Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2015
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft op 21 oktober jl. het verslag vastgesteld inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32) (Kamerstuk 33 965).
Een groot aantal vragen betreft het in de Lange termijn spooragenda aangekondigde onderzoek naar de gevolgen van veranderingen in de posities van NS en andere relevante partijen op stations. Dat onderzoek is bij brief van 9 juli 2014 door de Minister van Financiën en mij aan de Tweede Kamer toegestuurd (Kamerstuk 29 984, nr. 527). Richtlijn 2012/34/EU bevat geen eisen of regels over de positie van stations. Het wetsvoorstel ter implementatie van deze richtlijn bevat derhalve evenmin regels over dat onderwerp. Bovendien is dit onderzoek door de Minister van Financiën en mij aan de Tweede Kamer aangeboden. Gezien het belang van tijdige implementatie van Europese regelgeving worden de vragen over genoemd onderzoek in een separate brief van de Minister van Financiën en mij beantwoord.
De nota naar aanleiding van het verslag die de overige vragen uit het verslag betreffen, stuur ik U hierbij toe (Kamerstuk 33 965, nr. 7).
Tevens stuur ik u toe de uitvoerings- en handhavingstoets van de ACM en mijn reactie daarop1 en een nota van wijziging (Kamerstuk 33 965, nr. 8). Die nota van wijziging bevat met name wijzigingen die nodig zijn met recente aanpassingen van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld