Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2015
Hierbij bied ik u het Toezichtverslag 2015 aan1. Dit verslag geeft een overzicht van de bevindingen van het door mij uitgeoefende financiële toezicht op de begrotingen 2015 en de rekeningen 2013 van de provincies en de gemeenschappelijke regelingen waaraan provincies deelnemen.
Tevens zend ik u ter kennisneming het door de gezamenlijke provincies opgestelde verslag over het door de provincies uitgevoerde financieel toezicht op de gemeenten2.
Bevindingen financieel toezicht op provincies
Voor geen van de provincies is er aanleiding om voor het jaar 2015 op basis van de financiële positie of anderszins over te gaan tot het instellen van preventief toezicht.
De financiële positie van provincies blijft solide. Weliswaar nemen de gevormde reserves in de periode 2015–2018 met € 2,6 miljard af (een daling van 19%), maar alle provinciale begrotingen zijn structureel en reëel in evenwicht doordat de reserves in overwegende mate worden ingezet ter dekking van incidentele lasten. De daling van de reserves gaat ook niet ten koste gaat van de benodigde weerstandscapaciteit (die ingezet kan worden voor het opvangen van financiële risico’s). Alle provincies hebben nog onbenutte belastingcapaciteit.
Bevindingen financieel toezicht op gemeenten
Bij brief van 18 december 2014 bent u reeds geïnformeerd over het feit dat er in 2015 drie artikel 12-gemeenten zijn (Muiden, Ten Boer en Vlissingen) en 16 gemeenten onder zogenaamd preventief financieel toezicht zijn geplaatst, vanwege een niet structureel sluitende begroting (Kamerstuk 34 000 B, nr. 18).
Uit het verslag van de provinciaal toezichthouders komt geen ander beeld naar voren dan in voorgaande jaren. De financiële positie van de gemeenten staat onder druk als gevolg van de economische omstandigheden; met name het meerjarenperspectief laat een somber beeld zien. Het gros van de gemeenten heeft de financiële effecten van de decentralisaties in het sociale domein budgettair neutraal geraamd; met de via het gemeentefonds verkregen middelen moet het beleid kunnen worden uitgevoerd. Volgens de provinciaal toezichthouders is dit wellicht een te optimistische voorstelling van zaken. De tijd zal het leren. Als onderdeel van de monitoring van het sociaal domein volgt het rijk de ontwikkelingen van de financiële positie van gemeenten in relatie tot het gedecentraliseerde sociaal domein. Eerste inzichten worden rond verantwoordingsdag 2016 aan de Tweede Kamer gerapporteerd.
Daarnaast ziet een groot aantal gemeenten zich in de komende jaren nog geconfronteerd met de financiële gevolgen van de herijking van het Gemeentefonds. Om te anticiperen op tegenvallende inkomsten (gemeentefonds en grondexploitatie) zullen gemeenten opnieuw stevige meerjarige ombuigingsmaatregelen moeten nemen.
Onderhoud kapitaalgoederen
Financiële krapte kan leiden tot veronachtzaming van het onderhoud aan kapitaalgoederen (wegen, bruggen/viaducten, openbaar groen en gebouwen). Achterstallig onderhoud en uiteindelijk kapitaalvernietiging kan het gevolg zijn. BZK en de provinciaal toezichthouders hebben daarom onderzoek gedaan naar het onderhoud van de kapitaalgoederen. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de provinciale en gemeentelijke begrotingen (in het bijzonder de daarin opgenomen paragraaf onderhoud kapitaalgoederen) qua inhoud en de gebruikte begrippen erg van elkaar verschillen. Het was daarom moeilijk om conclusies te trekken over de staat van het onderhoud. De toezichthouders zijn daarom van plan een «model» paragraaf te ontwikkelen en deze aan te reiken aan de gemeenten en provincies. Bij het toezicht op de begroting 2016 zal opnieuw gekeken worden naar het onderhoud van de kapitaalgoederen. Naar verwachting kan in het Toezichtverslag 2016 aandacht worden besteed aan zaken als de actualiteit van de onderhoudsplannen, het nagestreefde kwaliteitsniveau (en de eventuele verlaging daarvan door gemeenten en provincies), de mate van achterstallig onderhoud, het (niet) hebben van onderhoudsvoorzieningen en vervangingsreserves etc.
Met onderzoek naar het onderhoud van kapitaalgoederen, naar de financiële positie van gemeentelijke grondbedrijven3 en het monitoren van de ontwikkelingen binnen het sociaal domein houden Rijk en provincies oog op de financiële situatie van gemeenten. Geconstateerd kan worden dat gemeenten over het algemeen prima in staat zijn gebleken financiële tegenvallers op te vangen omdat zij over een toereikende weerstandscapaciteit beschikten en op tijd ombuigingsmaatregelen troffen.
Het inzicht van de gemeenteraad op de ontwikkeling van de financiële positie van de eigen gemeente kan verder worden versterkt door het vergroten van de toegankelijkheid van de begrotingsstukken. Hiertoe worden thans de adviezen van de adviescommissie Vernieuwing Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies (BBV) nader uitgewerkt. Het advies om met behulp van een verplichte basisset van financiële kengetallen inzicht te geven in de weerbaarheid en wendbaarheid van gemeentelijke begrotingen heeft inmiddels geleid tot een concreet voorstel het BBV hiervoor te wijzigen. Ik beoog deze kengetallen met ingang van de begroting 2016 en de jaarrekeningstukken 2015 van kracht te laten zijn.
Ik vertrouw hiermee uw Kamer voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk