel van de HGIS.

179

Klopt het dat er meerjarig een bedrag van ongeveer 130 miljoen euro per jaar begroot staat binnen het BIV voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties? Acht u dit bedrag toereikend, gezien uw inzetbaarheidsdoelstelling, de ervaringen van de afgelopen jaren en de verwachtingen voor de toekomst in de wereld die onveiliger en instabieler wordt? Is het kabinet bereid de mogelijkheden te onderzoeken om dit budget te verhogen?

Het Budget voor Internationale Veiligheid (BIV) wordt met ingang van 2015 structureel overgeheveld van de begroting voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) naar de begroting van Defensie. Het budget bedraagt € 293 miljoen in 2015 en € 250 miljoen structureel vanaf 2016. Dit is exclusief het budget voor de missie in Irak. Jaarlijks wordt besloten over de inzet van het BIV-budget.

Het BIV-budget is bestemd voor crisisbeheersingsoperaties, maar wordt ook besteed aan bescherming van burgers in fragiele staten, opleiding en training, hervorming van de veiligheidssector, rechtsstaatontwikkeling, capaciteitsopbouw, oefeningen en luchttransport. Jaarlijks wordt bij Voorjaarsnota de inzet voor de hervorming van de veiligheidssector, de bescherming van burgers in fragiele staten, rechtsstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw (€ 60 miljoen) overgeheveld naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken en BH&OS. Tevens worden op dat moment de middelen vanuit artikel 1 Inzet beschikbaar gesteld voor de VPD’s en aan de operationele commando’s voor de geplande activiteiten in het kader van het BIV (€ 59,5 miljoen in 2015). Het resterende bedrag van ongeveer € 130 miljoen is jaarlijks beschikbaar voor crisisbeheersingsoperaties.

In de afgelopen jaren liepen de uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties uiteen van de € 318 miljoen in 2010 tot € 177 miljoen in 2013. De uitgaven aan crisisbeheersingsoperatie in 2014 zijn geraamd op ongeveer € 245 miljoen. Indien het beschikbare budget voor crisisbeheersingsoperaties in enig jaar ontoereikend blijkt, dan zal het kabinet besluiten over de financiering.

180

Kunt u de uitgaven aan «cyber» vanuit de MIVD en JCC vanaf 2014 tot 2018 uitsplitsen? Wanneer wordt de actualisatie van de cyberstrategie naar de Kamer gestuurd?

Zoals is vermeld in de begroting van 2015, zal in de periode van 2015 tot en met 2025 meer worden geïnvesteerd in de cybercapaciteiten van Defensie. In 2014 heeft Defensie € 9,1 miljoen gereserveerd voor de ontwikkeling van cybercapaciteiten bij het Defensie Cyber Commando, DMO (JIVC en DMO/Operations) en de MIVD. In 2015 is dit € 20,8 miljoen. Deze bedragen berusten op de huidige plannen.

In het algemeen overleg over digitale oorlogsvoering van 26 maart jl. heb ik u toegezegd in februari 2015 een doorontwikkeling van de Defensie Cyber Strategie aan de Kamer te zenden. Hier wordt op dit moment aan gewerkt. Op grond van deze doorontwikkeling kunnen verschuivingen in de bovengenoemde bedragen optreden en zal de verdeling van de investeringen in de komende jaren nader worden ingevuld. Met de extra gelden investeert Defensie in de kennis en deskundigheid van haar personeel op het gebied van cyber, in relevante opleidingen, cyberwapens, detectiesystemen, een cyberlaboratorium en in capaciteit ten behoeve van datavergaring en analyse. Gelet op de integrale aanpak van de Defensie Cyber Strategie is het van belang de investeringen in de breedte in te zetten.

181

Waarom bent u uw toezegging, om de Kamer met een aparte brief bij de begrotingsstukken vóór Prinsjesdag 2014 te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de taakstelling van 48 miljoen euro, niet nagekomen? Wanneer bent u bereid dit alsnog te doen?

Deze toezegging ben ik nagekomen in de brief «Voortgangsrapportage maatregelen beleidsbrief 2011 en nota In het belang van Nederland» van 14 oktober jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 58).