Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2015
Bijgaand ontvangt u ter informatie de rapportage van het onderzoeksinstituut COELO inzake de ontwikkeling van de lokale heffingen in 20151.
Het macrobeeld dat uit deze cijfers naar voren komt is dat de gemeenten een beheerste ontwikkeling van de lokale lasten laten zien voor 2015. De totale lastenontwikkeling is 1,9% bij een inflatie van 1%. Voor het gemiddelde huishouden stijgen de gemeentelijke woonlasten dit jaar met 12,04 euro, dat is 1,7%. Tot slot valt op dat de gemeentelijke lastenstijging relatief meevalt ten opzichte van de ontwikkeling bij waterschappen (2,6%) en iets hoger is dan die van provincies (1,1%).
De opbrengst van de onroerende zaakbelasting (OZB) is gestegen met 4,17% ten opzichte van 2014. Dat is meer dan de vastgestelde macronorm OZB voor 2015 van 3%. COELO constateert dat er geen ernstige macro-economische consequenties te verwachten zijn van deze overschrijding.
Opvallend is verder dat de opbrengst van een van de andere grote gemeentelijke heffingen, de reinigingsheffing, is gedaald met 1,1% als gevolg van lagere kosten voor gemeenten voor de verwerking van huishoudelijk afval. De stijging van de opbrengst van de parkeerbelasting is met 0,9% ten opzichte van 2014 lager dan de inflatie. Daarnaast zien we dat meer gemeenten in 2015 hebben gekozen voor het heffen van precariobelasting, waardoor de totale opbrengst stijgt met 16,7%.
Gemeenten beschikken over veel verschillende belastingknoppen waar ze aan kunnen draaien. Dat uit zich in de verschillende groeipercentages voor afzonderlijke heffingen per gemeente, waarbij tegelijkertijd niet alle gemeenten kiezen voor dezelfde heffingen noch in dezelfde mate. Daarnaast maken de onderliggende waarden per heffing in verschillende regio’s verschillende ontwikkelingen door, waardoor de tariefmutaties verschillen.
Ook hebben de nieuwe colleges voor 2015 andere keuzes gemaakt dan de oude colleges maakten in 2014.
De ontwikkeling van de lokale lasten in 2015 is zoals te doen gebruikelijk onderwerp van bespreking tijdens het Bestuurlijke Overleg Financiële Verhoudingen (BOFV) met de medeoverheden. Dat overleg vindt plaats op 8 april.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk