Ontvangen 2 juni 2015
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel T, komt te luiden:
II
Na artikel I, onderdeel W, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Wa
Na artikel 68a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing in geval van een aanbesteding als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk III van de Wet personenvervoer 2000 in verband met concessieverlening voor openbaar vervoer per trein, indien:
a. voor de uitvoering van die concessie sprake is van gebruik van dienstvoorzieningen of van diensten als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU, en
b. een dergelijke dienstvoorziening of dienst op één locatie uitsluitend bij één exploitant aanwezig is.
2. Onder exploitant van een dienstvoorziening wordt in deze paragraaf verstaan een exploitant die verantwoordelijk is voor het beheer van een of meer dienstvoorzieningen of voor het verrichten van een of meer diensten als bedoeld in het eerste lid.
1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5, paragraaf 1, mag een exploitant van een dienstvoorziening in het kader van een aanbesteding als bedoeld in artikel 68b, eerste lid, de voorwaarden voor toegang, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel b, of voor verlening van diensten, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, of de vergoedingen, bedoeld in artikel 68, eerste lid, pas toepassen nadat deze voorwaarden of vergoedingen zijn goedgekeurd door de Autoriteit Consument en Markt.
2. De exploitant van een dienstvoorziening doet het verzoek tot goedkeuring ten minste zes weken voorafgaand aan de datum waarop een aanbesteding als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, is gestart.
3. De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen zes weken na ontvangst van het verzoek of de voorwaarden of vergoedingen, bedoeld in het eerste lid, in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68. Indien gegevens die de Autoriteit Consument en Markt noodzakelijk acht voor een beoordeling ontbreken, wordt de exploitant van de dienstvoorziening hiervan binnen een week na ontvangst van het verzoek op de hoogte gesteld. Deze exploitant wordt in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen een redelijke termijn alsnog aan te leveren in een door de Autoriteit Consument en Markt aan te geven vorm.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan de termijn, bedoeld in het derde lid, eerste volzin, eenmaal met zes weken verlengen. Zij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de exploitant van de dienstvoorziening die het verzoek heeft ingediend.
5. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de voorwaarden of vergoedingen in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68, keurt zij de toepassing hiervan goed.
6. Indien de Autoriteit Consument en Markt van oordeel is dat de voorwaarden of vergoedingen niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68, doet zij hiervan mededeling aan de desbetreffende exploitant. Zij deelt hierbij mede op welke punten niet voldaan is aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68.
7. De exploitant van de dienstvoorziening deelt de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na de datum van de mededeling, bedoeld in het zesde lid, schriftelijk mede in hoeverre de voorwaarden of vergoedingen worden aangepast aan die mededeling. De Autoriteit Consument en Markt beoordeelt binnen drie weken na ontvangst van de mededeling van de exploitant van de dienstvoorziening, bedoeld in de eerste volzin, op het verzoek tot goedkeuring, of de voorwaarden of vergoedingen in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, of 68.
8. Artikel 68a is van toepassing op de voorwaarden of vergoedingen die op grond van dit artikel zijn goedgekeurd.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van het eerste lid soorten dienstvoorzieningen of soorten diensten als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU uitgezonderd worden van de verplichting, bedoeld in het eerste lid.
10. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het negende lid wordt niet eerder gedaan dan nadat de Autoriteit Consument en Markt in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen over het ontwerp van dat besluit en niet eerder dan vier weken nadat het ontwerp tezamen met het advies van de Autoriteit Consument en Markt aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
III
In artikel I, onderdeel X, wordt in artikel 70, tweede lid, «68, eerste tot en met derde lid, en 68a» vervangen door: 68, eerste tot en met derde lid, 68a en 68c,
IV
In artikel I, onderdeel BB, wordt na «68a» ingevoegd: 68c,.
V
Artikel IV komt te luiden:
1. In bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet «artikel 71, derde lid» vervangen door: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid.
2. In de artikelen 4, 7 en 11 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet «71, derde lid» telkens vervangen door: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid.
Dit amendement beoogt ex ante toezicht door de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) in te voeren op tarieven en voorwaarden die bij een aanbesteding door exploitanten van dienstvoorzieningen worden gehanteerd.
Bij dienstvoorzieningen gaat het om voorzieningen zoals opgenomen in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU. Hierbij valt te denken aan toegang tot passagiersstations, het (mede)gebruik van stationsportfolio (loketruimte, servicepunten, wachtruimte, plaatsen van betaalpaaltjes en andere stationsdiensten en activiteiten) en aan andere diensten en voorzieningen, zoals het leveren van brandstof in deze voorzieningen, waarvan bijvoorbeeld andere vervoerders afhankelijk zijn of waarmee een kostenvoordeel behaald kan worden.
Er is voor gekozen om dit toezicht te beperken tot situaties van aanbesteding waarbij er maar één aanbieder is van de genoemde dienstvoorzieningen of diensten. Het gaat daarbij om dienstvoorzieningen of diensten die in de praktijk voornamelijk worden aangeboden door de grootste marktpartij, momenteel NS, en de grootste beheerder op het spoor, ProRail. Dit amendement ziet in beginsel op regionaal openbaar vervoer, maar in de toekomst zou dit ook betrekking kunnen hebben op landelijk openbaar vervoer indien er sprake is van liberalisering van (delen van) het hoofdrailnet.
In het wetsvoorstel krijgt de ACM de mogelijkheid van ex post toezicht inzake de voorwaarden en tarieven waartegen andere vervoerders gebruik kunnen maken van dienstvoorzieningen. Hier moet tevens ex ante toezicht door de ACM op komen, in geval van een aanbesteding waarbij sprake is van maar één aanbieder van dienstvoorzieningen. Transparante en evenwichtige prijzen en voorwaarden die op voorhand getoetst zijn door de ACM, kunnen voorkomen dat er achteraf gerechtelijke procedures worden opgestart over de hoogte van de vergoeding of het niet tijdig bieden van transparantie over deze tarieven.
Het is van belang dat een exploitant van dienstvoorzieningen redelijke tarieven vraagt van de andere vervoerders. Daarbij geldt als minimumvoorwaarde dat een tarief pas redelijk is, als zij efficiënt, transparant en non-discriminatoir is. De bewijslast daarvoor ligt bij de partij die het tarief voorstelt. De ACM is bevoegd om de redelijkheid van de tarieven te toetsen en voorts, om aan de tarieven nadere regels te stellen. Indien andere vervoerders te hoge of anderszins onredelijke tarieven zouden betalen voor de dienstvoorzieningen dan heeft dat gevolgen voor het level playing field.
De ACM heeft de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de haar in het kader van dit ex ante toezicht toekomende bevoegdheden.
Het wetsvoorstel verplicht NS en Prorail om met een website te komen waarop de voorwaarden en tarieven voor het gebruik van «stationsportfolio» door andere vervoerders worden opgenomen. Ze worden met dit wetsvoorstel verplicht om transparantie te bieden. Op zich is dat positief maar om in het kader van een aanbesteding onenigheid en gerechtelijke procedures over de toegang en de hoogte van de tarieven te voorkomen is het goed dat de ACM ex ante toetst in plaats van achteraf.
Dit wordt wetstechnisch vormgegeven door invoeging van een nieuwe paragraaf in hoofdstuk 5 van de Spoorwegwet. In deze paragraaf 2 wordt ex ante toezicht door de ACM geregeld.
De exploitant van de dienstvoorziening als bedoeld in bijlage II, punt 2, onderdelen a, f en i, van richtlijn 2012/34/EU is op basis van het voorgestelde artikel 68c verplicht om bij een aanbesteding de voorwaarden voor toegang en voor verlening van diensten, bedoeld in artikel 67, eerste of tweede lid, en de vergoedingen, bedoeld in artikel 68, voorafgaand aan invoering eerst ter goedkeuring aan de ACM voor te leggen. Deze verplichting voor de exploitant van de dienstvoorziening geldt indien op één locatie alleen bij deze exploitant deze dienstvoorzieningen of diensten aanwezig zijn. De ACM kan op grond van artikel 12j Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een bindende aanwijzing opleggen, indien deze voorwaarden of vergoedingen niet in overeenstemming zijn gebracht met de vereisten gesteld bij of krachtens de artikelen 67, eerste of tweede lid, en 68.
Op grond van lid 9 van artikel 68c kan bij algemene maatregel van bestuur nader worden bepaald op welke dienstvoorzieningen of aanvullende diensten het ex ante toezicht betrekking heeft. In deze amvb kunnen uitzonderingen worden gemaakt voor dienstvoorzieningen en diensten waarop het ex ante toezicht niet van toepassing is. Het gaat dan om voorzieningen en diensten waarvan in de praktijk is gebleken dat er zich geen of nauwelijks problemen voordoen op het gebied van concurrentie en toegang tot voorzieningen. Daarbij worden de ervaringen van de ACM op dit gebied als richtsnoer genomen. Uitzonderingen bij amvb worden niet gemaakt dan nadat de Autoriteit Consument en Markt over het ontwerp van de amvb advies heeft uitgebracht. De ontwerpamvb wordt vervolgens tezamen met dat advies voorgehangen bij beide kamers van de Staten-Generaal, zodat parlementaire betrokkenheid is verzekerd en de Kamers kennis kunnen nemen van het advies van de ACM (lid 10 van artikel 68c).
Artikel III regelt dat de ACM belast is met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 68c (door toevoeging van artikel 68c aan artikel 70, tweede lid, van de Spoorwegwet).
Artikel IV regelt dat de ACM de bevoegdheid krijgt om in geval van overtreding van het bepaalde in artikel 68c aan de overtreder een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom op te leggen (door toevoeging van artikel 68c aan artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet).
Tegen een besluit van de ACM over een klacht in verband met toepassing van artikel 68c is op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar en beroep mogelijk zodat het geruime tijd kan duren alvorens een oordeel van de ACM over een klacht definitief wordt. Vanwege het belang van rechtszekerheid en helderheid regelt artikel V daarom dat rechtstreeks beroep ingesteld kan worden tegen een besluit van de ACM op een klacht over toepassing van artikel 68c. Daartoe strekt de voorgestelde aanvulling van bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit sluit aan bij de rechtsgang die ook is gekozen in het wetsvoorstel tot stroomlijning van het markttoezicht door de ACM.
De Boer Van Helvert