Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2015
Op 16 juni 2015 heeft uw Kamer verzocht om een debat over de cao van de rijksambtenaren en de politie. Voorafgaand aan dat debat wil uw Kamer een brief ontvangen met een stand van zaken van de onderhandelingen. Hierbij bied ik u mede namens de Minister van BZK deze brief aan, waarin ik kort zal ingaan op de stand van zaken bij de veertien overheids- en onderwijssectoren. Daarna volgt een uitgebreidere beschrijving van de stand van zaken bij de vier kabinetssectoren Rijk, Defensie, Politie en Rechterlijke macht omdat deze direct onder het kabinet vallen en de betreffende Ministers rechtstreeks betrokken zijn bij de onderhandelingen.
Allereerst realiseer ik mij dat het een bijzondere en ongewenste situatie is dat er met name bij het Rijk al zo lang geen CAO is afgesloten. Ik wil benadrukken dat ik grote waardering heb voor de medewerkers bij de overheid en hun inzet voor de veiligheid en publieke dienstverlening en ik wil me dan ook graag ten volle inzetten om een CAO te realiseren.
De vier cao’s van de kabinetssectoren zijn verlopen. Wel zijn er bij Rijk, Politie en Defensie recentelijk akkoorden gesloten waar het uitkeren van de pensioenvrijval uit het ABP Pensioenakkoord 2014 onderdeel van uitmaakt.
Decentrale overheden (Gemeenten, Provincies, Waterschappen) hebben allen een cao met een looptijd tot minimaal 1 januari 2016. De akkoorden bevatten een loonparagraaf en modernisering van arbeidsvoorwaarden, zoals invoering van een individueel keuzebudget en beëindiging van de aanvulling op de WW.
De cao's in onderwijssectoren van HBO, WO, onderzoeksinstellingen en UMC’s hebben een looptijd tot minimaal 1 januari 2016. De cao’s bij PO, VO en MBO lopen deze zomer af. De cao-onderhandelingen bij VO over een nieuwe cao zijn vastgelopen en de partijen in het PO hebben besloten om de huidige cao door te laten lopen en te gaan onderhandelen over een cao vanaf juli 2016. In het MBO zijn de onderhandelingen nog gaande.
Stand van zaken cao-onderhandelingen bij de kabinetssectoren
Rijk
In de sector Rijk is voor het laatst een cao afgesloten in 2007. Deze had een looptijd tot ultimo 2010. Deze cao is nog afgesproken in een situatie van hoogconjunctuur, terwijl in 2008 de economische crisis een aanvang nam. Daardoor is de loonontwikkeling van rijksambtenaren in 2009 en 2010 flink hoger geweest dan in de rest van Nederland gangbaar was. In de periode dat er geen cao-overleg was is het nog wel mogelijk gebleken om met de bonden afspraken te maken over een aantal specifieke onderwerpen omdat sprake was van een wederzijds belang; zoals het van-werk-naar-werkbeleid, de rijksbrede harmonisatie van een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden; de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden aan de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en een nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies.
Begin 2015 heb ik, omdat er weer arbeidsvoorwaardenruimte beschikbaar was, de bonden uitgenodigd om het cao-overleg weer te beginnen en hen daartoe voorstellen gedaan. Mijn insteek voor een nieuwe cao is dat deze er aan bijdraagt dat de rijksdienst dienstverlenend, slagvaardig en kostenbewust kan opereren zoals beschreven in de Hervormingagenda Rijksdienst1. Om dit te realiseren zijn medewerkers nodig die breed inzetbaar, flexibel en zelfstandig zijn. Dit door met ondersteuning van de werkgever te werken aan het vergroten van de duurzame inzetbaarheid door de kwalificaties, vitaliteit en mobiliteit op peil te houden. Om de duurzame inzetbaarheid te vergroten wil ik het arbeidsvoorwaardenpakket daarop beter laten aansluiten en de medewerkers keuzevrijheid en maatwerk bieden. Daarbij past ook om de mogelijkheid van demotie in geval van disfunctioneren te introduceren en de bovenwettelijke WW te versoberen. In het bijzonder past het bij duurzame inzetbaarheid om de generieke leeftijdsgebonden ontziemaatregelen zoals seniorenverlof en nachtdienstontheffing af te bouwen en daar waar nodig te vervangen door maatwerk. Deze leeftijdsgebonden voorzieningen worden bovendien vanwege de vergrijzing en langer doorwerken steeds duurder en leggen in toenemende mate een beslag op de capaciteit. Waar wijziging van arbeidsvoorwaarden leidt tot besparingen wil ik die ten goede laten komen aan de arbeidsvoorwaarden van alle medewerkers.
De inzet van de bonden voor een nieuwe cao is een loonsverhoging van 3% per jaar, compensatie voor vier jaar nullijn, verlenging van het van-werk-naar-werkbeleid en twee afspraken naar aanleiding van het Sociaal Akkoord (opbouw en duur WW en afspraken over flexibele arbeid).
Om de weg naar de cao-onderhandelingen vrij te maken heb ik voorafgaand daaraan met de bonden op 24 april een afzonderlijk akkoord gesloten. Daarin is de aanwending van de vrijval van pensioenpremies vanwege het Pensioenakkoord geregeld met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 (de 0,8%) en is de agenda voor de cao-onderhandelingen vastgesteld. In dit akkoord zijn ook afspraken gemaakt over lopende dossiers met het oog op goed personeelsbeleid en het functioneren van de rijksdienst. Dit betreft onder meer de compensatieregeling voor werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn en de opbouw van vakantie bij langdurige ziekte.
De onderhandelingen over de cao zijn vervolgens van start gegaan met een verkenning van wederzijdse inhoudelijke wensen. Op verzoek van de bonden is – alvorens dieper in te gaan op de inhoudelijke wensen – eerst over de loonruimte en de door hen gewenste inkomensverbetering gesproken. Hierbij heb ik ingebracht dat mijn mogelijkheden beperkt zijn vanwege o.a. de pensioenkosten. De werkgever heeft voor de arbeidsvoorwaarden immers één budget waaruit eerst de premies voor de pensioenen moeten worden betaald – wat resteert is beschikbaar als loonruimte. In 2015 is de door het kabinet beschikbaar gestelde loonruimte geheel besteed aan de stijging van de pensioenkosten waartoe het ABP-bestuur (waarin ook de bonden zijn vertegenwoordigd) moest beslissen. Ook voor 2016 wordt een stijging van de pensioenkosten verwacht die ten laste zal gaan van de loonruimte. Ik heb er daarom bij de bonden op aangedrongen om zich met mij in te zetten op het beteugelen van de stijgende pensioenkosten door in het bovensectorale overleg aan de pensioentafel daartoe afspraken te maken, omdat deze de loonruimte voor een groot deel dreigen op te souperen. De bonden wilden daar toen niet op ingaan en hebben de onderhandeling op 28 april afgebroken omdat zij geen perspectief zagen op een voor hen acceptabele loonsverhoging. Ik heb hen laten weten dit te betreuren en hen bij brief van 12 mei uitgenodigd om de onderhandelingen te hervatten. Dit omdat overleg volgens mij de enige uitweg uit de impasse is. Daarbij moet het vervolgens niet alleen gaan over de loonparagraaf maar ook over maatregelen die nodig zijn voor een wendbare en toekomstbestendige organisatie, waarvan zowel de rijksdienst als de rijksmedewerker voordeel hebben. De bonden zijn helaas niet op mijn uitnodiging ingegaan en voeren nu acties.
Politie
De Minister van Veiligheid en Justitie voert de onderhandelingen met de vier politievakorganisaties over de arbeidsvoorwaarden van het politiepersoneel. De laatste cao is per 31 december 2014 afgelopen. De belangrijkste afspraken uit dit akkoord bevatten een werkgarantie voor alle politiemedewerkers betrokken bij de vorming van de Nationale Politie en de introductie van uitloopperiodieken voor politiemensen in de frontlinie. Circa 70% van de politiemensen kan hierdoor in aanmerking komen voor extra periodieken tot het maximum van de eerstvolgende schaal. Door deze afspraak is voor een zeer grote groep van politiepersoneel extra inkomensperspectief gerealiseerd. Aan een substantieel deel van deze groep zijn deze periodieken inmiddels toegekend. Daarnaast is in de laatste cao afgesproken in overleg te treden over de bestaande regelingen voor vroegpensioen, levensloop en partiële uittreding zodra helderheid zou bestaan over de wijziging van de betrokken wetgeving.
Eind december 2014 hebben alle partijen de inzetbrieven verzonden, als openingsbod voor de onderhandelingen. De inzet van de werkgever is gericht op een realistische loonontwikkeling en modernisering van de secundaire arbeidsvoorwaarden. Daarbij zet de werkgever in op het omvormen van de vroeg-uittreden-regelingen tot een nieuw stelsel waarbij inzetbaarheid centraal staat, rekening houdend met het hoog risicogehalte van het politievak en waarbij wordt gekomen tot een evenredige verdeling van de lusten en lasten over de generaties. In een dergelijk nieuw stelsel zou sprake moeten zijn van een meer geïndividualiseerde, leeftijdsonafhankelijke, benadering van medewerkers. Veel inzetbaarheidsvraagstukken worden immers door individuele factoren bepaald dan door leeftijd als zodanig.
De vakorganisaties hebben een looneis van 3,3% voor 2015 met een ondergrens van € 100,– per maand. Naast deze looneis vragen zij onder andere om verhoging van toelagen, een reorganisatietoeslag, volledig behoud van huidige vroegpensioenregelingen en verhoging van reiskostenvergoedingen. Bij elkaar staat dit eisenpakket gelijk aan een loonsverhoging van vele procenten, die ver uitstijgt boven de actuele ontwikkelingen in zowel de publieke als private sector.
Het overleg is in februari 2015 formeel gestart. Na twee formele overleggen hebben de vakorganisaties eind februari het overleg met de werkgever opgeschort. Sindsdien voeren de vakorganisaties actie. De Minister van Veiligheid en Justitie ziet voldoende aanknopingspunten voor verder overleg en heeft de vakorganisaties meermaals opgeroepen het overleg te hervatten. Immers, alleen in open en reëel overleg is tot overeenstemming te komen. De vakorganisaties hebben hier tot nu toe geen gehoor aan gegeven.
Begin juni 2015 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie wel een uitvoeringsafspraak gemaakt met de vakorganisaties waarin de medewerkers van de politie de vrijgevallen pensioenpremie krijgen uitbetaald door een salarisverhoging van 0,8% per maand. Deze verhoging wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 uitbetaald. Naast deze salarisverhoging zijn ook uitvoeringsafspraken gemaakt over een doorvertaling van de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. Daar waar in de rechtspositie sprake is van de leeftijdsgrens van 65 jaar, wordt deze vervangen door de AOW-gerechtigde leeftijd. Ook is er een compensatie van het AOW-gat afgesproken voor medewerkers die daar mee geconfronteerd zijn door de verhoging van de AOW-leeftijd. Tot slot is overeengekomen dat er een versobering komt van de reiskostenvergoeding bij intercontinentale vliegreizen.
Defensie
De Minister van Defensie voert de onderhandelingen met de vier militaire vakbonden over de arbeidsvoorwaarden van het defensiepersoneel. Het laatst gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord binnen de sector Defensie liep af op 1 maart 2013.
De ministerraad heeft Defensie op 31 oktober 2014 gemandateerd om de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen te starten.
De inzet van de Minister van Defensie is gericht op de noodzaak om te komen tot een houdbaar en modern arbeidsvoorwaardenstelsel, gericht op het optimaal functioneren van de militair en de krijgsmacht. De werkgever wil de employability van Defensiemedewerkers verbeteren en de huidige diensteinderegeling doorontwikkelen, waarbij langere inzetbaarheid wordt gestimuleerd. Daarnaast is de bouw van een nieuw pensioenstelsel voor militairen nodig, dat – binnen een betaalbaar kader – een evenwichtige pensioenopbouw voor alle generaties mogelijk maakt. Tot slot wil de werkgever het militaire salarisgebouw aanpassen, waarbij het toelagen- en toeslagenstelsel wordt versimpeld en gerationaliseerd.
De inzet van de bonden is onder meer gericht op loonontwikkeling en realisatie van een volwaardige dertiende maand; de borging van de bijzondere positie van de militair en het doorontwikkeling van het personeelssysteem. Tevens willen de bonden de fiscale heffing op de uitkeringen van militairen ongedaan maken en de gevolgen van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-gat) oplossen.
Daarnaast zetten de bonden in op werkgelegenheid en werkbehoud, toeslagen en vergoedingen en willen zij praten over de inkadering van de inzet van reservisten.
Op 16 april hebben de Minister van Defensie en de bonden een eerste deelakkoord gesloten. Dit deelakkoord bevat afspraken voor de korte en langere termijn, die in een volgend deelakkoord uitgewerkt worden. De besprekingen hiertoe zijn op dit moment gaande. In het deelakkoord is overeengekomen dat de vrijval in de pensioenpremie wordt uitbetaald door een verhoging van het salaris voor militair- en burgerpersoneel per 1 januari 2015 met 0,8%. Daarnaast is afgesproken de talentontwikkeling van Defensiepersoneel te versterken, zodat personeel over de juiste kennis en vaardigheden kan beschikken die binnen of buiten Defensie ingezet kunnen worden. Vervolgens zijn er afspraken gemaakt over de inrichting van een nieuwe diensteinderegeling die langer doorwerken bevordert. Door het inrichten van een nieuwe regeling faseert de oude regeling stapsgewijs uit. In verband met de ophoging van de AOW-leeftijd is overgekomen een voorziening te treffen die de negatieve gevolgen van het ontbreken van AOW ondervangt. Tot slot zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd voor een nieuw Defensie pensioenstelsel, waarbij bijzondere aandacht is geschonken aan de aansluiting tussen het pensioenstelsel en het salarisgebouw. Het salarisgebouw moet niet alleen worden vereenvoudigd, maar ook voorzien in mogelijkheden tot differentiatie en recht doen aan de bijzondere positie van de militair.
De lopende onderhandelingen leggen de focus op het uitwerken van de AOW-gat compensatie, nu met de bonden is overeengekomen deze voorziening uiterlijk op 1 oktober 2015 te effectueren. Daarnaast worden momenteel met de bonden de overige onderwerpen uit het eerste deelakkoord verder verkend en uitgewerkt.
Rechterlijke macht
De laatste cao Rechterlijke macht liep tot 31 december 2010. De onderhandelingen voor een nieuwe cao zijn nog niet begonnen. Het is bestendig gebruik in de sector Rechterlijke macht om eerst de uitkomsten van de onderhandelingen in sector Rijk af te wachten, alvorens zelf met onderhandelingen te beginnen. De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de vakbond van de rechters en officieren van justitie, heeft eerder dit jaar aan de Minister van Veiligheid en Justitie laten weten ook ditmaal te willen wachten op sector Rijk. Gezien het voorgaande zijn er nog geen standpunten en wensen tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de NVvR gewisseld.
De NVvR heeft de Minister van Veiligheid en Justitie per brief gevraagd met betrekking tot de pensioenvrijval dezelfde afspraken te maken als in het uitvoeringsakkoord Sectoroverleg Rijk zijn opgenomen, voor zover deze afspraken zien op maatregelen met betrekking tot het salaris.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok