Kamerstuk 33940-XV-3

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Dossier: Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Gepubliceerd: 23 juni 2014
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33940-XV-3.html
ID: 33940-XV-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 juni 2014

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 17 juni 2014 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij brief van 23 juni 2014 zijn ze door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, De Ruijter

Vraag 1

Hoe wordt (achteraf) bepaald of een subsidie daadwerkelijk het gewenste resultaat heeft opgeleverd?

Antwoord

Bij de verstrekking van individuele subsidies worden voorwaarden en voorschriften gesteld ten aanzien van de door de subsidieontvanger te ondernemen activiteiten en te behalen resultaten. Bij subsidies voor bedragen boven € 25.000 wordt de verplichting opgelegd na afloop verantwoording af te leggen over de uitgevoerde activiteiten en de behaalde resultaten. Bij subsidie voor bedragen boven € 125.000 wordt daarnaast een financiële verantwoording verlangd, samen met een controleverklaring van een accountant over de besteding van de middelen. Aan de hand van die verantwoordingsinformatie wordt bepaald of aan de voorwaarden en voorschriften is voldaan en of het afgesproken resultaat is bereikt. Daarnaast is er de verplichting om subsidieregelingen periodiek te evalueren, met name gericht op de vraag of continuering zinvol is.

Vraag 2

Kan de regering nader expliciteren welke kasschuiven onder de kasschuif van 2014 naar 2015–2018 van € 430 mln vallen en daarbij ingaan op de bedragen van de verschillende kasschuiven?

Antwoord

Zie antwoord vraag 8 Voorjaarsnota.

Vraag 3

Kan de regering bij toekomstige suppletoire begrotingen een uitgebreidere toelichting te geven op mutaties die tot stand zijn gekomen op basis van uitvoeringsgegevens?

Kan de regering in die toelichting aangeven wat haar conclusies ten aanzien van die uitvoeringsgegevens zijn en het met behulp van bronverwijzingen en paginanummers voor de Kamer mogelijk maken om haar conclusies te controleren?

Antwoord

De conclusies ten aanzien van de uitvoeringsgegevens leiden tot budgetmutaties zoals toegelicht in de suppletoire wet. De resulterende budgetmutaties zijn echter niet louter afhankelijk van deze uitvoeringsgegevens, maar ook van inschattingen van het toekomstig verloop van de uitkeringsregeling en van het effect van de macro-economische ontwikkeling. Een precieze kwantitatieve onderbouwing van ramingsmutaties is vaak complex en voert daarom te ver.

Voor meer begrip en leesbaarheid zijn de toelichtingen op mutaties die tot stand zijn gekomen op basis van uitvoeringsgegevens, waar mogelijk al uitgebreider dan in vorige suppletoire begrotingen.

Vraag 4

In hoeverre is de regering in deze 1e suppletoire begroting van 2014 SZW haar toezegging in antwoord op vraag 9 in de 2e suppletoire begroting van 2013 SZW (Kamerstuk 33 805 XV, nr. 3, p. 4) nagekomen om in het vervolg meer informatie over de herkomst van uitvoeringsinformatie in de MvT op te nemen?

Antwoord

De regering heeft in de toelichtingen bij deze suppletoire begroting meer informatie over de oorzaken en herkomst van de uitvoeringsinformatie in de MvT opgenomen. Zo is bij de SZA-regelingen zoveel als mogelijk aangegeven of het volume- dan wel prijsontwikkelingen betrof en is de bron aangegeven. Als voorbeelden hiervan verwijs ik naar de toelichtingen bij de AKW, IOW, Toeslagenwet en WKB. Bij een aantal regelingen was deze informatie nog niet beschikbaar. In die gevallen is volstaan met «uitvoeringsinformatie» van de desbetreffende dienst zoals bij de toelichting KOT, waarbij wel de bedragen maar nog geen achterliggende informatie van de Belastingdienst beschikbaar was.

Vraag 5

Wat is de oorzaak van de meevaller op het gebied van de premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen?

Antwoord

Zie antwoord vraag 34 Voorjaarsnota.

Vraag 6

Wat is de opbrengst van een verhoging van de werknemersverzekeringspremie met 1%?

Antwoord

Zie antwoord vraag 35 Voorjaarsnota.

Vraag 7

Hoe groot is het deel van de werknemersverzekering dat wordt gevuld met algemene middelen vanuit de belastingen omdat de premies van de verzekeringen niet kostendekkend zijn?

Antwoord

Zie antwoord vraag 36 Voorjaarsnota.

Vraag 8

Leidt een verhoging van de premie met 1% tot een evenredige daling op de uitgaven van algemene middelen aan de WW-pot?

Antwoord

Zie antwoord vraag 37 Voorjaarsnota.

Vraag 9

Geldt deze systematiek voor alle volks- en werknemersverzekeringen?

Antwoord

Zie antwoord vraag 38 Voorjaarsnota.

Vraag 10

Kan de regering een overzicht geven van de hoogte van de verschillende volks- en werknemersverzekeringen?

Antwoord

Zie antwoord vraag 39 Voorjaarsnota.

Vraag 11

Kan de regering een onderbouwing geven van de ruilvoettegenvaller bij de kader RBG-eng, SZA en Zorg?

Waarom wijkt de ruilvoetproblematiek onder het SZA-kader af van de ruilvoetproblematiek onder het kader RBG-eng en het Budgettair Kader Zorg? Kennen de uitgaven onder het SZA-kader een andere indexatie?

Antwoord

Zie antwoorden vragen 14 en 15 Voorjaarsnota.

Vraag 12

Kan de regering de meevaller van 0,3 miljard als gevolg van een relatief minder snelle groei van de Nederlandse economie nader onderbouwen?

Antwoord

Zie antwoord vraag 25 Voorjaarsnota.

Vraag 13

Heeft de regering de reservering reeds meegerekend in het EMU-saldo en de EMU-schuld?

Antwoord

Zie antwoord vraag 20 Voorjaarsnota.

Vraag 14

Kan de regering nader toelichten op welke feiten de verwachte daling van de werkloosheid in 2014 is gebaseerd? Op basis van welke indicatoren is de daling van de werkloosheid berekend? Hoe werkt dit door in een neerwaartse bijstelling van het BUIG-budget voor 2014 van € 456 mln?

Antwoord

De verwachtingen rondom de werkloosheid zijn afkomstig uit de macroramingen van het CPB. De doorwerking van de werkloosheid in het BUIG-budget werkt via de rekenregel van het CPB. Naast de doorwerking van de werkloosheid zijn in het bedrag van € 456 mln ook de volumerealisaties 2013 van gemeenten verwerkt. Conform de financieringssystematiek van de bijstand worden realisaties van het jaar t-1 (2013) verwerkt in de budgetten voor jaar t (2014).

Vraag 15

Waarom worden de financiële gevolgen van wijzigingen in de Participatiewet op dit punt voor 2014 niet nu (uitstel WWB met half jaar) meegenomen in deze suppletoire begroting?

Antwoord

De financiële gevolgen hiervan zijn wel verwerkt. Zie hiervoor de toelichting op de mutaties onder BUIG op pagina 5 van de eerste suppletoire begroting.

Pagina 7 van deze suppletoire begroting – waar deze vraag naar lijkt te verwijzen – heeft betrekking op de Wajong. De wijzigingen in de Participatiewet en uitstel WWB hebben geen financieel effect op de Wajong in 2014.

Vraag 16

Wat is de oorzaak van het hoger aantal Wajong-uitkeringen in 2014 en de doorwerking daarvan in de toeslagenwet? Dezelfde vraag met betrekking tot de WAO-uitkeringen.

Antwoord

De uitgaven aan de toeslagenwet hangen sterk samen met ontwikkelingen in de moederwetten (onder andere de Wajong, WAO, WIA, ZW, WW en WAZ). Het aantal Wajong-uitkeringen in 2014 is naar boven bijgesteld. De instroom in de Wajong bleek in 2013 hoger dan geraamd. Dit werkt door naar het volume in 2014. De hogere instroom is doorgetrokken naar 2014. Zie voor een toelichting op de realisaties 2013 het antwoord op vragen 20 en 21. In de WAO geldt dat de uitstroom door het bereiken van de AOW-leeftijd beperkt naar beneden is bijgesteld ten opzichte van de begrotingsraming.

Vraag 17

Kan de regering toelichten waarom er geld naar Financiën wordt overgeboekt voor het project pensioen3daagse en wat dit project inhoudt?

Antwoord

De overboeking naar het Ministerie van Financiën betreft de SZW-bijdrage in de kosten 2014 van het platform «Wijzer in geldzaken». De uitgaven van het platform betreffen voornamelijk onderzoek en voorlichtingscampagnes. SZW draagt bij in de kosten van de thema’s «werkgevers en schuldpreventie», «ondernemerschap (werkgelegenheid en schuldhulpverlening)», «de week van het geld», «jongeren en geld» (totaal € 0,200 miljoen) en «pensioen3daagse» (€ 0,060 miljoen).

De pensioen3daagse is een initiatief van het Ministerie van Financiën, waarin partners uit de financiële sector, de overheid (waaronder SZW), onderwijs-, voorlichtings- en consumentenorganisaties en de wetenschap samenwerken. Het thema van de Pensioen3daagse sluit aan bij de communicatiebepalingen in het wetsvoorstel Pensioencommunicatie.

Vraag 18

Waaruit bestaan de «integrale projecten BES?»

Antwoord

De projecten zijn gericht op een integrale aanpak van de sociaaleconomische problematiek op Bonaire, St. Eustatius en Saba. Deze aanpak levert een bijdrage aan het bestrijden van de armoedeproblematiek, het verbeteren van de positie van kinderen en hun familie, maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare groepen en het scholen van mensen waardoor zij aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt. De eilanden hebben voor 2014 diverse voorstellen in voorbereiding. Projecten op het gebied van arbeidsmarkttoeleiding van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt (jobprograms), schuldhulpverlening, noodopvang en sociaal maatschappelijke begeleiding zijn reeds ingediend en van start gegaan.

Vraag 19

Wordt gemeten of de 70 miljoen extra voor armoede en schuldenbeleid ook gewerkt heeft?

Antwoord

Zoals toegezegd in de brief van 23 mei 2014 (TK 2013–2014; 24 515, nr. 282) inventariseert de Staatssecretaris van SZW de manier waarop gemeenten hun armoede- en schuldenbeleid vormgeven. De inzet van de € 70 miljoen wordt hierbij meegenomen. Dit laat onverlet dat de verantwoording over de inzet van de extra middelen via de gemeenteraad loopt. Voor wat betreft de specifieke besteding van deze extra middelen armoede- en schuldenbeleid wordt geen aanvullende uitvraag gedaan.

Vraag 20

Waarom is de instroom in de (nieuwe) Wajong vanaf 2010 niet lager dan de oude Wajong (voor 2010)?

Vraag 21

Wat is de oorzaak van de hoge instroom in de Wajong 2010 en bijhorende volumeraming?

Antwoord vraag 20 en 21

De jaarlijkse instroom in de oude Wajong is gestegen tot 18.000 personen in 2009. In 2011 en 2012 stroomden jaarlijkse ongeveer 16.000 mensen in. In 2013 bedroeg de instroom echter opnieuw circa 18.000 mensen. De instroom was in 2013 dus niet lager dan de instroom in de oude Wajong in 2009. De stijging in 2013 wordt voor een klein deel veroorzaakt door een rechterlijke uitspraak waardoor circa 400 mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering ook recht op Wajong bleken te hebben. Daarnaast is de stijging vermoedelijk het gevolg van de verslechtering van de economische omstandigheden en de situatie op de arbeidsmarkt.

Omdat bij ongewijzigd beleid het aantal Wajongers in Nederland tot 2050 zal oplopen tot meer dan 400.000 en dit financieel onhoudbaar is, heeft het kabinet in samenspraak met sociale partners besloten dat jongeren met een arbeidsbeperking en met arbeidsvermogen die nog niet zijn ingestroomd in de Wajong, tot de doelgroep van de Participatiewet gaan behoren. Deze jongeren kunnen vanaf 1 januari 2015 bij gemeenten terecht voor begeleiding en eventueel voor een uitkering in het kader van de Participatiewet. Het kabinet verwacht dat door de inzet van onder andere loonkostensubsidie en de baanafspraken meer mensen met een arbeidsbeperking gaan werken. De verwachting is dat met ingang van 2015 nog circa 6.000 mensen per jaar in de Wajong zullen instromen.

Vraag 22

Waarom worden de financiële gevolgen van wijzigingen in de Participatiewet op dit punt voor 2014 niet nu (wijziging onderdeel Wajong) meegenomen in deze suppletoire begroting?

Antwoord

De wijzigingen in de Participatiewet hebben geen financieel effect op de Wajong in 2014. De financiële effecten op de Wajong vanaf 2015 zijn verwerkt in deze suppletoire begroting.

Vraag 23

Wat zijn de oorzaken van de bijstelling van de volumeraming voor de Wajong uitkeringslasten?

Antwoord

De instroom in de Wajong bleek in 2013 hoger dan geraamd. Dit werkt door naar het volume in 2014. Zie voor een toelichting op de realisaties 2013 het antwoord op vragen 20 en 21.

Vraag 24

Waarom zijn de IOW-uitgaven hoger dan geraamd? Hoe verhoudt dit zich tot de lagere werkloosheidsuitgaven bij bijvoorbeeld BUIG?

Antwoord

De raming van de IOW uitkeringslasten voor 2014 is op basis van uitvoeringsinformatie in de Januarinota opwaarts bijgesteld. Aan deze bijstelling ligt een bijstelling in de verwachte IOW-instroom ten grondslag. Achtergrond hiervan is een stijging in het IOW toekenningspercentage (zie UWV, 2014: Januarinota 2014: Ontwikkelingen wetten en fondsen UWV 2013–2014). Dit betekent dat een groter deel van het aantal 60-plussers dat wegens het bereiken van de maximale duur de WW uitstroomt daadwerkelijk instroomt in de IOW. Voor een toelichting op de lagere uitgaven op BUIG wordt verwezen naar het antwoord op vraag 14.

Vraag 25

Kan de regering toelichten waarom de uitgaven aan de kinderopvangtoeslag 79 mln lager uitvallen dan was geraamd? Waarom loopt het bedrag structureel af?

Antwoord

In de raming voor de voorjaarsnota zijn enkele nieuwe gegevens verwerkt. De belangrijkste zijn:

  • de gerealiseerde uitgaven aan kinderopvangtoeslag in 2013 zijn lager dan geraamd. Hierdoor is de raming meerjarig naar beneden bijgesteld;

  • de meest recente bevolkingsprognose van het CBS. Hierdoor is de raming meerjarig naar beneden bijgesteld

  • En

  • de meest recente werkloosheidsraming van het CPB. Hierdoor is de raming in 2014 licht naar beneden bijgesteld en vanaf 2015 naar boven bijgesteld.

Deze nieuwe gegevens (die deels tegen elkaar inwerken) leiden tot een bijstelling van € 79 miljoen voor 2014. Het bedrag loopt structureel af omdat het negatieve effect van de bevolkingsprognose in latere jaren kleiner wordt en het positieve effect van de conjunctuur groter.

Vraag 26

Welk deel is toe te schrijven aan de conjuncturele ontwikkelingen en welk deel aan vervanging van formele naar informele opvang?

Welke aannames en uitgangspunten liggen onder de ramingen van de uitgaven van de kinderopvangtoeslag?

Antwoord

We weten niet welk deel exact is toe te schrijven aan de conjuncturele ontwikkeling en welk deel aan vervanging van formele naar informele opvang. Als gevolg van de meest recente werkloosheidsraming van het CPB is de raming structureel circa € 20 miljoen naar boven bijgesteld ten opzichte van de najaarsnota 2013. Uit de realisaties blijkt dat het gebruik van kinderopvangtoeslag in 2013 is gedaald. Het SCP voert in opdracht van SZW een onderzoek uit, waarbij naar de instroom en de uitstroomredenen van ouders in de kinderopvang wordt gekeken en tegelijkertijd wordt gevraagd hoe deze ouders vervolgens de combinatie arbeid en zorg hebben vormgegeven. Dit rapport wordt in de zomer van 2014 gepubliceerd en naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit onderzoek moet meer inzicht verschaffen over de manier waarop ouders de combinatie arbeid en zorg anders hebben vormgegeven.

De ramingen van de uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn gebaseerd op:

  • realisaties van het gebruik van kinderopvangtoeslag in eerdere jaren (aantal kinderen, uren, uurprijs en toeslagpercentage), en de hiervan afgeleide verwachte meerjarige ontwikkeling;

  • bevolkingsprognoses van het CBS en werkloosheidsramingen van het CPB;

  • directe effecten en verwachte gedragseffecten als gevolg van bijvoorbeeld beleidsmaatregelen.

Vraag 27

Kan de regering aangeven in hoeverre de extra 100 mln die structureel aan de kinderopvangtoeslag wordt besteed, en de indexatie van de maximum uurprijzen van invloed zijn geweest op het gebruik maken van kinderopvang?

Antwoord

Het is niet mogelijk om het geïsoleerde effect van de maatregel precies weer te geven, omdat in de praktijk het gebruik van de kinderopvang in belangrijke mate wordt bepaald door macro-economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Uit de meest recente cijfers (11 juni 2014) blijkt wel dat in 2013 gemiddeld 638.000 kinderen kinderopvangtoeslag ontvingen. Huishoudens met een inkomen boven de € 118.000 ontvingen in dat jaar geen kinderopvangtoeslag voor het eerste kind. Per 2014 ontvangen deze huishoudens wel kinderopvangtoeslag voor het eerste kind. In het eerste kwartaal ontvingen gemiddeld 642.000 kinderen kinderopvangtoeslag. De stijging ten opzichte van het gemiddelde van 2013 is voornamelijk toe te schrijven aan huishoudens met een inkomen van 3x modaal of hoger. Door het herstellen van de vaste voet voor inkomens vanaf € 118.000, steeg het gebruik van kinderopvangtoeslag in deze groep in het eerste kwartaal van 2014 met 46% ten opzichte van het eerste kwartaal in 2013. Deze stijging kan veroorzaakt worden door ouders die reeds gebruik maakten van kinderopvang maar geen kinderopvangtoeslag ontvingen en door ouders die nog geen gebruik maakten van kinderopvang maar dit als gevolg van de intensivering wel zijn gaan doen.

Vraag 28

Waarop is bij de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang in 2005 de maximum uurprijs gebaseerd? Uit welke elementen is deze uurprijs samengesteld?

Antwoord

De uurprijs die maximaal wordt vergoed door het Rijk komt voort uit de uurprijs die de sector in 2003 hanteerde. Bij de invoering van de Wet Kinderopvang is de maximum uurprijs zodanig vastgesteld dat 80% van de instellingen op dat moment qua prijsstelling onder de maximum uurprijs zouden vallen. Een ander uitgangspunt is dat de maximum uurprijs in principe elk jaar geïndexeerd wordt om rekening te houden met de inflatie. Voor de indexatie van de maximum uurprijs hanteert de overheid een gewogen gemiddelde van de loonvoet bedrijven op jaarbasis met een gewicht van 80% en de consumentenprijsindex met een gewicht van 20%, zoals geraamd in het Centraal Economisch Plan (CEP) door het Centraal Planbureau. Daarnaast wordt op basis van de meest actuele cijfers van het CEP de indexeringsfactor van voorgaand jaar opnieuw vastgesteld. Hiermee wordt een correctiefactor toegepast op de indexering voor het komende jaar. Ten aanzien van de elementen waar de uurprijs kinderopvang uit is samengesteld, heb ik in februari 2013 aan de Kamer het onderzoek «kostprijs kinderopvang en effecten vergroten vrijheid voor ouders op de kostprijs» gezonden (kamerstukken II, 31 322, nr. 201). In dit onderzoek is aangegeven waar de kostprijs van kinderopvang uit bestaat.

Vraag 29

Waarop is de aanpassing van de geraamde uitgaven aan de kinderopvangtoeslag voor de jaren volgend op 2014 gebaseerd? Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de ontwikkeling van de werkloosheid?

Antwoord

Zie antwoord vraag 25 en 26.

Vraag 30

Hoeveel geld wordt er uitgegeven aan de kinderopvangtoeslag voor het eerste kind? Hoeveel geld wordt er uitgegeven aan de kinderopvangtoeslag voor het tweede kind? Hoeveel geld wordt er uitgegeven aan de kinderopvangtoeslag voor het derde kind?

Antwoord

In het eerste kwartaal van 2014 werd circa 2/3 van de uitgaven aan kinderopvangtoeslag uitgegeven aan eerste kinderen en werd circa 1/3 van de uitgaven aan kinderopvangtoeslag uitgegeven aan tweede en volgende kinderen. SZW ontvangt vanaf het tweede kind geen nader uitgesplitste gegevens omdat vanaf het tweede kind voor alle volgende kinderen dezelfde toeslagtabel blijft gelden.

Vraag 31

Hoe verhoudt het bedrag van lagere uitgaven aan kinderopvangtoeslag in 2013 uit de begroting SZW (369 miljoen) zich tot de besparing in het financieel Jaarverslag Rijk (500 miljoen)?

Antwoord

De bijstelling van € 0,5 miljard uit het financieel jaarverslag Rijk betreft een bijstelling op de uitgaven én de ontvangsten. De € 369 miljoen uit het jaarverslag van SZW betreft alleen de uitgaven. Bij de ontvangsten wordt separaat nog een bijstelling van € 76,1 miljoen gemeld. Het enige verschil met de bijstelling in het jaarverslag SZW is dat in de bijstelling van € 0,5 miljard een mutatie van € 7 miljoen compensatie werkgeverslasten niet wordt meegenomen. Het totaal is € 452,1 miljoen en dat is afgerond € 0,5 miljard in het financieel jaarverslag Rijk. Deze is binnen het SZA kader neutraal, maar niet binnen het artikel kinderopvangtoeslag. Daarom wordt deze in de kadertoets van het financieel jaarverslag Rijk niet mee genomen, maar wel in artikel 7 kinderopvang.

Vraag 32

Waarom is het WML op Saba verhoogd? Waarom is hier niet uitgebreid met de Tweede Kamer over gesproken? Wat zijn de totale kosten (inclusief doorwerking op andere regelingen) van de verhoging van het WML op Saba?

Antwoord

Bij gelegenheid van de voorbereiding van de staatkundige transitie zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de startniveaus van het wettelijk minimumloon en uitkeringen. Daarbij is een streven uitgesproken om het minimumloon (alsmede de uitkeringen) in de toekomst verder te verbeteren naar gelang de economische draagkracht en ontwikkeling (bestuurlijke afspraak d.d. 18 april 2010). Bovendien is afgesproken dat de verbetermogelijkheden voorwerp van jaarlijks overleg zouden zijn. In het overleg tijdens de zogeheten «CN-week» van oktober 2012 is met de bestuurscolleges afgesproken dat zij in gesprek gaan met de werkgevers op hun eiland om de mogelijkheid van eventuele verhoging van het wettelijk minimumloon te bezien. Saba heeft (als enige van de drie eilanden van Caribisch Nederland) nadien bevestigd dat die ruimte er is.

Het vaststellen van de bedragen op grond van de Wet minimumlonen BES is een ministeriële bevoegdheid, zonder voorhangprocedure. Dit geldt voor zowel de reguliere indexering op grond van de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (artikel 13, eerste lid, Wet minimumlonen BES) als voor een eventuele bijzondere wijziging op grond van andere omstandigheden (artikel 13, tweede en derde lid, Wet minimumlonen BES). Niettemin is de maatregel vooraf aan de Tweede Kamer gemeld, namelijk tijdens het algemeen overleg armoede van 27 november 2013. Na dat algemeen overleg is de desbetreffende wijzigingsregeling getekend.

Vraag 33

Wat doet de verhoging van het WML voor de werkgelegenheid op Saba?

Antwoord

Over de maatregel is goed overleg geweest met zowel het bestuurscollege van Saba als met vertegenwoordigers van de Sabaanse werkgevers. Het is op nadrukkelijk verzoek van deze partijen dat de niveaus verhoogd zijn. De werkgevers op Saba geven aan het hogere niveau feitelijk reeds te betalen, en zelfs meer dan dat. Gelet hierop worden geen werkgelegenheidseffecten van de maatregel verwacht.

Vraag 34

Met hoeveel euro is de MKOB per persoon per 1 maart 2014 extra verlaagd ter dekking van de vervroegde inwerkingtreding van de tweewoningenregel in de AOW?

Antwoord

De MKOB is per 1 februari 2014 verlaagd van € 25,59 bruto per maand naar € 25,12 bruto per maand ter dekking van de tweewoningenregel in de AOW.

Vraag 35

Hoeveel mensen zouden in 2014 de AOW-partnertoeslag ontvangen als de toeslag niet per 1-1-2015 wordt afgeschaft? Hoeveel geld is daar mee gemoeid?

Antwoord

De AOW-partnertoeslag wordt gesloten voor nieuwe instroom per 1-1-20151. Hierdoor neemt het aantal mensen met recht op partnertoeslag vanaf 2015 af. In 2014 hebben naar verwachting ca. 314.000 mensen recht op partnertoeslag, in 2015 274.000. De uitkeringslasten die hiermee gemoeid zijn bedragen circa € 1,3 miljard in 2014 en € 1,1 miljard in 2015.

Vraag 36

Is er een stijging waarneembaar van mensen die hun baan(tje) opzeggen om in aanmerking te kunnen komen voor de AOW-partnertoeslag? Zo ja, hoeveel mensen betreft het?

Antwoord

Hierover zijn geen cijfers beschikbaar. De regering verwacht dat dit een beperkt aantal zal zijn. Als de werknemer verwacht tot de AOW-leeftijd te kunnen werken dan is het voordeliger om te blijven werken. Bovendien zullen andere factoren dan geld de beslissing om te blijven werken beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld het plezier in werk, sociale contacten en zelfontplooiing.

Vraag 37

Hoe groot wordt het beroep van mensen op de bijstand in 2015 als de AOW-partner toeslag is afgeschaft?

Antwoord

Het besluit om de AOW-partnertoeslag per 2015 te sluiten voor nieuwe instroom is reeds in 1995 genomen. In de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel zijn geen ramingen opgenomen over het aantal personen dat als gevolg van de maatregel beroep doet op de bijstand.

Het is onbekend wat het beroep op bijstand precies zal zijn, al zal dit beroep naar verwachting beperkt zijn. Het overgrote deel van de huishoudens zal immers aanvullende inkomstenbronnen hebben, zoals aanvullend pensioen. Daarnaast zal een deel zelf (of de partner) langer doorgaan met werken. Tot slot heeft een deel voldoende vermogen, waardoor er geen recht bestaat op bijstand.

Toen in 1995 het besluit is genomen is om de partnertoeslag af te schaffen, is vanwege de inkomenseffecten gekozen voor een overgangstermijn van 20 jaar. Diegenen die op grond van persoonlijke omstandigheden verwachtten dat het gezamenlijke inkomen bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van de oudste partner een (te) forse daling zou ondergaan, beschikten over een periode van 20 jaar om een particuliere aanvullende voorziening te treffen. Of het beroep op de bijstand zich voordoet is daarom afhankelijk van de mate waarin huishoudens zich hebben voorbereid op het vervallen van de partnertoeslag.

Vraag 38

Waarom zijn de uitkeringslasten AKW hoger, terwijl er minder geboorten zijn? Wat houdt de correctiereeks in?

Antwoord

De stijging van de uitkeringslasten AKW met € 6,190 miljoen is een optelsom van de daling van de uitkeringslasten als gevolg van het kleinere aantal geboorten (–€ 5,4 miljoen) en een stijging van de uitkeringslasten als gevolg van het uitboeken van een correctiereeks (€ 11,6 miljoen). De totale uitkeringslasten van de AKW bedragen € 3,2 miljard.

De correctiereeks betreft een verschilreeks die is ontstaan doordat tijdens de Begrotingsafspraken 2014 is besloten om de leeftijdsdifferentiatie in de kinderbijslag te handhaven. De reeds ingeboekte besparing is naar aanleiding daarvan met exact hetzelfde bedrag teruggedraaid. De ingeboekte besparing was echter niet meer geheel conform realiteit omdat ondertussen ook bijvoorbeeld de volumeprognose 2013 in de reguliere raming was verwerkt. Het verschil dat daardoor ontstond wordt met deze reeks gecorrigeerd.

Vraag 39

Hoe kan de daling van het aantal laag- of middeninkomens dat in aanmerking komt voor de WKB (met een daling van 22,742 mln aan uitkeringslasten) worden verklaard?

Antwoord

De economische situatie is licht verbeterd. De inkomens dalen iets minder dan eerder verwacht waardoor minder mensen in aanmerking komen voor (een hoger) kindgebonden budget.

Vraag 40

Kan de regering een nadere toelichting geven op de verhoogde uitgaven voor de rijksbijdrage in kosten heffingskortingen AOW van 306 mln en op de meevaller van 67,9 mln met betrekking tot de rijksbijdrage aan het vermogenstekort van het Ouderdomsfonds? Kan de regering hierbij aangeven hoe de macro-economische gegevens tot deze mutaties leiden?

Antwoord

Zie antwoord vraag 62 Voorjaarsnota.

Vraag 41

Hoe verhoudt de bijstelling van de BIKK (naar boven) zich tot de bijstelling van het vermogenstekort ouderdomsfonds (naar beneden)? Welke aannames liggen ten grondslag van beide ramingen? En waarin verschillen deze aannames?

Antwoord

Zie voor uitleg van de bijstelling op de BIKK en vermogenstekort ouderdomsfonds het antwoord op vraag 62 van de voorjaarsnota. De rijksbijdrage BIKK wordt meegenomen in de berekening van het ouderdomsfonds bij de premie-inkomsten. Uit het antwoord op vraag 62 blijkt dat de premie-inkomsten met € 230 miljoen stijgen. Dit wordt voor € 306 miljoen verklaard uit een stijging van de BIKK, de premie-inkomsten exclusief de BIKK dalen met € 72 miljoen. Dit resulteert per saldo in een mutatie van ongeveer € 230 miljoen.

Vraag 42

Is bij het toekennen van 2 miljoen euro aan frictiekosten aan Forum rekening gehouden met de stopzetting van de subsidie voor Forum per 1 januari 2015?

Antwoord

In verband met de beëindiging van de subsidierelatie per 1 januari 2015 heeft er nog geen besluitvorming plaatsgevonden over een mogelijke tegemoetkoming in de frictiekosten van SZW aan FORUM. Gezien de jarenlange subsidierelatie met FORUM is in de begroting wel een bedrag gereserveerd voor dit doel.

FORUM is op 5 juni jl. verzocht om op zo kort mogelijke termijn inzicht te geven in de kosten voor de afbouw van de organisatie, alsmede een dekkingsvoorstel te doen voor deze kosten. De inzet is erop gericht om op basis van deze informatie binnen afzienbare termijn te komen tot nadere besluitvorming rond de afbouw.

Vraag 43

Kan de regering nader toelichten waar de frictiekosten voor Forum voor zijn bedoeld?

Antwoord

De frictiekosten vloeien voort uit de afkoop van de langjarige lopende verplichtingen van FORUM en de kosten voor de uitvoering van een sociaal plan voor het personeel van FORUM dat moet afvloeien en waarover ik de TK op 6 juni jl. heb ingelicht.

Vraag 44

Waarom zijn er meer externen ingehuurd?

Antwoord

SZW volgt de systematiek dat er bij het opstellen van de begroting niet wordt gekeken naar de realisatie van externe inhuur van vorige jaren, maar dat er uit wordt gegaan van een minimumniveau. In de eerste en tweede suppletoire begroting wordt dit bedrag naar voorkomende behoefte aangevuld. Dit past binnen het beleid van SZW om de externe inhuur zo laag mogelijk te houden.

In 2014 waren er middelen benodigd zowel voor inzet op specifieke projecten als voor vervanging van personeel.

Vraag 45

Waaruit bestaan de diverse mutaties in verband met dekkingen en reserveringen op de SZW-begroting?

Antwoord

Artikel 99 nominaal en onvoorzien is een artikel waar middelen – zoals voor loon- en prijsbijstelling, eindejaarsmarge en andere reserveringen – tijdelijk op geparkeerd worden. De € 91 miljoen bestaat voor per saldo € –29 miljoen uit de inzet van het restant van de eindejaarsmarge en voor per saldo € –62 miljoen uit kasschuiven.