Kamerstuk 34000-IX-30

Verslag van een schriftelijk overleg over fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiƫn (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 26 augustus 2015
Indiener(s): Pieter Duisenberg (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-IX-30.html
ID: 34000-IX-30

Nr. 30 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 augustus 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 1 juni 2015 over Fiscale moties en toezeggingen Tweede Kamer (Kamerstuk 34 000 IX, nr. 28)

De vragen en opmerkingen zijn op 17 juni 2015 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 25 augustus 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief. De leden lezen met belangstelling de stappen die de Staatssecretaris heeft genomen in het kader van de motie Neppérus c.s. in het kader van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de Foreign Account Tax Compliance Act (het FATCA-verdrag). Zij hebben nog de volgende vragen.

In de brief staat dat de Amerikaanse Belastingdienst een website heeft gemaakt waarop een overzicht is gepubliceerd met veel gestelde vragen voor mensen die niet in de VS wonen maar wel Amerikaans staatsburger zijn. Deelt de Staatssecretaris de mening dat Nederlanders met een dubbele nationaliteit, die nog nooit iets van de Amerikaanse Belastingdienst hebben gehoord, betere informatievoorziening horen te krijgen aangezien er nu verwarring ontstaat over de belastingaangifte in Amerika? Is de Staatssecretaris bereidt de Amerikaanse Belastingdienst te contacten en aan te sporen om een betere informatievoorziening tot stand te brengen? Ook wat betreft het voorkomen van dubbele belastingheffing.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie danken de Staatssecretaris voor het uitgebreide commentaar op de verschillende moties en toezeggingen van de afgelopen tijd. Zij hebben hierbij enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met de voortgang van het kabinet met betrekking tot het opnemen van anti-misbruikbepalingen in belastingverdragen met ontwikkelingslanden. De voortgang die wordt geboekt is bemoedigend, het nieuwe belastingverdrag met Malawi is hier een voorbeeld van. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Buitenlandse Zaken dan ook dit beleid met nog meer voortvarendheid voort te zetten.

Verschillende moties gaan over de rol die Nederland moet spelen in de strijd tegen belastingontwijking. De leden van de PvdA-fractie constateren met tevredenheid dat de Staatssecretaris deze handschoen heeft opgepakt, en dat Nederland zich inmiddels roert aan de vele tafels waar dit onderwerp wordt behandeld. De overeenkomst tot automatisch uitwisselen van rulings met Duitsland kan als blauwdruk dienen voor brede invoering in Europa. De leden van de PvdA-fractie zijn dan ook tevreden dat de Staatssecretaris de Europese plannen hiertoe ondersteunt. Daarbij moet wat betreft de leden van de PvdA-fractie goed gelet worden op de uitvoering. Het kan niet zo zijn dat staatssubsidies en onderhandse fiscale afspraken tussen overheden en bedrijven buiten schot blijven. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij denkt dat dit voorkomen kan worden en of hij dit standpunt steunt.

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich voorts vinden in het tijdsschema met betrekking tot nog openstaande moties en toezeggingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief inzake fiscale moties en toezeggingen. Deze leden hebben hier enkele vragen over.

Allereerst vragen de leden van de fractie van de SP in hoeverre ontwikkelingslanden plannen van de OESO kunnen bijstellen, indien deze volgens de ontwikkelingslanden niet voldoen om belastingontwijking en/of grondslaguitholling effectief tegen te gaan. Kunnen zij voorstellen blokkeren dan wel aanpassen? Hoe wordt gegarandeerd dat hun opvattingen niet terzijde worden geschoven? Zijn ontwikkelingslanden individueel uitgenodigd om deel te nemen aan de besprekingen of alleen in groepsverband via bijvoorbeeld internationale organisaties? In hoeverre is er sprake is van gelijkwaardigheid wanneer de ene partij wel en de andere geen stemrecht heeft?

De leden van de SP-fractie hebben tevens vragen over de aangenomen motie Klaver en Merkies over de kopgroep tegen belastingontwijking. In de brief geeft de Staatssecretaris aan dat de belangen van Nederland en de kopgroep niet noodzakelijkerwijs parallel lopen. Kan worden uitgelegd wat hiermee wordt bedoeld? Welke belangen bedoelt de Staatssecretaris? Waar lopen deze niet parallel? Sluit Nederland zich aan bij de kopgroep?

Genoemde leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris enige helderheid te verschaffen over de tabel die weergeeft hoeveel investeringen op jaarbasis door Nederlandse bedrijven worden gedaan in ontwikkelingslanden waarmee Nederland een belastingverdrag heeft. In hoeverre geeft deze tabel nu een onderscheid weer tussen investeringen door Nederlandse bedrijven en bedrijven die via Nederland investeren? Kan dat onderscheid worden gemaakt? Staat de investeringsstroom per jaar op transactiebasis grofweg gelijk aan de investeringen die door Nederlandse bedrijven worden gedaan? En staat de waarde van de gecumuleerde investeringen ongeveer gelijk aan de investeringen die zijn gedaan door bedrijven die via Nederland investeren? Zo nee, hoe moeten de leden deze tabel lezen, vragen zij de Staatssecretaris?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de fiscale moties en toezeggingen. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de AFM acht klachten heeft gekregen over het beëindiging van de dienstverlening aan burgers met de Amerikaanse nationaliteit. Waarom vormden deze meldingen voor de AFM geen aanleiding om een (beperkt) verder onderzoek te doen? Op welke wijze zijn deze burgers verwezen naar andere banken die wel diensten verlenen aan Amerikaanse staatsburgers? Zijn er door de AFM momenteel andere problemen gesignaleerd bij de uitvoering van de FATCA-wetgeving?

De leden van de CDA-fractie betreuren het dat de Staatssecretaris geen mogelijkheden ziet om de administratieve lasten te beperken bij de Vpb-plicht voor overheidsbedrijven waar het gaat om lichamen met (voornamelijk) vrijgestelde activiteiten. Is er een nieuwe raming van de verwachte opbrengst van de Vpb-plicht voor overheidsbedrijven en van de verwachte administratieve lasten?

De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd dat in de brief niet wordt ingegaan op de tax gap. Kan de Staatssecretaris meer duidelijkheid geven over de voortgang van het onderzoek naar de tax gap, zowel bottom-up als top-down? Deze leden achten dit meer dan ooit van belang, nu het een belangrijke maatstaf is in het rapport over de hervorming van de Belastingdienst.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

Internationaal fiscaal beleid

«Minister Ploumen heeft op 4 maart jl. een overeenkomst met de OESO ondertekend om de actieve deelname van ontwikkelingslanden in het Base Erosion & Profit Shifting (BEPS)-project met technische en financiële ondersteuning te faciliteren. Nederland zet daarom actief in op het verlenen van technische assistentie aan ontwikkelingslanden. Dat doet Nederland zowel bilateraal als via multilaterale programma’s van bijvoorbeeld de OESO. Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan.»

Van welke begroting wordt deze technische en financiële ondersteuning gefaciliteerd?

De leden van de fractie van de PVV benadrukken dat er vanuit Nederland bij de Commissie moet worden aangedrongen om af te zien van richtlijnvoorstellen met maatregelen in het kader van belastingontwijking en belastingfraude. Er worden al maatregelen in het kader van de G20 en het OESO-BEPS-project op dat gebeid uitgewerkt. En dat Nederland al helemaal geen medewerking te verlenen aan de Europese vennootschapsbelasting, waar nu door de heer Juncker weer nadruk op wordt gelegd in het kader van belastingontwijking en belastingfraude.

Nederland moet maar weer eens opkomen voor haar eigen belangen binnen Europa en niet telkens het braafste jongetje van de klas willen zijn.

Vpb-plicht overheidsondernemingen

In de brief staat de volgende passage: «Overigens merk ik op dat ik in overleg met de medeoverheden, ten behoeve van de implementatie, constructief zal blijven bezien of er maatregelen genomen kunnen worden die de administratieve lasten verder zouden kunnen verlagen.»

Deze passage verwijst naar een spanningsveld tussen wetsuitvoering en het verlagen van de administratieve lasten. Zou u dit nader kunnen toelichten en met een concreet voorbeeld kunnen verduidelijken?

Effect hanteren brutoinkomen op toeslagen

Kunt u aangeven wat het effect is van de diverse ondernemersaftrekken en de MKB-winstsvrijstelling op de diverse toeslagen. Klopt het dat een ZZP’er hierdoor hogere toeslagen krijgt dan een werknemer in een vergelijkbare situatie?

Fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders

Kan de Staatssecretaris in het kader van de motie van de leden Groot en Bashir, waarin verzocht is om een aantal maatregelen te onderzoeken waardoor belastingontwijking door fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders kan worden tegengegaan, in gaan op de rol van Europese regelgeving op dit terrein en dan in het bijzonder de vrijheden uit het EU-verdrag (de vervanger van de door de Nederlandse burger verworpen Europese Grondwet)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief. Zij hebben hierover een vraag. De leden van de D66-fractie vragen wanneer het overleg met de Vereniging Hogescholen en de MBO-raad naar verwachting wordt afgerond. Ook vragen zij of de verwachte uitkomst van dit overleg is, dat er een modelovereenkomst komt die onder de Wet deregulering arbeidsrelaties een goedkeuring krijgt van de Belastingdienst, of dat het overleg op een andere uitkomst is gericht.

Vragen en opmerkingen van het lid Van Vliet

Het lid Van Vliet heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris en heeft nog een tweetal vragen:

Fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders

Inzake de fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders, stelt u in de brief dat het onderzoek naar de in de motie genoemde maatregelen op dit moment loopt. Zijn er volgens de Staatssecretaris ook andere maatregelen die niet in de motie worden genoemd maar die wel zouden kunnen bijdragen aan tegengaan van fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders?

Stelselherziening

Kan de Staatssecretaris aangeven of het schrappen van vrijstellingen, aftrekposten en/of kortingen in box 1, 2 en 3, kan leiden tot uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het schrappen van faciliteiten altijd leidt tot vereenvoudiging en dat dit dus ook onder de huidige omstandigheden geen uitvoeringsproblemen zal gaan opleveren? Kunt u voorts een toelichting geven op uw uitspraak dat zelfs het «draaien aan tariefknoppen» onder de huidige omstandigheden al tot uitvoeringsproblemen kunnen leiden. Immers, als dat zo is, dan wordt het Belastingplan 2016 wel heel erg kort.

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA, de PVV, D66 en het lid Van Vliet. Ik houd bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van de vragen en opmerkingen aan zoals die aan mij zijn voorgelegd, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord. Voor zover de vraag in een andere paragraaf is beantwoord, is op de oorspronkelijke plaats van de vraag in het verslag een verwijzing opgenomen naar het onderdeel waar die vraag is beantwoord.

1. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de fractie van de VVD vragen of ik de mening deel dat Nederlanders met een dubbele nationaliteit, die nog nooit iets van de Amerikaanse Belastingdienst hebben gehoord, betere informatievoorziening horen te krijgen over de belastingaangifte in Amerika. Ook vragen genoemde leden of ik bereid ben hierover contact op te nemen met de Amerikaanse Belastingdienst. De Verenigde Staten (VS) hebben een belastingsysteem waarbij mensen met een Amerikaans staatsburgerschap in de VS fiscale verplichtingen hebben, ook al hebben zij verder geen enkele band met de VS. Ik begrijp dat Nederlanders met een dubbele nationaliteit moeite hebben om in de VS aan de fiscale verplichtingen te kunnen voldoen, bijvoorbeeld omdat het lastig is een Amerikaans BSN-nummer te verkrijgen. Ik benadruk dat het de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige zelf is en blijft om in de VS, of in elk ander land, aan de fiscale verplichtingen te voldoen. De vraag welke burgers belastingplichtig zijn onder Amerikaanse regelgeving, was niet aan de orde bij het FATCA-verdrag. Iedere staat bepaalt zelf wie zijn belastingplichtigen zijn. De Verenigde Staten hebben de belastingplicht gebaseerd op nationaliteit. Ik begrijp dat het nadelige gevolgen kan hebben voor deze groep belastingplichtigen en ik zal onderzoeken of een aantal veel voorkomende problemen met aanvullende informatievoorziening kan worden opgelost, waardoor deze groep Nederlanders beter aan Amerikaanse fiscale verplichtingen kunnen voldoen

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de PvdA geven aan dat de overeenkomst tot automatisch uitwisselen van rulings met Duitsland als blauwdruk kan dienen voor brede invoering in Europa. Deze leden zijn dan ook tevreden dat ik de Europese plannen hiertoe ondersteun. Daarbij moet wat hen betreft goed gelet worden op de uitvoering. De leden van de fractie van de PvdA menen dat het niet zo kan zijn dat in het kader van de strijd tegen belastingontwijking, staatssubsidies en onderhandse fiscale afspraken tussen overheden en bedrijven buiten schot blijven. Zij vragen hoe ik denk dat dit voorkomen kan worden en of ik dit standpunt steun. Het kabinet deelt het standpunt van de leden van de fractie van de PvdA. De aanpak van staatssubsidies ligt bij de Europese Commissie die onderzoek doet naar staatssteun. Gezien het aantal lopende zaken, kan geconcludeerd worden dat de Commissie haar taak serieus uitvoert. Het aanpakken van onderhandse fiscale afspraken wordt uitgewerkt in het voorstel van de Commissie om informatie over rulings op automatische basis uit te wisselen. Het kabinet steunt dit voorstel omdat de transparantie hierdoor wordt verbeterd.

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP vragen of ontwikkelingslanden individueel zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de besprekingen inzake het Base Erosion & Profit Shifting (BEPS)-project of dat ze alleen in groepsverband zijn uitgenodigd. De leden van de fractie van de SP vragen tevens of sprake is van gelijkwaardigheid bij de besluitvorming en in hoeverre de ene partij wel en de andere geen stemrecht heeft. De leden van de fractie van de SP vragen ook in hoeverre ontwikkelingslanden voorstellen kunnen bijstellen, blokkeren of aanpassen indien deze plannen niet effectief zijn in het tegengaan van belastingontwijking en/of grondslaguitholling. Tot slot vragen de leden van de fractie van de SP hoe gegarandeerd wordt dat de opvattingen van ontwikkelingslanden niet terzijde worden geschoven. De OESO heeft op verzoek van de G20 een strategie ontwikkeld waarbij ontwikkelingslanden direct input kunnen geven op het BEPS-project. Hierbij heeft de OESO ontwikkelingslanden van verschillende regio’s en van verschillende welvaartsniveaus zowel individueel als op groepsniveau (in regionale vertegenwoordigende organen) actief benaderd om deel te nemen aan de BEPS-besprekingen en plaats te nemen in het Committee on Fiscal Affairs (CFA), het hoogste besluitvormende orgaan over belastingaangelegenheden binnen OESO. Meer dan tachtig niet OESO-landen zijn geconsulteerd gedurende het BEPS-project en veertien ontwikkelingslanden nemen deel in de CFA en in diverse BEPS-werkgroepen. Daarnaast worden regionale vertegenwoordigende organen van ontwikkelingslanden ook gehoord. Deze organen nemen deel in het CFA. Ook worden meerdere regionale bijeenkomsten gefaciliteerd waaraan ontwikkelingslanden kunnen deelnemen om input te leveren voor het BEPS-project. Ontwikkelingslanden zijn derhalve nauw betrokken bij de discussies en besluitvorming in het BEPS-project en nemen daaraan deel op gelijke voet met OESO-leden. Zij hebben daarmee zonder twijfel invloed op de uitkomsten van het BEPS-project en op het al dan niet «bijstellen» van de voorstellen. Wat de officiële besluitvorming betreft, hebben de veertien ontwikkelingslanden die in de CFA plaatsnemen hetzelfde stemrecht als de OESO-leden en hun stem telt even zwaar als een stem van een OESO-land. De besluitvorming in de CFA vindt plaats op basis van consensus en elk land kan in principe deze consensus «doorbreken». De stem of de mening van ontwikkelingslanden kan daarmee niet zomaar terzijde worden geschoven. Om ontwikkelingslanden verder te ondersteunen in het tegengaan van belastingontwijking en grondslaguitholling, ontwikkelt de OESO ook praktische handleidingen over de BEPS-uitkomsten om zeker te stellen dat ontwikkelingslanden niet alleen een stem hebben bij de besluitvorming, maar ook daadwerkelijk de BEPS-uitkomsten kunnen implementeren. Bij de beoordeling van de betrokkenheid van ontwikkelingslanden in het BEPS-project, moet overigens niet uit het oog worden verloren dat ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden veelal dezelfde belangen hebben bij het beschermen van hun belastinggrondslag en dus bij het succes van BEPS.

De leden van de fractie van de SP hebben vragen over de aangenomen motie Klaver en Merkies over de kopgroep tegen belastingontwijking.1 Zij willen graag uitleg over de zin dat de belangen van Nederland en de kopgroep niet noodzakelijkerwijs parallel lopen en vragen of Nederland zich wel aansluit bij de kopgroep. Ik kan de leden van de fractie van de SP verzekeren dat Nederland zich aansluit bij de kopgroep en zich actief inspant om belastingontwijking tegen te gaan. In dit kader vindt het kabinet het belangrijk dat maatregelen tegen belastingontwijking en belastingfraude in juridisch bindende instrumenten (hard law) worden vastgelegd, zodat naleving ervan juridisch kan worden afgedwongen en een gelijk speelveld binnen de EU kan worden gewaarborgd. Andere lidstaten zijn van mening dat ook via «gentlemen’s agreements» (soft law) maatregelen getroffen kunnen worden. Deze afspraken worden over het algemeen niet openbaar gemaakt. In het kader van transparantie en hierboven genoemde argumenten geeft het kabinet de voorkeur aan juridisch bindende instrumenten.

De leden van de fractie van de SP vragen mij om verduidelijking van de tabel die weergeeft hoeveel investeringen op jaarbasis door Nederlandse bedrijven worden gedaan in ontwikkelingslanden waarmee Nederland een belastingverdrag heeft. Zij vragen in hoeverre deze tabel een onderscheid weergeeft tussen investeringen door Nederlandse bedrijven en bedrijven die via Nederland investeren en of dit onderscheid kan worden gemaakt. Deze tabel maakt geen onderscheid tussen investeringen door Nederlandse bedrijven en bedrijven die via Nederland investeren. De genoemde investeringen worden allemaal gepleegd vanuit in Nederland gevestigde ondernemingen. Onder investeringen wordt hier verstaan het aankopen, opzetten of uitbreiden van een buitenlandse onderneming en het verstrekken van leningen aan verbonden buitenlandse ondernemingen. Voorts vragen de leden van de fractie van de SP of de investeringsstroom per jaar op transactiebasis grofweg gelijk staat aan de investeringen die door Nederlandse bedrijven worden gedaan en daarnaast of de waarde van de gecumuleerde investeringen gelijk staat aan investeringen die zijn gedaan door bedrijven die via Nederland investeren. De investeringsstroom per jaar betreft nieuwe investeringen door Nederlandse bedrijven en bedrijven die via Nederland investeren. De waarde van de gecumuleerde investeringen die door Nederlandse bedrijven en bedrijven die via Nederland investeren zijn gedaan, is gelijk aan de huidige waardering van alle al eerder gedane investeringen en nieuwe investeringen. Deze voorraad muteert als gevolg van nieuwe investeringen en herwaarderingen van al eerder gedane investeringen (onder meer als gevolg van afschrijvingen, winst en winstuitkeringen) en als gevolg van aflossingen op leningen.

4. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Internationaal fiscaal beleid

De leden van de fractie van het CDA vragen waarom de meldingen over het beëindigen van de dienstverlening aan burgers met de Amerikaanse nationaliteit voor de Autoriteit Financiële Markten (de AFM) geen aanleiding vormden om (beperkt) verder onderzoek te doen en op welke wijze deze burgers zijn verwezen naar andere banken die wel diensten verlenen aan Amerikaanse staatsburgers. Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA of er door de AFM andere problemen gesignaleerd zijn bij de uitvoering van de Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA). De AFM heeft mij bericht dat er meerdere redenen een rol hebben gespeeld bij de afweging tot het wel of niet doen van verder onderzoek naar de klachten. De contractuele relatie tussen een financiële instelling en een cliënt, alsmede eventuele beëindiging daarvan, wordt in eerste instantie gezien als een privaatrechtelijke relatie met de daaruit voortvloeiende zorgplicht en de contractuele afspraken die zijn gemaakt. Indien een cliënt van mening is dat opzegging in strijd is met de genoemde regels, dan kan de cliënt hierop reclameren bij de financiële instelling en kan hij zich bij een negatief resultaat wenden tot het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (het KiFID). Voorts speelt een rol dat het niet aan de AFM is om te beoordelen of er sprake is van discriminatie, deze beoordeling is aan het College voor de Rechten van de Mens. Eveneens is van belang dat uit de betreffende signalen niet is gebleken dat er sprake was van onzorgvuldige dienstverlening. Voor de AFM is het van belang dat financiële ondernemingen gedurende de gehele klantrelatie zorgvuldig omgaan met hun klanten. Waar de AFM signalen krijgt dat het beëindigen van de relatie niet zorgvuldig gebeurt, bijvoorbeeld omdat klanten schade ondervinden, kan dit voor de AFM aanleiding zijn om nadere vragen te stellen aan de betreffende financiële onderneming.

Sinds de eerdere beantwoording van de vragen van de Eerste Kamer hierover,2 zijn er geen nieuwe ontwikkelingen geweest die ervoor zorgen dat de AFM nu wel reden ziet tot het doen van verder onderzoek naar de klachten. De Nederlandse Vereniging van Banken (de NVB) heeft op de website onder Vragen en Antwoorden over de FATCA aangegeven dat er voldoende mogelijkheden zijn om bij banken in Nederland te bankieren. In mijn brief van 1 juni jl. over fiscale moties en toezeggingen3 heb ik verder aangegeven dat als Amerikaanse staatsburgers vragen hebben over het aanbieden van verschillende bankdiensten door banken in Nederland, zij zich altijd kunnen wenden tot de NVB. Tot slot heb ik de AFM gevraagd of er andere problemen zijn gesignaleerd bij de uitvoering van de FATCA-wetgeving. De AFM heeft mij desgevraagd laten weten dat dit niet het geval is.

Vpb-plicht overheidsondernemingen

De leden van de fractie van het CDA vragen of er een nieuwe raming van de verwachte opbrengst van de Vpb-plicht voor overheidsondernemingen en van de verwachte administratieve lasten is. Er is geen aanleiding geweest voor het kabinet om de ramingen van het wetsvoorstel Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen te wijzigen. Er zijn daarom geen nieuwe ramingen met betrekking tot de te verwachten budgettaire opbrengst en administratieve lasten. Indien nieuwe wijzigingen in de wet aangebracht zouden worden, dan zal het kabinet daar afzonderlijk het budgettaire effect en de administratieve lasten van in kaart brengen.

Tax gap

De leden van de fractie van het CDA zijn verbaasd dat in de brief niet wordt ingegaan op de tax gap. Zij vragen om meer duidelijkheid over de voortgang van het onderzoek naar de tax gap, zowel bottom-up als top-down. Tijdens het algemeen overleg Belastingdienst van 8 oktober 2014 is veel aandacht besteed aan het onderwerp «tax gap».4 Zoals ik destijds uiteen heb gezet, zet de Belastingdienst bij dit onderwerp vol in op de microbenadering, dat wil zeggen het bepalen van een deel van de tax gap. Het gaat dan om het nalevingstekort onder de bij de Belastingdienst bekende belastingplichtigen. Op basis van steekproeven en data-analyse wordt bepaald wat bij verschillende doelgroepen de mogelijk gemiste opbrengsten zijn. Deze aanpak geeft weliswaar geen inzicht in activiteiten die buiten de reguliere waarneming vallen of illegaal zijn (non-observed economy), maar is preciezer, biedt een beter handelingsperspectief en maakt duidelijker waar een nalevingstekort bestaat dan een macroaanpak. Bij de macro-economische methode zijn statistisch gezien vraagtekens te zetten bij nauwkeurigheid en betrouwbaarheid. Er kan slechts sprake zijn van grofmazige schattingen, onder andere vanwege arbitraire aannames over de omvang van de non observed economy die door de Belastingdienst niet te schatten valt. In de tweede plaats biedt een macro-economische benadering geen handvatten voor verdere actie in de handhaving omdat er geen sprake is van enigerlei verbijzondering naar oorzaken en/of doelgroepen. In de Investeringsagenda5 zijn in de vorm van business cases voorstellen gedaan om de tax gap te verminderen. In de Activiteitenkalender die is meegestuurd met de Investeringsagenda, zijn deze plannen verder toegelicht. De Belastingdienst verwacht door het toepassen van «predictive modelling» een hogere trefkans in het toezicht te realiseren. Ook is geëxperimenteerd met modellen die aangeven of het waarschijnlijk is dat een aangifte een correctie bevat en van welke omvang. Dat stelt de Belastingdienst in staat om in de behandeling bij het toezicht te kiezen voor de aangiften met een hoger fiscaal belang. Verder is er een separate business case gemaakt voor het dynamisch invorderen.6 Tot slot blijkt dat door het centraliseren van gegevens en het koppelen van deze gegevens, fraudedetectie een stuk effectiever kan. Het toepassingsgebied van deze technieken is MKB en Particulieren. Het geheel aan maatregelen zal leiden tot een lagere tax gap. Naar verwachting zal het effect oplopen tot structureel zo’n driekwart miljard euro. Hiermee is naar mijn mening ook voldaan aan hetgeen in de motie van het lid Omtzigt c.s. wordt gevraagd.7

5. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

Internationaal fiscaal beleid

De leden van de fractie van de PVV vragen van welke begroting de technische en financiële ondersteuning aan ontwikkelingslanden om deel te kunnen nemen aan het Base Erosion & Profit Shifting (BEPS)-project wordt gefaciliteerd. Verschillende OESO-landen dragen bij aan een technische assistentiefaciliteit van het OESO Tax and Development programma om ontwikkelingslanden technisch en waar nodig logistiek te ondersteunen en de regionale bijeenkomsten voor ontwikkelingslanden in het kader van het BEPS-project te faciliteren. Daarnaast is deze faciliteit ook bedoeld om samen met ontwikkelingslanden technische handleidingen op te stellen, die ontwikkelingslanden moeten helpen de in het kader van BEPS overeengekomen maatregelen toe te kunnen passen in hun strijd tegen belastingontwijking. Nederland is één van de OESO-landen die een bijdrage levert aan deze technische assistentiefaciliteit van het OESO Tax and Development programma. Deze ondersteuning vanuit Nederland aan ontwikkelingslanden wordt uit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking betaald.

Vpb-plicht overheidsondernemingen

De leden van de fractie van de PVV vragen naar het spanningsveld dat kan ontstaan tussen het op constructieve wijze komen tot de uitvoering van de Wet modernisering Vpb-plicht voor Overheidsondernemingen en de beperking van de administratieve lasten.

Overheidsondernemingen die per 1 januari 2016 belastingplichtig worden dienen aan wettelijke verplichtingen te voldoen, zoals het bijhouden van een administratie waaruit ook de «fiscale cijfers» gerapporteerd worden. Voor de (omvang van de) belastingplicht dient een direct overheidslichaam of een overheidsstichting of -vereniging te beoordelen met welke activiteiten een of meerdere onderneming(en) worden gedreven. De uitkomst van deze beoordeling is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Voor bepaalde activiteiten kan echter al op voorhand met enige mate van zekerheid worden aangenomen dat hiermee geen onderneming wordt gedreven omdat niet aan de relevante criteria is voldaan, dan wel dat – omdat sprake is van een overheidstaak waarmee niet in concurrentie wordt getreden – er een wettelijke vrijstelling van toepassing is. Zo is dat bijvoorbeeld het geval bij de afgifte van identiteitsbewijzen. Immers, mocht hiermee al een onderneming worden gedreven, dan is op basis van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) de vrijstelling voor overheidstaken van toepassing. Effectief zal er in die gevallen naar verwachting nooit vennootschapsbelasting verschuldigd zijn over die activiteit. Onder andere in het kader van het beperken – daar waar mogelijk – van de extra administratieve lasten heb ik daarom in mijn brief van 18 december 20148 een lijst opgenomen met activiteiten waarvan op dit moment in zijn algemeenheid aangenomen kan worden dat op basis van de Wet Vpb 1969 daarover geen vennootschapsbelasting hoeft te worden betaald. Zoals ik al eerder heb aangegeven9 kan deze lijst tijdens het implementatietraject worden uitgebreid met activiteiten waarvan evident is dat hiermee in zijn algemeenheid op basis van de Wet Vpb 1969 geen onderneming wordt gedreven. Deze lijst zal echter naar verwachting beperkt blijven. De feiten en omstandigheden blijven immers bepalend. Volledigheidshalve wil ik nog opmerken dat er door de Samenwerking Vennootschapsbelasting Lokale Overheden (SVLO) binnen de kaders van de wet- en regelgeving producten worden gemaakt die overheidslichamen ondersteunen bij de implementatie van de wetgeving en daarmee naar verwachting ook de administratieve lastenverzwaring beperken. Zo heeft de SVLO de «Handreiking ten behoeve van de invoering van de Vennootschapsbelasting»,10 de «Notitie deelname aan het economisch verkeer»,11 en de «Vierde Nieuwsbrief SVLO»12 inclusief de Notitie «Duiding begrip «activiteit», het «Afbakeningsschema» alsmede de «Oplegnotitie afbakeningsschema» gepubliceerd.

Effect hanteren brutoinkomen op toeslagen

Naar aanleiding van de in de brief geschetste effecten van het hanteren van een «brutoinkomen» voor de toeslagen vragen de leden van de fractie van de PVV wat de effecten zijn van de diverse ondernemersfaciliteiten en de MKB-winstvrijstelling op de toeslagen. Zij vragen of het klopt dat een zzp’er hierdoor hogere toeslagen krijgt dan een werknemer in een vergelijkbare situatie. Ongeveer een derde deel van het totale budgettaire effect van € 785 miljoen zoals genoemd in de brief is toerekenbaar aan de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Het bedrag van € 785 miljoen is het totaaleffect van alle aftrekposten op de toeslagen. De bedragen die bij de verschillende aftrekposten horen zijn niet optelbaar, daarom is hier geen exact bedrag opgenomen.

Het is verder inderdaad zo dat in de huidige situatie een IB-ondernemer met eenzelfde brutoinkomen (voor toepassing van ondernemersfaciliteiten) als een werknemer in een vergelijkbare situatie recht heeft op hogere toeslagen. Dat is inherent aan het feit dat voor wat betreft de in aanmerking te nemen draagkracht voor het recht op toeslagen wordt aangesloten bij het verzamelinkomen van de inkomstenbelasting.

Fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders

De leden van de fractie van de PVV en het lid Van Vliet stellen vragen over het lopende onderzoek naar mogelijkheden om fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders tegen te gaan. De leden van de fractie van de PVV verzoeken mij in te gaan op de rol van de Europese regelgeving op dit terrein en het lid Van Vliet vraagt of er ook andere maatregelen zijn die niet in de motie worden genoemd maar wel zouden kunnen bijdragen aan het tegengaan van fiscaal gedreven emigratie.

Naast de maatregelen waarop lijkt te worden gedoeld in de motie Groot/Bashir zijn er inderdaad ook andere maatregelen denkbaar. In het lopende onderzoek vat ik de motie breed op. Daarbij toets ik de maatregelen niet alleen op effectiviteit, maar ook op uitvoerbaarheid en Europeesrechtelijke haalbaarheid. Over al deze aspecten informeer ik de Kamer in een reactie op de motie. Deze reactie wil ik op Prinsjesdag naar uw Kamer sturen.

6. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

In antwoord op de vragen van de leden van de fractie van D66 over het overleg met de Vereniging Hogescholen en de MBO-raad over een convenant voor zzp’ers met de onderwijssector, kan ik mededelen dat het overleg nog niet is afgerond. De inzet is om ook voor die sector te bezien of op basis van voorgelegde (model)overeenkomsten gezegd kan worden dat sprake is van afwezigheid van inhoudingsplicht voor de loonheffingen. Dit gebeurt in lijn met de werkwijze zoals beschreven in het wetsvoorstel Deregulering beoordeling arbeidsrelaties dat door uw Kamer bij de stemmingen van 2 juli aangenomen (Kamerstuk 34 036). Gebleken is al wel dat de diversiteit aan arbeidsverhoudingen in deze sector relatief groot is.

7. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het lid Van Vliet

Fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders

De vraag van het lid van Vliet inzake de fiscaal gedreven emigratie van aanmerkelijkbelanghouders is beantwoord in paragraaf 5, tegelijkertijd met de verwante vraag van de leden van de fractie van de PVV.

Belastingstelsel

Het lid Van Vliet heeft gevraagd of het schrappen van vrijstellingen, aftrekposten en/of kortingen in box 1, 2 en 3 kan leiden tot uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst. Daarnaast heeft hij gevraagd of ik kan bevestigen dat het schrappen van faciliteiten altijd leidt tot vereenvoudiging en dat dit ook onder de huidige omstandigheden geen uitvoeringsproblemen oplevert. Voorts vraagt het lid Van Vliet om een toelichting op mijn uitspraak dat zelfs het «draaien aan tariefknoppen» onder de huidige omstandigheden al tot uitvoeringsproblemen kan leiden, in het licht van het Belastingplan 2016. Om uitspraken te kunnen doen over de impact van wijzigingen van wet- en regelgeving op de Belastingdienst is het nodig voor die wijzigingen uitvoeringstoetsen uit te voeren. Daarin komen verschillende aspecten aan de orde zoals de gevolgen voor de massale processen, automatiseringsaspecten, fraudegevoeligheid, gevolgen voor dienstverlening en toezicht en de begrijpelijkheid voor burgers en bedrijven. Dit afwegingskader geldt voor alle maatregelen, ook voor het schrappen van faciliteiten, vrijstellingen, aftrekposten en kortingen. Uit de uitvoeringstoets moet blijken of bij de implementatie van een maatregel uitvoeringsproblemen worden voorzien. Er kan dus niet op voorhand gesteld worden dat het schrappen van faciliteiten op korte termijn leidt tot een vereenvoudiging. Naar aanleiding van de vraag over het «draaien aan tariefknoppen» merk ik het volgende op: in de Brede agenda13 en in de ICT-ontwikkelaanpak14 is beschreven dat een aantal systemen dringend «groot onderhoud» behoeven. Dit beïnvloedt de aanpasbaarheid van die systemen in negatieve zin. De ICT-ontwikkelaanpak beschrijft hoe deze systemen worden gerationaliseerd en wat daarbij de prioritering is. Zolang de rationalisatie van deze systemen gaande is, is terughoudendheid bij het aanpassen van deze systemen geboden, zeker waar het ingrijpender wijzigingen betreft. Tariefwijzigingen, aanpassingen van bedragen, bijstellingen van percentages en dergelijke kunnen in principe snel worden verwerkt, onder de voorwaarde dat deze als norm/constante in de systemen van de Belastingdienst zijn opgenomen. Zo is het «draaien aan tariefknoppen» in het Belastingplan 2016 in veel – maar niet in alle – gevallen nog mogelijk. Andere aanpassingen (bijv. aanpassing van bedragen, etc. die niet als norm/constante in de systemen zijn opgenomen en de invoering van een nieuwe aftrekpost of heffingskorting) vergen meer ingrijpende aanpassingen in de automatisering. De noodzakelijke voorbereidingstijd is afhankelijk van de mate van ingrijpendheid van de maatregel. Tot slot hecht ik eraan op te merken dat de automatiseringscapaciteit van de Belastingdienst niet onbeperkt is. De inzet van de beschikbare capaciteit vergt dan ook een prioritering van voorstellen. Als nieuwe voorstellen hoge prioriteit krijgen, kan dat betekenen dat al in de planning opgenomen voorstellen moeten doorschuiven.