Kamerstuk 34000-VI-75

Uitkomsten rondetafeloverleg stichting Hulp voor Hulpverleners

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 7 april 2015
Indiener(s): Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-VI-75.html
ID: 34000-VI-75

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2015

Tijdens de begrotingsbehandeling VenJ van 25 november 2014 is de motie Segers/Dijkhoff aangenomen1, waarmee de regering wordt verzocht in overleg te treden met de Stichting Hulp voor Hulpverleners (HVH) over het opzetten van een kenniscentrum dat geweld tegen professionele en vrijwillige hulpverleners signaleert en een vraagbaak voor werkgevers en de betrokken hulpverleners kan zijn.

1. Kenniscentrum

Het in de motie aangeduide kenniscentrum betreft een landelijk meldpunt dat HVH wil opzetten. Dit meldpunt beoogt zich te richten op een brede doelgroep van hulpverleners die (nood)hulp verricht en voor de eigen situatie zelf behoefte aan hulp heeft. De rol van het landelijk meldpunt is bedoeld om de verbindende, doorverwijzende partij te zijn tussen de melder en de externe partij die de melding zou moeten afhandelen. Het beoogde landelijk meldpunt wil de voortgang van de meldingen bewaken en ervoor zorgdragen dat de melder en eventuele familie c.q. thuisfront de adequate zorg en ondersteuning krijgen. Het is niet de bedoeling dat het landelijk meldpunt zelf zorg verleent, maar wil doorverwijzen, verbinden en informeren. Het landelijk meldpunt heeft – althans, zo luidt het voorstel – een adviserende en informatieverstrekkende rol. Het streven van het landelijk meldpunt is om uitval van hulpverleners in het arbeidsproces te voorkomen.

HVH heeft dit meldpunt beschreven in een plan van aanpak dat in maart 2014 aan mij is aangeboden. Voor dit plan heeft HVH een begroting geraamd en bij mij een subsidieverzoek ingediend van 20,5 mln. euro voor de jaren 2015 t/m 2019.

2. Overleg met HVH

Over het plan van aanpak hadden op het moment van indienen van de motie al diverse gesprekken plaatsgevonden. Op 29 januari jongstleden is wederom met vertegenwoordigers van het bestuur van HVH gesproken. In dat overleg is afgesproken om een rondetafeloverleg te beleggen. De doelstelling van het rondetafeloverleg was om te bezien of er door diverse geledingen waarop het plan van aanpak ziet een inhoudelijke basis en draagvlak bestaat voor het opzetten van een dergelijk meldpunt.

In het geval van wezenlijke toegevoegde waarde en draagvlak zou ik beoordelen of een financiële bijdrage van rijksoverheidswege zowel vanuit beleidsmatig als vanuit financieel oogpunt opportuun zou zijn.

3. Rondetafeloverleg

Op 17 maart heeft rondetafeloverleg plaatsgevonden. Hier waren, behalve HVH-bestuursleden, werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers uit verschillende disciplines bij aanwezig, te weten: het Ministerie van Veiligheid en Justitie (onderdelen Politie en NCTV), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), het Ministerie van Defensie, de Nationale Politie, Brandweer Nederland, Slachtofferhulp Nederland, V&VN Ambulancezorg en politievakorganisatie ACP. Dit gezelschap is in samenspraak met HVH samengesteld. De ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben schriftelijk hun standpunten op het plan van Hulp voor Hulpverleners kenbaar gemaakt, welke ik betrokken heb bij mijn besluitvorming ter zake. Verder trad V&VN Ambulancezorg mede namens Ambulancezorg Nederland (AZN) op en politievakorganisatie ACP deed dat mede namens de politievakorganisaties NPB, ANPV en VMHP.

De aanwezige deelnemers van de ministeries van Veiligheid en Justitie, BZK, Defensie, de politievakorganisaties, Brandweer Nederland, Slachtofferhulp Nederland, de ambulancezorg en de Nationale Politie waren unaniem van oordeel dat personeelszorg, waartoe een meldpunt wordt gerekend, een uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de werkgever is. In een schriftelijke reactie sluiten de ministeries van SZW en VWS zich hier bij aan. Werkgevers zien die verantwoordelijkheid als prioriteit, vanuit betrokkenheid, goed werkgeverschap en het feit dat werkgevers – tegen de achtergrond van hoogrisico-beroepsgroepen – zelf een strakke regie dienen te behouden bij de totstandkoming en doorontwikkeling van hun zorgsystemen. Versnippering van zorg, registratie en interventie is verder met klem genoemd als een risico van het voorstel van HVH. De hulpverlener met een zorgbehoefte is vooral gebaat bij duidelijkheid waar hij of zij voor zorg en bijstand terecht kan. Niet bij een extra loket.

Genoemde deelnemers zijn er van overtuigd dat er in de afgelopen jaren een duidelijke stijgende lijn waarneembaar is en goede zorgsystemen zijn opgezet. Personeelszorg wordt tevens voortdurend doorontwikkeld en verbeterd. Zonder de betreffende zorgsystemen uitputtend in dit schrijven te vermelden, noem ik ter illustratie de huidige wettelijke verankering van zorg voor defensieambtenaren, de aanpak van geweld tegen hulpverleners binnen alle hulpverleningskolommen, de mogelijkheden voor hulpverleners om zich te wenden tot de bestaande loketten (zoals het Veteranenloket Defensie, het Loket 24/7 Politie, Slachtofferhulp Nederland), de inzet van bedrijfsopvangteams bij de brandweer, het zorgbrede Actieplan Veilig Werken in de Zorg, en de aanwezigheid van bedrijfsartsen en vertrouwenspersonen.

Erkend werd dat de beschikbare zorgsystemen deels nog in ontwikkeling zijn en niet in ieder individueel geval tot een doeltreffende zorgverlening hebben geleid. Het is absoluut te betreuren wanneer er hulpverleners tussen wal en schip zijn beland. De aanwezige partijen erkennen dit en zien voorkomen van dergelijke situaties uitdrukkelijk als een opgave. Om die reden zijn er al de nodige acties en maatregelen in gang gezet om te bewerkstelligen dat iedere hulpverlener toegang heeft tot adequate zorg die past bij zijn of haar specifieke situatie. Waar mogelijk zoeken sectoren met elkaar de samenwerking en kijkt men naar best practices en lessons learned.

Uit het rondetafeloverleg kwam verder naar voren dat vakorganisaties, ondernemingsraden en brancheorganisaties een positie hebben als het gaat om het regelen van goede personeelszorg voor hulpverleners. Deze spelers wensen hier vanuit hun rol intensief bij betrokken te blijven en willen de werkgever scherp houden bij het voeren van goed beleid.

4. Conclusie

De conclusie die ik naar aanleiding van de uitkomsten van het rondetafelgesprek trek, is dat het plan Landelijk Meldpunt – hoewel het een sympathiek initiatief betreft – onvoldoende toevoegt, draagvlak ontbeert en dat zelfs het risico bestaat dat dit leidt tot versnippering van zorgvoorzieningen voor hulpverleners. Ik heb daarom moeten besluiten geen subsidie te verstrekken aan HVH voor het plan Landelijk Meldpunt.

Graag wil ik benadrukken dat dit besluit geen enkele afbreuk doet aan de verdiensten van HVH. De stichting heeft in de afgelopen jaren, samen met vakorganisaties, brancheorganisaties en met HVH vergelijkbare initiatieven, er zonder enige twijfel aan bijgedragen dat PTSS en psychosociale problematiek onder hulpverleners beter bespreekbaar zijn geworden en steeds minder tot de taboesfeer behoren. De agendazettende rol van onder meer HVH, door mijn voorganger wel een «luis in de pels» genoemd, heeft eraan bijgedragen dat hulpverlenende en noodhulp verrichtende organisaties hun beleid met betrekking tot personeelszorg en veilig en gezond werken sterk hebben verbeterd en dat dit ook voortdurend wordt doorontwikkeld. Het wekt bij mij ook veel vertrouwen dat de deelnemers aan het rondetafeloverleg beseffen dat, ondanks de inzette stijgende lijn, het werk nog niet klaar is en er nog ruimte is voor verbetering. Omdat vertrouwen goed is en controle beter, zal ik de Inspectie vragen om de voortgang van deze activiteiten te monitoren. Ik reken erop dat HVH vanuit haar rol de Inspectie scherp zal houden.

Voorts heb ik grote waardering voor de activiteiten die HVH heeft ondernomen om maatschappelijke waardering en erkenning van hulpverleners te vergroten. Ik denk dan aan het jaarlijkse awardgala Hulpverlener van het jaar en lotgenotendagen. Dergelijke initiatieven hebben een duidelijke meerwaarde en dragen ook bij aan beroepstrots van hulpverleners en collectieve verwerking. Om die reden heb ik in de afgelopen jaren – waar mogelijk – enkele van deze initiatieven gesteund met een subsidie. Recent heb ik aan HVH onder andere een financiële bijdrage verstrekt voor het organiseren van het «Awardgala Hulpverlener van het jaar 2015» dat op 5 juni zal plaatsvinden. Ik ben bereid deze subsidierelatie in enige vorm voort te zetten, zodat HVH haar heilzame werk kan blijven doen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur