Vastgesteld 23 juni 2014
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 12 juni 2014 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Bij brief van 20 juni 2014 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Nr. |
Vraag |
---|---|
1 |
Vraag: Kunt u voor elk van de beleidsartikelen (uitgezonderd het vierde) toelichten waarom het percentage juridisch verplichte uitgaven sterk daalt bij de 1ste suppletoire begroting ten opzichte van de oorspronkelijke begroting voor 2014 terwijl de overige mutaties vrij gering lijken? Antwoord: In de ontwerpbegroting is opgenomen welk deel van de (apparaats)uitgaven voor 2014 naar verwachting juridisch verplicht is. De feitelijke onderliggende verplichtingen worden veelal gedurende het uitvoeringsjaar gerealiseerd (na 1/1/2014). Waar de ontwerpbegroting een schatting geeft voor heel 2014, geeft de 1e suppletoire begroting de stand weer van de feitelijk aangegane verplichtingen tot 1 maart 2014 (2 maanden). |
2 |
Vraag: Waar bestaan de werkzaamheden uit die de Afdeling bestuursrechtspraak verricht voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Antwoord: De Raad van State ondersteunt op verzoek van het Gemeenschappelijk Hof de behandeling van de hoger beroepen in het bestuursrecht (behalve belastingzaken) die bij het Gemeenschappelijk Hof worden aangeboden. De samenwerking tussen het Gemeenschappelijk Hof en Raad van State bestaat sinds 1 januari 2004. In de sedertdien verschenen jaarverslagen is daar ook verslag van gedaan. Het gaat om samenwerking op het terrein van organisatie en juridisch inhoudelijke kennis. Het komt erop neer dat de hoger beroepen in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak van de respectievelijke landen volgens het bedrijfsmodel van de Raad van State worden afgedaan. |
3 |
Vraag: Hoe groot is het deel van deze werkzaamheden dat wordt doorberekend aan het Gemeenschappelijk Hof? Antwoord: In 2014 wordt door de Raad van State circa 70 procent van de gerealiseerde werkzaamheden doorberekend. |
4 |
Vraag: Kunt u in de tabel bij beleidsartikel 1 de budgettaire gevolgen van het beleid nader specificeren door de mutaties aan te geven voor de Afdeling bestuursrechtspraak en de Afdeling advisering van de Raad van State? Antwoord: Uitgaven: Van de mutatie van € 1,4 mln. heeft € 1,3 mln. betrekking op de Afdeling bestuursrechtspraak. Het restant heeft betrekking op de Afdeling advisering. Ontvangsten: Deze mutatie betreft volledig de Afdeling bestuursrechtspraak. |