Vastgesteld 7 oktober 2014
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel ter herstel van wetstechnische gebreken alsmede andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetten op of in verband met het terrein van infrastructuur en milieu (Reparatiewet infrastructuur en milieu 2014).
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor de Reparatiewet infrastructuur en milieu 2014. Veel van de reparaties zijn van technische aard en daar hebben deze leden geen vragen over. Wel zien ze aanleiding voor het stellen van een aantal vragen over een paar wijzigingen.
ARTIKELEN I en IV
De Algemene wet bestuursrecht en de Drinkwaterwet
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de bevoegdheid wil geven om handhavend op te treden indien drinkwaterbedrijven niet voldoen aan de eisen voor kruissubsidiëring of het voeren van een gescheiden boekhouding. Deze leden concluderen dat de ACM hierdoor meer taken krijgt dan ze nu heeft en horen graag welke financiële gevolgen dit heeft voor de ACM en de drinkwaterbedrijven. Ook horen deze leden graag hoe de handhaving op deze onderwerpen tot nu toe is geregeld en welke rol de ACM daarin al vervult. Ten slotte krijgen deze leden graag toegelicht op welk deel van de activiteiten de ACM gaat toezien. Is dat het gehele drinkwaterbedrijf inclusief de publieke drinkwatervoorzieningstaak, of louter het deel dat als commercieel valt aan te merken, zo vragen zij.
ARTIKELEN XVI, XXIX EN XXX
De Wegenverkeerswet 1994
Onderdeel D
De leden van de VVD-fractie hebben vragen over het verzamelen van de gegevens van weggebruikers voor bijvoorbeeld verkeersenquêtes en projecten inzake spitsmijden. Als het goed is, worden de persoonsgegevens na afloop van het onderzoek vernietigd of geanonimiseerd opgeslagen. Deze leden vragen of het mogelijk is dat alle gegevens die verzameld zijn voor een verkeersonderzoek voor bijvoorbeeld Beter Benutten bewaard worden voor de gehele looptijd van het programma. De leden van de VVD-fractie vragen ook waar de geanonimiseerd opgeslagen gegevens nog voor gebruikt worden na het onderzoek en hoelang deze bewaard blijven. Is er sprake van dat in het kader van Beter Benutten dergelijke gegevens worden gewisseld met werkgevers? Zo ja, onder welke condities? Ook willen deze leden graag inzichtelijk krijgen welke organisaties (dus ook derden) privacygevoelige gegevens ontvangen uit het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW).
De leden van de PvdA-fractie lezen dat het, onder bepaalde voorwaarden met betrekking tot privacy, mogelijk wordt om via automatische nummerplaatherkenning ondersteuning te bieden aan projecten in het kader van filemijden. Deze leden ondersteunen deze aanpak en denken ook dat deze automatisering leidt tot verhoging van de effectiviteit van filemijden. Deze leden horen graag welke aanbevelingen het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft aangedragen in het kader van de privacybescherming en welke invloed dat heeft gehad op het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie denken dat deze technologie van automatische nummerplaatherkenning (ANPR) ook kan worden ingezet voor andere doeleinden van algemeen belang, zoals het sneller opsporen van gestolen voertuigen of het weren van asociale weggebruikers op basis van hun kenteken. Graag vernemen deze leden of de regering deze mening deelt en zo ja, hoe dergelijke toepassingen van de ANPR-technologie in de wet kunnen worden opgenomen.
Onderdeel HH, onder 2
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in de praktijk is gebleken dat in sommige gevallen oplegging van deelname aan het alcoholslotprogramma een te zware maatregel zou zijn en aan een lichtere maatregel de voorkeur zou moeten worden gegeven. Deze leden vragen daarom om een toelichting van de regering inzake de effectiviteit van het alcoholslotprogramma, mede gelet op de recente uitspraken van het Gerechtshof in Den Haag op 22 september 2014 (zaaknummer 22-003239-13). In welke gevallen is er sprake van een te zware maatregel? Hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt dat het alcoholslot een gedragsmaatregel is? Aan welke lichtere maatregelen wordt gedacht en in welke gevallen? In hoeverre is er al nader onderzoek gedaan naar de samenloop van het strafrecht en bestuursrecht, waarnaar in de evaluatie van het alcoholslotprogramma van 29 januari 2014 (Kamerstuk 29 398, nr. 393) is verwezen? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering overweegt om bij ministeriële regeling vast te leggen in welke gevallen het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een educatieve maatregel of deelname aan het alcoholslotprogramma kan opleggen. Graag zien deze leden een proeve van een dergelijke ministeriële regeling voordat zij kunnen instemmen met dit wetsvoorstel, zodat duidelijk wordt in welke gevallen toch geen educatieve maatregel of deelname aan het alcoholslotprogramma wordt opgelegd.
Artikel XVIII
De Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels
Onderdeel C
De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een toelichting op in hoeverre de veiligheid van de tunnels die onder het overgangsrecht vallen, gewaarborgd is. Aan welke eisen moeten deze tunnels voldoen en op welke termijn moeten bestaande tunnels wel gaan voldoen aan de integrale veiligheidseisen zoals opgenomen in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels?
Artikelen XXXI en XXXII
Het voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs)
De leden van de PvdA-fractie lezen ook dat de regering voorstelt wettelijk vast te leggen dat een bestuurder die het alcoholslotprogramma krijgt opgelegd, geen voertuig uit de T- categorie mag besturen. Graag ontvangen deze leden een verkenning van de mogelijkheden om deze uitsluiting voor bepaalde rijbewijscategorieën ook toe te passen bij andere voertuigcategorieën waar het om praktische redenen lastig is een alcoholslot toe te passen, zoals groepsvervoer of logistiek vervoer.
Nota van wijziging, onderdeel 5
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Onderdeel B
De leden van de PvdA-fractie kunnen uit de toelichting niet goed herleiden wat nu precies de consequenties zijn van deze wijziging. Kan de regering aangeven welke biociden die volgens de nieuwe Europese verordening niet meer zijn toegestaan, toch gebruikt mogen worden en tot wanneer het gebruik daarvan is toegestaan? En worden er op basis van deze wijziging nog bepaalde eisen gesteld aan de wijze van gebruik van elk van deze biociden? Ten slotte vragen deze leden zich af waarom deze ontheffing wordt verleend, of dit in andere Europese lidstaten ook gebeurt en wat de houding van de Europese Commissie in dezen is.
De waarnemend voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Van Dekken
De adjunct-griffier van de commissie, Tijdink