Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van uw Kamer heeft mij bij brief van 11 september 2014 verzocht om beantwoording van een aantal vragen inzake gratieverlening. Hierbij treft u de antwoorden op de vragen aan.
De nummering van de door de vaste commissie gestelde vragen heb ik aangepast. Bij de beantwoording van de vragen heb ik de nieuwe nummering aangehouden.
Vraag 1
Heeft u nog aanvullingen op de schriftelijke vragen van het lid Van der Steur over het verlenen van gratie (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 3181)? (VVD)
Antwoord 1
Nee, ik heb geen aanvullingen.
Vraag 2
Kunt u de suggestie weerleggen dat er bij gratieverlening sprake is van willekeur en rechtsongelijkheid? (VVD)
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat gratie geen recht zou moeten zijn, maar een uitzondering omdat gevangenisstraffen in principe volledig dienen te worden uitgezeten? (CDA)
Vraag 4
Welke criteria worden gehanteerd bij het verlenen van gratie? (Christen Unie)
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de huidige gang van zaken rond gratieverzoeken? Behoeft die bijstelling? (Christenunie)
Antwoord op vraag 2, 3, 4 en 5
Gratie is vermindering, verandering of kwijtschelding van een straf of maatregel die de rechter heeft opgelegd en waartegen geen beroep bij de rechter meer mogelijk is. Gratie wordt alleen verleend als het bijdraagt aan een rechtvaardige, menselijke en doelmatige uitvoering van de straf. Dat in een beperkt aantal gevallen gratie wordt verleend neemt niet weg dat het overgrote deel van de opgelegde gevangenisstraffen volledig wordt uitgezeten.
Ik bestrijd de suggestie dat bij gratieverlening sprake is van willekeur en rechtsongelijkheid. Bij de beoordeling van ieder gratieverzoek dienen verschillende belangen zorgvuldig tegen elkaar te worden afgewogen. De gronden voor gratie zijn neergelegd in de Gratiewet. Op grond van artikel 2 van deze wet kan gratie worden verleend indien sprake is van omstandigheden waarmee de strafrechter bij de oplegging van de straf geen rekening heeft kunnen houden, of indien aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de straf dan wel de voortzetting daarvan geen met de strafrechttoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.
Een gratieverzoek komt altijd binnen bij Justis, een onderdeel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Justis beoordeelt het gratieverzoek op volledigheid en vergaart de benodigde informatie. De rechter die de straf heeft opgelegd wordt om advies gevraagd. Bij zaken die behandeld zijn door de meervoudige kamer van een rechtbank wordt ook het Openbaar Ministerie om advies gevraagd. Ieder gratieverzoek wordt op zijn eigen merites beoordeeld. Het gerecht en indien aan de orde het Openbaar Ministerie toetsen een gratieverzoek aan de criteria uit de Gratiewet. Als beide positief adviseren wordt een gratieverzoek in beginsel ingewilligd.
De huidige gang van zaken bij gratieverzoeken is naar mijn oordeel in overeenstemming met de Gratiewet. Derhalve behoeft de huidige praktijk van beslissen op gratieverzoeken naar mijn mening geen bijstelling.
Vraag 6
Deelt u de mening in het betreffende artikel in de persdienst dat de gratieverzoeker erg afhankelijk is van hoe de wind waait bij de officier van justitie? (CDA)
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de stelling in het betreffende artikel dat de adviezen van het openbaar Ministerie (OM) en de rechter meestal één op één worden overgenomen? (CDA)
Antwoord op vraag 6 en 7
Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt de rechter die de straf heeft opgelegd, om advies gevraagd. Als de zaak door de meervoudige kamer is behandeld, adviseert ook het Openbaar Ministerie. Uit de systematiek van de Gratiewet volgt dat aan het advies van het gerecht groot gewicht toekomt voor de te nemen gratiebeslissing. Als het advies van het gerecht ook wordt ondersteund door het advies van het Openbaar Ministerie worden de adviezen vrijwel altijd gevolgd. In zoverre is de stelling dat de adviezen meestal worden overgenomen juist. Dat neemt niet weg dat ik, wanneer daar aanleiding toe is, ook van de adviezen kan afwijken. Ik deel de stelling niet dat de degene die een gratieverzoek indient afhankelijk is van hoe de wind waait bij de officier van justitie. Het Openbaar Ministerie toetst een gratieverzoek aan de criteria uit de Gratiewet.
Vraag 8
Wat zijn de meest voorkomende redenen waarom gratie wordt verleend? (CDA)
Antwoord op vraag 8
De gronden voor gratieverlening zijn neergelegd in artikel 2 van de Gratiewet. Zoals hierboven reeds aangegeven kan ingevolge dit artikel gratie worden verleend indien sprake is van omstandigheden waarmee de strafrechter bij de oplegging van de straf geen rekening heeft kunnen houden, of indien aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de straf dan wel de voortzetting daarvan geen met de strafrechttoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.
In de praktijk betekent dit dat gratie bijvoorbeeld kan worden verleend bij sterk veranderde leefomstandigheden, zoals ziekte, het verkrijgen van een (vaste) baan, een eigen bedrijf, na een geslaagd afkicktraject en de zorg voor een gezin. Vaak gaat het om een combinatie van dergelijke omstandigheden. Justis houdt overigens geen cijfers bij van de redenen op grond waarvan gratie wordt verleend.
Vraag 9
Kunt u de gratiecijfers van 2009 tot en met 2013 aan de Kamer doen toekomen? (CDA)
Antwoord op vraag 9
Ja, deze informatie kunt u vinden in de bijgevoegde bijlage «Uit de Praktijk 11: Minder gratieverzoeken en -beslissingen in 2013» van 11 september 2014.
Vraag 10
Wat vindt u van de suggestie om slachtoffers en hun familie voorafgaand aan uw besluit over gratie hun kijk op de zaak te geven? (Christenunie)
Antwoord op vraag 10
De belangen van slachtoffers en nabestaanden maken reeds deel uit van het wegingskader bij de behandeling van gratieverzoeken. Zo houden het openbaar ministerie en de zittende magistratuur bij het advies op een gratieverzoek rekening met de positie van slachtoffers en nabestaanden. Daarom is het naar mijn mening niet nodig om slachtoffers en nabestaanden voorafgaand aan de beslissing op een gratieverzoek expliciet te bevragen.
Ten aanzien van de behandeling van gratieverzoeken in gevoelige zaken, zoals die van levenslanggestraften, hecht ik wel aan een slachtofferonderzoek, waarbij slachtoffers en/of nabestaanden worden geconsulteerd. Ik verwijs hierbij naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Schouw (D66) van uw Kamer over het beleid inzake gratieverzoeken en het negeren van rechterlijke adviezen van 7 oktober 20141.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven