Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2015
Inleiding
Tijdens het Verantwoordingsdebat op 20 mei 2010 (Handelingen II 2009/10, nr. 86, blz. 7225–7260) is een motie van het lid Roemer van de SP aangenomen met het verzoek een uitgavennorm van 10% voor de inhuur van externen te hanteren1. In de brief van 29 juni 20102 is aangegeven op welke wijze door het kabinet uitvoering gegeven wordt aan deze motie. Daarbij is aangegeven dat de norm van 10% het karakter heeft van «comply-or-explain» en dan ook gezien moet worden als richtinggevend en niet als afdwingbaar.
In het departementale jaarverslag 2014 heb ik u conform het principe van «comply-or-explain» geïnformeerd over de uitgaven inhuur van externen van het Ministerie van BZK (Kamerstuk 34 200 VII, nr. 1). Over 2014 komt het Ministerie van BZK uit op een percentage van 23,3% voor inhuur van externen. Dit percentage is opgebouwd uit 5,6% voor het kerndepartement (inclusief agentschappen RvIG en DHC) en 31,4% voor de rijksbreed opererende agentschappen/SSO’s.
Nu ook de geraamde inhuur voor 2015 bij het Ministerie van BZK bekend is, hecht ik er aan u daarover te informeren. Vooropgesteld dat de 10%-norm rijksbreed wordt gehaald; het inhuurpercentage rijksbreed was op basis van een gewogen gemiddelde in 2014 uit op 9,7%3.
Het kerndepartement van BZK blijft binnen de 10%-norm, maar strak vasthouden aan deze norm bij de agentschappen van BZK kan niet zonder gevolgen voor hun taakuitoefening en/of de dienstverlening aan de burger. Volgens het principe «comply-or-explain» zal ik daar hieronder een nadere toelichting op geven.
Consequenties van de norm van 10% in 2015
Bij BZK is de inhuur van externen voor het kerndepartement de afgelopen jaren gedaald. Dit is niet het geval bij de rijksbreed opererende agentschappen van BZK. Rekening houdend met dat onderscheid kom ik op basis van de geraamde inhuur 2015 uit op de volgende percentages inhuur:
– De rijksbreed opererende agentschappen: 30,6%.
Dit zijn de zogenaamde shared service organisaties (SSO’s): Rijksvastgoedbedrijf (RVB), Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), FMHaaglanden, P-Direkt, Logius, SSC-ICT Haaglanden.
– Het kerndepartement en de agentschappen Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) en Dienst Huurcommissie (DHC): 9,6%.
Het kerndepartement en de agentschappen RvIG en DHC komen gezamenlijk uit op circa 10%. Het Ministerie van BZK als geheel komt uit op een geraamd percentage externe inhuur van 25,4% voor 2015. Het uiteindelijke percentage wordt mede bepaald door de totale ambtelijke kosten. Het definitieve percentage over 2015 kan mede daarom afwijken van de thans geraamde percentage.
Rijksbreed opererende agentschappen van BZK
Bij de rijksbreed opererende agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van afnemers zoals andere uitvoeringsorganisaties en ministeries. Voor dergelijke opdrachten geldt dat de agentschappen uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik maken van inhuur vanwege het vaak tijdelijke karakter van deze opdrachten of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Om deze redenen werken de agentschappen met een flexibele schil in de personele opbouw. De meeste van de rijksbreed opererende agentschappen zijn nog in opbouw. Werkzaamheden die voorheen door ministeries zelf werden uitgevoerd, worden overgeheveld naar de SSO’s. In dit ontwikkelingsproces is extra inhuur niet te voorkomen, pas na enige jaren kunnen de beoogde schaalvoordelen worden geïncasseerd. Een transitie naar verambtelijking wordt gestart zodra de dienstverlening stabiel genoeg is. Dat verschilt per SSO.
Bij de hierna genoemde agentschappen van BZK zouden problemen in de taakuitoefening ontstaan, als strikt wordt vast gehouden aan een norm van 10%. De consequenties daarvan zijn naar mijn mening niet verantwoord.
Logius
Logius biedt publieke dienstverleners een samenhangende digitale infrastructuur die hen in staat stelt met burgers en bedrijven en onderling, 7x24, betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken te doen.
Naast het gebruik van een flexibele schil, zet Logius externe inhuur in ter vervanging van moeilijk vervulbare vacatures waarbij specifieke expertise op ICT-gebied nodig is en waarvan de kennis binnen de rijksoverheid niet aanwezig is. De groei van externe inhuur wordt veroorzaakt door de toename van de omzet. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal voorzieningen, de toename van het aantal klanten dat gebruik maakt van de voorzieningen en de toename van gebruik per klant. Door dit succes van het gebruik, neemt de omzet en daarmee de kosten de komende jaren fors toe. Voor verambtelijking zijn er maar beperkte mogelijkheden. De verambtelijking van de afgelopen jaren is ook ingezet op structurele werkzaamheden in de bedrijfsvoering, de externe inhuur is op dit gebied dan ook gedaald. De verwachting is de groei van omzet door de toename van het gebruik de komende jaren zal blijven toenemen.
SSC-ICT Haaglanden
SSC-ICT Haaglanden verzorgt de gemeenschappelijke dienstverlening voor ICT-werkplekdiensten en verricht de daarbij horende ondersteunende werkzaamheden voor acht verschillende ministeries. Het bedrijfsbeleid is dat zeer terughoudend wordt ingehuurd op eigen formatie. Er wordt vrijwel uitsluitend ingehuurd voor maatwerkopdrachten en transformaties (overname van ICT dienstverlening van ministeries). Voor 2015/2016 is er sprake van een groot project waarvoor inhuur nodig is, dit betreft een technisch programma waarbij de dienstverlening naar het nieuwe Overheidsdatacenter (ODC) wordt gemigreerd en daartoe tegelijkertijd technisch wordt geharmoniseerd.
P-Direkt
P-Direkt is de shared service organisatie voor de salaris- en personeelsadministratie voor de gehele rijksdienst. P-Direkt werkt voor zijn contactcenter met een flexibele schil met externe capaciteit. Daarmee wordt bereikt dat enerzijds makkelijker kan worden ingespeeld op klantvragen (productiecapaciteit kan snel en fors worden opgeschaald) en anderzijds kan worden afgeslankt om te voldoen aan de bezuinigings/efficiency-taakstellingen in de toekomst. Naast deze overweging wordt in principe bij de afweging voorafgaand aan externe inhuur bezien of de werkzaamheden structureel zijn (waarbij verambtelijking een mogelijkheid is) of incidenteel. In het laatste geval is verambtelijking geen optie maar zal voorafgaand aan externe inhuur worden bekeken of binnen de rijksoverheid een beroep gedaan kan worden op het leveren van de benodigde capaciteit.
FMHaaglanden
FMHaaglanden is de facilitaire dienstverlener voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden. FMHaaglanden werkt met een flexibele schil om in te kunnen spelen op de groei en krimp die optreedt als gevolg van de uitvoering van de verhuisbewegingen die volgen uit het Masterplan Den Haag. Daarnaast heeft een deel van de werkzaamheden die FMH uitvoert een tijdelijk en incidenteel karakter. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel wordt steeds eerst binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Als gevolg van de uitvoering van het Masterplan Den Haag lopen er omvangrijke maatwerkprojecten (o.a. het afstoten en in gebruik nemen van panden). Ook vragen diverse ontwikkelingen waaronder het harmoniseren van generieke en centrale bekostiging extra capaciteit. Dit kan niet binnen de huidige formatie worden uitgevoerd.
Samenvattend
Voor het kerndepartement van BZK en de agentschappen RvIG en DHC is het mogelijk om de externe inhuur te beperken tot maximaal 10%. Voor de overige agentschappen van BZK die rijksbreed opereren lukt dat niet om bovengenoemde redenen. BZK als geheel komt daarmee uit op een geraamd percentage externe inhuur van 25,4% voor 2015. Het uiteindelijke percentage wordt mede bepaald door de totale ambtelijke kosten. Het definitieve percentage over 2015 kan daarom afwijken van de thans geraamde percentage.
Vervolg
Voor mij staat voorop dat inhuur van externen, in het kader van een efficiënte bedrijfsvoering, tot het absoluut noodzakelijke moet worden beperkt. Mijn ministerie blijft daar op sturen. Conform het principe van «comply-or-explain» zal ik in het jaarverslag 2015 verantwoording afleggen over het definitieve percentage met toelichting.
BZK werkt aan een meerjarige aanpak om waar mogelijk een daling van externe inhuur bij de shared service organisaties te realiseren. Daarbij kan gedacht worden aan verambtelijking van taken die zich tot structurele werkzaamheden ontwikkelen, inzet van arbeidsmarkt toeslagen bij specifieke functies waar schaarste van is op de arbeidsmarkt, en het gebruik maken van inhuurquota van andere departementen bij incidentele opdrachten en maatwerkopdrachten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk