Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2014
Naar aanleiding van de in het kader van de laatste behandeling van de begroting van Veiligheid en Justitie aangenomen motie van het lid Van Tongeren (GroenLinks), die de regering verzoekt om «in nauw overleg met vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en het College van procureurs-generaal te komen tot een frequentere toepassing van de borgsom als alternatief voor de voorlopige hechtenis en de Kamer hierover te informeren»1 , informeer ik uw Kamer graag kort over de voortgang.
Zoals u weet bestaan de alternatieven voor de toepassing van de voorlopige hechtenis in de voorwaarden die de rechter verbindt aan de opschorting of schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechter is vrij in de voorwaarden die hij daarbij stelt. Zo kunnen deze voorwaarden vrijheidbeperkend zijn, zoals een locatieverbod, of de verplichting tot deelname aan zekere activiteiten of programma’s inhouden. Uit cijfers blijkt dat rechters in toenemende mate gebruik maken van deze mogelijkheid. Ten opzichte van het aantal voorgeleidingen wordt ca. 24% geschorst onder bijzondere voorwaarden (cijfer september 2014).
Zoals ik al eerder heb aangekondigd ben ik een voorstander van uitbreiding van de mogelijke alternatieven voor voorlopige hechtenis. Daarom heb ik al eerder aangekondigd het voorstel inzake de aan de verdachte in het vooronderzoek op te leggen vrijheidbeperkende en gedrag beïnvloedende maatregelen. Dat voorstel maakt inmiddels onderdeel uit van de aangekondigde modernisering van het Wetboek van Strafvordering, dat thans in overleg met de praktijk nader wordt uitgewerkt. Ook de vraag of de borgsom in Nederland meer zou moeten worden toegepast en zo ja, hoe dat dan kan worden bereikt wordt betrokken bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.
Verder wijs ik in dit verband nog op de Wet wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtsmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (Stb, nr. 2013, 250). Deze wet is op 1 november 2013 in werking getreden (Stb. nr. 2013, 309).
Ter uitvoering van de motie Van Tongeren heeft overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het College van procureurs-generaal en de Raad voor de rechtspraak over de mogelijkheden om alternatieven voor de toepassing van voorlopige hechtenis, waaronder de borgsom, verder te bevorderen. Binnen OM en ZM wordt als uitvloeisel daarvan bezien op welke wijze hier invulling aan kan worden gegeven en op welke wijze het instrument van de borgsom in aanvulling op de genoemde alternatieven van toegevoegde waarde kan zijn. Zodra dit heeft geleid tot concrete uitkomsten zal ik uw Kamer nader informeren.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten