Kamerstuk 34000-VIII-80

Brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake een verzoek aan de Algemene Rekenkamer om een onderzoek in te stellen ter bepaling van een ex ante kader ter beoordeling controle door de Kamer van outcome ten opzichte van lerarenintensiveringen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 5 januari 2015
Indiener(s): Agnes Wolbert (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-VIII-80.html
ID: 34000-VIII-80

Nr. 80 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2015

In de procedurevergadering van 18 december 2014 heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) besloten een voorstel aan de Kamer te doen om bij de Algemene Rekenkamer een verzoekonderzoek in te dienen ter bepaling van een ex ante kader ter beoordeling en controle door de Kamer van outcome ten opzichte van lerarenintensiveringen. Hierbij wordt gerefereerd aan tabel 9.2 van de Begroting OCW 2015 (Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 2, p. 90), waarin ten aanzien van bovengenoemde intensiveringen de bedragen genoemd worden van € 768 miljoen in 2015 oplopend tot € 1,213 miljoen in 2018. De commissie verzoekt dit onderzoek af te ronden voor juni 2015, zodat het kan worden meegenomen bij de verantwoording over de begroting OCW 2014.

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft over het voorstel positief geadviseerd, conform de procedure van artikel 21a van het Reglement van Orde. De briefwisseling met de commissie voor de Rijksuitgaven is als bijlage bij deze brief gevoegd.

De commissie verzoekt de Kamer overeenkomstig haar voorstel te besluiten.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler

Bijlage 1

Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 12 december 2014

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft de brief van 20 november ontvangen (zie bijlage 2), waarin u verzoekt om aan uw commissie een advies uit te brengen, conform artikel 21a, derde lid, Reglement van Orde Tweede Kamer, over een conceptverzoek van de Kamer aan de Algemene Rekenkamer een onderzoek in te stellen ter bepaling van een ex ante kader ter beoordeling en controle door de Kamer van outcome ten opzichte van lerarenintensiveringen.

Advies

De commissie voor de Rijksuitgaven brengt een positief advies uit over het verzoek en bericht de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hierbij dat het verzoek, inclusief het advies van de commissie voor de Rijksuitgaven, door uw commissie ter besluitvorming aan de plenaire vergadering kan worden voorgelegd.

Toelichting

Het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven heeft het verzoek getoetst aan de criteria voor verzoeken van de Kamer aan de Algemene Rekenkamer. Ook heeft op ambtelijk niveau afstemming plaatsgevonden met de Algemene Rekenkamer. Op basis daarvan brengt de commissie voor de Rijksuitgaven haar advies uit.

Het voorstel is getoetst aan de hieronder genoemde criteria.

1. Heeft de Algemene Rekenkamer voldoende bevoegdheden?

Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord. Voor dit onderzoek is inzicht in de financiële geldstromen in het onderwijs nodig en onderwijsindicatoren. Specifieke bevoegdheden lijken niet noodzakelijk, maar de bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer om financiële administraties van individuele onderwijsinstellingen in te zien zou mogelijk behulpzaam kunnen zijn bij het onderzoek.

2. Beschikt de Algemene Rekenkamer over de vereiste kennis en expertise?

Ja, hoewel de vraag om ex ante onderzoek voor de Algemene Rekenkamer minder gebruikelijk is, is de Algemene Rekenkamer wel de partij die inzicht heeft in onderwijsindicatoren en de geldstromen rondom lerarenintensiveringen. Zo heeft de Algemene Rekenkamer in haar recente aandachtspuntenbrief bij de begroting 2015 inzicht gegeven in de bestemming van de extra gelden voor onderwijs en heeft daarbij aangegeven dat er achtergrondkennis nodig is voor goed overzicht op extra geld voor onderwijs. Daarnaast is de effectiviteit van beleid geregeld onderwerp van onderzoek, onder andere bij het jaarlijks verantwoordingsonderzoek bij de rijksoverheid.

3. Heeft uitvoering door de Algemene Rekenkamer meerwaarde?

Hierbij gaat het om de vraag welke meerwaarde een onderzoek door de Algemene Rekenkamer oplevert ten opzichte van een onderzoek door de Kamer zelf of door een ander onderzoeksbureau.

Het inschakelen van de Algemene Rekenkamer heeft meerwaarde, omdat zij al veel kennis heeft op dit terrein en daarbij over de bevoegdheid beschikt om financiële administraties van individuele onderwijsinstellingen in te zien, wat mogelijk van pas kan komen. De wens van de vaste commissie voor OCW is om het onderzoek nog mee te kunnen nemen in de verantwoording over 2014, waardoor het tijdpad relatief kort is. Dit zou voor de Algemene Rekenkamer haalbaar kunnen zijn, gezien de al aanwezige kennis en bevoegdheden. (Onderzoeks)bureaus zouden wellicht meer moeten inlezen en zijn, indien nodig, afhankelijk van het vrijwillig meewerken van onderwijsinstellingen.

4. Is de probleemstelling en vraagstelling helder?

De vraagstelling is helder. De achtergrond van de vraag komt voort uit de zorg van de vaste commissie voor OCW dat het extra geld voor onderwijs, oplopend tot € 1,2 miljard, niet goed te volgen is en dat zij daarom haar controlerende taak niet goed kan waarmaken. Om te voorkomen dat de Kamer daar achteraf op wordt afgerekend, wil de vaste commissie voor OCW een kader die haar in staat stelt om de doelstellingen van de lerarenintensiveringen te kunnen beoordelen en te controleren.

5. Is helder op welk termijn het onderzoek moet plaatsvinden?

In het voorstel van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat dat het onderzoek moet worden afgerond voor juni, zodat het kan worden meegenomen bij de verantwoording over de begroting OCW. Op basis van de toetsing acht de commissie voor de Rijksuitgaven dit haalbaar.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven, Harbers

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven, Groen

Bijlage 2

Aan de voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven

Den Haag, 20 november 2014

Op 30 oktober jl. heeft de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een wetgevingsoverleg gevoerd met de bewindspersonen over het begrotingsonderzoek OCW 2015.

In dat overleg hebben de rapporteurs Duisenberg en Rog aangegeven dat de Kamer overweegt de Algemene Rekenkamer te verzoeken een kader op te stellen voor outcome indicatoren bij de intensiveringen. De Minister gaf hierbij aan dat de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) ook bezig is met dat thema in het kader van een review en dat het wellicht gecombineerd zou kunnen worden. Het plan van aanpak van de eventuele OECD-review wordt echter pas in januari 2015 verwacht, waarop de rapporteurs niet willen wachten.

In de procedurevergadering van heden heeft de commissie voor OCW besloten een verzoekonderzoek in te dienen bij de Algemene Rekenkamer ter bepaling van een ex ante kader ter beoordeling en controle door de Kamer van outcome ten opzichte van lerarenintensiveringen (tabel 9.2, blz. 90, Begroting OCW 2015, € 768 miljoen in 2015 oplopend tot € 1,213 miljoen in 2018). Zij verzoekt dit onderzoek nog af te ronden voor juni, zodat het kan worden meegenomen bij de verantwoording over de begroting OCW 2014. Namens de commissie verzoek ik u dit bovengenoemde verzoekonderzoek door te geleiden aan de Algemene Rekenkamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Wolbert

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler