Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2015
In deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), over de versterking van burgerschapsonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en de lerarenopleidingen. Daarnaast gaan we in op de brede vorming, het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef en burgerschap van studenten in het hoger onderwijs.
In de afgelopen tijd hebben verschillende van uw leden ons gevraagd om uw Kamer te informeren over ontwikkelingen in het burgerschapsonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs.1 Eerder is een motie van het lid Jadnanansing aangenomen op 6 november 2014, waarin aandacht werd gevraagd voor burgerschapsvorming in het beroepsonderwijs.2
Met deze brief komen we aan deze verzoeken tegemoet. Over de rol van het onderwijs in de aanpak van radicalisering bent u geïnformeerd in een brief van 16 maart jl.3 Burgerschapsonderwijs kan de mentale weerbaarheid van jongeren vergroten, maar is niet de ultieme oplossing voor radicalisering van jongeren.
Wij plaatsen de vorming tot burgerschap in het kader van de brede ontwikkeling van leerlingen en studenten. Juist in een samenleving als de onze met alle diversiteit van opvattingen en culturen is het van groot belang dat burgers de kernwaarden van onze democratische rechtsstaat onderschrijven en voelen dat zij kunnen en mogen deelnemen aan de samenleving en met anderen de dialoog aan kunnen gaan. Het is belangrijk dat leerlingen en studenten de grondrechten kennen, zoals het recht op vrije meningsuiting, de godsdienstvrijheid en het recht op gelijke behandeling. Juist als deze rechten botsen, moeten leerlingen en studenten een evenwichtig oordeel kunnen vormen. Daarvoor zijn vaardigheden van belang, zoals je inleven in de positie van een ander, kritisch kunnen denken, in staat zijn tot dialoog en samenwerking, het eigen gelijk kunnen relativeren en het kunnen omgaan met afwijkende meningen en gedragingen. Deze vaardigheden zijn relevant voor alle domeinen van het leven, van de arbeidsmarkt tot vrijwilligerswerk en voor alle burgers, welke opleiding je ook hebt gevolgd.
Verschillende onderzoeken laten zien dat er in ons onderwijs op deze kennis en vaardigheden nog het nodige valt te verbeteren. Zo bleek uit een internationale vergelijking onder leerlingen in het voortgezet onderwijs dat we achterblijven bij andere landen op het gebied van kennis van burgerschap.
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) constateert ook dat scholen nog weinig systematisch bezig zijn met burgerschapsonderwijs. In het mbo blijkt kritisch denken onderbelicht te blijven. Ook in werkbezoeken en bijeenkomsten die we de afgelopen periode hebben georganiseerd kwam het belang van burgerschapsvorming naar voren en de rol die onderwijs daarin kan spelen. Onderwijs staat immers niet op zichzelf. De culturele en levensbeschouwelijke diversiteit die in de Nederlandse samenleving aanwezig is, is ook in het onderwijs te herkennen. Spanningen die zich voordoen in de samenleving, nationaal en internationaal, hebben hun weerslag op scholen en instellingen. Dat toont eens te meer aan dat onderwijs de opdracht heeft om bij te dragen aan de vorming van jongeren tot maatschappelijk betrokken en kritisch en zelfstandig denkende leden van de samenleving. Het is een brede opdracht, die geldt voor alle leerlingen en studenten.
Deze opdracht is in uiteenlopende bewoordingen vastgelegd in wet- en regelgeving voor de verschillende onderwijssectoren met oog voor de eigenheid van die sectoren en de kenmerken van de leerlingen en studenten. In het primair en voortgezet onderwijs wordt de basis gelegd en leren kinderen en jongeren hoe onze democratie werkt, in theorie maar vooral ook in de praktijk, bijvoorbeeld door mee te doen in de besluitvorming die op een school plaatsvindt. In het beroepsonderwijs kunnen naast de algemene vorming ook de professionele «mores en codes» van de beroepspraktijk een belangrijke bijdrage leveren aan de socialisatie van studenten. In het hoger onderwijs zijn brede vorming en academische waarden van belang voor de vorming van studenten.
De manier waarop scholen en instellingen vorm geven aan de brede burgerschapsopdracht wordt in hoge mate bepaald door alle leden van de schoolgemeenschap zelf. Burgerschap komt immers niet alleen tot uitdrukking in het formele curriculum, maar ook in de kennis en vaardigheden die meer impliciet worden overgedragen.
We bieden de komende tijd waar nodig ondersteuning aan instellingen en professionals om nog beter vorm te geven aan de burgerschapsopdracht. Hieronder geven we per sector aan welke initiatieven we ondernemen. Elke sector heeft daarbij zijn eigen accenten, gebaseerd op de kenmerken van leerlingen en studenten en op de fase waarin de invulling van burgerschapsonderwijs en -vorming zich nu al bevindt. We besteden speciale aandacht aan de rol die leraren en docenten spelen in de vorming van jongeren tot burgers. Ten eerste omdat positieve relaties tussen docenten enerzijds en leerlingen en studenten anderzijds en tussen leerlingen en studenten onderling cruciaal zijn voor de ontwikkeling van jongeren. Ten tweede omdat in de afgelopen tijd is gebleken dat het niet altijd vanzelf spreekt dat leraren en docenten het gesprek aangaan over (extreme) opvattingen en gebeurtenissen zoals de aanslagen in Parijs. Dat vergt training en vorming van leraren en docenten, zowel in de opleiding als in de professionele ontwikkeling.
In het kader van de Agenda Integratie voert het kabinet maatregelen uit die de verinnerlijking stimuleren van de kernwaarden die ten grondslag liggen aan de Nederlandse samenleving. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat iedereen deze maatschappelijke codes en ongeschreven regels kent, ook kinderen. Het onderwijs heeft een rol in het overbrengen van die waarden. Over de uitvoering van de Agenda Integratie bent u in het najaar door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnformeerd.4 In het vervolg van deze brief gaan we eerst in op de rol van docenten en lerarenopleidingen in het burgerschapsonderwijs. Vervolgens beschrijven we de voortgang die is geboekt respectievelijk in het funderend onderwijs, in het mbo en in het hoger onderwijs en wat onze aanpak is om burgerschapsvorming te versterken.
Ondersteuning leraren en de rol van lerarenopleidingen
Wij beseffen dat het voor leraren een opgave kan zijn om het goede gesprek aan te gaan over gevoelige onderwerpen zoals radicalisering, religie of seksuele geaardheid. Dat komt ook naar voren uit de vele gesprekken die we met leraren hebben gevoerd. Een voorbeeld hiervan is een ontmoeting met de lerares van het jaar 2010. Zij gaf aan dat ze vlak na de aanslagen in Parijs geschrokken was van de rauwe reacties van haar leerlingen. Ze besefte dat het van belang was om hierover met haar leerlingen de dialoog te voeren. Tijdens een werkbezoek van de Minister van OCW over Bildung, aan de educatieve faculteit van de Hogeschool Utrecht, vertelden studenten dat zij in hun stage te maken hadden gehad met leerlingen die extremistische ideeën vormden. Zij hadden in hun opleiding geleerd het lesprogramma opzij te zetten bij dergelijke incidenten en een open gesprek aan te gaan met hun leerlingen. Wat deze ontmoetingen laten zien is dat leraren en schoolleiders een complexe taak hebben: werken aan betere verbinding van jongeren met onze samenleving, daarover het gesprek open voeren én duidelijke grenzen stellen aan het gedrag van leerlingen. Wij hebben grote waardering voor alle leraren die in de afgelopen periode hun klassen hebben begeleid bij het gesprek over terreur, vrijheid van meningsuiting en de betekenis van de democratische rechtsstaat in de huidige Nederlandse samenleving.
Ons beeld is dat de meeste leraren in staat zijn om het gesprek te voeren in de klas over gevoelige maatschappelijke onderwerpen. We nemen signalen van leraren die zich onvoldoende toegerust voelen om het gesprek in de klas aan te gaan over actuele maatschappelijke thema’s echter zeer serieus. Om een goed beeld te krijgen van de aard en de omvang van de problematiek heeft de Staatssecretaris van OCW gevraagd aan het ITS, onderzoeksinstituut verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen, hier in het primair en voortgezet onderwijs onderzoek naar te doen. De Minister van SZW organiseert samen met ons gedurende dit jaar een aantal gesprekstafels met leraren over de manier waarop de rechtsstaat aandacht krijgt in de klas.5 Als de uitkomsten van het onderzoek of de bijeenkomsten daartoe aanleiding geven zullen we aanvullende maatregelen nemen. Daarover zal uw Kamer nog voor het zomerreces nader worden geïnformeerd.
Ook de lerarenopleidingen hebben een belangrijke taak om toekomstige leraren goed voor te bereiden op het burgerschapsonderwijs. In de generieke kennisbasis van de pabo’s en de tweedegraads lerarenopleidingen is kennis over burgerschap opgenomen. De afzonderlijke lerarenopleidingen gebruiken deze kennisbasis om hun eigen onderwijs vorm te geven. Binnen de voorlopersaanpak van de lerarenagenda is vorig jaar een voorlopersgroep «Bildung» geformeerd. Deze groep lerarenopleidingen buigt zich over de vraag hoe de Bildung van hun studenten versterkt kan worden en organiseert in het najaar van 2015 een conferentie over dit onderwerp. Uit het recente onderzoek van de inspectie «Beginnende leraren kijken terug» blijkt dat er in het basisonderwijs behoefte is aan het versterken van de kennis en vaardigheden op het terrein van burgerschap en sociale integratie. Schoolleiders zijn kritisch over het kennisniveau van pas-afgestudeerde leraren op dit terrein. Aandacht en ruimte voor Bildung in het programma van de lerarenopleidingen dragen bij aan de burgerschapsvorming van aanstaande leerkrachten. Het levert hen tevens de vaardigheden op om hun toekomstige leerlingen goed burgerschapsonderwijs te bieden, om moeilijke thema’s bespreekbaar te maken in de klas en om te kunnen omgaan met maatschappelijke spanningen die de school binnen komen. De Minister van OCW ondersteunt dan ook de beweging van de lerarenopleidingen om hier meer aandacht aan te besteden. Tijdens de al geplande rondgang van de Minister van OCW langs de lerarenopleidingen de komende maanden zal dit ook onderwerp van gesprek zijn.
In opdracht van de Minister van SZW is een project gestart waarbij samen met een aantal lerarenopleidingen lesmateriaal wordt ontwikkeld om leraren in opleiding beter toe te rusten om lastige burgerschapsthema’s te kunnen behandelen in de klas. Deze maand wordt een bijeenkomst georganiseerd waarbij lerarenopleidingen informatie uitwisselen. Samen met hen zal worden bekeken hoe zij een grotere rol kunnen vervullen bij het opleiden van leraren in het bespreekbaar maken van lastige burgerschapsthema’s. Doel van het project is dat deze vaardigheden een structurele plek krijgen binnen het curriculum van deze opleidingen.
Burgerschapsonderwijs in het funderend onderwijs
Burgerschapsonderwijs draagt bij aan de persoonlijke en maatschappelijke vorming van leerlingen en vervult daarmee een belangrijke functie van het funderend onderwijs. Dit is sinds 2006 vastgelegd in de wettelijke burgerschapsopdracht voor scholen voor het primair en voortgezet onderwijs. Het betekent dat scholen de opdracht hebben om bij hun leerlingen de bereidheid te stimuleren en het vermogen te vergroten om actief deel uit te maken van de Nederlandse samenleving. Dat is niet altijd eenvoudig, maar het is nu misschien wel belangrijker dan ooit.
Voortgang versterking burgerschapsonderwijs
Het is van groot belang dat burgerschapsonderwijs een volwaardige plek heeft op scholen. In de huidige situatie slagen scholen in het primair en voortgezet onderwijs er nog onvoldoende in om dat te realiseren. De inspectie constateert al enige jaren achtereen in het Onderwijsverslag dat scholen wel voldoen aan de minimumeisen, maar vaak weinig planmatig werken en zich niet richten op duidelijke leerdoelen. De ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs vordert maar langzaam. Uit internationaal onderzoek bleek dan ook dat 43 procent van de leerlingen slechts het minimale niveau of minder behaalt als het gaat om kennis van burgerschap.6
De Onderwijsraad bracht in 2012 zijn advies «Verder met burgerschap in het onderwijs» uit.7 Dit advies richtte zich op het versterken van de uitvoering van de wettelijke burgerschapsopdracht van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Onderwijsraad heeft de Staatssecretaris maatregelen aangekondigd die scholen ondersteunen om vorm te geven aan burgerschapsonderwijs.8 Hierna komt de voortgang van deze maatregelen aan de orde.
Kennis opbouwen en delen
Het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling, SLO, heeft het instrument «schoolontwikkeling burgerschap» ontwikkeld dat schoolleiders en leraren kan helpen bij de versterking van het burgerschapsonderwijs in de eigen school. Met het instrument kunnen schoolleiders en leraren een keuze maken uit beschikbare voorbeelden en leermiddelen, die aansluiten bij de doelen die zij hebben voor het burgerschapsonderwijs. Om deze keuze te kunnen maken is het nodig dat scholen eerst een eigen visie op burgerschap ontwikkelen en die visie vertalen in concrete doelen. Zo kunnen scholen hun burgerschapsonderwijs een duidelijke plek binnen de school geven en doelmatig werken aan het versterken van burgerschapskennis, -vaardigheden en -attitude van leerlingen.
Daarnaast ontwikkelt SLO in opdracht van de Minister van SZW een handreiking, waarmee scholen de basiswaarden kunnen bepalen die zij centraal willen stellen in hun onderwijsbeleid en hun burgerschapsonderwijs. De basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals neergelegd in de Grondwet en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zijn de uitgangspunten voor burgerschapsonderwijs. De handreiking gaat verder in op de manier waarop scholen van visie naar praktische toepassing kunnen komen. Eind mei van dit jaar wordt een concept van de handreiking beoordeeld door experts en gebruikers, waarna de handreiking kan worden afgerond en gepubliceerd. Vanuit de Agenda Integratie zet het kabinet verder in op leerlingparticipatie. Op een tiental middelbare scholen wordt gewerkt aan een opzet waarbij leerlingen een rol spelen in de inrichting van het burgerschapsonderwijs op hun school. In juni van dit jaar wordt een bijeenkomst voor leerlingen georganiseerd, om mee te denken over de burgerschapsopdracht van scholen.
Zoals aangekondigd in de eerder genoemde brief van december 2013, is er een interactief informatiepunt voor scholen opgezet. Daarop wordt alle informatie over burgerschapsonderwijs beschikbaar gesteld. De handreiking voor de ontwikkeling van burgerschap staat centraal. Ook kunnen scholen zien welke ondersteuning en materialen er beschikbaar zijn, zijn er voorbeelden beschikbaar van hoe scholen vorm kunnen geven aan hun burgerschapsvisie en hoe zij beter inzicht kunnen krijgen in de opbrengsten bij hun leerlingen. SLO ontwikkelt dit informatiepunt. Het informatiepunt is te vinden via de link www.burgerschapindeschool.nl. In de loop van het kalenderjaar wordt deze site verder ontwikkeld en aangevuld. Ook voert SLO in opdracht van de Staatssecretaris een pilot uit op tien basisscholen en tien middelbare scholen, waarin de burgerschapshandreiking wordt getest en aangescherpt.
Daarnaast doet de Alliantie Burgerschap, een samenwerkingsverband van scholen, kennisinstellingen en de inspectie, onderzoek naar de burgerschapscompetenties van leerlingen. De basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs die deelnemen aan het onderzoek werken met een zelfgekozen aanpak aan de ontwikkeling van hun burgerschapsaanbod. De Alliantie vergelijkt op deze scholen de burgerschapscompetenties van leerlingen, gedurende een periode van drie jaar, met behulp van het meetinstrument «Burgerschap Meten».9 Het onderzoek biedt deelnemende scholen kennis van en inzicht in de leeropbrengsten van de leerlingen bij hun burgerschapsonderwijs. Het ontbreekt bij scholen nu vaak nog aan systematische evaluatie van methodes en opbrengsten van burgerschapsonderwijs. De resultaten van het onderzoek komen beschikbaar via het bovengenoemde informatiepunt van de SLO, zodat ook andere scholen hun voordeel kunnen doen met de opgedane kennis.
Verduidelijking kern van burgerschap en positie maatschappelijke stage
Burgerschap gaat over samen leven. Scholen hebben de belangrijke opdracht kennis over te brengen over de rechtsstaat en over de kernwaarden die daaraan ten grondslag liggen. Deze waarden, neergelegd in onze Grondwet en in de universele mensenrechten en kinderrechten, gelden altijd, overal en voor iedereen, ongeacht achtergrond, levensovertuiging of afkomst. Dit heeft de Staatssecretaris ook aangegeven in de brief van 16 december 2013, waarin is aangekondigd dat we bezien hoe de kern van burgerschapsonderwijs het beste vastgelegd en uitgedragen kan worden en welke plaats kennis over de universele mensenrechten daarin inneemt. Aan het Platform #Onderwijs2032 is onder meer gevraagd om in kaart te brengen welke kennis en vaardigheden nodig zijn om leerlingen te leren volwaardig te participeren in een pluriforme democratische samenleving. De vraag welke waarden ten grondslag liggen aan die samenleving, hoort daar ook bij. 10 Dit najaar brengt het platform een advies uit. In de beleidsreactie daarop zal ook worden ingegaan op de positie van burgerschap binnen het curriculum.
In de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Afschaffing van de verplichte maatschappelijke stage op 10 juni 2014, toegezegd om informatie beschikbaar te houden voor scholen die er voor kiezen om de maatschappelijke stage te blijven aanbieden. De maatschappelijke stage blijft één van de manieren waarop scholen (deels) invulling kunnen geven aan de burgerschapsopdracht. Op het eerder genoemde informatiepunt is daarom ook aandacht voor de maatschappelijke stage. Daarnaast biedt Movisie11 praktische informatie aan organisaties die maatschappelijke stages willen aanbieden.
Toezicht op burgerschapsonderwijs
De Inspectie van het Onderwijs rapporteert jaarlijks in het Onderwijsverslag over de naleving van de wettelijke opdracht voor de bevordering van burgerschap. De inspectie is verzocht om in schooljaren 2014/2015 en 2015/2016 aanvullend onderzoek te doen naar de manier waarop scholen voor het primair en voortgezet onderwijs hun burgerschapstaak invullen, en hierbij na te gaan of scholen de maatschappelijke stage inzetten bij hun burgerschapsonderwijs. We verwachten dat de inspectie de eerste resultaten van deze inventarisatie kan opnemen in het Onderwijsverslag 2014/2015, dat verschijnt in april 2016.
Burgerschapsonderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs
Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een drievoudige kwalificatieopdracht: kwalificeren voor de arbeidsmarkt, voor het vervolgonderwijs en voor de samenleving. Om een diploma te halen, moet een mbo’er ook loopbaan en burgerschap (L&B) volgen. Het gaat hier naast voorbereiding op de beroepspraktijk en de loopbaan ook om algemene vorming noodzakelijk voor een volwaardige deelname aan de samenleving. Mbo-instellingen zijn dan ook verplicht dit aan te bieden, maar zijn vrij in de manier waarop zij dit doen. Dit maakt het mogelijk maatwerk te bieden op basis van de eigen visie van de school en de eigen studentenpopulatie. Want welke opleiding op welk niveau ook gevolgd wordt, studenten moeten leren om te gaan met maatschappelijke spanningen die de student ook na de opleiding zal tegenkomen.
In 2011 is de burgerschapsopdracht voor het mbo herzien en dit heeft geresulteerd in een vernieuwing van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen. In dit besluit wordt burgerschapsvorming in het mbo omschreven aan de hand van vier dimensies van burgerschap. Het gaat om de politiek-juridische dimensie van burgerschap, waarbij studenten in het mbo worden toegerust voor actieve deelname aan de democratie. Naast deze politiek-juridische dimensie van burgerschap staat de sociaal-maatschappelijke dimensie. Deze dimensie heeft betrekking op de actieve participatie in de gemeenschap in de directe woon- en leefomgeving. De vaardigheid van het omgaan met sociale en culturele verschillen staat hier centraal. Een andere dimensie is die van consument en werknemer, dit is de economische dimensie van burgerschap. Als werknemer moet de student aansluiting zoeken bij de mores en codes van de beroeps- en werkpraktijk. Als consument moet de deelnemer weloverwogen aankoopkeuzes kunnen maken en over de daarvoor noodzakelijke financiële geletterdheid bezitten. De vierde dimensie ten slotte is de gezondheidsdimensie in wat wordt genoemd vitaal burgerschap. Hierbij gaat het om de zorg voor eigen vitaliteit en fitheid. De huidige eisen die aan loopbaan en burgerschap worden gesteld, bieden een goede basis voor het participeren in de maatschappij. Uiteindelijk gaat het er om dat studenten zich deel voelen van de Nederlandse samenleving, hier hun toekomst willen opbouwen en samen en in dialoog met anderen de samenleving willen vormgeven.
Voor burgerschap geldt een inspanningsverplichting. De examencommissie controleert of bij diplomering hieraan is voldaan. De inspectie houdt toezicht op de onderwijs- en examenkwaliteit.
Voortgang versterken burgerschapsonderwijs: meer aandacht voor kritisch denken
Recent is in kaart gebracht op welke wijze mbo-instellingen kritisch denken (reflecteren op eigen opvattingen, beslissingen en gedrag) en sociaal-culturele vaardigheden (zoals het kunnen omgaan met verschillen) vormgeven in hun onderwijs.12 Het blijkt dat directeuren en docenten veel belang hechten aan sociaal-culturele vaardigheden en kritische denkvaardigheden. Men vindt het belangrijk jongeren op te leiden tot kritisch denkende burgers die weloverwogen standpunten innemen en keuzes maken. Het belang van de ontwikkeling van kritisch oordeelsvermogen is groot, zowel als voorbereiding op de samenleving als in de beroepspraktijk. Docenten en directeuren erkennen hiermee ook de wenselijkheid dat jongeren worden toegerust voor de vereisten van de 21e eeuw: kritisch denken, sociale competenties, ICT, probleemoplossend vermogen en het sturen van het eigen leerproces.
Het onderzoek laat wel zien dat sociaal-culturele vaardigheden beter zijn ingebed in het mbo dan kritische denkvaardigheden. Kritisch denken is met name belangrijk als gevoelige thema’s aan de orde zijn. Hier moeten nog stappen worden gezet. De verschillen in aandacht voor kritisch denken tussen instellingen zijn ook groter. Soms krijgt kritisch denken in mbo 1 en 2 weinig aandacht, het kan lastig zijn voor scholen om voor deze doelgroep een passende aanpak te vinden. Juist in mbo 1 en 2 is goed onderwijs op dit terrein van belang omdat studenten hierin vaak een achterstand hebben en het onderwijs hier dus nog meer en beter het verschil kan maken. Het Friesland College heeft positieve ervaring met het bevorderen van kritisch denken in mbo 1 en 2, bijvoorbeeld aan de hand van dilemma’s uit de beroepspraktijk. Bijvoorbeeld een student commerciële zakelijke dienstverlening die leert met een dilemma om te gaan als hij/zij fictief moet onderbouwen wat te doen als een andere collega een greep uit de kas doet.
Gezien bovenstaande bevinding is de Minister van OCW voornemens het Examen- en kwalificatiebesluit aan te scherpen wat betreft kritische denkvaardigheden en het kunnen voeren van een dialoog over complexe thema’s als radicalisering, racisme, discriminatie, democratische waarden, vrijheid van meningsuiting en religie. Studenten worden hierdoor uiteindelijk weerbaarder en kunnen beter omgaan met verschillende opvattingen in de samenleving.
Het streven is om bovengenoemde aanscherpingen per 1 augustus 2016 in te laten gaan. Bij de uitwerking wordt het mbo-veld betrokken. De resultaten van het debat over #Onderwijs2032 worden zoveel mogelijk meegenomen in de wijziging van het besluit, zodat ook in de burgerschapsvorming van leerlingen een doorlopende leerlijn geborgd is.
Kennis opbouwen en delen
Voor de ondersteuning van burgerschapsonderwijs in de onderwijspraktijk zijn methoden en instrumenten beschikbaar. De Minister van OCW is nu in gesprek met de MBO Raad om te verkennen waar nog de behoefte van docenten voor verdere ondersteuning ligt en hoe deze het beste ingevuld kan worden.
De vorming van jongeren tot zelfstandige burgers is een gedeelde maatschappelijke opdracht waarin de scholen, leraren, ouders, sportverenigingen, religieuze organisaties en jongeren zelf een belangrijke rol spelen.
Van groot belang voor de sociaal kritische houding van jongeren is dat er sprake is van een coherente pedagogiek, zodat jongeren, zonder het zelf te beseffen, thuis, op school en met vrienden, dezelfde waarden, normen en ambities meekrijgen. Op die manier wordt in verschillende contexten de weerbaarheid van jongeren bevorderd.13
Vooral in de grootstedelijke context is er het risico van een pedagogische meerstemmigheid, waarbij jongeren van de traditionele thuiscultuur, de straatcultuur en de schoolcultuur tegenstrijdige boodschappen meekrijgen.
In gezamenlijk opdrachtgeverschap van SZW en BZK zet het kabinet hierop in met het project de Transformatieve School. In dit project wordt de pedagogische «mismatch» in de leefwerelden van de thuiscultuur, de schoolcultuur en de straatcultuur aangepakt. Dit project is bedoeld voor vo- en mbo-leerlingen in drie aandachtswijken in Nederland, namelijk in Feijenoord, de Schilderswijk en Slotervaart. Het project heeft tot doel demotivatie en vroegtijdig schoolverlaten van scholieren en studenten te minimaliseren en hun betrokkenheid en talentontwikkeling te optimaliseren. Voorts worden docenten geëquipeerd op pedagogisch en didactisch vlak om scholieren de educatieve en maatschappelijke vorming te geven die ze nodig hebben. Tot slot wordt wetenschappelijk vastgelegd welke werkzame ingrediënten vo- en mbo-scholen kunnen worden aangereikt om de opwaartse spiraal te versterken.
In het kader van de reeds genoemde Agenda Integratie voert de Minister van SZW maatregelen uit die de verinnerlijking stimuleren van de kernwaarden die ten grondslag liggen aan de Nederlandse samenleving. Zo heeft Codename Future de burgerschapsmethode «De maatschappij dat ben JIJ» ontwikkeld waarbij jongeren worden gevormd tot sociale zelfredzame burgers met een goed beeld van hun rol in de samenleving. Om de ontwikkeling van deze methodiek te ondersteunen heeft Codename Future in opdracht van SZW de sociale maatschappelijke dimensie ontwikkeld met drie mbo scholen uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De verwachting is dat vanaf komend schooljaar ruim 20.000 jongeren van diverse mbo opleidingen gebruik zullen maken van deze methode voor burgerschapsonderwijs.
Burgerschap in het hoger onderwijs
Burgerschapsvorming is in het hoger onderwijs vastgelegd als de wettelijk taak tot brede vorming en bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De Wet op het hoger onderwijs en onderzoek stelt: «De universiteiten, levensbeschouwelijke universiteiten, hogescholen en de Open Universiteit worden geacht mede aandacht te schenken aan de persoonlijke ontplooiing en aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheids-besef...». Sinds de invoering van de Wet Versterking besturing in 2010 is dit artikel alleen van toepassing op bekostigde instellingen. In de brief over de Islamitische Universiteit Rotterdam stelde de Minister samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat het wenselijk is dat de opdracht tot maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef voor bekostigde én niet-bekostigde hoger onderwijsinstellingen geldt.14 Hiertoe is een voorstel tot wijziging van de WHW in voorbereiding.
Als goed toegeruste wereldburgers van morgen, is het van belang dat studenten niet alleen op kennis leren varen, maar zich ook ontplooien als mensen die zich in wijsheid kunnen verhouden tot de morele kanten van de vraagstukken waar zij in hun professionele rol mee te maken krijgen. Dit wordt uitgedrukt in drie kernambities van het hoger onderwijs: maximale talentontwikkeling van iedere student (persoonsvorming); optimale voorbereiding van studenten op een succesvolle loopbaan in een onvoorspelbare arbeidsmarkt (kwalificatie); en bijdragen aan de vorming tot wereldburger door studenten te stimuleren om in vrijheid en verantwoordelijkheid bij te dragen aan de samenleving van vandaag en morgen (socialisatie). In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs zal de Minister van OCW de versterking van de balans tussen kwalificatie, persoonsvorming en socialisatie een belangrijke plaats geven.
Waardengemeenschap
Het hoger onderwijs kenmerkt zich door leergemeenschappen waarin die kritische discussie en reflectie bij uitstek kan plaatsvinden. In dit opzicht is de academische en professionele leergemeenschap ook een gemeenschap van waarden. Een waardengemeenschap waarin docenten en studenten met elkaar spreken over ieders opvattingen, en delen in verantwoordelijkheid, motivatie en waardering. Een vruchtbare, diverse leergemeenschap draagt bij aan de vorming van studenten als kritische en betrokken wereldburgers die niet alleen op kennis maar ook op hun moreel kompas kunnen varen, en weten om te gaan met de diversiteit die ook onze samenleving kenmerkt. In dit proces is kritische reflectie en ruimte voor verschillende meningen cruciaal, binnen de regels en gedragingen van de democratische rechtsstaat waarbij wederzijdse begrip en tolerantie sleutelwaarden zijn. Hierbij is het belangrijk dat iedere student, ongeacht achtergrond, kan ervaren dat zij of hij volwaardig deel uitmaakt van deze gemeenschap. De waardengemeenschap stelt niet alleen het kritische debat centraal, maar draagt ook bij aan het gevoel deel te uit maken van de gemeenschap ofwel «sense of belonging» in het hoger onderwijs, maar ook in de samenleving. In deze inclusieve gemeenschap maakt een ieder kans op het voltooien van een opleiding en worden individuen voorbereid op een maatschappelijke rol en carrière. In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs krijgt het investeren in diverse, kleinschalige leergemeenschappen dan ook een hoge prioriteit. Studenten moeten kunnen ervaren hoe het is om deel uit te maken van een gemeenschap waarin verschillen kunnen en mogen bestaan.
Bildung
Bij de vorming tot wereldburger is «Bildung» in bredere zin van belang. Het begrip Bildung wordt in actuele discussies op veel verschillende manieren ingevuld, maar het komt in de kern neer op het volgende: een persoonlijke en professionele ontplooiing van het individu (de student) in de volle breedte, ten dienste van zichzelf en van de samenleving. Het gaat hierbij om het ontwikkelen van karakter, persoonlijkheid, een kritische geest en zelfredzaamheid. Bildung wijst op een specifieke functie van het onderwijs (persoonlijke vorming) maar ook op een benadering van het onderwijsaanbod, dat niet alleen op cognitieve elementen gericht moet zijn. Het Bildungsideaal is in de afgelopen tien jaar steeds hoger op de agenda komen te staan, zowel in het hoger onderwijs als in het maatschappelijke en politieke debat. Maar Bildung is niets nieuws. In tegendeel: het is al eeuwenlang een van de pijlers van het onderwijs en ook vandaag zien veel studenten en docenten het belang daarvan in. Tijdens de HO-tour van de Minister van OCW hebben studenten, docenten en bestuurders een top 5 opgesteld voor prioriteiten voor investeringen in de toekomst van het hoger onderwijs. Meer aandacht voor Bildung en persoonlijke vorming staat bovenaan.
Veel instellingen zijn ook actief bezig met het vorm geven aan de invulling van Bildung en vraagstukken over vorming en burgerschap binnen de eigen onderwijsgemeenschap. Deze ontwikkelingen mogen niet vrijblijvend zijn.
De maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen die onze open samenleving doormaakt, maken de nadruk op Bildung, vorming en burgerschap tot een cruciaal basisaspect voor de toerusting van studenten in de globaliserende arbeidsmarkt en samenleving.
Tot slot
Onderwijs heeft de opdracht jongeren en studenten te vormen tot maatschappelijk betrokken en kritisch en zelfstandig denkende leden van de samenleving. Het belang van burgerschap in het onderwijs wordt onderstreept door actuele maatschappelijke spanningen en incidenten die raken aan de basiswaarden van de onze democratische rechtsstaat. Het is van wezenlijk belang dat het onderwijs er alles aan doet om deze jongeren te verbinden aan onze samenleving, onder meer door goed en volwaardig burgerschapsonderwijs.
Het stimuleren van discussie en debat zijn daarvoor cruciaal. Kritische reflectie en ruimte voor verschillende meningen staan daarbij centraal, binnen de regels van de democratische rechtsstaat waarbij wederzijdse begrip en tolerantie sleutelwaarden zijn.
De burgerschapsopdracht is een structurele, brede opdracht aan alle scholen, voor alle leerlingen en studenten, om hen te helpen een eigen identiteit te ontwikkelen en hen voor te bereiden op het functioneren in een democratische rechtsstaat. Wij roepen scholen en instellingen op om werk te maken van deze opdracht. Waar nodig ondersteunen we hen daarbij.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker