Kamerstuk 34000-VIII-91

Verslag van een schriftelijk overleg over Excellente Scholen 2014

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 1 mei 2015
Indiener(s): Agnes Wolbert (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-VIII-91.html
ID: 34000-VIII-91

Nr. 91 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 mei 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 26 januari 2015 over Excellente Scholen 2014 (Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 81).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 maart 2015 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 29 april 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Algemeen

2

 

Einde werkzaamheden huidige jury

3

 

Overdracht inspectie

4

 

Evaluatie

4

 

Regelluwe scholen

5

II

Reactie van de Staatssecretaris

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief en bijhorende bijlagen1 van de Staatssecretaris inzake excellente scholen. Deze leden zijn van mening dat het goed is dat er blijvend aandacht is voor scholen waar een cultuur heerst van continue verbetering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van de brief inzake excellente scholen 2014. De leden delen de trots die de Staatssecretaris voelt voor alle 187 scholen die zich hebben aangemeld voor het traject om het predicaat excellente school 2014 te kunnen behalen. Ook zijn de leden verheugd met het feit dat het aantal deelnemende scholen van speciaal-, voortgezet speciaal- en praktijkonderwijs is gestegen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over excellente scholen. Deze leden hebben grote waardering voor de scholen, die proberen het beste onderwijs te geven aan de leerlingen. Die inspanningen en ambitie zijn van het grootste belang voor ons onderwijs. Daar waar goede voorbeelden zich aandienen, is het goed om deze ook inzichtelijk te maken voor andere scholen. De leden maken echter bezwaar dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) straks alle scholen gaat rangschikken langs lijnen van zeer zwak, zwak of excellent. Scholen «zuchten» al onder de doorgeslagen afreken- en toetscultuur. Dat leidt, zo menen de leden, tot een verschraling van het onderwijs. Deze leden zien niet hoe de Staatssecretaris deze «toetsgekte» en afrekencultuur gaat verminderen. Zij vrezen eerder een versterking daarvan. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe met deze rangschikking de toetscultuur verminderd kan worden, zo vragen de leden van de genoemde fractie. De leden vragen of de inspectie zich niet beter zou kunnen beperken tot de vraag of de school voldoet aan de deugdelijkheidseisen. De Staatssecretaris lijkt met deze ingeslagen weg feitelijk ook vooruit te lopen op de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel over de rol van de inspectie van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog2. Graag zien deze leden een toelichting.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de excellente scholen 2014. Alhoewel deze leden het een goede ontwikkeling vinden dat steeds meer scholen het predicaat «excellent» krijgen en er ook meer diversiteit in de scholen komt die het predicaat ontvangen, hebben deze leden wel nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over excellente scholen. De leden hebben niettemin enkele vragen.

Einde werkzaamheden huidige jury

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de samenstelling van de onafhankelijke jury tot stand is gekomen. Zijn mensen door het onderwijsveld zelf voorgedragen, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie merken op dat de Staatssecretaris schrijft: «De jury heeft daarbij de resultaten van een school breed opgevat. Naast indicatoren als de cito-score of examencijfers is er aandacht voor domeinen als burgerschap, sociaal-emotionele vorming en internationale oriëntatie. Van belang is ook dat een school inzicht heeft in de eigen succesfactoren en bijstuurt als de uitkomsten anders zijn dan gewenst.» Niet alleen taal en rekenen, maar ook de genoemde onderdelen als burgerschap, sociaal-emotionele vorming en internationale oriëntatie zijn erg belangrijk op een school. Kan de Staatssecretaris exact toelichten wanneer domeinen als burgerschap, sociaal-emotionele vorming en internationale oriëntatie «excellent» worden aangeboden? Deze leden stellen dat juist op deze onderdelen uitkomsten minder «hard» zijn dan uitkomsten van resultaten van taal en rekenen. Graag zien deze leden een overtuigende bevestiging dat alle onderdelen even zwaar meetellen. Als dat niet zo is, dan vrezen zij dat de toetscultuur en de eenzijdige aandacht op taal en rekenen op scholen extra wordt versterkt. Dat kan betekenen dat de cito-scores extra dominant worden. Dat zou, zo menen de leden, geen goede ontwikkeling zijn. De talenten van leerlingen laten zich namelijk niet vangen in resultaten op taal en rekenen alleen. Datzelfde geldt voor de kwaliteit van de school.

Deze leden stellen voorts dat het voor scholen met een relatief hoog percentage van hoogopgeleide ouders eenvoudiger is om bij de leeropbrengsten van hun kinderen op school een voldoende en hoger te halen dan voor andere. Schoolsucces is mede van milieufactoren afhankelijk, naast persoonskenmerken. Daarop zien deze leden graag een reactie. Hoe gaat de Staatssecretaris bij deze rangschikking voorkomen dat de opleiding van ouders zwaar meeweegt, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de jury, die bepaalt of een school het predicaat «excellent» krijgt, voortaan onder de hoede van de inspectie moet gaan acteren. Wat is de reden dat de huidige gang van zaken veranderd moet worden? Volgens de Staatssecretaris blijft de jury weliswaar onafhankelijk, maar deze leden vonden nu juist de kracht van het predicaat dat het apart stond van het oordeel van de inspectie, zodat scholen zich ook op andere vlakken dan taal en rekenen konden presenteren als «excellente» school. Deze leden vrezen dat door het predicaat onder de hoede van de inspectie te brengen, deze brede blik op de kwaliteit van de school zich verengt. Graag ontvangen de genoemde leden een toelichting.

Overdracht inspectie

De leden van de VVD-fractie vinden het een groot goed dat er in Nederland veel te kiezen valt op het gebied van onderwijs. Daarbij vinden deze leden het van groot belang dat scholen vanuit een eigen visie streven naar kwaliteit. In hoeverre kan het predicaat «excellente school» voldoende recht doen aan de diversiteit van het Nederlandse onderwijslandschap, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie lezen in het rapport van Regioplan de suggestie om in de eerste selectie van de inspectie ook andere criteria te laten omvatten, zodat duidelijker wordt welke groep tot de excellente scholen zou kunnen behoren. Voorts merken de leden op dat wordt toegelicht dat het belangrijk is om in de toekomst mee te nemen dat scholen positieve kenmerken kunnen hebben buiten de gegevens waar het inspectiekader op inzoomt. Is de Staatssecretaris van plan deze suggesties over te nemen?

Tot slot wordt er ook door scholen aangegeven dat de criteria niet altijd duidelijk waren. De leden vragen of deze criteria al verhelderd zijn of dat de Staatssecretaris voornemend is om te bekijken hoe deze criteria door de inspectie zijn overgenomen.

De leden van de SP-fractie vrezen dat rangschikking via termen als excellent onderwijs ons verder op het dwaalspoor zet van concurrentie en competitie. Zij stellen dat het minste dat bij dit soort plannen nodig is, is dat kwalitatieve oordelen geen discussie oproepen.

Dat levert echter problemen op. De vraag «wat is excellent onderwijs?» blijkt niet eenvoudig te beantwoorden. Hoe definieert de Staatssecretaris dit? En hoe definieert de inspectie dit? En hoe komt de rangschikking dan exact tot stand? Graag zien deze leden daartoe een helder overzicht, waarbij ook wordt aangegeven wat de scholen, die meedongen maar dit predicaat niet kregen, «misten» ten opzichte van de scholen, die dit predicaat wél kregen. Is het waar dat maar weinig scholen meedongen voor de prijs? Zo ja, wat is dan de zeggenschap ervan, zo vragen de leden.

Evaluatie

De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief en in het rapport «Evaluatieonderzoek naar het predicaat Excellente School» dat scholen, die het predicaat niet behaald hebben, last hebben van negatieve effecten zoals verminderd zelfvertrouwen binnen het team. Heeft de Staatssecretaris zicht op de effecten hiervan op leerlingen? Hoe is hij voornemend deze negatieve effecten aan te pakken? Kan de Staatssecretaris toelichten of deze scholen wel met de aanknopingspunten aan de slag gaan of dat zij hierbij ondersteuning nodig hebben? Is de Staatssecretaris van plan te kijken wat voor zorg de inspectie kan bieden na de bekendmaking van het predicaat?

De leden lezen in het rapport evaluatieonderzoek naar het predicaat excellente school dat de beoordelaars een grote invloed hebben op de school. De leden zijn bezorgd over beoordelaars die zich tijdens hun bezoek beperkt informeerden, aanmatigend gedrag vertoonden of alleen lijken af te vinken. De leden lezen zelfs dat dit voor scholen een reden is om niet meer mee te doen aan het traject. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat dit onwenselijk is en dat het belangrijk is dat het traject een positieve ervaring moet zijn voor scholen zodat zij blijven streven naar het beste onderwijs en schoolomgeving voor leerlingen? Hoe is de Staatssecretaris voornemend om deze negatieve situatie aan te pakken?

Voorts vragen de leden hoe de Staatssecretaris de verhoogde instroom beziet bij scholen die het predicaat excellent hebben ontvangen. Heeft de Staatssecretaris signalen ontvangen dat scholen de toestroom niet meer aankunnen, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de discussie over wat goede kwaliteit is vooral door de scholen zelf gevoerd moeten worden, zij moeten daar invulling aangeven, binnen de door de overheid gestelde randvoorwaarden uiteraard. Deze leden zijn benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris hierop.

De leden vragen tevens in dit kader waarom voortaan alleen scholen die als «goed» worden beoordeeld in aanmerking komen voor het predicaat «excellent». Hierbij speelt ook mee de discussie over de rol van de inspectie, moet deze alleen beoordelen, of ook adviseren en zich als «critical friend» opstellen? Is de Staatssecretaris met deze leden van mening dat voorkomen moet worden dat de inspectie (en daarmee de overheid) steeds meer op de stoel van de school gaat zitten? En dat zij zich steeds meer gaat bemoeien met de inrichting van de scholen. Of om in de woorden van de commissie Dijsselbloem te spreken, zich steeds meer te bemoeien met het «hoe» in plaats van het «wat». Graag ontvangen zij een toelichting hierop.

De leden verzoeken de Staatssecretaris voorts te reageren op de woorden van professor Paul Zoontjes in een interview met Verus. In dit interview zegt Zoontjes dat het alleen aan de inspectie is om te oordelen of een school voldoet aan een bepaalde basiskwaliteit of niet, maar niet of het onderwijs goed of beter is dan op andere scholen. Tevens vreest Zoontjes voor «eenheidsworsten».3 Graag ontvangen de leden een toelichting.

Regelluwe scholen

De leden van de VVD-fractie merken op dat deelname aan excellente scholen een keuze is. Betekent dit dat als je in aanmerking wilt komen voor de pilot regelluwe scholen je mee moet doen aan excellente scholen? Of wordt dat in het gedifferentieerd toezicht omgezet naar het reguliere predicaat «goed», zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie constateren dat scholen op voordracht van de jury Excellente Scholen het predicaat «excellent» kunnen krijgen. Voorts constateren zij dat excellente scholen steeds meer voorrechten krijgen, bijvoorbeeld op het gebied van «regelluwheid» en, naar het zich laat aanzien, op het gebied van flexibele onderwijstijden. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe hij aankijkt tegen het feit dat een jury zodoende bepaalt welke scholen bepaalde voorrechten krijgen op bovengenoemde gebieden? Is de Staatssecretaris het eens dat «regelluwheid» en flexibele onderwijstijden juist kunnen leiden tot excellente scholen, zo vragen zij.

II Reactie van de Staatssecretaris

De leden van de SP-fractie vragen hoe met het traject Excellente Scholen de toetscultuur verminderd kan worden.

Met het vernieuwde toezicht levert de inspectie een bijdrage aan de gewenste verbetercultuur. Zoals beschreven in de brief «Toezicht in transitie» die uw Kamer op 28 maart 2014 van de Minister en mij heeft ontvangen (Kamerstuk 33 905, nr. 1), zal de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) met de invoering van het gedifferentieerd toezicht «breder» naar scholen kijken. De inspectie zal vanaf schooljaar 2016/2017 per school een kwaliteitsprofiel publiceren waarin zij aangeeft op welke punten de school het goed of minder goed doet, maar ook waar het verbeterpotentieel van de school ligt. Dit moet scholen maximaal stimuleren om de kansen die zij hebben om het onderwijs aan hun leerlingen nog beter te maken, om te zetten in acties. Het kwaliteitsprofiel geeft niet alleen inzicht in de resultaten van leerlingen op de leergebieden taal en rekenen. Daarnaast worden de sociale competenties van leerlingen, de veiligheid op school, de leergroei die leerlingen doormaken, de ambities van de school én het oordeel van leerlingen en ouders in kaart gebracht.

Het doel van het traject Excellente Scholen is het erkennen en benoemen van goede prestaties op allerlei gebieden, zoals de resultaten op kernvakken, het onderwijskundig klimaat of het geboden maatwerk. Uit het Evaluatieonderzoek Excellente Scholen blijkt dat het benoemen van Excellente Scholen positief bijdraagt aan kwaliteitsverbetering. Het stimuleert scholen, ook als zij het predicaat niet ontvangen, om hun onderwijs in brede zin te verbeteren.4

De leden van de SP-fractie vragen of de inspectie zich niet beter zou kunnen beperken tot de vraag of de school voldoet aan de deugdelijkheidseisen. Zij vragen of ik hiermee vooruitloop op de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel over de rol van de inspectie van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog.

Ik zie de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel door uw Kamer met belangstelling tegemoet. In de brief «Toezicht in transitie» staat hoe wij een kwaliteitsslag in het onderwijs willen bewerkstelligen. Kwaliteit is meer dan voldoen aan deugdelijkheidseisen. Kwaliteit wordt ook bepaald door zaken als de effectiviteit van het pedagogisch en didactisch handelen van leraren, de wijze waarop de school werkt aan een veilig en stimulerend klimaat op school, de effectiviteit van de zorg aan leerlingen met speciale behoeften, de wijze waarop de leerstof wordt aangeboden, etc. Ook deze aspecten betrekt de inspectie in haar toezicht.

Ik hecht sterk aan het stimuleren van kwaliteit en aan het realiseren van een verbetercultuur. Het toezicht van de inspectie kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Het is daarom goed om, naast de ervaringen met excellente scholen, ook de eerste bevindingen met de pilots gedifferentieerd toezicht te betrekken bij de verdere uitwerking hiervan.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de samenstelling van de onafhankelijke jury tot stand is gekomen.

Vanaf 2015 bestaat de jury Excellente Scholen uit een voorzitter en drie deeljury’s voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De jury is sectorspecifiek ingericht om meer rekening te kunnen houden met verschillen tussen de sectoren.

De juryleden zijn benoemd door de inspectie, mede op advies van de (deel)voorzitter(s) en andere interne en externe onderwijsdeskundigen. Brede, diverse en actieve ervaring in het onderwijs stond bij de samenstelling van de nieuwe jury centraal.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de domeinen burgerschap, sociaal-emotionele vorming en internationale oriëntatie meewegen in het oordeel van de jury.

Scholen worden met respect voor hun autonomie tegemoet getreden. Bij de beoordeling van excellente scholen worden de resultaten beschouwd in de context van de school. Er is geen sprake van een bepaalde weging vooraf. De school kiest bovendien zelf welke oriëntatie het beste past bij de context van de school. Resultaten op domeinen moeten door de school worden aangetoond en worden dan meegenomen in de algemene beoordeling.5 Het is dus aan de scholen om te laten zien welke doelen beoogd worden, hoe vervolgens resultaten gemeten worden en hoe ontwikkelingen gevolgd en geborgd worden. De jury kijkt verder naar bijzondere prestaties op deze domeinen. Dit maakt dan deel uit van het excellentieprofiel van de school. De jury heeft in haar werkwijze ook veel aandacht voor de wat moeilijker te vangen domeinen, zoals burgerschap, sociaal-emotionele vorming en internationale oriëntatie. Belangrijk voor de beoordeling zijn de door de school beoogde doelen, de uitvoering, de borging en de effecten van het excellentiegebied. Zoals is aangegeven in de brief «Toezicht in transitie» bestaat er geen alomvattende routekaart naar excellentie. De criteria zijn algemene kaders die per schoolspecifieke situatie gehanteerd worden om het excellentieprofiel vast te stellen. Daarom is een breed expertoordeel gewenst voor het identificeren van excellentie. Ook uit de gesprekken met deelnemers volgt dat er zowel bij scholen die het predicaat wel, als bij scholen die het predicaat niet hebben behaald, veel waardering is voor de aanpak van het traject met presentaties, schoolbezoeken en rapportage. Scholen ervaren hierdoor een gevoel van waardering voor het team.6

De leden van de SP-fractie vragen hoe te voorkomen dat de opleiding van ouders zwaar meeweegt in de beoordeling van scholen.

Ik vind het belangrijk dat de school het beste uit de leerlingen haalt. De leerwinst die een school met haar leerlingen realiseert, speelt hierbij een belangrijke rol. Het gaat dus niet alleen om het behaalde resultaat. Ook scholen waarop leerlingen zitten met minder hoogopgeleide ouders, kunnen zo excellent zijn; hier hebben wij de afgelopen jaren veel voorbeelden van gezien. Uit het evaluatieonderzoek blijkt zelfs dat basisscholen met het predicaat twee keer zoveel leerlingen met het grootste leerlinggewicht hebben dan scholen in hun omgeving. Omdat het gewicht wordt bepaald aan de hand van het opleidingsniveau van ouders, kan geconcludeerd worden dat deze basisscholen juist veel meer kinderen met laagopgeleide ouders hebben.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom het traject Excellente Scholen wordt overgedragen aan de inspectie.

Met de voorgenomen vernieuwingen in het toezicht gaat de inspectie zich meer richten op het verschil in kwaliteit van de grote groep scholen die basiskwaliteit levert. Ook wordt naar een breed profiel van de school gekeken. Hiermee draagt de inspectie bij aan een cultuur van continue verbetering in het onderwijs. Het predicaat «excellent» wordt hiermee in samenhang gebracht.

Zoals beschreven in de brief «Toezicht in transitie» zal de inspectie bij de totstandkoming van haar gedifferentieerde oordeel breder kijken naar de onderwijskwaliteit. Bij een excellente school gaat het om een school die zich onderscheidt van andere goede scholen door te excelleren op een bepaald gebied; een gebied dat in de school als geheel doorwerkt en het profiel van de school versterkt. Dit kan op heel verschillende gebieden. Het blijft ook zo dat een onafhankelijke jury verantwoordelijk is voor de beoordeling van de scholen die zich aanmelden.7

De leden van de VVD-fractie vragen of het predicaat «Excellente School» voldoende recht doet aan de diversiteit van het Nederlandse onderwijslandschap.

Ook ik vind het van groot belang dat scholen vanuit een eigen visie streven naar kwaliteit. Het predicaat «excellente school» doet bij uitstek recht aan de diversiteit van het Nederlandse onderwijslandschap. Een excellente school is een goede school die zich onderscheidt van andere goede scholen door te excelleren op een bepaald gebied. Welke gebieden dat zijn, is niet voorgeschreven. Scholen kunnen op tal van manieren excellent zijn, zoals de afgelopen jaren ook is gebleken: de 106 scholen die het predicaat Excellente School 2014 ontvingen zijn heel verschillend, zowel in de omstandigheden waarin zij werken, als in de aanpak die voor hen succesvol is.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ook andere criteria dan in het inspectiekader een rol kunnen spelen bij de beoordeling en of de huidige criteria helder genoeg zijn.

Bij de beoordeling speelt het excellentieprofiel van de school een belangrijke rol. Het gaat hierbij niet om vooraf vastgestelde gebieden. Het is aan de school om aan te geven op welk gebied zij excellent is en aan de jury om te verifiëren of het genoemde excellentieprofiel niet alleen goed wordt uitgevoerd door een school, maar ook herkenbaar is en doorwerkt in de gehele organisatie. Dit excellentieprofiel moet in alle gevallen berusten op een stevig fundament van goede onderwijskwaliteit.

De jury hecht eraan om transparant te zijn over haar beoordelingscriteria en deze in samenwerking met het veld steeds verder aan te scherpen. Graag verwijs ik u naar de criteria van de eerste Jury en de brochure waarin de beoordelingscriteria van de nieuwe jury beschreven staan.8 Deze is uitvoerig gedeeld met het onderwijsveld, onder meer via veldconsultaties.

De door de jury gehanteerde criteria zijn algemene kaders die per schoolsituatie anders gewaardeerd worden. Daarom is een breed expertoordeel wenselijk in het identificeren van excellentie. De beoordeling van excellente scholen wordt uitgevoerd door een onafhankelijke jury, bestaande uit experts met een brede en zeer diverse ervaring in het onderwijs. De overgang naar de inspectie verandert dit niet. Ik hecht veel waarde aan het expertoordeel van de juryleden, dat wordt gevormd op basis van een professioneel gesprek met de school, bij het beoordelen van het excellentieprofiel van een school. Via deze weg kunnen wij optimaal recht doen aan diversiteit van de scholen.

De leden van de SP-fractie vragen naar een definitie van excellent onderwijs en in welk opzicht scholen die het predicaat niet ontvingen, tekortschoten.

Een excellente school is in de basis een goede school die zich onderscheidt van andere goede scholen door te excelleren op een bepaald gebied dat in de school als geheel doorwerkt en het profiel van de school versterkt. De inspectie en ik hebben hierover dezelfde opvatting.

In de beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie is nader toegelicht op basis van welke criteria deze beoordeling tot stand komt. De jury beargumenteert in de individuele schoolrapporten altijd waarom het predicaat een school wel of niet toekomt.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel scholen hebben deelgenomen aan het traject en wat de zeggingskracht daarvan is.

In 2014 hebben 187 scholen zich aangemeld voor het traject. Daarvan hebben 106 scholen uiteindelijk het predicaat Excellente School ontvangen. De zeggingskracht daarvan overstijgt het aantal scholen dat deelneemt. Excellente Scholen zijn een bron van inspiratie voor andere scholen. Dit blijkt onder andere uit het feit dat ze veel bezoek krijgen van andere scholen. Veel scholen bezoeken een Excellente School om daarvan te leren. Verder wordt de website www.excellentescholen.nl goed bezocht. Sinds de lancering begin 2013 tot november 2014 is de website 146.000 keer bezocht door 115.000 unieke bezoekers. De website biedt onder meer toegang tot alle juryrapporten van de Excellente Scholen. Tegelijkertijd zijn er nog volop mogelijkheden voor groei. Ik verwacht dat het potentieel aan Excellente Scholen hoger ligt dan de 106 scholen van 2014. Ook zijn er nog regio’s waar scholen niet aan het traject meedoen. Daarom wil ik, in samenwerking met de inspectie, bevorderen dat steeds meer scholen meedoen aan het traject.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat het effect is op leerlingen van een verminderd zelfvertrouwen van een team waarvan de school het predicaat niet heeft ontvangen en hoe deze effecten kunnen worden aangepakt.

Het is niet onderzocht in hoeverre het verminderd zelfvertrouwen binnen een team effect heeft op leerlingen. Vooropgesteld moet worden dat de meeste scholen (71procent) die het predicaat niet ontvingen (overwegend) positieve ervaringen hebben gehad met hun kandidaatstelling. Natuurlijk is het een teleurstelling als scholen het predicaat niet ontvangen, maar dat is een logisch gevolg van de ambitie om kwaliteitsverschillen tussen scholen te benoemen. Uit contacten met diverse scholen die het predicaat niet ontvingen, maak ik op dat scholen in het juryrapport nuttige aanwijzingen vinden om hun school verder te verbeteren. Overigens zullen met de invoering van het gedifferentieerd toezicht alle scholen met het oordeel «goed» in aanmerking komen voor het predicaat «excellent». De nieuwe jury zal daarnaast, voorafgaand aan de uitreiking, een feedbackgesprek houden met de school. In dat gesprek kan de jury aan de orde stellen welke zaken goed gaan en op welke onderdelen scholen verbeteringen kunnen aanbrengen. Het eindoordeel wordt zo in een breder perspectief geplaatst, waardoor eventuele negatieve effecten worden tegengegaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe eventueel negatieve ervaringen van scholen met beoordelaars kunnen worden voorkomen.

Allereerst blijkt uit het evaluatieonderzoek dat een overgrote meerderheid van de scholen (overwegend) positieve ervaringen heeft gehad met het traject.9 Uit het evaluatierapport blijkt ook dat in sommige gevallen de experts die de jury ondersteunden, achteraf gezien de beoordelingscriteria iets te strikt interpreteerden. In die gevallen heeft de jury de regie naar zich toegetrokken. Voorts heeft de jury altijd een conceptrapportage aan de scholen voorgelegd. In een enkel geval herkende de school zich niet in het rapport en is de jury er opnieuw gaan kijken.10 Er zijn hiermee voldoende mogelijkheden om kenbaar te maken of de beoordeling recht doet aan de school. De nieuwe jury zal deze werkwijze handhaven, met als belangrijke wijziging dat de jury alle schoolbezoeken zelf aflegt en er geen ondersteuning meer is van externe experts.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik signalen heb ontvangen dat scholen de toestroom van leerlingen niet meer aankunnen.

Ik heb geen signalen ontvangen die er op wijzen dat scholen de toestroom niet meer aankunnen.

De leden van de CDA-fractie vragen mijn reactie op de visie dat de discussie over wat goede kwaliteit is, vooral door de scholen zelf gevoerd moet worden. Zij vragen verder waarom voortaan alleen scholen die als «goed» worden beoordeeld in aanmerking komen voor het predicaat «excellent» en of de inspectie (en daarmee de overheid) zo steeds meer op de stoel van de school gaat zitten.

Ik deel deze visie. Zoals uit mijn antwoord hierboven blijkt, beoogt het traject Excellente Scholen vooral ook dat scholen vanuit hun eigen visie streven naar kwaliteit. Daar biedt het traject volop ruimte voor. Ook in de overgang naar gedifferentieerd toezicht voert de inspectie uitvoerig overleg met het veld over wat wij samen verstaan onder een goede school. Zowel in het ontwerp van het nieuwe waarderingskader, als in de pilots gedifferentieerd toezicht, is dit een belangrijk onderwerp van gesprek met scholen en besturen.

Ik vind het belangrijk dat zichtbaar is dat een school goede of zelfs excellente prestaties levert en, vervolgens ook, dat zulke scholen daarvoor ook erkenning krijgen. De jury Excellente Scholen heeft aangetoond dat 1) het beoordelen van goede of excellente prestaties goed mogelijk is en 2) dat die beoordeling een schooleigen visie op kwaliteit of diversiteit tussen scholen eerder bevordert dan in de weg staat.

Daarnaast ben ik van mening dat de inspectie een belangrijke stimulerende, kwaliteitsbevorderende rol heeft. Met het vernieuwde toezicht gaat de inspectie scholen niet adviseren wat een school moet doen, of op welke wijze. De inspectie zal, samen met de school, inzichtelijk maken waar de school staat en via een professionele dialoog met de school bekijken op welke manier de school zelf de eigen verbeterambities kan realiseren.

De leden van de CDA-fractie vragen mij te reageren op de stelling dat het alleen aan de inspectie is om te oordelen of een school voldoet aan een bepaalde basiskwaliteit of niet, maar niet of het onderwijs goed of beter is dan op andere scholen en dat dit zou leiden tot «eenheidsworsten».

Het traject Excellente Scholen is het bewijs dat het beoordelen van excellente kwaliteit juist een stimulans is tot diversiteit. De scholen die het predicaat Excellente School hebben ontvangen zijn namelijk heel verschillend. Daarnaast ben ik van mening zoals hierboven benoemd dat de inspectie een belangrijke stimulerende, kwaliteitsbevorderende rol heeft.

De leden van de VVD-fractie vragen of scholen die in aanmerking willen komen voor het experiment regelluwe scholen mee moeten doen aan het traject Excellente Scholen.

Een van de voorwaarden voor deelname aan het experiment regelluwe scholen is dat het onderwijs op de school van aantoonbaar goede kwaliteit is. Excellente Scholen hebben in een uitgebreid beoordelingsproces met betrokkenheid van een onafhankelijke jury aangetoond dat hun onderwijskwaliteit van excellent niveau is. Daarom zal het experiment met deze scholen starten. Op termijn is het echter denkbaar dat andere scholen mogen deelnemen, bijvoorbeeld de scholen die het oordeel «goed» van de inspectie krijgen. In het experiment wordt onderzocht wat de gevolgen zijn van het geven van maximale ruimte en in welke mate dit leidt tot initiatieven van de scholen waarvoor in een later stadium definitief ruimte kan worden geboden in wet- en regelgeving, al dan niet voor alle scholen. Met het oog op de beheersbaarheid van dit experiment is er dus een grens aan het aantal deelnemende scholen. De ervaringen met de Excellente Scholen die zullen starten met het experiment, zullen moeten uitwijzen of uitbreiding mogelijk en wenselijk is, en welke scholen daar eventueel voor in aanmerking kunnen komen. Zie voor een uitgebreidere toelichting ook mijn antwoorden op het schriftelijk overleg over de deelnamecriteria aan het experiment regelluwe scholen.

De leden van de D66-fractie vragen mijn visie over het feit dat een jury bepaalt welke scholen bepaalde voorrechten krijgen op bovengenoemde gebieden en of «regelluwheid» en flexibele onderwijstijden juist kunnen leiden tot excellente scholen.

De Excellente Scholen komen in mijn ogen, juist vanwege de beoordeling door een onafhankelijke jury, bij uitstek in aanmerking voor het geldende criterium «aantoonbaar goede onderwijskwaliteit». Het doel van dit experiment is, zoals hierboven al aangegeven, ook niet het verlenen van voorrechten aan bepaalde scholen, maar het onderzoeken of het geven van ruimte leidt tot innovatie. Excellente Scholen hebben hun prestaties weten te bereiken binnen de kaders van de huidige wet- en regelgeving. Daar komt bij dat Excellente Scholen een heldere, gedragen visie hebben op onderwijskwaliteit. Ze zijn daarmee bij uitstek in staat om ook buiten de gevestigde kaders te opereren. Het geven van ruimte kan deze scholen juist uitdagen om te innoveren en zo de kwaliteit of doelmatigheid van het onderwijs verder te verbeteren. Daarnaast heeft een excellente school stevig grip op het onderwijsproces en zijn de leeropbrengsten van hoog niveau. Dit geeft het vertrouwen dat Excellente Scholen goed kunnen omgaan met de gegeven ruimte. Het stellen van de voorwaarde dat de school excellent is, betreft dus een belangrijke kwaliteitsborging.