Kamerstuk 33930-XV-1

Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2013

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2013

Gepubliceerd: 21 mei 2014
Indiener(s): Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33930-XV-1.html
ID: 33930-XV-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Aangeboden 21 mei 2014

Gerealiseerde begrotingsuitgaven 2013 (€ 29.290 mln) naar artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde begrotingsuitgaven 2013 (€ 29.290 mln) naar               artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde begrotingsontvangsten 2013 (€ 2.051 mln) naar artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde begrotingsontvangsten 2013 (€ 2.051 mln) naar               artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde premie-uitgaven 2013 (€ 53.632 mln) naar artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde premie-uitgaven 2013 (€ 53.632 mln) naar               artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde premie-ontvangsten 2013 (€ 353 mln) naar artikel (bedragen x € 1 mln)

Gerealiseerde premie-ontvangsten 2013 (€ 353 mln) naar               artikel (bedragen x € 1 mln)

INHOUDSOPGAVE

A.

ALGEMEEN

5

     

1.

Aanbieding en dechargeverlening

5

     

2.

Leeswijzer

9

     

B.

BELEIDSVERSLAG

12

     

3.

Beleidsprioriteiten

12

     

4.

Beleidsartikelen

19

 

Artikel 1 Arbeidsmarkt

19

 

Artikel 2 Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

25

 

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

36

 

Artikel 4 Jonggehandicapten

43

 

Artikel 5 Werkloosheid

46

 

Artikel 6 Ziekte en zwangerschap

51

 

Artikel 7 Kinderopvang

56

 

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

60

 

Artikel 9 Nabestaanden

67

 

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

71

 

Artikel 11 Uitvoeringskosten

75

 

Artikel 12 Rijksbijdragen

79

 

Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

82

     

5.

Niet-beleidsartikelen

87

 

Artikel 96 Apparaatsuitgaven kerndepartement

87

 

Artikel 97 Aflopende regelingen

90

 

Artikel 98 Algemeen

91

 

Artikel 99 Nominaal en onvoorzien

95

     

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

96

     

C.

JAARREKENING

100

     

7.

Departementale verantwoordingsstaat

100

     

8.

Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

101

     

9.

Jaarverantwoording agentschappen

102

     

10.

Saldibalans

118

     

11.

Topinkomens

126

     

D.

BIJLAGEN

128

 

Bijlage 1: Toezichtrelaties

128

 

Bijlage 2: ZBO’s en RWT’s

130

 

Bijlage 3: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

133

 

Bijlage 4: Inhuur externen

135

 

Bijlage 5: SZA-kader en sociale fondsen

136

 

Bijlage 6: Lijst van gebruikte afkortingen

143

ONDERDEEL A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

2.1 Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag van SZW bestaat uit vier onderdelen: Algemeen, Beleidsverslag, Jaarrekening en Bijlagen.

Algemeen

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

  • 1. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten.

  • 2. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de financiële toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen realisatie en begroting.

  • 3. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven kerndepartement, de afgesloten regelingen, de algemene uitgaven die niet aan de beleidsartikelen zijn toe te rekenen, en de onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.

  • 4. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.

Jaarrekening

De jaarrekening is opgebouwd uit vijf onderdelen:

  • 1. De verantwoordingsstaat van het Ministerie van SZW.

  • 2. De samenvattende verantwoordingsstaat van de agentschappen van SZW: het Agentschap SZW en de Inspectie Werk en Inkomen.

  • 3. De jaarverantwoording van de agentschappen.

  • 4. De saldibalans, met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting.

  • 5. De paragraaf topinkomens.

Bijlagen

Het jaarverslag bevat zes bijlagen:

  • 1. Toezichtrelaties.

  • 2. ZBO’s en RWT’s.

  • 3. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.

  • 4. Inhuur externen.

  • 5. SZA-kader en sociale fondsen.

  • 6. Lijst van gebruikte afkortingen.

2.2 Specifieke aandachtspunten

Verantwoord Begroten

De begroting 2013 is de eerste begroting die volledig volgens de uitgangpunten van «Verantwoord Begroten»1 is vormgegeven. Evenzo is dit jaarverslag 2013 het eerste jaarverslag dat volgens deze uitgangspunten is opgezet.

Als gevolg van de gewijzigde opzet van de begrotingsadministratie kunnen in de begrotingsgefinancierde budgettaire tabellen niet alle gegevens voor oude jaren worden opgenomen. Het betreft de stand van de verplichtingen 2009–2012 en de onderverdeling in personele en materiële uitgaven 2009–2011 in artikel 96. De overige financiële gegevens voor oude jaren zijn zo nauwkeurig mogelijk toegerekend aan de artikelonderdelen in de nieuwe opzet van het jaarverslag.

Gegevens oude jaren

In dit jaarverslag worden ook kerncijfers gepresenteerd over jaren vóór 2013. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van gegevens die in vorige jaarverslagen werden gepresenteerd.

Norm voor toelichting van verschillen

Bij de budgettaire tabellen in het beleidsverslag wordt het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2013 en de realisatie voor het jaar 2013 toegelicht indien de afwijking tussen raming en realisatie groter is dan vijf procent of groter is dan € 25 miljoen.

Integratie en maatschappelijke samenhang

In het regeerakkoord Rutte/Asscher is bepaald dat het integratie- en inburgeringsbeleid wordt ondergebracht bij het Ministerie van SZW. In de begroting 2013 waren de financiële middelen voor dit beleidsterrein nog opgenomen bij het Ministerie van BZK. Deze middelen zijn met een nota van wijziging op de begroting 20132 van BZK overgeheveld naar SZW. In dit jaarverslag wordt in artikel 13, «Integratie en maatschappelijke samenhang», verantwoording over deze middelen en het gevoerde beleid afgelegd.

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen

In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de paragraaf beleidsprioriteiten en in de bijlage over het SZA-kader wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister en Staatssecretaris

In de Comptabiliteitswet (CW) is in artikel 19 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ook ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje «Rol en verantwoordelijkheid Minister». De Staatssecretaris wordt hier niet genoemd. Het begrip staatsecretaris komt in de CW niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in de begroting zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. BUIG, Participatiewet, Wsw), 4 (Wajong), 8 (AOW, pensioenbeleid), 9 (Anw) en 11 (uitvoeringskosten SVB). Dit ondanks dat de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris in de beleidsartikelen niet expliciet bij «Rol en verantwoordelijkheid» wordt vermeld.

Groeiparagraaf

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2012 van SZW3 enkele aanbevelingen gedaan. Ten aanzien van de bedrijfsvoering heeft de AR aanbevolen aandacht te blijven houden voor informatiebeveiliging en verbeteracties waar nodig toe te snijden op nieuwe regelgeving. Omtrent de financiële informatie heeft de AR enkele aanbevelingen gedaan die de besteding van gelden door gemeenten kunnen verduidelijken. De Minister van SZW heeft toegezegd de aanbevelingen op te volgen. Nieuw dit jaar is daarnaast de opname in de paragraaf beleidsprioriteiten van de tabel «garanties en achterborgstellingen» met bijbehorende toelichting.

Controleverklaring en accountantscontrole

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de Auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij het departementale jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaring. Evenmin vallen de premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven onder de reikwijdte van de controleverklaring.

De zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) leggen zelfstandig verantwoording af over de rechtmatigheid van de sociale zekerheidsuitgaven (begrotings- en premiegefinancierd).

ESF-middelen

De programma-uitgaven voor ESF en EQUAL afkomstig van de Europese Commissie staan buiten begrotingsverband en zijn dus niet in de verantwoordingsstaat terug te vinden. De Tweede Kamer wordt via jaarlijkse voortgangsrapportages geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het ESF-programma.

Afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften

De beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid in de beleidsartikelen is niet overgenomen van de begroting 2013 maar van de begroting 2014. In de begroting 2013 voldeed deze beschrijving nog niet volledig aan de uitgangspunten van Verantwoord Begroten. In de begroting 2014 is dit gecorrigeerd. Daarbij zijn geen inhoudelijke wijzigingen in de rol en verantwoordelijkheid aangebracht.

Met instemming van het Ministerie van Financiën wordt de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal aflopende regelingen op het niet-beleidsartikel 97 opgenomen. Het gaat hier om nagekomen declaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

ONDERDEEL B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

3.1 Inleiding

Het jaar 2013 stond in het teken van het uitwerken van de plannen die door het begin november 2012 aangetreden kabinet Rutte/Asscher in het regeerakkoord4 zijn opgenomen. Om zich te verzekeren van voldoende draagvlak in de samenleving heeft het kabinet in de loop van 2013 akkoorden gesloten en afspraken gemaakt met sociale partners en gemeenten. Een randvoorwaarde voor het kabinet vormde de wens om aan de Europese tekortdoelstelling te voldoen. Achtergrond bij de besluiten die het kabinet in 2013 heeft getroffen was de – vergeleken met de raming – tegenvallende economische ontwikkeling. In de tweede helft van 2013 werden de eerste signalen van herstel van de economie zichtbaar.

In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de activiteiten die het kabinet heeft ondernomen om de in het regeerakkoord voorgenomen maatregelen te realiseren en op de uitvoering van de begroting 2013. Daarna wordt de economische ontwikkeling aan de hand van enkele kerncijfers geduid. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de twee thema’s uit de Verantwoordingsbrief 2013. De paragraaf wordt afgesloten met verplichte tabellen over de voortgang van beleidsdoorlichtingen en over garanties en achterborgstellingen.

3.2 Het beleid in 2013

De begroting 2013 is door het demissionaire kabinet Rutte/Verhagen opgesteld. Daarom is in de toenmalige begroting gekozen voor een sobere invulling van de beleidsagenda. In november 2012 is het huidige kabinet gevormd. De begroting van 2013 is voor dit begrotingsjaar via een nota van wijziging op de begroting5 geactualiseerd. De aanpassing van de meerjarencijfers 2014–2018 aan de kabinetsplannen is vervolgens in de 1e suppletoire begroting 20136 opgenomen. Om het begrotingstekort onder de norm van 3% bbp (de Europese tekortdoelstelling) te brengen is in de zomer van 2013 een aanvullend pakket aan maatregelen opgesteld (het 6 miljard-pakket).

Het kabinet is in 2013 voortvarend met de wetgeving van voorgenomen beleidsmaatregelen aan de slag gegaan, waarbij ook gezocht is naar breder draagvlak. Mijlpaal was het sociaal akkoord van april 2013 met de sociale partners, dat afspraken bevat over specifieke maatregelen om economisch herstel op korte termijn te stimuleren en de arbeidsmarkt te hervormen. In het akkoord zijn afspraken vastgelegd over een actieve aanpak om werkloosheid te voorkomen en mensen van werk naar werk te helpen. Daartoe is de subsidieregeling cofinanciering sectorplannen van kracht geworden. In het eerste aanvraagtijdvak dat in het laatste kwartaal van 2013 open stond zijn 37 aanvragen ingediend, waarmee € 370 miljoen subsidie is aangevraagd. De hieruit voortvloeiende subsidietoekenningen leiden in de jaren na 2013 tot uitgaven. Het sociaal akkoord opende ook de weg tot het verder invullen van de kabinetsvoornemens bij het bestrijden van de negatieve effecten van de arbeidsmigratie binnen de EU.

Voor het verkrijgen van voldoende politiek draagvlak voor een aantal van de kabinetsplannen is in het najaar van 2013 een Begrotingsakkoord met een aantal politieke partijen gesloten. Het kabinet heeft in december 2013 een pensioenakkoord gesloten ter verbetering van de houdbaarheid van het pensioenstelsel. De aanvaarding door het parlement van het wetsvoorstel «versterking bestuur pensioenfondsen» was een andere belangrijke stap op dit beleidsterrein. De maatregelen in de verschillende akkoorden leiden pas na 2013 tot budgettaire mutaties.

Tot de belangrijke wettrajecten in 2013 behoren:

  • Het wetsvoorstel hervorming kindregelingen, dat begin september naar de Tweede Kamer is gestuurd en waarop eind november naar aanleiding van het Begrotingsakkoord een nota van wijziging is ingediend;

  • Het wetsvoorstel werk en zekerheid, dat eind november naar de Tweede Kamer is verzonden;

  • Het wetsvoorstel WWB-maatregelen, dat medio december al een eerste maal in de Tweede Kamer is besproken;

  • En het wetsvoorstel Participatiewet, dat in december aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Bovengenoemde wetsvoorstellen zijn inmiddels in februari en maart van dit jaar door de Tweede Kamer aanvaard. De decentralisatie die met de Participatiewet wordt bewerkstelligd op het terrein van werk en inkomen vormt tezamen met voorgenomen maatregelen op het terrein van de AWBZ, de WMO en de jeugdzorg een decentralisatiebeweging van een niet eerder vertoonde omvang.

Daarnaast is de quotumwet in voorbereiding, als stok achter de deur voor het mogelijk niet nakomen van de baangarantieafspraak uit het sociaal akkoord over het openstellen van arbeidsplaatsen voor mensen met een arbeidsbeperking. De Overbruggingsregeling AOW is per 1 oktober 2013 ingevoerd terwijl het wetsvoorstel «fraudeaanpak door bestandskoppelingen» door het parlement is aanvaard en op 1 januari 2014 in werking is getreden.

Een belangrijke maatregel uit de begroting 2013 die in 2013 is ingegaan is de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. Het verhogen van de AOW-leeftijd is noodzakelijk om ook voor toekomstige generaties het stelsel van collectieve voorzieningen zeker te stellen. De voorschotregeling AOW, ter compensatie van inkomensverlies als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd, zou in 2013 geschrapt worden. Deze regeling is echter met een jaar verlengd. Daarnaast is de Awf-premie tijdelijk verhoogd met € 500 miljoen, vooruitlopend op de WW-hervorming, zoals aangekondigd in de begroting 2013. Andere maatregelen uit de begroting 2013 die volgens het voorgenomen tijdpad zijn getroffen betreffen het verlagen van de MKOB conform het wetsvoorstel Uniformering Loonbegrip (ULB) en het niet indexeren van kinderbijslag per 1 januari 2013. Tot de maatregelen uit het regeerakkoord en het sociaal akkoord die in 2013 tot budgettaire mutaties hebben geleid behoort verder het afstel van de werknemersprikkel uit de modernisering van de ZW. Bovendien is in het regeerakkoord afgesproken om ook per 1 juli 2013 de kinderbijslag niet te indexeren.

Met ingang van 1 maart 2013 is gestart met continue screening van medewerkers in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Er is € 50 miljoen uitgetrokken voor extra inspanningen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Verder is voor twee jaar een ambassadeur aangesteld voor de aanpak van jeugdwerkloosheid. Voor de re-integratie van ouderen (55 jaar en ouder) in de WW is, verdeeld over de jaren 2013–2016, € 67 miljoen uitgetrokken. Voor de bestrijding van de armoede- en schuldenproblematiek is in 2013 € 20 miljoen extra uitgetrokken.

Het afgelopen jaar heeft de relatie tussen SZW en de ZBO’s onverminderd in het teken gestaan van de taakstelling op de apparaatsuitgaven van het UWV en de SVB en de doorwerking daarvan op de uitvoering. In 2013 hebben de ZBO’s ten behoeve van de invulling van de resterende taakstelling 2012–2015 voorstellen voor vereenvoudiging uitgewerkt. Daarnaast is er tegelijkertijd bezuinigd en vernieuwd, de continuïteit van goede dienstverlening moest worden gegarandeerd en majeure wetswijzigingen worden doorgevoerd. Wat betreft de reguliere werkzaamheden heeft het UWV meer werk gehad aan de uitvoering van het aantal WW-uitkeringen als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling.

De gerealiseerde uitgaven 2013 zijn vergeleken met de raming in de begroting 2013 € 0,15 miljard hoger uitgekomen. De voornaamste oorzaak van de hogere uitgaven is de stijging van de werkloosheidsuitgaven (WW en WWB) als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling. Daarnaast is meer uitgegeven dan begroot aan de MKOB omdat deze met terugwerkende kracht geëxporteerd wordt. Daar staan lagere uitgaven tegenover aan kinderopvangtoeslag, AOW en re-integratie van arbeidsongeschikten. De ijklijn is in het regeerakkoord opwaarts bijgesteld. Het jaar 2013 is uiteindelijk afgesloten met een overschrijding van het uitgavenkader SZW met € 0,2 miljard. Voor meer informatie over de budgettaire ontwikkelingen wordt verwezen naar bijlage 5 (SZA-kader) van dit jaarverslag.

In het kader van de EU2020 armoededoelstelling heeft het kabinet Rutte/Verhagen bepaald ernaar te streven het aantal personen (van 0 t/m 64 jaar) in een huishouden met een lage werkintensiteit (per volwassene wordt minder dan 8 uur per week gewerkt) in 20207 met 100.000 personen te verminderen ten opzichte van de nulmeting in 2008 (1,613 miljoen personen). Op deze doelstelling is in 2012, het meest recente jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn, een daling te zien met 43.000 personen tot 1,635 miljoen personen. De sinds 2008 verslechterde economische situatie is er debet aan dat nog geen positieve cijfers ten opzichte van de nulmeting te zien zijn. De daling in 2012 is met name te danken aan het feit dat mensen langer doorwerken: de afname is het grootst bij de groep 60–64 jarigen.

3.3 Economische ontwikkeling en koopkracht 2013

In de tweede helft van 2013 werden de eerste tekenen van een voorzichtig economisch herstel zichtbaar. Na een krimp in het eerste kwartaal is de Nederlandse economie in het tweede en derde kwartaal gegroeid. In het vierde kwartaal zette het economisch herstel zich versneld door. Over geheel 2013 gezien is nog sprake van een krimp van het bruto binnenlands product (bbp) van 0,8%8. Deze krimp betreft een significante afwijking ten opzichte van de raming van het CPB. Bij de opstelling van de begroting voor 2013 werd nog geanticipeerd op een economische groei van ¾% in 2013.

Het is een historisch gegeven dat de arbeidsmarkt met vertraging reageert op veranderingen in de conjunctuur. Mede als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling in de tweede helft van 2012 is de werkloosheid fors verder opgelopen. Werkloosheid is voor de mensen die het treft zeer ingrijpend. Het hebben van werk is immers meer dan het hebben van inkomen. Werk biedt ook een sociaal netwerk, mogelijkheden tot zelfontplooiing en zelfvertrouwen.

In januari 2013 was 7,5% van de beroepsbevolking die tenminste 12 uur per week wil en kan werken werkloos. Dit komt overeen met 592.000 personen. Met name in de eerste helft van 2013 is de werkloosheid verder opgelopen. Deze stijging van de werkloosheid werd zowel veroorzaakt door een afname van de werkgelegenheid als door een verdere toename van het arbeidsaanbod9. Het aantal mensen dat hun baan verloor groeide sterker dan het aantal werklozen dat een baan vond. Daarnaast nam het aantal toetreders, met name onder jongeren en ouderen, op de arbeidsmarkt die niet direct een baan vonden sterk toe.

Sinds de zomer van 2013 is de werkloosheid gestabiliseerd en vervolgens is deze gedaald. Volgens het CPB en het CBS hangt een deel van de daling van de werkloosheid in het tweede halfjaar van 2013 samen met het ontmoedigingseffect waarbij werklozen hun zoektocht naar een baan staken10. Het werkloosheidspercentage bedraagt in december 8,5%. Dit zijn 668.000 personen. Gemiddeld over 2013 bedraagt het werkloosheidspercentage 8,3%, waar in de raming van het CPB nog werd uitgegaan van een werkloosheid van 7,0%. De jeugdwerkloosheid kwam in december 2013 uit op 15,9%. Figuur 3.1 maakt de ontwikkeling van de werkloosheid sinds 2010 inzichtelijk.

Ondanks de tegenvallende economische ontwikkeling is er nog steeds sprake van dynamiek op de arbeidsmarkt. In 2013 vonden 844.000 mensen een baan. Het aantal openstaande vacatures is in het derde en vierde kwartaal gestegen. Eind 2013 stonden bijna 100.000 vacatures open.

Figuur 3.1: Ontwikkeling van de werkloosheid in de periode 2010 tot en met 2013 (aantallen personen x 1.000)

Figuur 3.1: Ontwikkeling van de werkloosheid in de periode                 2010 tot en met 2013 (aantallen personen x 1.000)

Bovenstaande figuur toont de voor seizoensgecorrigeerde werkloosheid conform de nationale definitie

Voor het vierde jaar op rij daalde de koopkracht in 2013. De mediane koopkrachtontwikkeling in 2013 was -1,1%. Daarbij was de gerealiseerde daling iets groter dan de vooraf geraamde daling van -¾%. Dit verschil valt te verklaren door een hoger dan verwachte inflatie en een lager dan verwachte stijging van de contractlonen in de marktsector. De koopkrachtdaling in 2013 hing ook samen met maatregelen om het begrotingstekort te verminderen, zoals genoemd in het regeerakkoord.

In tabel 3.1 zijn de prognoses van de begroting (MEV 2013) en de realisaties (CEP 2014) van de meest relevante kerncijfers weergegeven.

Tabel 3.1 Kerncijfers 2013 (in %): raming MEV2013 versus realisatie CEP2014
 

Raming

MEV 2013

Realisatie

CEP 2014

Economische groei

¾

– 0,8

Contractloon marktsector

1,5

Consumentenprijsindex

2

2,5

Koopkracht, mediaan, alle huishoudens

– ¾

– 1,1

Werkgelegenheid in arbeidsjaren, marktsector

– 1

– 1,1

Werkloosheid (in % van de beroepsbevolking, nationale definitie)

7

8,3

Arbeidsproductiviteit marktsector

2

– 0,5

EMU-saldo (in % bbp)

– 2,7

– 2,9

EMU-schuld (in % bbp)

71,8

74,3

3.4 Fraude en decentralisatie

Het kabinet heeft met de Tweede Kamer afgesproken dat de thema’s fraude en decentralisatie in de Verantwoordingsbrief centraal zullen staan en ook in de departementale jaarverslagen aandacht zullen krijgen11.

De Minister en Staatssecretaris van SZW hebben op 4 oktober 2013 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de maatregelen op het terrein van de fraudeaanpak, handhaving en naleving12. In deze brief is aangegeven dat de Tweede Kamer in het voorjaar van 2014 wordt geïnformeerd over de voortgang en realisatie van de in de brief genoemde maatregelen. De Minister van SZW heeft tijdens het AO Handhaving op 31 oktober 2013 met de Tweede Kamer tevens aangegeven dat hij de Tweede Kamer via het jaarverslag 2013 zal informeren over de eerste resultaten van de nieuwe Fraudewet. De Tweede Kamer ontvangt in mei 2014 een afzonderlijke brief van de Minister van SZW over beide onderwerpen.

De Tweede Kamer heeft op 20 februari 2014 de Participatiewet aangenomen. De beoogde invoeringsdatum is 1 januari 2015. Met de Participatiewet voert het kabinet het principe van één regeling door voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning.

De Participatiewet is een regeling die in medebewind wordt uitgevoerd. Gemeenten krijgen met de invoering van deze wet en met de invoering van de andere decentralisaties meer taken en bevoegdheden. Zij krijgen voor deze taken de beschikking over een breed scala aan instrumenten en voorzieningen. Gemeenten kunnen deze in samenhang en integraal inzetten en maatwerk leveren aan hun burgers. Gemeenten hebben de vrijheid om taken, binnen de gestelde wettelijke regels van de Participatiewet, naar eigen inzicht in te vullen en uit te voeren. Dit zorgt ervoor dat de inzet van middelen doelmatiger en doeltreffender wordt.

In de bedrijfsvoeringsparagraaf van dit jaarverslag wordt verder ingegaan op specifieke aspecten van de thema’s fraude en decentralisatie.

3.5 Beleidsdoorlichtingen

Tabel 3.2 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Toelichting

1 Arbeidsmarkt

 

X

X

Tweede Kamer, 25 883, nr. 209 (2012)

Tweede Kamer, 30 982, nr. 15 (2013)

2 Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

       

3 Arbeidsongeschiktheid

X

   

Tweede Kamer, 32 716, nr. 1

4 Jonggehandicapten

       

5 Werkloosheid

       

6 Ziekte en zwangerschap

       

7 Kinderopvang

       

8 Oudedagsvoorziening

   

X

Tweede Kamer, 30 982, nr. 16

9 Nabestaanden

   

X

Tweede Kamer, 30 982, nr. 9

10 Tegemoetkoming ouders

   

X

Tweede Kamer, 33 716, nr. 5

11 Uitvoeringskosten

       

12 Rijksbijdragen

       

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

       

Overig

X

   

Tweede Kamer, 30 982, nr. 7 en

Tweede Kamer, 30 982, nr. 8

In de begroting 2013 zijn twee beleidsdoorlichtingen vermeld met het jaar 2013 als beoogde datum van afronding. Dit betreft de beleidsdoorlichtingen arbeidsmarkt (artikel 1) en tegemoetkoming ouders (artikel 10). Deze doorlichtingen zijn conform planning in 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden. De beleidsdoorlichting oudedagsvoorziening, onderdeel pensioenbeleid (artikel 8), en de beleidsdoorlichting nabestaanden (artikel 9) waren gepland in 2012. Deze zijn door uitloop van werkzaamheden ook in 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden. In de desbetreffende artikelen van dit jaarverslag is onder het kopje «beleidsconclusies» kort opgenomen wat de resultaten van de beleidsdoorlichtingen zijn.

Bovenstaand overzicht geeft een weergave van de realisatie van beleidsdoorlichtingen op basis van de nieuwe artikelindeling. Omdat de artikelindeling vanaf begroting 2013 is gewijzigd is de praktijk dat een aantal beleidsdoorlichtingen niet het gehele artikel beslaan van de nieuwe artikelindeling, maar een onderdeel van het artikel. Het gaat om:

  • Artikel 1: de beleidsdoorlichting in 2012 (betreft Gezond en Veilig werken);

  • Artikel 1: de beleidsdoorlichting in 2013 (betreft Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden);

  • Artikel 3: de beleidsdoorlichting in 2011 (betreft de WIA);

  • Artikel 8: de beleidsdoorlichting in 2013 (betreft het pensioenbeleid);

  • Overig: in 2011 hebben twee beleidsdoorlichtingen plaatsgevonden naar respectievelijk de artikelen 41 (Inkomensbeleid) en 42 (Arbeidsparticipatie) van de oude begrotingsindeling. Bij de huidige begrotingsindeling vallen deze beleidsterreinen onder de beleidsagenda.

3.6 Overzicht garanties en achterborgstellingen

Tabel 3.3 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2012

Verleende garanties 2013

Vervallen garanties 2013

Uitstaande garanties 2013

Garantieplafond 2013

Totaal plafond 2013

2 Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Startende ondernemers

2.242

0

1.053

1.189

0

1.189

Tabel 3.4 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2012

Ontvangsten 2012

Saldo 2012

Uitgaven 2013

Ontvangsten 2013

Saldo 2013

2 Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Startende ondernemers

1.005

4

1.001

928

0

928

In 2007 is de «tijdelijke SZW-borgstellingsregeling startende ondernemers vanuit een uitkering» van kracht geworden. Een garantie heeft een maximale duur van zes jaar. Er worden geen nieuwe garanties meer verleend.

In 2013 is er door de banken aanspraak gemaakt op de borgstelling. Dit heeft geleid tot de betaling van een bedrag van € 928.000.

Eind 2013 staat SZW voor een bedrag van € 3.811.000 borg aan kredietinstellingen en gemeentelijke kredietbanken die een kredietovereenkomst hebben verleend aan startende ondernemers. Het daadwerkelijke risico van uitbetaling als alle verplichtingen zouden worden opgeëist bedraagt € 1.189.000.

4. BELEIDSARTIKELEN

1. Arbeidsmarkt

Artikel

De overheid bevordert gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden.

Algemene doelstelling

De overheid bevordert een adequaat wettelijk kader voor het functioneren van de arbeidsmarkt, door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden, met in achtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit, en het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • Gezond en veilig werken (waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW));

  • Arbeidsverhoudingen (waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR));

  • Arbeidsrechtelijke bescherming (waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi));

  • Toelating van arbeidsmigranten (waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav)).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • De vaststelling van de hoogte van het sociaal minimum en het maximum dagloon;

  • Het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • Het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • Het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • Zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • Het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • De handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Beleidsconclusies

In 2013 heeft een beleidsdoorlichting Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden plaatsgevonden. In deze doorlichting zijn de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt tussen 2008 en 2012 op het gebied van de arbeidsovereenkomst, de collectieve arbeidsvoorwaardenvorming en de arbeidsmigratie bezien en gerelateerd aan het ingezette beleid. De beleidsdoorlichting is op 11 december 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden 13.

De conclusie is dat arbeidsverhoudingen in Nederland continu in beweging zijn en dat het wettelijk systeem voortdurend onderhoud en aanpassing vergt. Door de wereldwijde economische crisis is de werkloosheid sterk gestegen en is de arbeidsmarkt van zeer krap naar ruim gegaan. De crisis had ook effect op het terrein van collectieve arbeidsvoorwaardenvorming in die zin dat het de overheid stimuleerde meer maatwerk toe te passen om het aanpassingsvermogen van het bedrijfsleven te ondersteunen. Opmerkelijk was dat het aantal arbeidmigranten wel flink is toegenomen en dat nu de nadruk gelegd wordt op het aantrekkelijk maken van de arbeidsmarkt voor kennismigranten.

In het domein van de arbeidsverhoudingen is het in april 2013 gesloten sociaal akkoord een belangrijke mijlpaal. Dit akkoord bevat afspraken over specifieke maatregelen om economisch herstel op korte termijn te stimuleren en de arbeidsmarkt te hervormen en opent de weg tot het verder invullen van de kabinetsvoornemens bij het bestrijden van de negatieve aspecten van de EU-arbeidsmigratie. Vermeldenswaard is voorts de ondertekening van het Techniekpact 2020, waarmee de Ministeries van SZW, OCW en EZ gezamenlijk de arbeidsmarkttekorten aanpakken.

Naar aanleiding van het sociaal akkoord zijn aanpassingen op het gebied van het ontslagrecht, de duur van de WW-uitkering en het recht van flexibele arbeid uitgewerkt in het wetsvoorstel Werk en Zekerheid14. Om te voorkomen dat arbeidsvoorwaarden op oneigenlijke wijze onder druk komen te staan heeft het kabinet op 11 april 2013 een actieplan «Bestrijden van schijnconstructies» aan de Tweede Kamer gezonden15.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, waarmee de overeenkomst van opdracht breder onder het bereik van deze wet komt te vallen, is eind 2013 aan de Eerste Kamer aangeboden16. Met deze maatregel wordt voorkomen dat de Wml kan worden ontdoken door de inzet van schijnzelfstandigen. De voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies is op 26 november 2013 aan de Tweede Kamer gezonden17.

Met het programma «Aanpak schijnconstructies» stimuleert het kabinet onder andere de verbetering van cao-naleving en cao-handhaving. In het «Actieplan aanpak schijnconstructies» zijn diverse maatregelen opgenomen. In 2013 is advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid hoe de handhaving en naleving van cao’s kan worden bevorderd. Ter bevordering van de medezeggenschap is de commissie bevordering medezeggenschap ingesteld.

Het domein van de arbeidsomstandigheden stond in 2013 in het teken van de kabinetsvisie op het stelsel voor gezond en veilig werken. In april 2013 reageerde het kabinet positief op het SER-advies over die visie op het stelsel. In dat kader is onder meer aan de SER een vervolgadvies gevraagd over de bedrijfsgezondheidszorg, is een brief over de aanpak van psychosociale arbeidsbelasting naar de Tweede Kamer gestuurd18 en is met sociale partners een gezamenlijke brief aan de Europese Commissie gezonden met de Nederlandse wensen over de Europese arbostrategie.

Aan het programma «duurzame inzetbaarheid» is in 2013 invulling gegeven door te stimuleren en te faciliteren dat werkgevers en werknemers er op de werkvloer mee aan de slag gaan. In dat kader zijn communicatiecampagnes uitgevoerd, bijeenkomsten voor werkgevers en werknemers georganiseerd en zijn werkgevers rechtstreeks gefaciliteerd. In aanvulling op de communicatiecampagnes is een aantal werkgevers rechtstreeks op weg geholpen om meer te investeren in duurzame inzetbaarheid.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 1.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

11.303

24.182

– 12.879

Uitgaven

32.217

33.971

18.760

15.692

12.083

24.272

– 12.189

               

Subsidies

19.419

18.495

5.889

4.407

1.883

5.831

– 3.948

Subsidies

19.419

18.495

5.889

4.407

1.883

5.831

– 3.948

               

Opdrachten

12.573

15.273

12.663

11.082

10.015

13.235

– 3.220

Opdrachten

12.573

15.273

12.663

11.082

10.015

13.235

– 3.220

               

Bekostiging

225

203

208

203

185

203

– 18

Bekostiging

225

203

208

203

185

203

– 18

               

Bijdrage aan andere begrotingen

0

0

0

0

0

5.003

– 5.003

Bijdrage aan andere begrotingen

0

0

0

0

0

5.003

– 5.003

               

Ontvangsten

33.373

26.662

28.896

29.422

30.722

37.755

– 7.033

A. Subsidies en opdrachten

Toelichting financiële instrumenten

De uitgaven aan subsidies en opdrachten zijn in 2013 ruim € 7 miljoen lager uitgekomen dan begroot. De neerwaartse aanpassing op het onderdeel subsidies bedraagt € 4 miljoen en is voor een deel veroorzaakt door een herschikking van € 1,7 miljoen naar het onderdeel Opdrachten en € 0,8 miljoen naar het onderdeel «Bijdrage aan andere begrotingen» in dit artikel. De reden van deze herschikking is dat 2013 het eerste jaar is geweest dat er een onderscheid gemaakt is tussen subsidies en opdrachten. Daarmee waren de exacte cijfers per onderdeel lastig in te schatten. Ten slotte is er een bedrag van € 1,6 miljoen onbesteed gebleven omdat verwachte subsidieaanvragen niet zijn ingediend en er lagere subsidies zijn verleend dan aanvankelijk werd verwacht.

De neerwaartse aanpassing op het onderdeel Opdrachten van € 3,2 miljoen is het gevolg van herschikking van € 1,2 miljoen naar artikel 98 in verband met de voorlichting over het project Duurzame Inzetbaarheid, terwijl € 0,8 miljoen is overgeheveld naar artikel 98 ten behoeve van de Inspectie SZW (onder meer voor het Arboportaal en het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO)). Een bedrag van € 1,2 miljoen is uiteindelijk niet tot besteding gekomen. De reden hiervan is onder meer dat de Europese aanbesteding voor uitvoering van het programma Zelfregulering langer duurde dan verwacht, de uitgaven voor een aantal opdrachten pas in 2014 tot betaling komen en enkele activiteiten uiteindelijk voor een lager bedrag uitgevoerd zijn dan begroot.

B. Bekostiging

De gerealiseerde uitgaven komen nagenoeg overeen met de begrote uitgaven.

C. Bijdrage aan andere begrotingen

De bijdragen aan andere begrotingen zijn gerealiseerd via budgetoverhevelingen naar de verschillende departementen, zoals het Ministerie van EZ in verband met de bijdrage aan het TNO, het Ministerie van VWS in verband met de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en het Ministerie van I&M in verband met een bijdrage aan het Landelijk Asbestvolgsysteem. Deze mutaties zijn verwerkt bij Voor- en Najaarsnota 2013. De uitgaven worden door de desbetreffende departementen op hun begroting verantwoord.

D. Ontvangsten

De boeteontvangsten zijn € 7,0 miljoen lager dan begroot. Dat komt in de eerste plaats doordat de aan het amendement Spekman19 gekoppelde ontvangsten (– € 3,9 miljoen) niet zijn gerealiseerd. Dit vanwege het feit dat – zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld – inspecteurs zichzelf niet kunnen financieren uit de door hen opgebrachte boeteontvangsten20.

Het resterende verschil is hoofdzakelijk het gevolg van beslissingen op bezwaren waardoor SZW ten onrechte geïnde bedragen met wettelijke rente moest terugbetalen (– € 3,1 miljoen).

Gezond en veilig werken

Kerncijfers

Het percentage arbeidsongevallen onder werknemers dat verzuim tot gevolg heeft is 2,7%. Ten opzichte van 2012 is dat een daling van 10%.

Tabel 1.2 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Percentage arbeidsongevallen onder werknemers dat verzuim tot gevolg heeft1

2,9

3,0

2, 7

Percentage ziekteverzuim2

4,2

4,0

3,9

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen3

2

3

2

Naleving zorgplicht Arbowet (%)4

78

78

5

X Noot
1

TNO/CBS, nationale enquête arbeidsomstandigheden

X Noot
2

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim. Het cijfer blijft tot medio 2014 voorlopig

X Noot
3

Inspectie SZW administratie

X Noot
4

SZW-berekening op basis van Inspectie SZW administratie

X Noot
5

Niet bekend bij publicatie jaarverslag, cijfer komt medio 2014 beschikbaar

Arbeidsverhoudingen en voorwaarden

De daling van het aantal werknemers onder een cao kan waarschijnlijk worden toegeschreven aan de tegenvallende economische ontwikkeling, met een krimpende werkgelegenheid.

Het lagere aantal verleende tewerkstellingsvergunningen is waarschijnlijk ook veroorzaakt door de economische situatie. Ook is het effect van aangescherpte regels voor bepaalde doelgroepen zichtbaar (zoals bij aanvragen voor Chinese koks).

Tabel 1.3 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en voorwaarden (x 1.000)
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal werknemers onder cao1

6.129

6.003

5.895

• waarvan direct gebonden bedrijfstak- en ondernemings-cao’s1

5.400

5.501

5.260

• waarvan gebonden door algemeen verbindend verklaring1

729

502

635

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (twv)2

12

11

9

X Noot
1

SZW, rapportage cao-afspraken (2011, 2012) en SZW, administratie (2013), peildatum 1-1-2014. De peildatum wijkt hiermee af van eerdere jaren

X Noot
2

UWV, jaarverslag

Handhaving

Het aantal inspecties is ten opzichte van vorige jaren gedaald. De Inspectie SZW is meer risicogericht gaan inspecteren. Hierdoor loopt de Inspectie SZW steeds vaker tegen complexe constructies aan die erop gericht zijn de wetgeving te ontduiken, waardoor de zaken ook meer tijd vergen.

Het percentage opgespoorde overtredingen is ten opzichte van vorig jaar gestegen. Zo is het percentage actieve inspecties naar arbeidsomstandigheden waarbij een overtreding van de wetgeving is vastgesteld in 2013 66% (63% in 2012) en het aantal BRZO-inspecties waarbij een overtreding is vastgesteld 60% (44% in 2012). Het percentage inspecties waarbij een overtreding van de Wav en/of de Wml is vastgesteld is verder gestegen tot 24%.

Meer uitgebreide informatie over de Inspectie SZW treft u aan in haar Jaarverslag 2013 (www.inspectieszw.nl).

Tabel 1.4 Kerncijfers handhaving1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal actieve en reactieve inspecties en onderzoeken arbeidsomstandigheden door Inspectie SZW

18.729

19.696

17.944

Aantal inspecties en onderzoeken binnen bedrijven die vallen onder het besluit risico’s en zware ongevallen 1999

612

512

448

Aantal inspecties Wav/Wml/Waadi door Inspectie SZW

9.655

7.160

4.930

Percentage inspecties waarbij overtreding Wav/Wml/Waadi is vastgesteld

18

21

24

X Noot
1

Inspectie SZW, jaarverslag. Vanaf 2013 verantwoordt SZW zich in dit jaarverslag over aantallen afgeronde inspecties en bijbehorend percentage handhavinginterventies in plaats van over aantallen gestarte inspecties en bijbehorend percentage handhavinginterventies. De cijfers uit voorgaande jaren zijn hierop aangepast

Budgettair belang buiten de begroting

De fiscale uitgaven aan het onderdeel mobiliteit van het vitaliteitspakket zijn lager dan begroot. Dit komt door de tegenvallende economische ontwikkeling waardoor er minder oudere uitkeringsgerechtigden in dienst genomen worden.

De premievrijstelling oudere werknemers wordt vanaf 2009 langzaam afgebouwd. De uitgaven in 2013 blijven achter bij de raming.

De afdrachtvermindering loonbelasting indien werknemers onderwijs volgen is € 70 miljoen lager dan geraamd bij de begroting 2013. Deze daling is waarschijnlijk te verklaren door anticipatiegedrag in verband met de beëindiging van de regeling per 1 januari 2014.

De uitgaven in het kader van de ouderschapsverlofkorting zijn € 24 miljoen hoger dan begroot. De realisaties 2012 en 2013 betreffen een raming omdat de aanslaggegevens nog onvolledig zijn. Op dit moment worden er nog aanslagen voor 2010 opgelegd. Uit de meest recente realisatiecijfers over 2011 blijkt dat het gebruik gestegen is, voor de realisaties 2012 en 2013 is uitgegaan van eenzelfde stijging. Er is geen duidelijke verklaring voor deze stijging.

Tabel 1.5 Fiscale uitgaven artikel 1 (lopende prijzen x € 1 mln)1
 

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Vitaliteit: mobiliteit

103

197

183

245

333

– 88

Vitaliteit: loopbaanfaciliteiten

160

160

160

490

490

0

Premievrijstellling oudere werknemers

939

807

652

487

254

277

– 23

Premiekorting 62+

   

275

301

0

0

0

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

2

1

1

2

2

0

Afdrachtvermindering onderwijs

348

377

389

377

326

396

– 70

Ouderschapsverlofkorting

59

85

107

109

112

88

24

X Noot
1

Ministerie van Financiën, Belastingdienst

2. Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Artikel

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat echt nodig hebben.

Algemene doelstelling

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is, en dat hen anderzijds prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door re-integratie-ondersteuning te bieden. Ook faciliteert de overheid via de sociale werkvoorziening de arbeidsparticipatie van mensen die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er in de vormgeving naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland – waar nodig – re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met het verstrekken van het participatiebudget aan gemeenten. De Minister financiert de inkomensondersteuning met uitkeringsregelingen. De Minister21 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening vanuit de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz;

  • Het houden van systeemtoezicht;

  • Het verdelen van een taakstellend aantal Wsw-arbeidsplaatsen en bijbehorende middelen onder gemeenten voor de uitvoering van de Wsw en het bevorderen van uitstroom naar werk;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen over gemeenten voor de Wet participatiebudget;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet gerealiseerde plekken in de Wsw;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Wet werk en bijstand, de Wet participatiebudget, de Wet sociale werkvoorziening en aan genoemde wetten verwante wetten en voorzieningen. Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen de uitvoering plaatsvindt.

Voor alle gemeenten samen wordt een toereikend macrobudget vastgesteld om de WWB-uitkeringen te betalen. Dit budget wordt, evenals het participatiebudget en het WSW-budget, zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld.

Het Rijk houdt systeemtoezicht. Bij ernstige tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de WWB kan het Rijk aanwijzingen geven aan gemeenten over de uitvoering van de WWB of ingrijpen in de uitvoeringsorganisatie. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving door personen die een beroep doen op deze wetten.

Beleidsconclusies

Het in de begroting 2013 voorgenomen beleid voor 2013 is gerealiseerd of loopt op schema. Daarnaast heeft het kabinet in het sociaal akkoord met de sociale partners afspraken gemaakt over een actieve aanpak om werkloosheid te voorkomen en mensen van werk naar werk te helpen. Daartoe is de subsidieregeling cofinanciering sectorplannen van kracht geworden. In het eerste aanvraagtijdvak dat in het laatste kwartaal van 2013 open stond zijn 37 aanvragen ingediend, waarmee € 370 miljoen subsidie is aangevraagd. De hieruit voortvloeiende subsidietoekenningen leiden in de jaren na 2013 tot uitgaven.

In 2013 zijn de volgende evaluaties afgerond:

  • Evaluatie Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders22. Gebleken is dat de formele tijdelijke ontheffingen van de arbeidsplicht gestaag dalen, waarmee een groter deel van deze ouders beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Daar tegenover staat dat een substantieel deel van de bijstandsgerechtigden «met rust» wordt gelaten. Met name dit laatste betekent onduidelijkheid voor betrokkenen en het niet kunnen volgen en bijsturen door gemeenten. Bovendien impliceert dit geen re-integratieontheffing. Het door de Minister van SZW gesubsidieerde programma Vakmanschap van Divosa stimuleert de professionalisering van sociale diensten. Ontheffing om sociale redenen met name voor ouderen is zorgelijk. Het kabinet stimuleert de arbeidsparticipatie van ouderen en wil het activerende karakter van de bijstand vergroten.

  • Monitor en evaluatie Pilots werken naar vermogen23. Uit de pilots blijkt dat het een leerproces was voor alle betrokkenen (de gemeenten, het UWV, werkgevers en werknemers) om mensen met een beperking te plaatsen bij een reguliere werkgever. Het vergt van allen veel investering en aanpassing, ook in houding. Een goede samenwerking tussen de gemeenten en het UWV is belangrijk en werkgevers moeten de samenwerking met hen en de re-integratiebureaus zo vroeg mogelijk aangaan. De werkgevers moeten geïntegreerd vraaggericht worden benaderd. Draagvlak is daarbij een succesfactor. Loondispensatie is een bruikbaar, maar complex instrument, waarbij een goede selectie van de doelgroep belangrijk is. De ervaringen die zijn opgedaan met loondispensatie zijn niet alleen belangrijk voor de toepassing van dit instrument, maar ook van belang voor de toepassing van het instrument loonkostensubsidie, dat op basis van de afspraken uit het sociaal akkoord loondispensatie vervangt.

  • Evaluatie Wet Participatiebudget. Het algemene beeld dat uit de evaluatie naar voren komt is dat er bij veel gemeenten een ontwikkeling gaande is naar een meer integrale werkwijze en het combineren van participatietrajecten. De Wet participatiebudget heeft deze ontwikkeling ondersteund en vereenvoudigd. Voor sommige gemeenten is dit aanleiding geweest om de werkwijze en organisatie aan te passen. Bij de uitvoering van de wet zijn er verder nauwelijks knelpunten gevonden.

Ten opzichte van de in de begroting 2013 gereserveerde middelen zijn de uitgaven Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG) € 397 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven voor de TW zijn € 142 miljoen hoger dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van deze instrumenten de onderdelen A1 en A5.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

10.660.968

9.219.036

1.441.932

waarvan garantieverplichtingen

– 125

1.105

– 1.230

Uitgaven

8.830.415

9.272.242

8.983.232

9.146.831

9.751.058

9.219.668

531.390

               

Inkomensoverdrachten

8.789.844

9.219.279

8.931.026

9.137.711

9.741.716

9.196.939

544.777

Bundeling Uitkeringen

4.047.566

4.103.795

4.093.690

4.981.875 1

5.667.195

5.269.847

397.348

Inkomensvoorzieningen

             

Gemeenten (BUIG)

             

Bijstand zelfstandigen

120.328

117.471

145.448

90.886

70.952

67.528

3.424

Participatiebudget

1.758.438

1.895.596

1.698.565

994.553

865.936

861.143

4.793

WSW

2.478.238

2.476.792

2.341.807

2.371.638

2.381.490

2.375.610

5.880

TW

382.903

418.894

425.875

482.882

540.135

398.386

141.749

AIO

0

205.231

222.916

213.000

213.450

221.633

– 8.183

Bijstand buitenland

2.371

1.500

1.657

1.723

1.600

1.600

0

Onderstand (Caribisch Nederland)

0

0

819

743

958

932

26

Re-integratie (Caribisch Nederland)

0

0

249

411

0

260

– 260

               

Garanties

354

197

387

1.005

928

0

928

Garanties

354

197

387

1.005

928

0

928

               

Subsidies

2.623

0

0

0

4.408

0

4.408

Subsidies

2.623

0

0

0

4.408

0

4.408

               

Opdrachten

37.287

52.464

51.515

7.811

3.702

22.425

– 18.723

Opdrachten

37.287

52.464

51.515

7.811

3.702

22.425

– 18.723

               

Bekostiging

307

302

304

304

304

304

0

Bekostiging

307

302

304

304

304

304

0

               

Ontvangsten

849.971

1.088.423

1.035.542

337.745

111.947

127.483

– 15.536

X Noot
1

Tot en met 2012 was er sprake van een andere begrotingsstructuur. De toenmalige post «Bijstand overig» is nu opgenomen in het WWB-inkomensdeel, omdat deze post in de nieuwe begrotingsstructuur niet bestaat

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG)

Met de Wet BUIG zijn vanaf 2010 de bijdragen aan gemeenten voor de uitvoering van de WWB (inkomensdeel), IOAW, IOAZ, Bbz (alleen het onderdeel tijdelijke uitkeringen levensonderhoud voor startende ondernemers; de overige Bbz-onderdelen worden onder A2 toegelicht) en de WWIK (per 2012 ingetrokken) samengevoegd. Hierdoor ontvangen gemeenten één budget voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de genoemde wetten.

Voor de uitvoeringskosten ontvangen gemeenten middelen via de algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

De uitgaven van de gebundelde uitkering zijn € 397 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Het budget is met € 242 miljoen aangepast voor de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen op de uitkeringen. De tegenvallende economische ontwikkeling heeft tot meer uitkeringen geleid (€ 156 miljoen). Daarnaast is er een beleidsmatige mutatie geweest die in 2013 effect had op de uitgaven. Dit betrof het uitstel van de invoering van de wekeneis musici en artiesten (- € 1 miljoen).

Op basis van nieuwe inzichten in de toe- en afgewezen verzoeken om aanvullende uitkering is, in plaats van de in de begroting opgenomen uitname van € 288 miljoen, uiteindelijk € 163 miljoen van het macrobudget gebruikt voor de in 2013 uitgekeerde meerjarige en incidentele aanvullende uitkeringen.

Tabel 2.2 Extracomptabel overzicht BUIG (x € 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

BUIG

4.981.8751

5.667.195

5.269.847

397.348

WWB-inkomensdeel

4.770.157

5.425.510

5.070.749

354.761

IOAW

143.199

189.116

147.140

41.976

IOAZ

22.932

24.168

23.433

735

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

28.526

28.400

28.526

– 126

WWIK

17.0612

0

0

0

X Noot
1

Zie voetnoot 1 tabel 2.1

X Noot
2

Tot en met 2012 was er sprake van een andere begrotingsstructuur. De toenmalige post WWIK is in 2012 opgenomen als onderdeel van BUIG, omdat deze post in de nieuwe begrotingsstructuur niet bestaat. De WWIK is per 1 januari 2012 afgeschaft, waardoor er in 2012 geen middelen voor de WWIK waren voorzien. De uitgaven die in BUIG 2012 zijn opgenomen betreffen een overgangsregeling voor de WWIK

Wet werk en bijstand (WWB)

De WWB voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. De WWB bestaat uit een inkomensdeel en een werkdeel. Het inkomensdeel maakt onderdeel uit van het gebundelde budget BUIG (zie tabel 2.2). Hieruit worden de bijstanduitkeringen betaald. Het werkdeel maakt onderdeel uit van het participatiebudget (zie tabel 2.7). Hieruit wordt de re-integratieondersteuning betaald.

Budgettaire ontwikkelingen

Ten opzichte van de begroting 2013 zijn de uitgaven aan het WWB-inkomensdeel € 355 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven zijn aangepast voor de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen (€ 239 miljoen). Daarnaast heeft de tegenvallende economische ontwikkeling tot meer bijstandsuitkeringen geleid (€ 116 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de WWB is onder invloed van de tegenvallende economische ontwikkeling verder opgelopen.

Tabel 2.3 Kerncijfers WWB1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume WWB (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

315

319

343

Volume WWB (x 1.000 huishoudens, ultimo)

316

325

354

– waarvan verblijfsduur < 1 jaar2

76

70

89

– waarvan verblijfsduur 1–5 jaar2

123

138

153

– waarvan verblijfsduur > 5 jaar2

117

118

112

Instroom WWB (x1 .000)

122

116

1113

Uitstroom WWB (x1 .000)

110

104

903

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

X Noot
2

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek, betreft voorlopige cijfers

X Noot
3

Betreft 1e kwartaal 2013 tot en met 3e kwartaal 2013

Handhaving

De realisatie in 2013 wijkt sterk af van 2011 en 2012. Vanwege de inwerkingtreding van de nieuwe Fraudewet per 1 januari 2013 is de wijze van meten door het CBS gewijzigd. De cijfers in 2013 zijn daarom niet te vergelijken met de cijfers van 2012 en eerder.

Tabel 2.4 Kerncijfers WWB (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

13

16

25

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

67

66

73

X Noot
1

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Werkloze ouderen, die vaak spaargeld en/of vermogen in een eigen huis hebben, hoeven hierdoor geen beroep te doen op de WWB en dus ook hun eigen vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige omdat de inkomsten daaruit onvoldoende zijn. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en IOAZ zijn € 43 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de oplopende werkloosheid en het daaruit volgende toegenomen beroep (€ 40 miljoen) op deze wetten (zie onderstaande tabel). De uitgaven zijn verder toegenomen als gevolg van de aanpassing van de uitkeringen aan loon- en prijsstijging (€ 2 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.5 Kerncijfers IOAW en IOAZ1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

10

10

13

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,4

1,4

1,5

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

A2. Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen – onder voorwaarden – voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden te starten dan wel voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt als krediet voor bedrijfskapitaal of voor gevestigde ondernemers om te voorzien in de kosten van levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn ruim € 3 miljoen hoger dan eerder begroot. Dit is voornamelijk het gevolg van het toegenomen beroep op bijstand in de kosten van levensonderhoud als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.6 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,6

3,6

3,9

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

A3. Participatiebudget

In het Participatiebudget zijn het re-integratiebudget (SZW), het budget voor inburgering (BZK) en het budget voor volwasseneneducatie (OCW) samengevoegd. Met de overkomst van de inburgeringmiddelen van BZK naar SZW per 2013 zijn deze middelen als SZW-middelen in onderstaande tabel opgenomen. 2013 is tevens het laatste jaar waarvoor er inburgeringmiddelen zijn toegekend. Het Participatiebudget wordt jaarlijks volgens een objectieve verdeelsystematiek over de gemeenten verdeeld.

Tabel 2.7 Extracomptabel overzicht participatiebudget (x € 1.000)
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Participatiebudget

1.758.438

1.895.596

1.698.565

994.553

865.936

861.143

4.793

Re-integratie SZW

1.530.089

1.442.555

1.335.901

722.944

812.583

807.860

4.723

BZK

103.960

302.608

246.813

160.005

0

0

0

OCW

124.389

150.433

115.851

111.604

53.353

53.283

70

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven participatiebudget zijn nagenoeg gerealiseerd zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

De terugloop in het aantal beëindigde en lopende trajecten weerspiegelt het afnemende participatiebudget.

Tabel 2.8 Kerncijfers re-integratie (x 1.000)
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Trajecten beëindigd in verslagperiode1

108

106

Trajecten lopend aan einde verslagperiode1

228

207

Aantal door bijstandsontvangers/niet-uitkeringsgerechtigden gestarte banen na re-integratie2

68

56

283

X Noot
1

CBS, statistiek re-integratie gemeenten. Vanaf 2013 registreren gemeenten voorzieningen i.p.v. trajecten. Het aantal trajecten is om die reden voor 2013 niet beschikbaar. Eén persoon kon één traject hebben met meerdere voorzieningen. Het aantal voorzieningen dat is beëindigd tussen 1 januari 2013 en 30 juni 2013 is 98 (x 1.000), het aantal lopende voorzieningen op 30 juni 2013 is 195 (x 1.000)

X Noot
2

CBS, aan het werk met re-integratieondersteuning, viermeting uitstroom naar werk

X Noot
3

Betreft realisatie 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

A4. Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De Wsw heeft tot doel het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor personen die wel graag willen werken, maar dit niet onder normale arbeidsomstandigheden kunnen doen. De Wsw biedt zowel de mogelijkheid tot werken in een beschutte omgeving als tot begeleid werken bij reguliere werkgevers.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven van de Wsw zijn nagenoeg gerealiseerd zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Er worden vooruitlopend op de Participatiewet steeds minder nieuwe indicaties afgegeven. Dit resulteert in een afname van de wachtlijst en een toenemende gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst.

Tabel 2.9 Kerncijfers Wsw1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Werknemersbestand (aantal personen x 1.000 per ultimo)

102

102

102

Wachtlijst (aantal personen x 1.000 per ultimo)

21

16

13

Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst ultimo kalenderjaar (maanden)

18

23

24

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

24

27

30

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

6,1

6,2

6,2

X Noot
1

Research voor Beleid, Wsw-statistiek

A5. Toeslagenwet

De Toeslagenwet (TW) vult sociale verzekeringsuitkeringen aan tot het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (excl. TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven worden vooral bepaald door volumeontwikkelingen in de moederwetten. De gerealiseerde uitgaven zijn € 142 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit is onder meer het gevolg van het hoger dan aanvankelijk geraamde aantal werkloosheidsuitkeringen en de doorwerking daarvan op de TW. Daarnaast is de realisatie hoger uitgekomen, omdat in de begroting 2013 abusievelijk geen rekening is gehouden met de doorwerking op de uitgaven TW van het stijgend aantal WIA-uitkeringen (maar wel met het afnemend aantal WAO-gerechtigden). WIA-gerechtigden maken vaker aanspraak op TW-aanvulling dan WAO-gerechtigden. Verder zijn de TW-uitgaven € 8 miljoen hoger in verband met aanpassing voor gestegen lonen en prijzen. Ten slotte is er in 2013 sprake van een nabetaling op de afrekening over 2012 ter hoogte van € 12 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddeld jaarvolume van de TW is in 2013 met 10.000 uitkeringsjaren gestegen. De toename is voor een belangrijk deel het gevolg van het hoger dan verwachte aantal WW-uitkeringen en de doorwerking hiervan op de TW.

De gemiddelde toeslag is in 2013 met bijna 10% toegenomen. Dit is vooral het gevolg van een relatieve verschuiving van het aantal toeslagen op de (gemiddeld) lagere WW-uitkeringen ten opzichte van de WIA/WAO-uitkeringen, waardoor de gemiddelde toeslag hoger is.

Tabel 2.10 Kerncijfers TW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

185

189

199

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.297

2.560

2.710

X Noot
1

UWV, jaarverslag

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is in 2013 toegenomen. Het totale benadelingsbedrag is bijna verdubbeld, doordat het UWV meer overtredingen heeft vastgesteld met een relatief hoog schadebedrag.

Tabel 2.11 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,3

2,0

2,5

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

5,2

4,8

9,1

X Noot
1

UWV, jaarverslag

A6. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op bijstand. Deze bijstand heet Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven aan AIO is € 8 miljoen lager dan begroot. Dit is het saldo van een nabetaling van € 10,5 miljoen op een herziene afrekening over 2010 en voor bijna € 19 miljoen het gevolg van een gemiddeld lagere aanvulling dan eerder geraamd. Deze lagere aanvulling is het gevolg van de stijging van de fiscale ouderenkorting in 2013. Hierdoor steeg de netto AOW-uitkering, waardoor AIO-gerechtigden minder aanvulling nodig hadden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume aanvullingen is stabiel, terwijl het volume AOW-gerechtigden stijgt. Daaruit volgt dat relatief minder mensen een beroep doen op de AIO.

Tabel 2.12 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Jaarvolume AIO (jaargemiddelde, x 1 000 huishoudens)

40

40

40

X Noot
1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek

A7. Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe rechthebbenden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn gerealiseerd zoals begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.13 Kerncijfers Bijstand Buitenland1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume bijstand buitenland (x 1.000)

0,2

0,2

0,2

X Noot
1

SVB, jaarverslag

A8. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning op grond van de Onderstand en waar nodig re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven Onderstand ligt in lijn met de begroting.

Tijdens de begrotingsuitvoering is het voor re-integratie Caribisch Nederland begrote bedrag van € 0,26 miljoen geheel overgeboekt naar het BES-fonds (Ministerie van BZK), waarop de feitelijke uitgaven worden verantwoord.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.14 Kerncijfers Caribisch Nederland1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens)

0,3

0,3

0,3

X Noot
1

SZW-unit RCN

B. Garanties

Vanaf het jaarverslag 2013 worden de garanties afzonderlijk weergegeven. Dit betreffen garantstellingen voor de borgstellingregeling, waarvoor de geleden schade voor rekening van SZW is gekomen. Deze uitgaven van € 0,9 miljoen waren eerder begroot onder Opdrachten.

C Subsidies

De begrotingsmiddelen voor subsidies waren begroot onder Opdrachten. Afhankelijk van de toe te kennen subsidieaanvragen zijn de benodigde middelen van € 4,4 miljoen overgeboekt vanuit Opdrachten. De subsidies zijn vooral verleend in het kader van de implementatie van de Participatiewet (Divosa, Cedris), de Quotumregeling (AWVN) en schuldhulpbeleid (Nvvk, Humanitas, Leergeld).

D. Opdrachten

Omdat er bij de opstelling van de begroting 2013 nog veel onduidelijkheid bestond over de allocatie en de vorm van een aantal voorgenomen uitgaven is er voor gekozen deze in gezamenlijkheid op te nemen onder Opdrachten. In de loop van de uitvoering van het begrotingsjaar is dit aangepast. Vanuit dit budget zijn middelen overgeboekt naar de beleidsinstrumenten Garanties (€ 0,9 miljoen) en Subsidies (€ 4,4 miljoen). Verder zijn er drie bedragen overgeboekt naar artikel 11, namelijk voor de werkgeversdienstverlening op de werkpleinen (€ 5,7 miljoen), voor de werkgeversaanpak Wajong (€ 1,9 miljoen) en voor de overstapmogelijkheid van de oude Wajong naar de nieuwe Wajong (€ 1 miljoen). Voorts is aan de 35 arbeidsmarktregio’s middels een overboeking naar het Gemeentefonds € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld als tegemoetkoming in de voorbereidingskosten van het nieuwe ESF-programma 2014–2020. Ten slotte is € 1,3 miljoen vrijgevallen op de implementatiekosten van de Participatiewet doordat voorbereidingsactiviteiten zijn doorgeschoven naar 2014.

E. Bekostiging

De uitgaven zijn gerealiseerd zoals begroot.

F. Ontvangsten

De begrote ontvangsten betreffen de bijdragen van de Ministeries van OCW en BZK aan het participatiebudget.

De gerealiseerde ontvangsten zijn per saldo € 15,6 miljoen lager dan begroot. Vergeleken met de begroting zijn hogere ontvangsten gerealiseerd als gevolg van terugvorderingen inzake onderbesteding of onrechtmatigheid van de Wet participatiebudget (€ 13,5 miljoen), WSW (€ 7,1 miljoen), Bbz (€ 24 miljoen) en is er van de SVB € 13 miljoen terugontvangen op de AIO vanwege de afrekening over het jaar 2012. Daartegenover zijn de begrote ontvangsten van € 73,7 miljoen als bijdrage van het Ministerie van BZK aan het participatiebudget komen te vervallen. Als gevolg van de overkomst van het beleidsterrein Integratie en maatschappelijke samenhang van BZK naar SZW is de betaling van BZK aan SZW voor de bijdrage aan het participatiebudget overbodig geworden. Daarom heeft een technische en budgetneutrale aanpassing plaatsgevonden (zie ook artikel 13), die geen gevolgen heeft voor de omvang van het participatiebudget.

3. Arbeidsongeschiktheid

Artikel

De overheid verzekert werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen aan het werk te blijven of het werk te hervatten.

Algemene doelstelling

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Deze wet heeft de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vervangen en geldt voor mensen die op of na 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden.

Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot dat sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel werknemers als werkgevers dat gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers aan het werk blijven of weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de gedeeltelijk arbeidsgeschikte.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan het UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

Het in de begroting 2013 voorgenomen beleid voor 2013 heeft doorgang gevonden.

In aanvulling op het voorgenomen beleid is besloten met terugwerkende kracht een bedrag ter hoogte van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten toe te kennen aan personen met een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA, WAO, WAZ of Wajong) woonachtig in het buitenland. Daarnaast wordt de ao-tegemoetkoming vanaf 2014 exporteerbaar gemaakt. Hiertoe is besloten om het financiële risico als gevolg van rechtsprocedures over het niet exporteren van de tegemoetkoming niet verder te laten oplopen. De structurele budgettaire overschrijding die ontstaat door het exporteren van de ao-tegemoetkoming is opgelost door het bedrag van de ao-tegemoetkoming van netto € 350,– per jaar met ingang van 1 juli 2013 generiek te korten. De ao-tegemoetkoming is aangepast naar netto € 342,– per jaar.

In 2013 zijn twee beleidsevaluaties naar de Tweede Kamer gestuurd.

  • Op 7 juni is het rapport «Ontwikkeling hybride financiering WGA» aan de Tweede Kamer aangeboden 24. Uit het onderzoek blijkt dat het stelsel van hybride financiering zich tot en met 2012 stabiel heeft ontwikkeld. De publieke en de private verzekeraars leveren vergelijkbare prestaties. Er zijn signalen dat private verzekeraars financiële risico’s hebben genomen bij het betreden van de markt en dat dit tot verliezen heeft geleid. Dit leidt op dit moment tot een herbezinning van verzekeraars, waarbij zij hun positie op de markt heroverwegen en hun risicomanagement en premiestelling kritisch tegen het licht houden. Monitoring van het hybride stelsel, met haar sterk van elkaar verschillende financieringswijzen, blijft dan ook noodzakelijk.

  • Op 11 juni is het onderzoek «Duurzaam niet-duurzaam» aangeboden aan de Tweede Kamer 25. Het onderzoek laat zien dat de groep werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) 80–100 naar verwachting ook in de toekomst de grootste groep blijft. Tegelijkertijd blijkt uit het onderzoek dat de groep niet statisch is. Het merendeel van de groep WGA 80–100 blijkt te beschikken over benutbare mogelijkheden. In het sociaal akkoord zijn afspraken gemaakt om de instroom in de WIA verder te beperken. Sociale partners zullen maatregelen nemen die ervoor zorgen dat minder mensen een beroep hoeven te doen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Om sociale partners te helpen tot concrete maatregelen te komen zal in 2014 vervolgonderzoek plaatsvinden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 3 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

593

472

121

Uitgaven

0

0

402

562

593

472

121

               

Inkomensoverdrachten

0

0

402

562

593

472

121

Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

0

0

402

562

593

472

121

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 3.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 3 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Uitgaven

9.562.145

9.498.206

9.404.032

9.068.219

9.116.600

9.202.239

– 85.639

               

Inkomensoverdrachten

9.378.631

9.387.954

9.305.011

8.974.219

9.035.000

8.938.551

96.449

IVA

330.000

474.202

631.000

789.000

964.000

1.000.358

– 36.358

WGA

807.444

1.124.932

1.461.000

1.639.219

1.981.000

1.981.075

– 75

WAO

7.883.187

7.465.814

6.930.000

6.294.000

5.872.000

5.741.565

130.435

WAZ

358.000

323.006

283.011

252.000

218.000

215.553

2.447

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

183.514

110.252

99.021

94.000

81.600

101.698

– 20.098

Re-integratie WIA/WAO/WAZ

183.514

110.252

99.021

94.000

81.600

101.698

– 20.098

               

Nominaal

0

0

0

0

0

161.990

– 161.990

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland wordt in geval van een bedrijfsongeval een inkomensvoorziening geboden. De uitkering is hierbij gekoppeld aan het laatste loon van de werknemer. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn € 121.000 hoger dan begroot. Deze afwijking wordt verklaard doordat zowel door verbeterde uitvoering als door meer bekendheid bij werkgevers meer arbeidsongevallen worden gerapporteerd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 3.3 Kerncijfers Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000)

<0,1

<0,1

<0,1

X Noot
1

SZW-unit RCN

A2. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn, recht op een uitkering. In de WIA staat werk voorop; het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming.

De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken, dan wel niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is, krijgt een uitkering op basis van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De WIA wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komt ervoor in aanmerking?

De WIA is van toepassing op mensen die op of na 1 januari 2004 door ziekte of gebrek 35% of meer arbeidsongeschikt zijn geworden. De WIA heeft per 29 december 2005 de WAO vervangen. Werknemers die vóór 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden als gevolg van ziekte of gebrek hebben recht op een WAO-uitkering.

Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten IVA komen € 36 miljoen lager uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 17 miljoen, in tabel 3.2 onderdeel van de post nominaal) is sprake van een daling met € 53 miljoen. De daling van de uitkeringslasten is met name het gevolg van een lager dan geraamd volume, waardoor de uitkeringslasten met € 54 miljoen zijn gedaald. Zowel de instroom in de IVA als de doorstroom vanuit de WGA zijn lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Hierdoor zijn ook de uitgaven aan de ao-tegemoetkoming lager uitgevallen (€ 5 miljoen). Daartegenover staat dat de gemiddelde jaaruitkering juist hoger is uitgevallen dan begroot (€ 6 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers IVA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 3.4.

Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven WGA zijn bijna gelijk aan de gerealiseerde uitgaven. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 38 miljoen, in tabel 3.2 onderdeel van de post nominaal) is sprake van een daling met € 38 miljoen, hetgeen onder andere toe te schrijven is aan een lagere instroom in de WGA dan oorspronkelijk geraamd. De uitgaven aan de ao-tegemoetkoming zijn € 6 miljoen hoger uitgevallen dan begroot, hetgeen onder andere toe te schrijven is aan het met terugwerkende kracht toekennen van de tegemoetkoming aan personen met een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering woonachtig in het buitenland.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WGA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 3.4.

A3. Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

Werknemers die vóór 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden als gevolg van ziekte of gebrek hebben recht op een WAO-uitkering. De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WIA geldt voor mensen die op of na 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. De WAO blijft gelden voor mensen die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontvingen en voor mensen die binnen vijf jaar na het beëindigen van de WAO-uitkering opnieuw arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden er nog slechts nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht. De WAO wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven in 2013 komen € 130 miljoen hoger uit dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 103 miljoen, in tabel 3.2 onderdeel van de post nominaal) is sprake van een stijging met € 27 miljoen. De uitgaven aan de ao-tegemoetkoming zijn € 18 miljoen hoger uitgevallen dan begroot, hetgeen onder andere toe te schrijven is aan het met terugwerkende kracht toekennen van de tegemoetkoming aan personen met een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering woonachtig in het buitenland.

Beleidsrelevante kerncijfers

De totale omvang van het bestand WIA en WAO is in 2013 wederom gedaald. Dit komt doordat het aantal WIA-gerechtigden minder snel toeneemt dan dat het aantal WAO-gerechtigden afneemt. De instroom in de WIA ligt in 2013 nagenoeg op hetzelfde niveau als in 2012 en 2011. De uitstroom uit de WIA is gestegen, evenals de doorstroom vanuit de WGA naar de IVA. De groei van de uitstroom en de doorstroom loopt gelijk op met de groei van het WIA-bestand, dat nog jaren in een opbouwfase zit.

Het WAO-volume daalt omdat de WAO een aflopende regeling is. De instroom in de WAO is beperkt tot herlevingen op basis van oud recht. Daar staat een veel grotere uitstroom tegenover die vooral het gevolg is van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Tabel 3.4 Kerncijfers IVA, WGA en WAO1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

IVA, WGA en WAO

     

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1.000)

582

568

560

• waarvan IVA

36

43

51

• waarvan WGA

102

119

135

• waarvan WAO

444

406

373

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

8,3

8,2

7,9

       

Instroom in uitkeringen (x 1.000)

41

39

38

• waarvan IVA

7,8

7,32

7,9

• waarvan WGA

30

292

29

• waarvan WAO

3,1

2,32

1,0

Instroomkans (%)

0,6

0,5

0,5

       

Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000)

55

55

47

• waarvan IVA

3,1

3,72

4,2

• waarvan WGA

6,7

7,82

8,5

• waarvan WAO

46

432

35

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000)

3,2

3,8

5,0

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

8,7

8,8

7,8

       

WGA

     

Aandeel werkende WGA’ers met resterende verdiencapaciteit (%)

48

46

43

X Noot
1

UWV, jaarverslag

X Noot
2

Dit is het berekende 12-maandscijfer. In het UWV-jaarverslag is een 11,5 maandcijfer opgenomen

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen is bij de IVA, WGA en WAO ten opzichte van 2012 gelijk gebleven. Het totale benadelingsbedrag is toegenomen doordat het UWV meer overtredingen heeft vastgesteld met een relatief hoog schadebedrag.

Tabel 3.5 Kerncijfers IVA, WGA en WAO (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,5

1,7

1,7

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

8,0

9,2

12,4

X Noot
1

UWV, jaarverslag

A4. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitkeringslasten zijn € 2 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 4 miljoen, in tabel 3.2 onderdeel van de post nominaal) is sprake van een verlaging met € 2 miljoen. De uitgaven aan de tegemoetkoming arbeidsongeschikten zijn € 1 miljoen hoger uitgekomen dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal WAZ-uitkeringen daalt omdat de WAZ een aflopende regeling is.

Tabel 3.6 Kerncijfers WAZ1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Bestand in uitkeringen (ultimo, x 1.000)

26

23

20

X Noot
1

UWV, jaarverslag

B. Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ en ZW zet het UWV middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten, voorzieningen en loonkostensubsidies. Het UWV beschikt over een taakstellend budget voor de inzet van trajecten en over een taakstellend budget voor de inzet van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief jonggehandicapten). Deze budgetten zijn samen met de re-integratiebudgetten Wajong opgenomen in tabel 4.3. Ze worden jaarlijks aan het UWV beschikbaar gesteld en door het UWV verantwoord via de reguliere rapportages.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2013 is het re-integratiebudget niet volledig benut (- € 20 miljoen). Dit komt doordat de gemiddelde prijs per ingekocht traject is gedaald. Daarnaast speelt ook dat door de tegenvallende economische ontwikkeling minder mensen met een beperking aan het werk komen, wat leidt tot minder aanvragen voor voorzieningen en dus lagere uitgaven.

4. Jonggehandicapten

Artikel

De overheid draagt zorg voor arbeidsondersteuning en een inkomensvoorziening voor jonggehandicapten.

Algemene doelstelling

De overheid heeft als doel de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te bevorderen. Voor jonggehandicapten die perspectief hebben op het verrichten van arbeid staat het recht op arbeidsondersteuning centraal. Zij komen in de zogeheten werkregeling van de Wet werk en arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong). Met de jonggehandicapte (en eventueel diens ouders) wordt een individueel participatieplan opgesteld, waarin onder andere staat wat de beste manier is om een baan te vinden, welke ondersteuning daarbij beschikbaar is en welke rechten en plichten de jongere heeft. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen zij zo nodig inkomensondersteuning aanvragen. Mensen die als gevolg van ziekte om medische of arbeidskundige redenen geen perspectief hebben op een baan, ook niet met ondersteuning, hebben recht op de uitkeringsregeling Wajong. Voor hen staat inkomensbescherming voorop.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan het UWV en de REA-instituten. De Minister financiert de inkomensondersteuning met de uitkeringsregeling (de Wajong). Hij26 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;

  • Het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV.

Beleidsconclusies

In de begroting 2013 waren geen beleidswijzigingen voorzien. In de loop van 2013 is besloten met terugwerkende kracht een bedrag ter hoogte van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten toe te kennen aan personen met een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA, WAO, WAZ of Wajong) woonachtig in het buitenland (zie voor een verdere toelichting de beleidsconclusies bij artikel 3).

In 2013 is de subsidieregeling scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie is de subsidieregeling gecontinueerd met een aantal beperkte wijzigingen zoals scherpere toelatingscriteria.

De uitkeringslasten Wajong zijn € 93 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling onderdeel A.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 4 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

2.670.218

2.606.167

64.051

Uitgaven

2.496.803

2.797.221

3.309.562

2.465.446

2.670.218

2.606.167

64.051

               

Inkomensoverdrachten

2.425.710

2.642.160

3.138.036

2.313.856

2.543.218

2.449.963

93.255

Wajong

2.425.710

2.642.160

3.138.036

2.313.856

2.543.218

2.449.963

93.255

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

71.093

155.061

171.526

151.590

127.000

156.204

– 29.204

Re-integratie Wajong

71.093

155.061

171.526

151.590

127.000

156.204

– 29.204

               

Ontvangsten

1.016

398

15.461

50.542

13.775

0

13.775

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan personen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan jongeren die tijdens hun studie arbeidsongeschikt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde Wajonguitgaven zijn € 93 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit is voor € 46 miljoen het gevolg van de loon- en prijsbijstelling. De overige € 47 miljoen is grotendeels het gevolg van een hoger dan geraamde instroom en een hogere gemiddelde uitkeringsprijs. Deze gemiddelde prijs is gestegen vanwege een lager aantal werkende Wajongers. Als mensen in de Wajong werken, krijgen ze meestal een aanvullende uitkering die lager is dan een volledige uitkering of eventueel een nuluitkering vanwege de inkomsten uit werk.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het totale aantal Wajongers is in 2013 opnieuw gestegen. Dit komt doordat de instroom in de Wajong aanzienlijk hoger is dan de uitstroom. De uitstroom ligt op een lager niveau omdat het Wajong-bestand nog relatief jong is, waardoor nog weinig van hen de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Zoals verwacht is het volume «Wajong tot 2010» gedaald. Instroom in deze regeling kan alleen nog als gevolg van herleefde Wajongrechten.

De instroom in de Wajong is in 2013 hoger dan in de afgelopen twee jaren. De verwachting dat de introductie van de nieuwe Wajong met ingang van 2010 een lagere instroom tot gevolg zou hebben, is niet uitgekomen. Een klein deel van de gestegen instroom is het gevolg van een rechterlijke uitspraak waardoor circa 400 mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering ook recht op Wajong bleken te hebben. Deze eenmalige extra instroom heeft geen financiële gevolgen omdat het nuluitkeringen betreft.

Het aandeel werkenden is in 2013 gedaald ten opzichte van 2012. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling.

Tabel 4.2 Kerncijfers Wajong1
   

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Wajong totaal (ultimo, x 1.000 personen)

216

227

239

• waarvan Wajong tot 2010

192

190

187

• waarvan Wajong met ingang van 2010

24

37

52

 

o waarvan werkregeling (%)

62

67

71

 

o waarvan studieregeling (%)

28

23

20

 

o waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%)

10

9

9

Instroom Wajong totaal (x 1.000 personen)

16

162

18

Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 personen)

5,1

5,42

5,5

Aandeel werkenden in de Wajong (%)

25

24

23

X Noot
1

UWV, jaarverslag

X Noot
2

Dit is het berekende 12-maandscijfer. In het UWV jaarverslag is een 11,5-maandscijfer opgenomen

B. Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten, voorzieningen en voor de financiering van de REA-instituten. Voor jonggehandicapten met arbeidsmogelijkheden die vallen onder de nieuwe Wajong (vanaf 2010) geldt een re-integratieplicht.

In 2013 is het re-integratiebudget niet volledig benut (- € 29 miljoen). Dit komt doordat de gemiddelde prijs per ingekocht traject is gedaald. Daarnaast speelt ook dat door de tegenvallende economische ontwikkeling minder mensen met een beperking aan het werk komen, wat leidt tot minder aanvragen voor voorzieningen en dus lagere uitgaven.

De middelen voor re-integratie Wajong zoals opgenomen in tabel 4.1 vormen samen met de middelen voor re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW (tabel 3.2) het totale re-integratiebudget waarover het UWV beschikt voor de inzet van trajecten en voorzieningen en voor de financiering van de REA-instituten. Voor wat betreft de onderdelen trajecten en voorzieningen is in tabel 4.3 een overzicht opgenomen.

Tabel 4.3 Overzicht taakstellende budgetten re-integratietrajecten en voorzieningen1 (x € 1.000)
 

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Re-integratie trajecten

90.000

109.000

– 19.000

Re-integratie voorzieningen

92.000

134.000

– 42.000

X Noot
1

UWV, jaarverslag. De bedragen zijn exclusief de REA-instituten

C. Ontvangsten

De ontvangsten betreffen een terugbetaling van het UWV van teveel ontvangen middelen in 2012. Het voorschot dat in 2012 aan het UWV is overgemaakt met betrekking tot de Wajong bleek achteraf € 14 miljoen hoger te zijn dan de uitgaven van het UWV in dat jaar. Dit is in 2013 terugbetaald.

5. Werkloosheid

Artikel

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid.

Algemene doelstelling

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen daardoor bij werkloosheid een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk loonvervangend inkomen om de periode tussen twee banen te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Werklozen van 60 jaar en ouder komen na afloop van hun WW-uitkering in aanmerking voor een vervolguitkering (IOW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht en het passend werkaanbod wordt bijgedragen aan een zo snel mogelijke werkhervatting.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot dat sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Inwoners van Caribisch Nederland ontvangen bij ontslag buiten hun toedoen een ontslagvergoeding op grond van de Cessantiawet, te betalen door de werkgever. In geval van faillissement of surseance van betaling neemt de overheid deze verplichting over.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

De met het beleid beoogde resultaten zijn gerealiseerd. Van het in de begroting 2013 voorgenomen beleid heeft alleen de invoering van de calamiteitenregeling per september 2013 geen doorgang gevonden, conform een afspraak uit het sociaal akkoord. In aanvulling op het voorgenomen beleid is een tijdelijke compensatieregeling musici en artiesten ingevoerd. Deze regeling heeft voor 2013 in een overgangstermijn voorzien voor de culturele sector in het licht van het vervallen van de uitzonderingen voor musici en artiesten in de WW.

De WW-uitkeringslasten zijn in 2013 ongeveer € 0,6 miljard hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven aan IOW-uitkeringen zijn € 10 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van deze instrumenten de onderdelen A4 en A1.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 5.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

15.705

5.122

10.583

Uitgaven

0

1.741

4.800

7.079

15.705

5.122

10.583

               

Inkomensoverdrachten

0

1.741

4.800

7.079

15.205

5.122

10.083

IOW

0

1.741

4.800

7.000

14.959

4.962

9.997

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

0

0

0

79

46

160

– 114

Compensatieregeling musici en artiesten

0

0

0

0

200

0

200

               

Subsidies

0

0

0

0

500

0

500

Subsidies

0

0

0

0

500

0

500

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 5.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Uitgaven

4.525.000

5.214.618

4.629.004

5.314.000

6.811.000

6.219.783

591.217

               

Inkomensoverdrachten

4.374.000

4.996.618

4.501.000

5.310.000

6.811.000

6.070.333

740.667

WW

4.374.000

4.996.618

4.501.000

5.310.000

6.811.000

6.070.333

740.667

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

151.000

218.000

128.004

4.000

0

0

0

Re-integratie WW

151.000

218.000

128.004

4.000

0

0

0

               

Nominaal

0

0

0

0

0

149.450

– 149.450

               

Ontvangsten

170.253

203.000

260.000

299.004

353.000

310.131

42.869

UFO

170.253

203.000

260.000

299.004

353.000

302.833

50.167

Nominaal

0

0

0

0

0

7.298

– 7.298

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikte ouderen kunnen na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht hebben op IOW. De IOW is een tijdelijke regeling die met ingang van 1 december 2009 in werking is getreden. De IOW wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De IOW-uitkeringslasten zijn in 2013 € 10 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Ongeveer € 4 miljoen van deze overschrijding volgt uit een onderschatting van het bestand aan IOW-uitkeringsgerechtigden in de raming ten tijde van het opstellen van de begroting 2013. Het restant van de stijging in uitgaven is het gevolg van de hogere instroom. De instroom in de IOW is vanwege de tegenvallende economische ontwikkeling hoger uitgekomen dan geraamd bij de opstelling van de begroting 2013.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal 60-plussers dat vanwege het bereiken van de maximale duur uitstroomt uit de WW is in 2013 toegenomen. Dit heeft geleid tot een sterke toename van de instroom in de IOW. Het volume verstrekte IOW-uitkeringen is dan ook ongeveer verdubbeld vergeleken met een jaar eerder, tot een totaal van 1.300 uitkeringsjaren in 2013.

Tabel 5.3 Kerncijfers IOW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

0,5

0,7

1,3

X Noot
1

UWV, jaarverslag

A2. Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland ontvangen bij ontslag buiten hun toedoen een ontslagvergoeding op grond van de Cessantiawet, te betalen door de werkgever. In geval van faillissement of surseance van betaling neemt de overheid deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten Cessantiawet zijn € 114.000 lager uitgekomen dan begroot. Bij de uitgaven aan deze regeling kunnen tussen de jaren grote verschillen zitten, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de Cessantiawet is beperkt. Specifieke kenmerken van de betrokken werknemers, zoals gemiddeld dienstverband en gemiddeld loon, kunnen dan ook sterk fluctueren en de hoogte van de uitkeringslasten van jaar op jaar beïnvloeden.

Tabel 5.4 Kerncijfers Cessantiawet (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Cessantiawet (x 1.000 personen)

<0,1

<0,1

<0,1

X Noot
1

SZW-unit RCN

A3. Compensatieregeling musici en artiesten

In 2013 is een tijdelijke compensatieregeling ingesteld voor musici en artiesten naar aanleiding van het vervallen van de uitzonderingen voor deze groepen in de WW. Deze regeling voorziet tot en met ultimo 2013 nog in een ongewijzigde toegang tot de WW voor deze groepen. De compensatieregeling is, in tegenstelling tot de WW zelf, een begrotingsgefinancierde regeling. Deze regeling heeft uiteindelijk geleid tot € 0,2 miljoen aan uitkeringslasten.

A4. Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een Werkloosheidswetuitkering (WW-uitkering). Hoe lang iemand recht heeft op een WW-uitkering hangt af van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt alvorens werkloos te worden. Het recht op een WW-uitkering bedraagt minimaal 3 en maximaal 38 maanden. Iemand die tien jaar heeft gewerkt heeft bijvoorbeeld tien maanden recht op een WW-uitkering. De WW wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WW komen ongeveer € 0,6 miljard hoger uit dan begroot. Hierbij wordt in de vergelijking tussen begroting en realisatie rekening gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling van € 0,15 miljard, de post nominaal in tabel 5.2. Door de tegenvallende economische ontwikkeling is de werkloosheid in 2013 meer dan verwacht opgelopen. Als gevolg hiervan is het WW-volume hoger uitgevallen dan geraamd bij de opstelling van de begroting 2013. Dit heeft geleid tot € 1 miljard hogere uitkeringslasten ten opzichte van de begroting. De gemiddelde hoogte van de uitkering is daarentegen lager uitgevallen dan verwacht. Dit heeft tot een daling van uitkeringslasten van € 0,4 miljard geleid.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 5.5 toont enkele kerncijfers voor de WW. Het WW-volume wordt weergegeven in uitkeringsjaren. Dit is het gemiddeld aantal volledige WW-uitkeringen per jaar. Het WW-volume is als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling ongeveer 50.000 uitkeringsjaren hoger uitgekomen dan geraamd bij de opstelling van de begroting 2013. Het gemiddelde WW-volume lag daarmee in 2013 ruim een kwart hoger dan in 2012. Het aantal nieuwe WW-uitkeringen en het aantal beëindigde WW-uitkeringen zijn hoger uitgekomen dan verwacht. Dit is in lijn met de sterker dan verwachte toename van de werkloosheid.

Tabel 5.5 Kerncijfers WW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren)

225

262

335

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1.000)

414

502

613

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000)

408

432

516

X Noot
1

UWV, jaarverslag

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is in vergelijking met 2012 toegenomen. Het totale benadelingbedrag is in sterkere mate gestegen. In 2013 zijn meer overtredingen afgedaan met gemiddeld een hoger schadebedrag per overtreding.

Tabel 5.6 Kerncijfers WW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

30

29

31

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

45

35

42

X Noot
1

UWV, jaarverslag

B. Subsidies

In 2013 is € 0,5 miljoen aan subsidie verstrekt, bestemd voor scholing en plaatsing van oudere werklozen27. Dit bedrag is tijdens de begrotingsuitvoering overgeboekt van artikel 99.

C. Ontvangsten

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. Het UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel van de begroting. Als gevolg van de sterker dan verwachte stijging van de werkloosheid is de realisatie van de ontvangsten € 43 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Hierbij wordt in de vergelijking tussen begroting en realisatie rekening gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling van € 7 miljoen, de post nominaal in tabel 5.2.

6. Ziekte en zwangerschap

Artikel

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en zwangerschap.

Algemene doelstelling

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loondoorbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werkneemsters en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV en de SVB;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

Met betrekking tot het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden heeft op 18 november 2013 een bijeenkomst plaatsgevonden met sociale partners, maatschappelijke organisaties, de wetenschap en andere experts over met name de combinatie van arbeid en zorg. De resultaten hiervan zijn in een brief aan de Tweede Kamer aangeboden28. In de brief zijn aanvullende wettelijke maatregelen op het gebied van arbeid en zorg aangekondigd die het kabinet zal verwerken in een nota van wijziging bij het thans in de Tweede Kamer liggende wetsvoorstel.

In 2013 is de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters29 in werking getreden. Met de in deze wet opgenomen maatregelen, zoals de keuring op algemeen geaccepteerde arbeid na afloop van het eerste ziektejaar, is de activerende werking van de ZW vergroot.

In 2012 heeft er een evaluatie van de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) plaatsgevonden. De ZEZ binnen de WAZO geeft recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen. De evaluatie is op 9 juli 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden30. Doel van de ZEZ is zelfstandigen in staat te stellen om voor de bevalling tijdelijk met hun werk te stoppen of hun werk te verminderen en om na de bevalling hun werk weer geleidelijk te hervatten. Dit met het oog op de bescherming van de gezondheid van moeder en kind. Onderzocht is daarom onder meer in welke mate zelfstandige onderneemsters ook daadwerkelijk eerder stoppen met werken of minder gaan werken in de periode voor en na de bevalling (hoewel dit geen voorwaarde is om een uitkering op grond van de ZEZ te ontvangen).

Uit de evaluatie is gebleken dat het overgrote deel van de vrouwelijke zelfstandigen, dat gebruik heeft gemaakt van de ZEZ, ook daadwerkelijk tijdelijk is gestopt met werken. Voorts blijkt dat de regeling breed bekend is onder de doelgroep.

De conclusie van de evaluatie is dat de ZEZ aan zijn doelstelling beantwoordt en dat de regeling goed functioneert.

De rijksbijdrage Zelfstandig en Zwanger wordt verantwoord onder beleidsartikel 12.

De uitkeringslasten WAZO zijn in 2013 ruim € 100 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van de WAZO onderdeel A4.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 6.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

6.171

5.164

1.007

Uitgaven

2.836

3.520

4.391

5.458

6.171

5.164

1.007

               

Inkomensoverdrachten

2.836

3.520

4.391

5.458

6.171

5.164

1.007

TAS

2.836

3.520

3.195

3.773

3.700

3.749

– 49

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

0

0

1.196

1.685

2.471

1.415

1.056

               

Ontvangsten

0

0

0

0

301

0

301

Tabel 6.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Uitgaven

2.315.000

2.597.604

2.671.886

2.704.398

2.701.333

2.836.256

– 134.923

               

Inkomensoverdrachten

2.315.000

2.597.604

2.671.886

2.704.398

2.701.333

2.766.640

– 65.307

ZW

1.222.000

1.511.604

1.551.000

1.594.000

1.612.562

1.570.066

42.496

WAZO

1.093.000

1.086.000

1.120.886

1.110.398

1.088.771

1.196.574

– 107.803

               

Nominaal

0

0

0

0

0

69.616

– 69.616

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom als gevolg van blootstelling aan asbest, kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming (vaak uitgekeerd in de vorm van een voorschot). Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt de tegemoetkoming hiermee verrekend. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitkeringslasten komen nagenoeg overeen met de begrote uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal toekenningen en terugontvangsten voorschot TAS is stabiel.

Tabel 6.3 Kerncijfers TAS1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,3

0,3

Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,2

0,2

0,2

Aantal toekenningen bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%)

87

87

84

X Noot
1

SVB, jaarverslag

A2. Ziekteverzekering (ZV) (Caribisch Nederland)

Werknemers op Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de ZV. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling in Caribisch Nederland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn € 1,056 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De regeling en het uitvoeringsloket van SZW raken steeds beter bekend, waardoor men gemakkelijker tot een aanvraag komt. Dit is ook terug te vinden in een paar grote bedragen van bedrijven die aanvragen hadden opgespaard. In 2013 heeft bovendien een nabetaling van € 0,2 miljoen plaatsgevonden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 6.4 Kerncijfers Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Ziekteverzekering (x 1.000 uitkeringen)

0,3

0,2

0,3

X Noot
1

SZW-unit RCN

A3. Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering, als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst is van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk (wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie) en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW wordt uitgevoerd door het UWV. Voor uitzendkrachten en eindedienstverbanders is het mogelijk voor werkgevers om eigenrisicodrager te worden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten bestaan uit de uitgaven van het UWV plus een inschatting van de uitgaven van eigenrisicodragers. De uitkeringslasten in 2013 zijn € 42 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 40 miljoen, het ZW-deel binnen de post nominaal in tabel 6.2) is sprake van een stijging van € 2 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddelde ZW-volume is in 2013 met 4.000 afgenomen. Dit is voornamelijk het gevolg van werkgevers in de uitzendbranche die eigenrisicodrager zijn geworden. Ziektegevallen bij deze werkgevers verdwijnen uit het zicht van het UWV. Ook de fors lagere in- en uitstroom wordt hierdoor verklaard. In tegenstelling tot de uitkeringslasten worden volumina bij eigenrisicodragers niet bijgeschat.

Tabel 6.5 Kerncijfers ZW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume ZW (gemiddeld, x 1.000 uitkeringen)

100

100

96

Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

273

260

211

Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

373

347

269

X Noot
1

UWV, jaarverslag

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is gelijk gebleven. Het totale benadelingsbedrag is gestegen. In 2013 zijn er meer overtredingen afgedaan met een relatief hoog schadebedrag per overtreding.

Tabel 6.6 Kerncijfers ZW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,4

1,6

1,6

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

3,3

2,4

4,0

X Noot
1

UWV, jaarverslag

A4. Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering van het UWV (zwangerschaps- en bevallingsuitkering en adoptie- en pleegzorguitkering). De WAZO wordt uitgevoerd door het UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten in 2013 zijn € 108 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (€ 30 miljoen, onderdeel van de post nominaal in tabel 6.2) is sprake van een daling met € 138 miljoen. De daling van de uitgaven wordt enerzijds veroorzaakt door een daling van het aantal uitkeringen vanwege het lagere aantal geboorten. Anderzijds dalen de uitgaven door een lagere uitkering omdat het bruto salaris van vrouwen die een uitkering ontvangen niet – zoals verwacht was – is gestegen maar is gedaald.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal uitkeringen op grond van zwangerschaps- en bevallingsverlof is achtergebleven bij de raming. Dit komt omdat het aantal geboorten in 2013 5.000 lager is uitgekomen dan in 2012. Aangenomen wordt dat dit samenhangt met uitstel van geboorten door de tegenvallende economische ontwikkeling31. Door deze daling is ook het aantal zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkeringen in vergelijking met 2012 gedaald.

Tabel 6.7 Kerncijfers WAZO1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume zwangerschap- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000)

144

144

142

Aantal toekenningen werknemers (x 1.000)

136

134

133

Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000)

7,6

9,9

8,8

X Noot
1

UWV, jaarverslag

B. Ontvangsten

De ontvangsten van € 0,3 miljoen betreffen afrekeningen van vòòr 2013 verstrekte voorschotten in het kader van de TAS.

7. Kinderopvang

Artikel

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

Algemene doelstelling

De overheid hecht aan goede en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren en kinderen goed toegerust zijn op het primair onderwijs. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt.

Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangbedrijven moeten voldoen. Hiernaast steunt de Minister via subsidies projecten ter verbetering van de kwaliteit van kinderopvang. Dit om ervoor te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangbedrijf kunnen sturen dat van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang in hun bedrijf. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangbedrijf en kunnen hun invloed uitoefenen onder andere via de (voor de ondernemer verplichte) oudercommissies.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • Het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • Het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk;

  • Het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • Het bevorderen van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst.

Beleidsconclusies

De bij begroting 2013 aangekondigde beleidswijzigingen zijn in 2013 doorgevoerd. In de uitvoering en bij de beoogde resultaten hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Op het terrein van de kwaliteit is met ingang van 1 maart 2013 gestart met continue screening van medewerkers in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. De eerste ervaringen met continue screening zijn in november 2013 met de Tweede Kamer gedeeld. Op basis van de eerste resultaten is geconstateerd dat continue screening daadwerkelijk doet wat ermee was beoogd32. Continue screening draagt, net zoals de nulmeting en de meldplicht, bij aan een veiligere omgeving en is daarmee noodzakelijk gebleken om de kwetsbare groep kinderen in de kinderopvang te beschermen. In de periode van 1 maart tot 1 november 2013 zijn via continue screening 60 personen uit de kinderopvang geweerd en via de nulmeting zijn nog eens 31 personen uit de kinderopvang geweerd. Ten aanzien van de meldplicht zijn 32 meldingen binnengekomen bij vertrouwensinspecteurs.

Om misbruik en oneigenlijk gebruik van toeslagen tegen te gaan is sinds 2012 de termijn waarop met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd beperkt tot de lopende maand en de maand daaraan voorafgaand. Ondanks dat hierover eind 2011 uitgebreid was gecommuniceerd, bleek begin 2013 dat een grote groep ouders hier niet van op de hoogte was. Daarom is besloten deze fraudemaatregel in 2012 en 2013 tijdelijk buiten werking te stellen.

Met ingang van 1 januari 2014 is de maatregel weer van kracht, waarbij de aanvraagtermijn waarop met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd is verlengd naar de lopende maand en drie maanden daaraan voorafgaand.

De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn in 2013 € 370 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van dit instrument onderdeel A.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 7.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 7 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

2.327.501

2.710.458

– 382.957

Uitgaven

0

0

3.208.977

2.723.087

2.331.576

2.710.970

– 379.394

               

Inkomensoverdrachten

0

0

3.178.720

2.706.733

2.321.822

2.691.731

– 369.909

Kinderopvangtoeslag

0

0

3.178.720

2.706.733

2.321.822

2.691.731

– 369.909

               

Subsidies

0

0

15.881

8.492

1.864

7.668

– 5.804

Subsidies

0

0

15.881

8.492

1.864

7.668

– 5.804

               

Opdrachten

0

0

14.376

7.862

7.890

11.571

– 3.681

Opdrachten

0

0

14.376

7.862

7.890

11.571

– 3.681

               

Ontvangsten

0

0

1.117.076

1.421.325

1.486.635

1.427.015

59.620

Ontvangsten algemeen

0

0

408.345

402.805

415.375

339.187

76.188

Werkgeversbijdrage kinderopvang

0

0

708.731

1.018.520

1.071.260

1.087.828

– 16.568

Het beleidsterrein Kinderopvang was tot en met 2010 op de begroting van het Ministerie van OCW opgenomen

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren, zoals omschreven in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wet kinderopvang. De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. De SVB is verantwoordelijk voor de uitvoering van de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de KOT zijn in 2013 € 370 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2013 was voorzien. Op basis van uitvoeringsinformatie over geheel 2013 zijn de uitgaven aan kinderopvangtoeslag twee maal naar beneden bijgesteld33. De tegenvallende economische ontwikkeling in 2013 met een oplopende werkloosheid en een daling van het aantal kinderen leiden tot een dalend gebruik van kinderopvang. Daarnaast passen ouders, als gevolg van een stapeling van maatregelen die beogen de uitgaven aan kinderopvang te verlagen, het gebruik van kinderopvang eerder en sterker aan dan aanvankelijk verondersteld werd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het totaal aantal huishoudens met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 33.000 huishoudens (7%) gedaald. Bij huishoudens met een inkomen tot anderhalf maal modaal is sprake van een daling van 23.000 huishoudens (13%). Deze daling betreft voornamelijk het gebruik van dagopvang. Het percentage kinderen tot 4 jaar met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 5 procentpunt gedaald ten opzichte van 2012. Hieraan kunnen meerdere oorzaken ten grondslag liggen, zoals ook bij de budgettaire ontwikkelingen beschreven. Bovendien kan een deel van de daling verklaard worden door het afschaffen van de vaste voet, waardoor inkomens vanaf € 118.189 voor het eerste kind in 2013 geen toeslag ontvingen. Het percentage kinderen in de basisschoolleeftijd met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 2 procentpunt gedaald ten opzichte van 2012. De ouderbijdrage per kind is omhoog gegaan, vooral voor eerste kinderen bij een gezinsinkomen van drie maal modaal. Dit wordt met name verklaard door de afbouw van de vaste voet.

Tabel 7.2 Kerncijfers kinderopvang, gebruik en ouderbijdrage1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

475

458

425

Aantal huishoudens tot anderhalf modaal dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

186

181

158

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

738

709

6362

       

% kinderen 0–4 jaar met kinderopvangtoeslag

52

48

43

% kinderen 4–12 jaar met kinderopvangtoeslag

23

23

21

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen:3

     

130% Wml

0,71

0,82

0,91

1 1/2 x modaal

1,65

1,91

2,12

3 x modaal

4,13

4,24

5,24

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen:3

     

130% Wml

0,26

0,45

0,46

1 1/2 x modaal

0,39

0,78

0,79

3 x modaal

0,63

1,42

1,45

X Noot
1

SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS en Belastingdienst

X Noot
2

De Belastingdienst heeft eind november gecontroleerd op overlap tussen inschrijving basisschool en gebruik van dagopvang. Dit heeft er toe geleid dat de toeslag voor bijna 10.000 kinderen in de dagopvang op nul is gezet. Daarvan stroomt naar verwachting twee derde weer de buitenschoolse opvang in

X Noot
3

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders bij drie verschillende inkomensklassen, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen. Verondersteld wordt dat de uurprijs voor ouders gelijk is aan de maximum uurprijs

Tabel 7.3 Kerncijfers kinderopvang1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Wettelijke maximum uurprijs (€) in:

     

Dagopvang

6,36

6,36

6,46

Buitenschoolse opvang

5,93

5,93

6,02

Gastouderopvang

5,09

5,09

5,17

       

Aandeel bijdragen sectoren (in %):

Overheid

52

32

20

Werkgevers

21

35

40

Ouders

27

33

40

X Noot
1

SZW-berekeningen op basis van informatie van Belastingdienst

B. Subsidies

Het grootste deel van het budget voor subsidies is ingezet voor de kwaliteit in de kinderopvang. Hiervoor is in 2013 een nieuwe subsidie verstrekt aan Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK). Deze subsidie loopt tot en met eind 2016. Daarnaast is een deel van het subsidiebudget naar GGD Nederland gegaan in het kader van het landelijk coördinatiecentrum toezicht kwaliteit kinderopvang.

De uitgaven aan subsidies zijn € 5,8 miljoen lager dan bij begroting 2013 geraamd. Dit wordt met name verklaard door een kasschuif van € 4,3 miljoen van 2013 naar 2017 voor een subsidie ten behoeve van het versterken van taal- en interactievaardigheden van medewerkers in de kinder- en gastouderopvang. Dit bedrag is gereserveerd voor de verbetering van de kwaliteit in de kinderopvang en heeft in 2013 nog niet tot verstrekking van subsidie geleid. Daarnaast is er een bedrag van € 0,3 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van OCW voor het Landelijk Steunpunt Brede Scholen. Ten slotte is € 1,1 miljoen van het subsidiebudget in 2013 niet tot besteding gekomen.

C. Opdrachten

Het grootste deel van het opdrachtenbudget is besteed aan het beheer en de doorontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Daarnaast is het budget onder andere besteed aan continue screening, diverse onderzoeken en communicatie.

De realisatie van het opdrachtenbudget komt € 3,7 miljoen lager uit dan begroot. Een bedrag van € 1,5 miljoen is naar de Belastingdienst overgeboekt in verband met uitvoeringskosten voor de invoering van het één rekeningnummer en is dus onder een ander begrotingshoofdstuk tot besteding gekomen. De lagere uitgaven hebben te maken met continue screening (€ 1,7 miljoen) en de integratie van peuterspeelzalen en kinderopvang (€ 0,4 miljoen).

D. Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit twee componenten, te weten de ontvangsten algemeen en de werkgeversbijdrage. De ontvangsten algemeen zijn € 76 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt verklaard door meer terugvorderingen dan geraamd over voorgaande jaren. Daarnaast leidt een lagere vaststelling van de subsidieregeling, die door Bureau Kwaliteit Kinderopvang is uitgevoerd, tot extra ontvangsten van € 4 miljoen. De gerealiseerde werkgeversbijdrage is € 17 miljoen lager dan begroot.

8. Oudedagsvoorziening

Artikel

De overheid biedt een basisinkomen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en stimuleert de opbouw van en waarborgt de aanvullende arbeidspensioenen.

Algemene doelstelling

De overheid vindt dat iedere gepensioneerde minimaal een basisinkomen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 90% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die werkgevers en werknemers meestal zelf beheren. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen naar eigen wens individuele pensioenverzekeringen afsluiten.

De overheid biedt onder voorwaarden een koopkrachttegemoetkoming (MKOB) aan oudere belastingplichtigen ter compensatie van binnenlands koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen in de fiscale sfeer.

Inwoners van Caribisch Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij34 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • De vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

In de uitvoering hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. De in de begroting 2013 aangekondigde beleidswijzigingen zijn grotendeels gerealiseerd. Een belangrijke maatregel uit de begroting 2013 die in 2013 is ingegaan is de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd. Het verhogen van de AOW-leeftijd is noodzakelijk om het stelsel van collectieve voorzieningen ook voor toekomstige generaties zeker te stellen.

Op 1 oktober 2013 is de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen met terugwerkende kracht tot 1 juni 2011 inwerking getreden, waardoor de MKOB voortaan geëxporteerd wordt. Ter dekking hiervan is het MKOB-bedrag per 1 juli 2013 verlaagd. De uitkeringslasten MKOB zijn hierdoor per saldo € 272 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van dit instrument onderdeel A1.

De voorschotregeling AOW, ter compensatie van inkomensverlies als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd, zou in 2013 geschrapt worden, maar deze regeling is met een jaar verlengd.

Op basis van de bevindingen van de commissie-Goudswaard en de commissie-Frijns en de evaluatie van het financieel toetsingskader (ftk) is geconstateerd dat het ftk moet worden verbeterd. Naar aanleiding van de hoofdlijnennotitie 35 is het voorontwerp van de Wet voor de herziening van het ftk 36 in de zomer ter consultatie aangeboden. Op basis van de reacties op de internetconsultatie is besloten om in plaats van het nominale en reële contract een tussenvariant uit te werken en inzichtelijk te maken wat de overgang naar één contract betekent. Op 1 oktober 2013 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen met betrekking tot de herziening van het ftk 37.

Bovendien is op 29 november 2013 het voorontwerp van de wet pensioencommunicatie 38 voor openbare consultatie op internet aangeboden. Op basis van de reacties wordt een wetsvoorstel geformuleerd om de pensioencommunicatie te verbeteren.

In 2013 hebben enkele beleidsdoorlichtingen en evaluaties plaatsgevonden.

  • Beleidsdoorlichting pensioenbeleid: Op 20 december 2013 is de beleidsdoorlichting pensioenbeleid behorend bij artikel 8 van de SZW-begroting toegezonden aan de Tweede Kamer39. Naast een terugblik op het gevoerde beleid bevat deze een beschrijving van maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de inrichting van ons pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en een groeiende behoefte aan keuzevrijheid. Bij de aanbieding van de beleidsdoorlichting is aangekondigd deze thema’s te betrekken bij de aangekondigde stelseldiscussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het pensioenstelsel.

  • IBO: inkomen en vermogen van ouderen: het interdepartementaal beleidsonderzoek concludeert dat de doelstellingen van het inkomensbeleid voor ouderen grotendeels zijn gerealiseerd40. De inkomens- en vermogenspositie van ouderen is mede door het gevoerde inkomensbeleid de afgelopen twee decennia verbeterd. Een belangrijk nadeel van de bestaande aanvullende generieke inkomensondersteuning voor ouderen is dat de regelingen ongericht zijn. Deze instrumenten kunnen effectiever en/of efficiënter worden ingezet.

  • Pensioenknip: De tijdelijke regeling Pensioenknip maakt het mogelijk om bij premie- en kapitaalovereenkomsten de uitkering op de ingangsdatum te splitsen in een direct ingaande tijdelijke uitkering van maximaal vijf jaar en een daarop aansluitende levenslange uitkering. In november is de evaluatie van de regeling toegezonden aan de Tweede Kamer41. De regeling liep af op 1 januari 2014. Besloten is de regeling niet te verlengen of aan te passen op basis van de evaluatieresultaten. De regeling blijft voor de huidige gebruikers in stand tot 1 januari 2019.

  • Doorsneesystematiek. Vanwege de doorsneesystematiek betalen jongere werknemers relatief veel premie voor hun aanvullend pensioen in vergelijking met de rechten die ze opbouwen. Oudere werknemers betalen naar verhouding weinig premie. Door de gewijzigde arbeidsrelaties (bijvoorbeeld zelfstandige worden) ondervinden jongere werknemers soms nadelen als zij blijven meebetalen aan het pensioen van ouderen, zonder daarvan op latere leeftijd de voordelen te ondervinden. In december 2013 is de studie van het CPB naar de effecten van de doorsneesystematiek op verschillende groepen deelnemers toegezonden aan de Tweede Kamer42. Dit onderzoek zal net als de beleidsdoorlichting pensioenbeleid worden meegenomen in de stelseldiscussie over de houdbaarheid van het aanvullend pensioen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 8.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

1.262.819

978.574

284.245

Uitgaven

0

0

636.954

1.138.684

1.262.819

988.574

274.245

               

Inkomensoverdrachten

0

0

636.954

1.138.684

1.262.536

988.274

274.262

MKOB

0

0

624.200

1.123.204

1.213.849

942.092

271.757

AOV incl. tegemoetkoming

0

0

12.754

15.480

15.537

16.182

– 645

(Caribisch Nederland)

             

Overbruggingsregeling

0

0

0

0

32.500

30.000

2.500

Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw

0

0

0

0

650

0

650

               

Opdrachten

0

0

0

0

283

300

– 17

Opdrachten

0

0

0

0

283

300

– 17

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 8.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Uitgaven

28.797.296

29.795.390

30.479.000

31.415.000

32.719.000

32.953.304

– 234.304

               

Inkomensoverdrachten

28.797.296

29.795.390

30.479.000

31.415.000

32.719.000

32.406.707

312.293

AOW

27.580.144

28.617.668

29.995.000

31.415.000

32.719.000

32.406.707

312.293

Tegemoetkoming AOW

1.217.152

1.177.722

484.000

0

0

0

0

               

Nominaal

0

0

0

0

0

546.597

– 546.597

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen (MKOB)

De MKOB is op 1 juni 2011 ingevoerd om oudere belastingplichtigen die koopkrachtverminderingen ondervinden als gevolg van beleidsmaatregelen in de fiscale sfeer een compensatie te bieden.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten MKOB zijn in 2013 € 272 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit komt door de incidentele tegenvaller van € 300 miljoen als gevolg van het met terugwerkende kracht invoeren van de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen. Ter dekking hiervan is het MKOB-bedrag per 1 juli 2013 verlaagd. De uitkeringslasten MKOB dalen in 2013 met € 67 miljoen als gevolg van deze verlaging van het MKOB-bedrag en doordat het volume van met terugwerkende kracht geëxporteerde uitkeringen lager uitviel dan geraamd. Het resterende verschil is het gevolg van het overhevelen van de loon- en prijsbijstelling en de afrekening over 2012.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal mensen dat recht heeft op MKOB is ten opzichte van 2012 gestegen. Dit komt enerzijds doordat op 1 oktober 2013 de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen in werking is getreden en anderzijds doordat er vanwege de vergrijzing en de stijgende levensverwachting meer AOW-gerechtigden zijn.

Tabel 8.3 Kerncijfers MKOB1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume MKOB2 (jaargemiddelde, x 1.000 personen)

2.698

2.787

2.947

X Noot
1

SVB, jaarverslag

X Noot
2

Vanaf 2013 inclusief volume Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen

A2. Algemene Ouderdomsverzekering (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomsverzekering (AOV). Naast het ouderdomspensioen wordt op St. Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven aan de AOV ligt in lijn met de begroting.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen met een AOV-uitkering is in 2013 licht gestegen.

Tabel 8.4 Kerncijfers AOV1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume AOV (x 1.000 personen)

2,8

3,9

4,0

X Noot
1

SZW-unit RCN

A3. Overbruggingsregeling (OBR)

De overbruggingsuitkering beoogt voor mensen die op 1 januari 2013 reeds deelnamen aan een VUT- en prepensioenregeling of een vergelijkbare regeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de voor hen geldende verhoging van de AOW-leeftijd compensatie te bieden voor inkomensverlies tussen het einde van de VUT- of prepensioenregeling en de verhoogde AOW-leeftijd. De OBR is op 1 oktober 2013 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 ingevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten OBR waren in 2013 € 2,5 miljoen hoger dan begroot. Ten eerste is het kasritme aangepast aan de verwachte uitgaven. Een deel van de begrote uitgaven in 2013 is doorgeschoven naar latere jaren; dit leidde tot lagere verwachte uitgaven 2013. Het sociaal akkoord leidde tot hogere verwachte uitgaven omdat de doelgroep is uitgebreid43. Tot slot zijn de verwachte uitgaven naar boven bijgesteld op basis van een CBS-onderzoek44 waaruit blijkt dat er in 2013 meer OBR-gerechtigden zijn.

De SVB is volgens genoemde ramingsbijstellingen bevoorschot voor een bedrag ad € 32,5 miljoen. Uit de realisatiecijfers van de SVB blijkt dat de daadwerkelijke uitkeringslasten OBR in 2013 € 4,5 miljoen bedragen. Dit is fors lager dan de raming en bevoorschotting. Dit verschil heeft te maken met het geringe aantal personen dat gebruik heeft gemaakt van de regeling. Het aantal van 6.700 personen dat gebruik heeft gemaakt van de OBR is aanzienlijk lager dan de geraamde 35.800 personen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een deel van de doelgroep heeft afgezien van een aanvraag omdat slechts één maand hoeft te worden overbrugd en men reeds op een andere wijze de overbruggingsperiode heeft gefinancierd. Tot slot zijn de werkelijke uitkeringslasten lager dan geraamd omdat de gemiddelde uitkering, die afhankelijk is van inkomen en verzekerde jaren, lager is dan in de raming werd verondersteld.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.5 Kerncijfers Overbruggingsregeling1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Overbruggingsregeling (x 1.000 personen)

6,7

X Noot
1

SVB, jaarverslag

A4. Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw

Deze tijdelijke regeling is geïntroduceerd omdat een groep AOW-gerechtigden en Anw-gerechtigden te laat is geïnformeerd over een wijziging in het inkomensbegrip, waardoor ook een Wajong-uitkering als inkomen wordt aangemerkt. Hierdoor werd de uitkering van deze mensen zonder voldoende voorbereidingstijd verlaagd. Om betrokkenen te compenseren is in juni 2013 de tijdelijke regeling Tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw geïntroduceerd. Dit is uit coulanceoverwegingen en bij hoge uitzondering gebeurd.

Budgettaire ontwikkelingen

Alle uitkeringen in het kader van deze regeling zijn in 2013 verstrekt. De uitgaven 2013 bedroegen € 650.000.

A5. Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Daarnaast kent de AOW een partnertoeslag voor AOW-gerechtigden van wie de partner jonger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd en geen of weinig inkomen heeft. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2013 geleidelijk verhoogd. In 2013 is de AOW-leeftijd verhoogd tot 65 jaar en één maand. De AOW-tegemoetkoming is per 1 juni 2011 afgeschaft.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten in 2013 zijn € 234 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Hierbij wordt in de vergelijking tussen begroting en realisatie rekening gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling van € 547 miljoen, de post nominaal in tabel 8.2. De uitkeringslasten AOW zijn in 2013 lager dan begroot doordat het aantal alleenstaanden en het aantal gehuwden met toeslag dat in 2013 recht had op AOW lager is uitgevallen dan ten tijde van de begroting 2013 geraamd. Het aantal gehuwden zonder toeslag is daarentegen hoger uitgevallen dan geraamd. Tevens bleek de reservering die was getroffen voor de verwachte stijgende levensverwachting niet nodig. Bovendien is de indexering van de uitkering lager uitgevallen dan verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen met een AOW-uitkering is in 2013, als gevolg van de stijgende levensverwachting en de vergrijzing hoger dan in 2012.

Tabel 8.6 Kerncijfers AOW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

2.953

3.081

3.172

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal)

18

18

19

Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%)

48

47

47

X Noot
1

SVB, jaarverslag

Handhaving

De afname van het aantal geconstateerde overtredingen is het gevolg van het gebruik maken van de beschikbare gegevens door onder meer het koppelen van bestanden. Hierdoor kunnen de uitvoeringsorganisaties zoals de SVB zelf een wijziging in het inkomen constateren en verwerken in de administratie. Het aantal fraudegevallen door het niet voldoen aan de inlichtingenplicht voor het doorgeven van inkomen neemt hierdoor af. Door deze afname is ook het totale benadelingsbedrag lager.

Tabel 8.7 Kerncijfers AOW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,7

3,5

1,3

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

12

12

5,6

X Noot
1

SVB, jaarverslag

B. Opdrachten

In 2013 zijn middelen ingezet voor voorlichting over de verhoging van de AOW-leeftijd.

Aanvullende arbeidspensioenen

Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels vast om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen.

Het aantal pensioenfondsen neemt jaarlijks af. Deze daling is vrijwel volledig terug te voeren op ondernemingspensioenfondsen. De kleine omvang van ondernemingspensioenfondsen, in combinatie met de effecten van de opeenvolgende crises lijken daarbij de belangrijkste oorzaak. Handhaven van het pensioenfonds is vaak niet langer efficiënt; het relatieve kostenniveau is in veel gevallen te hoog.

Tabel 8.8 Kerncijfers aanvullende pensioenen1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Totaal aantal pensioenfondsen2

324

305

281

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad <130%

311

290

263

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.481

5.421

5.266

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

2.836

2.992

2.897

X Noot
1

DNB, statistiek toezicht pensioenfondsen

X Noot
2

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel

9. Nabestaanden

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan nabestaande partners, halfwezen en wezen.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege leeftijd, de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner, een halfwezenuitkering ten behoeve van het kind van wie één van beide ouders is overleden, en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij45 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidsconclusies

Vanaf 1 juli 2013 is de afzonderlijke halfwezenuitkering geïntegreerd met de nabestaandenuitkering voor nieuwe gevallen. Vanaf 1 oktober 2013 geldt dit voor bestaande gevallen. Deze vereenvoudiging is onderdeel van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB 46.

Bij de berekening van de hoogte van de nieuwe hoge nabestaandenuitkering zijn de bruto nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering abusievelijk bij elkaar geteld, in plaats van deze opnieuw te berekenen. Dit heeft er toe geleid dat er bij de brutering met te weinig loonheffing rekening is gehouden, waardoor de nabestaandenuitkering van 90% bruto te laag is vastgesteld. Dit is met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2013 gerepareerd.

Daarnaast is bij de invoering van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB een omissie in de Algemene nabestaandenwet geslopen. Bij de bepaling van de hoogte van de bruto nabestaandenuitkering van 90% wordt namelijk op grond van de huidige redactie alleen rekening gehouden met de algemene heffingskorting, terwijl voor alleenstaande ouders ook rekening gehouden zou moeten worden met de alleenstaande ouderkorting. Deze omissie wordt derhalve in een (spoed)wetsvoorstel met terugwerkende kracht hersteld. Dit wetsvoorstel 47 is op 24 januari 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. De SVB anticipeert op deze wetswijziging.

Er is een beleidsdoorlichting artikel 9 48 uitgevoerd met als belangrijkste conclusies:

  • De uitkeringsvoorwaarden van de Anw zijn minder activerend en minder gericht op participatie dan de voorwaarden van andere uitkeringen in de sociale zekerheid;

  • Nabestaanden werken relatief weinig, in een periode waarin de arbeidsparticipatie over de hele linie is toegenomen. Ook blijkt uit cijfers van de SVB dat de totale populatie Anw-gerechtigden gedurende de tijd waarin de uitkering loopt minder inkomsten uit arbeid genereert.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 9.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 9 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

814

937

– 123

Uitgaven

0

0

679

869

814

937

– 123

               

Inkomensoverdrachten

0

0

679

869

814

937

– 123

AWW (Caribisch Nederland)

0

0

679

869

814

937

– 123

               

Opdrachten

0

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

0

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Tabel 9.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 9 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Uitgaven

1.170.069

1.085.697

985.433

859.031

724.640

736.077

– 11.437

               

Inkomensoverdrachten

1.170.069

1.085.697

985.433

859.031

724.640

725.169

– 529

Anw

1.147.398

1.064.744

968.000

843.342

711.461

712.441

– 980

Tegemoetkoming Anw

22.671

20.953

17.433

15.689

13.179

12.728

451

               

Nominaal

0

0

0

0

0

10.908

– 10.908

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Algemene weduwen- en wezenverzekering (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling in Caribisch Nederland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn € 123.000 lager uitgevallen dan begroot. Dit verschil wordt verklaard door een lager gebruik dan geraamd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 9.3 Kerncijfers AWW Caribisch Nederland1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume AWW (x 1.000 personen)

0,2

0,3

0,3

X Noot
1

SZW-unit RCN

A2. Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt bij overlijden een uitkering voor de partner en kinderen. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten in 2013 zijn € 12 miljoen lager uitgevallen dan begroot omdat het aantal Anw-gerechtigden sneller gedaald is dan verwacht. Hierbij wordt in de vergelijking tussen begroting en realisatie rekening gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling van € 11 miljoen, de post nominaal in tabel 9.2. De tegemoetkoming Anw kwam nagenoeg overeen met de begrote uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal Anw-uitkeringen is in 2013 gedaald. De groep Anw-gerechtigden die voor 1950 geboren is en daar hun recht op Anw aan ontleent, stroomt deels uit vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Het aantal Anw-uitkeringen is verder gedaald door het integreren van de halfwezenuitkering met de nabestaandenuitkering. Deze laatste maatregel is voor bestaande gevallen op 1 oktober 2013 in werking getreden. Het in de onderstaande tabel gerapporteerde cijfer voor het aantal halfwezenuitkeringen betreft een jaargemiddelde.

Tabel 9.4 Kerncijfers Anw1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Volume Anw (x 1.000 uitkeringsjaren)

78

68

54

Volume Anw (jaargemiddelde, x 1.000 personen)

93

81

65

       

Onderverdeling volume Anw:

     

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren), ingang recht voor 1 juli 1996

20

16

13

• waarvan nabestaanden- en halfwezenuitkering

0,3

0,2

0,1

• waarvan alleen nabestaandenuitkering

19

16

13

       

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren), ingang recht na 1 juli 1996

56

50

40

• waarvan nabestaanden- en halfwezenuitkering

9,0

9,0

8,4

• waarvan alleen nabestaandenuitkering

33

27

21

• waarvan alleen halfwezenuitkering

14

14

11

       

Volume wezenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren)

1,4

1,4

1,4

X Noot
1

SVB, jaarverslag

Handhaving

De afname van het aantal geconstateerde overtredingen is het gevolg van het gebruik maken van de beschikbare gegevens door onder meer het koppelen van bestanden. Hierdoor kunnen de uitvoeringsorganisaties zoals de SVB zelf een wijziging in het inkomen constateren en verwerken in de administratie. Het aantal fraudegevallen door het niet voldoen aan de inlichtingenplicht voor het doorgeven van inkomen neemt hierdoor af. Door deze afname is ook het totale benadelingsbedrag lager.

Tabel 9.5 Kerncijfers Anw (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,6

0,5

0,2

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

5,2

4,1

1,9

X Noot
1

SVB, jaarverslag

10. Tegemoetkoming ouders

Artikel

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

Algemene doelstelling

De overheid biedt ouders of verzorgers, voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen, een financiële tegemoetkoming op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB). Ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen kunnen extra financiële steun ontvangen op grond van de regeling Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en daar bovenop, voor alleenverdieners, het TOG-kopje.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de TOG;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW en de TOG door de SVB.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door de Belastingdienst.

Beleidsconclusies

In de uitvoering en bij de beoogde resultaten hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

De AKW is zowel op 1 januari als op 1 juli 2013 niet geïndexeerd49. Laatstgenoemde als eerste onderdeel van de hervorming kindregelingen. De vereenvoudigingen in de AKW als onderdeel van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB50 zijn door middel van het amendement Huizing/Vermeij51 uit het wetsvoorstel geschrapt. Enkele van de voorgestelde vereenvoudigingen komen terug in het wetsvoorstel hervorming kindregelingen.

De inkomensgrens waarboven de WKB afgebouwd wordt, is in verband met de Wet Uniformering Loonbegrip met € 2.750 verlaagd naar € 26.147. Het wetsvoorstel stopzetting export AKW en WKB52 is nog in behandeling bij de Eerste Kamer.

Er is een beleidsdoorlichting artikel 1053 uitgevoerd, met als belangrijkste conclusies:

  • Het primaire doel van AKW en de WKB, namelijk ouders in de kosten van kinderen financieel tegemoetkomen, wordt bereikt. Het is aannemelijk dat deze regelingen over het algemeen ook de ontplooiingskansen van kinderen ten goede komen;

  • Alleenstaande ouders in de bijstand ontvangen 90% Wml + kinderbijslag en kindgebonden budget. Hun besteedbaar inkomen ligt hierdoor hoger dan dat van een paar in de bijstand zonder kinderen. Impliciet wordt met die verhouding verondersteld dat de bijkomende kosten voor het eerste kind in een eenoudergezin hoger zijn dan die van de tweede volwassene bij een paar. Geconstateerd is dat dit niet strookt met de behoefte/uitgaven van de onderscheiden leefvormen (aldus onderzoek van het CBS en Nibud);

  • Van de kwalificatieplicht in de AKW op (de aanpak van) het schoolverzuim voor kinderen van 16 en 17 jaar zonder startkwalificatie gaat volgens leerplichtambtenaren vooral een preventieve werking uit. Het curatieve effect van het middel is discutabel genoemd. Op basis van de genoemde preventieve werking en de wens jongeren krachtig te stimuleren een startkwalificatie te behalen, heeft het kabinet besloten de kwalificatieplicht in de AKW te handhaven. Het kabinet gaat met de sector na hoe het instrument beter kan worden benut.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 10.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 10 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

4.335.531

4.276.554

58.977

Uitgaven

58.909

60.757

4.596.445

4.394.526

4.335.531

4.276.554

58.977

               

Inkomensoverdrachten

58.909

60.757

4.596.445

4.394.526

4.335.531

4.276.554

58.977

AKW

0

0

3.359.500

3.225.000

3.236.910

3.216.380

20.530

WKB

0

0

1.197.736

1.140.214

1.071.121

1.029.700

41.421

TOG

58.909

60.757

34.109

24.100

23.000

25.262

– 2.262

Kopje TOG

0

0

5.100

5.212

4.500

5.212

– 712

               

Ontvangsten

828

13.734

230.986

242.847

185.843

154.180

31.663

De AKW en de WKB waren tot en met 2010 op de begroting van het Ministerie van Jeugd en Gezin opgenomen

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)

De AKW biedt ouders een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AKW komen € 21 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt door een nabetaling van € 11 miljoen aan de SVB over 2012 vanwege een te lage bevoorschotting in dat jaar. Daarnaast is het aantal kinderen minder dan verwacht afgenomen. Vanwege het schrappen van de AKW-onderdelen uit het wetsvoorstel deregulering SVB werd € 3,5 miljoen minder uitgegeven dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal gezinnen en het aantal kinderen met kinderbijslag is licht gedaald.

Tabel 10.2 Kerncijfers AKW1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal gezinnen AKW, jaargemiddelden (x 1.000)

1.940

1.936

1.9312

Aantal telkinderen AKW, jaargemiddelden (x 1.000)

3.483

3.458

3.4422

X Noot
1

SVB, jaarverslag

X Noot
2

Cijfers betreffen gemiddelde van 4e kwartaal 2012 tot en met 3e kwartaal 2013

Handhaving

De afname van het aantal geconstateerde overtredingen is het gevolg van het gebruik maken van de beschikbare gegevens door onder meer het koppelen van bestanden. Hierdoor kunnen de uitvoeringsorganisaties zoals de SVB zelf een wijziging in het inkomen constateren en verwerken in de administratie. Het aantal fraudegevallen door het niet voldoen aan de inlichtingenplicht voor het doorgeven van inkomen neemt hierdoor af. Door deze afname is ook het totale benadelingsbedrag lager.

Tabel 10.3 Kerncijfers AKW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

3,5

4,3

2,1

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

3,2

2,7

1,7

X Noot
1

SVB, jaarverslag

A2. Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van gezinnen tot een bepaald inkomen. De WKB wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanwege de tegenvallende economische ontwikkeling en de daaruit voortvloeiende lagere inkomens zijn de gerealiseerde uitkeringslasten van de WKB € 41 miljoen hoger dan de begrote uitkeringslasten. Lagere inkomens hebben per definitie een hoger recht op het (inkomensafhankelijke) kindgebonden budget. Daarnaast is het aantal kinderen minder dan verwacht afgenomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens en het aantal kinderen met kindgebonden budget is licht gedaald.

Tabel 10.4 Kerncijfers WKB1 2
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal huishoudens WKB (jaargemiddelden, x 1.000)

844

845

832

Aantal kinderen WKB (jaargemiddelden, x 1.000)

1.571

1.552

1.528

X Noot
1

Ministerie van Financiën, Belastingdienst

X Noot
2

Met ingang van het jaarverslag 2013 is de volumedefinitie in deze tabel gewijzigd. De oude definitie ging uit van het totaal aantal kinderen/huishoudens dat op enig moment in het jaar gebruik maakt van kindgebonden budget. De nieuwe definitie gaat uit van het aantal kinderen/huishoudens dat gemiddeld gedurende het jaar gebruik maakt van kindgebonden budget. Het volume valt in de nieuwe definitie lager uit

A3. Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG)

De TOG geeft extra financiële steun aan ouders met een thuiswonend kind met een lichamelijke of verstandelijke handicap. Het zogenaamde TOG-kopje maakt onderdeel uit van de TOG-regeling. Dit onderdeel is specifiek gericht op alleenverdienerhuishoudens. De TOG wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2013 daalde het aantal TOG-gerechtigden sneller dan verwacht. Als gevolg daarvan zijn de uitkeringslasten in 2013 € 2,3 miljoen lager uitgekomen dan begroot. In lijn met de ontwikkeling van het aantal TOG-gerechtigden is ook het aantal ontvangers van het TOG-kopje sneller gedaald dan geraamd. Hierdoor komen de uitkeringslasten van het TOG-kopje € 0,7 miljoen lager uit dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal kinderen met recht op TOG is in het afgelopen jaar licht gedaald.

Tabel 10.5 Kerncijfers TOG1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal telkinderen TOG, jaargemiddelden (x 1.000)

39

28

262

X Noot
1

SVB, jaarverslag

X Noot
2

Cijfer betreft gemiddelde van 4e kwartaal 2012 tot en met 3e kwartaal 2013

B. Ontvangsten

De ontvangsten zijn in 2013 € 32 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Deze ontvangsten betreffen grotendeels de terugontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden er terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. De daadwerkelijke terugontvangsten vinden met vertraging plaats.

11. Uitvoeringskosten

Artikel

De uitvoering van de sociale zekerheidswetgeving vindt rechtmatig, efficiënt, klantgericht en daarmee doeltreffend plaats.

Algemene doelstelling

De uitvoering van de sociale zekerheidswetten geschiedt mede door ZBO’s en RWT’s. Daarmee is een doelmatige en rechtmatige uitvoering van wet- en regelgeving beoogd, waarbij de uitvoering zich op efficiënte en dienstverlenende wijze kan organiseren.

De Minister van SZW stelt daartoe uitvoeringsbudget ter beschikking, maakt daarbij prestatieafspraken met het UWV (inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen, BKWI), de SVB en het Inlichtingenbureau (IB) en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister54 is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

  • De vormgeving van het stelsel van sociale zekerheidswetten die het UWV en de SVB uitvoeren;

  • De vaststelling van de budgetten die aan het UWV (incl. het BKWI), de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door het UWV (incl. het BKWI), de SVB en het IB en de verantwoording daarover;

  • De vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

Beleidsconclusies

Het afgelopen jaar heeft de relatie tussen SZW en de ZBO’s onverminderd in het teken gestaan van de taakstelling op de apparaatsuitgaven van het UWV en de SVB en de doorwerking daarvan op de uitvoering. In 2013 hebben de ZBO’s ten behoeve van de invulling van de resterende taakstelling 2012–2015 voorstellen voor vereenvoudiging uitgewerkt. Daarnaast is er tegelijkertijd bezuinigd en vernieuwd, de continuïteit van goede dienstverlening moest worden gegarandeerd en majeure wetswijzigingen worden doorgevoerd. Wat betreft de reguliere werkzaamheden heeft het UWV meer werk gehad aan de uitvoering van een hoger aantal WW-uitkeringen als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling.

De uitvoering is grotendeels volgens verwachting verlopen. De UWV-brede rechtmatigheid bedroeg 98,9%, vrijwel de afgesproken norm van 99%. Bij de SVB bedroeg de rechtmatigheid op totaalniveau 99,9%.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 11.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

454.688

432.859

21.829

Uitgaven

598.110

683.244

590.378

493.138

454.688

432.859

21.829

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

597.212

682.598

589.749

492.486

454.044

432.230

21.814

UWV

495.543

557.619

475.159

379.397

344.878

343.511

1.367

SVB

88.401

112.020

102.928

103.980

101.385

82.539

18.846

IB

7.316

7.177

6.310

6.476

7.781

6.180

1.601

RWI

5.952

5.782

5.352

2.633

0

0

0

               

Bijdrage aan nationale organisaties

898

646

629

652

644

629

15

Landelijke Cliëntenraad

898

646

629

652

644

629

15

               

Ontvangsten

8.725

318

3.563

5.817

6.289

0

6.289

Tabel 11.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Uitgaven

1.696.004

1.530.229

1.522.092

1.529.448

1.559.088

1.576.698

– 17.610

               

Bijdrage aan ZBO's

1.696.004

1.530.229

1.522.092

1.529.448

1.559.088

1.560.433

– 1.345

UWV

1.568.399

1.382.100

1.372.499

1.391.800

1.428.300

1.423.045

5.255

SVB

127.605

148.129

149.593

137.648

130.788

137.388

– 6.600

               

Nominaal

0

0

0

0

0

16.265

– 16.265

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

A. Bijdrage aan ZBO’s

Toelichting financiële instrumenten

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor het UWV (inclusief het BKWI), de SVB, het IB en de LCR, waarbinnen zij jaarplannen dienen op te stellen. In de jaarplannen nemen het UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet op. Het realiseren van uitvoeringskosten per wet is geen eigenstandig te bereiken doel. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie op passende wijze via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van het UWV en de SVB wijzigen in de loop der jaren als gevolg van beleidswijzigingen en als gevolg van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting wordt naar de desbetreffende beleidsartikelen verwezen.

Het UWV realiseert bij de begrotingsgefinancierde uitgaven, vergeleken met de begroting 2013, een overschrijding van € 1,4 miljoen. Bij de premiegefinancierde uitgaven treedt een overschrijding van € 5,3 miljoen op. Per saldo resulteert voor het UWV ten opzichte van de begroting 2013 een overschrijding van € 6,7 miljoen.

De SVB realiseert bij de begrotingsgefinancierde uitgaven, vergeleken met de begroting 2013, een overschrijding van € 18,8 miljoen. Bij de premiegefinancierde uitgaven treedt een onderrealisatie van € 6,6 miljoen op. Per saldo resulteert voor de SVB ten opzichte van de begroting 2013 een overschrijding van € 12,2 miljoen.

De mutaties van premie- naar begrotingsgefinancierde regelingen zijn een gevolg van budgetneutrale herschikkingen op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB. Daarnaast is het SVB-budget verhoogd als gevolg van implementatie van nieuwe wetgeving, zoals de AOW-leeftijdsverhoging en de Overbruggingsregeling.

Voor het IB geldt dat het verschil tussen het gerealiseerde bedrag en het bedrag in de begroting 2013 verklaard kan worden door loon- en prijsontwikkelingen en budgettair neutrale herschikkingen binnen de begroting van SZW.

In tabel 11.3 zijn de uitvoeringskosten van het UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten. Deze toedeling is extracomptabel. Uitgangspunt voor de Minister van SZW is sturing op het totaalbudget.

Tabel 11.3 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie

2013

Begroting 2013

Verschil 2013

UWV (incl. BKWI)

2.058.222

1.932.220

1.844.658

1.771.197

1.773.178

1.766.556

6.622

               

Begrotingsgefinancierd

489.823

550.120

472.159

379.397

344.878

343.511

1.367

IOW

0

1.566

250

250

200

200

0

Wajong

102.527

125.194

132.542

118.435

96.126

131.989

– 35.863

Re-integratie Wajong1

19.830

17.300

11.598

33.923

65.582

40.276

25.306

Basisdienstverlening

331.866

377.828

293.280

188.956

141.580

140.861

719

Wsw-indicatiestelling

24.600

18.400

24.599

28.533

22.048

21.647

401

Compensatieregeling M&A

0

0

0

Uitvoeringskosten WW 55+

10.200

0

10.200

BKWI

11.000

9.832

9.890

9.300

9.142

8.538

604

               

Premiegefinancierd

1.568.399

1.382.100

1.372.499

1.391.800

1.428.300

1.423.045

5.255

WAO

272.450

202.225

168.205

134.896

96.000

97.507

– 1.507

IVA

41.392

49.596

55.418

67.720

74.000

89.633

– 15.633

WGA

147.177

173.789

163.241

220.520

239.000

183.752

55.248

WAZ

15.000

13.000

8.000

4.000

3.000

5.388

– 2.388

WW

515.790

400.665

406.360

491.972

566.000

601.997

– 35.997

ZW

302.590

285.825

284.275

259.332

209.000

268.921

– 59.921

WAZO

29.000

26.000

28.000

26.360

24.000

25.939

– 1.939

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1

71.000

33.000

26.000

36.000

45.000

26.283

18.717

Re-integratie WW1

174.000

198.000

233.000

151.000

167.000

123.625

43.375

Toevoeging aan bestemmingsfonds

5.300

0

5.300

               

SVB

215.590

259.149

251.797

241.078

232.173

219.927

12.246

               

Begrotingsgefinancierd

87.985

111.020

102.204

103.430

101.385

82.539

18.846

AKW

77.462

82.928

75.849

78.005

70.824

60.446

10.738

TOG

3.385

9.894

3.472

3.070

2.918

1.154

1.764

TAS

879

1.601

1.187

1.067

840

1.082

– 242

KOT/WKB

3.759

3.282

3.765

4.890

4.762

2.893

1.869

AIO

2.500

12.585

14.673

15.827

16.292

12.309

3.983

MKOB

0

730

3.258

571

900

4.105

3.205

Bijstand buitenland2

424

550

– 76

Overbruggingsregeling

4.425

0

4.425

               

Premiegefinancierd

127.605

148.129

149.593

137.648

130.788

137.388

– 6.600

AOW

107.632

123.934

127.433

118.577

114.509

121.411

– 6.902

Anw

19.973

24.195

22.160

19.071

16.279

15.977

302

X Noot
1

Het betreft hier uitvoeringskosten, re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan op het desbetreffende beleidsartikel

X Noot
2

Voor 2013 werden de uitvoeringskosten en uitkeringslasten Bijstand Buitenland niet gesplitst

B. Ontvangsten

De ontvangsten betreffen terugontvangsten in verband met afrekeningen van uitvoeringskosten van het UWV en de SVB over 2012.

12. Rijksbijdragen

Artikel

Borgen van voldoende dekking in sociale fondsen.

Algemene doelstelling

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premie-inning. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;

  • Het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 12.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 12 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

8.041.464

9.553.531

– 1.512.067

Uitgaven

14.560.353

15.978.291

9.119.453

11.205.022

8.041.464

9.553.531

– 1.512.067

               

Bijdrage aan sociale fondsen

14.560.353

15.978.291

9.119.453

11.205.022

8.041.464

9.553.531

– 1.512.067

(rijksbijdrage:)

             

in kosten heffingskortingen AOW

3.086.400

3.090.200

3.374.800

3.380.700

1.659.300

1.670.000

– 10.700

in kosten heffingskortingen Anw

45.500

47.700

72.700

68.300

0

0

0

vermogenstekort Ouderdomsfonds

6.662.100

8.012.400

4.853.400

7.421.800

5.999.500

7.558.900

– 1.559.400

tegemoetkoming arbeidsongeschikten

286.459

281.130

266.600

265.202

315.260

265.602

49.658

tegemoetkoming AOW-gerechtigden

1.213.152

1.170.082

488.506

0

0

0

0

tegemoetkoming Anw-gerechtigden

22.401

20.685

17.433

15.541

12.904

13.728

– 824

rijksbijdrage spaarfonds AOW

3.199.151

3.312.596

0

0

0

0

0

zwangere zelfstandigen

45.190

43.498

46.014

53.479

54.500

45.301

9.199

               

Ontvangsten

1.955

1.000

55

37

510

0

510

A. Bijdrage aan sociale fondsen55

Toelichting financiële instrumenten

Rijksbijdragen in de kosten van heffingskortingen (BIKK) AOW en Anw

Deze rijksbijdragen compenseren de gewijzigde premieopbrengst als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdragen wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt echter tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage is in 2013 vastgesteld op € 6,0 miljard. Dit is € 1,6 miljard lager dan begroot. De rijksbijdrage is € 1,8 miljard verlaagd wegens een verrekening van een vermogensoverschot in 2012. Daarnaast zijn de premie-inkomsten AOW ongeveer € 0,3 miljard hoger uitgekomen dan geraamd. De AOW-uitkeringslasten zijn € 0,5 miljard hoger uitgekomen dan geraamd als gevolg van het uitkeren van de loon- en prijsontwikkeling.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) kent vanaf 2009 onder meer een jaarlijkse tegemoetkoming aan personen die ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn en een uitkering ontvangen van het UWV (in plaats van de fiscale aftrek van buitengewone uitgaven). De tegemoetkomingen voor de categorieën IVA, WGA, WAO en WAZ worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. De tegemoetkomingen voor Wajongers worden verantwoord op beleidsartikel 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie is € 50 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Deze stijging wordt verklaard door het met terugwerkende kracht exporteren van de ao-tegemoetkoming. In de rijksbijdrage zijn zowel de uitkeringslasten als de uitvoeringskosten van het UWV opgenomen.

Rijksbijdragen tegemoetkoming AOW-gerechtigden en Anw-gerechtigden

De rijksbijdrage tegemoetkoming Anw-gerechtigden dient ter financiering van de in artikel 9 verantwoorde tegemoetkoming Anw.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage wordt € 0,8 miljoen lager vastgesteld. Belangrijkste oorzaak is een daling van de uitgaven met € 1 miljoen voortkomend uit het wetsvoorstel deregulering SVB.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen (ZEZ)

De regeling Zelfstandig en Zwanger voorziet sinds juni 2008 in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling. Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen lopen in de rijksbijdrage mee.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie is € 9,2 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt verklaard door zowel een stijging van het aantal uitkeringen als een stijging van de gemiddelde uitkering. In de rijksbijdrage zijn zowel de uitkeringslasten als de uitvoeringskosten van het UWV opgenomen.

B. Ontvangsten

De ontvangsten van € 0,5 miljoen hebben betrekking op de afrekening met het UWV van zowel de uitkeringslasten als de uitvoeringskosten ZEZ over 2012.

13. Integratie en maatschappelijke samenhang

Artikel

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond. Resultaat is dat genoemde personen, net als iedere andere burger, zelfredzaam zijn en – naar vermogen – deelnemen aan de samenleving.

Algemene doelstelling

Bij het integratiebeleid ligt de nadruk op de participatie van de individuele migrant, waarbij een beroep op de migrant gedaan wordt om middels de in Nederland aanwezige kansen en mogelijkheden zijn of haar capaciteiten ten volle te benutten. Ten aanzien van het maatschappelijk verkeer is het uitgangspunt dat migranten de in Nederland geldende normen en waarden erkennen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van arbeidsmigranten. Hij financiert inkomensondersteuning met een sociaal leenstelsel en een uitkeringsregeling (remigratieregeling). Hij is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het participatie- en inburgeringstelsel;

  • De visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

  • Het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

  • De uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Beleidsconclusies

De in 2013 met het beleid beoogde resultaten en prestaties zijn goeddeels gerealiseerd. De gewijzigde Remigratiewet treedt evenwel niet per 1 juli 2013 maar per 1 juli 2014 in werking. Enkele kerncijfers over de uitkomsten van het integratiebeleid zijn nog niet beschikbaar. Naast de in de begroting 2013 genoemde resultaten en prestaties is in samenwerking met gemeenten een aanpak ontwikkeld voor de invoering van een participatieverklaring voor nieuwkomers en is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een arbeidsmarktmodule als onderdeel van het inburgeringsprogramma. In samenwerking met privaatgefinancierde internaten en gemeenten is een kwaliteit- en toezichtkader ontwikkeld voor vrijwillig toezicht en is samen met het Ministerie van VWS een wetsontwerp opgesteld om dit toezicht wettelijk te verankeren. Uit onderzoek van Regioplan naar de bijdrage van inburgering aan de participatie van migranten in de Nederlandse samenleving56 bleek verder dat (verplichte en vrijwillige) inburgering een positief effect heeft op participatie in de vorm van betaald werk voor de groepen nieuwkomers.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 13.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 13 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

87.409

166.387

– 78.978

Uitgaven

0

0

0

238.495

95.434

172.387

– 76.953

               

Subsidies

0

0

0

12.198

13.016

9.930

3.086

Forum

0

0

0

5.885

5.795

5.820

– 25

LOM

0

0

0

3.280

6.191

3.078

3.113

Vluchtelingenwerk

0

0

0

3.033

1.030

1.032

– 2

               

Opdrachten

0

0

0

10.102

16.843

14.599

2.244

Programma inburgering

0

0

0

8.523

11.037

7.551

3.486

Programma integratie

0

0

0

1.579

4.103

5.348

– 1.245

Remigratie

0

0

0

0

1.703

1.700

3

               

Bijdrage aan mede-overheden

0

0

0

166.776

0

73.700

– 73.700

Gemeenten

0

0

0

166.776

0

73.700

– 73.700

               

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

4.201

11.000

18.558

– 7.558

DUO

0

0

0

4.201

11.000

18.558

– 7.558

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

41.061

51.605

40.493

11.112

SVB

0

0

0

36.852

38.156

36.403

1.753

COA

0

0

0

4.209

13.449

4.090

9.359

               

Leningen

0

0

0

4.157

2.970

15.107

– 12.137

DUO

0

0

0

4.157

2.970

15.107

– 12.137

               

Ontvangsten

0

0

0

3.578

178.858

27.566

151.292

Het beleidsterrein Integratie en maatschappelijke samenhang was tot en met 2012 op de begroting van het Ministerie van BZK opgenomen. De uitgaven en ontvangsten 2012 zijn ontleend aan het jaarverslag 2012 van BZK

A. Subsidies

Toelichting financiële instrumenten

De hoger dan begrote uitgaven aan het Landelijk Overleg Minderheden (€ 3,1 miljoen) is het gevolg van de met de organisatie overeengekomen gewijzigde financieringssystematiek in verband met de afbouw van de subsidie (€ 2,45 miljoen) en een nabetaling over 2012 op basis van de definitieve vaststelling van de subsidie over 2012 (€ 0,65 miljoen).

B. Opdrachten

B1. Programma Inburgering

Budgettaire ontwikkelingen

Op het programma inburgering zijn de uitgaven € 3,5 miljoen hoger dan begroot. Dat hangt samen met de nabetaling aan gemeenten naar aanleiding van de definitieve vaststelling van de bijdrage voor de uitvoering van de (oude) Wet Inburgering, waarmee aan inburgeringplichtigen een aanbod kon worden gedaan.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers op het terrein van de inburgering hebben zowel betrekking op het aantal (geslaagde) inburgeraars, voorbereiding op inburgering en maatschappelijke begeleiding betreffende asielgerechtigde nieuwkomers en op het sociaal leenstelsel. Tot 1 januari 2013 kregen inburgeringplichtigen een aanbod van de gemeenten. Vanaf 1 januari 2013 zijn inburgeringplichtigen zelf verantwoordelijk voor hun inburgering en de bekostiging daarvan. Wel kunnen zij een lening bij DUO aanvragen. Dit kon ook onder het oude stelsel, maar toen was de noodzaak daartoe minder. Asielmigranten kunnen aanspraak maken op een voorziening voor hun inburgering. Dat loopt eveneens via het leenstelsel.

Tabel 13.2 Kerncijfers Inburgering
 

Realisatie

2011

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000)1

nvt3

nvt3

11

Inburgeraars die slagen voor het inburgeringexamen of NT2-examen (x 1.000)1

31

23

17

Asielgerechtigde nieuwkomers die hebben deelgenomen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van de COA (x 1.000)2

2,8

2,1

2,6

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten (x 1.000)2

nvt3

nvt3

1,7

Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000)1

0,4

0,9

2,6

X Noot
1

DUO, informatiesysteem Inburgering

X Noot
2

Deze regeling is in 2013 ingegaan

X Noot
3

COA, voortgangsrapportages

B2. Programma Integratie

Budgettaire ontwikkelingen

Op het programma integratie zijn de uitgaven € 1,2 miljoen lager dan begroot. Dit komt doordat aanbestedingen meer tijd vergden en daardoor later werden afgerond dan voorzien. De daaraan gerelateerde uitgaven vinden daarom pas in 2014 plaats.

Beleidsrelevante kerncijfers

De mate van realisatie van het integratiebeleid wordt afgemeten aan de ontwikkeling van drie kerncijfers. Het streven is er daarbij op gericht dat alle bevolkingsgroepen in Nederland op genoemde indicatoren evenredig participeren.

Tabel 13.3 Kerncijfers Integratiebeleid1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Percentage nettoarbeidsparticipatie van de bevolking 15–64 jaar

     

Niet-westerse migranten

54

53

50

Autochtone Nederlanders

70

70

69

Verschil

– 16

– 17

– 19

       

Percentage met startkwalificatie van de niet schoolgaande bevolking 15–64 jaar

     

Niet-westerse migranten 2e generatie

70

72

72

Autochtone Nederlanders

72

73

74

Verschil

– 2

– 1

– 2

       

Aantal verdachten per 1.000 van de bevolking van 12 jaar en ouder

     

Niet-westerse migranten

352

312

3

Autochtone Nederlanders

82

82

3

Verschil

232

232

3

X Noot
1

CBS, kernindicatoren Integratie

X Noot
2

Voorlopige opgave

X Noot
3

Niet bekend bij publicatie jaarverslag, cijfer komt medio 2014 beschikbaar

C. Bijdrage aan medeoverheden

Als gevolg van een technische en budgetneutrale begrotingsmutatie (zie ook onder Ontvangsten artikel 2) is het budget voor de betaling aan SZW van de inburgeringsbijdrage aan het participatiebudget ad € 73,7 miljoen overbodig geworden en komen te vervallen.

D. Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan DUO betreft de uitvoeringskosten voor taken die door DUO worden uitgevoerd voor het Ministerie van SZW, zoals organisatie van de inburgeringexamens, de uitvoering van het sociaal leenstelsel, informatievoorziening aan inburgeraars, gemeenten en instellingen en de handhaving van de inburgeringplicht bij nieuwkomers vanaf 2013. De uitgaven zijn al via de twee suppletoire wetten neerwaarts bijgesteld. Uiteindelijk is € 7,6 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Voorts zijn door DUO vergoedingen uitgekeerd op grond van de oude Wet Inburgering aan inburgeraars die zonder hulp van de gemeente hun inburgeringdiploma hebben behaald of die op een hoger niveau het inburgeringexamen hebben afgelegd dan strikt genomen noodzakelijk zou zijn. Deze middelen zijn door SZW beschikbaar gesteld.

E. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Budgettaire ontwikkelingen

De bijdrage aan de SVB voor de uitvoering van de Remigratiewet is € 1,8 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit komt doordat er meer mensen vertrekken met een remigratievoorziening dan eerder geraamd. Daarmee wordt geanticipeerd op de wijziging van de Remigratiewet die vanaf 1 juli 2014 gaat gelden. Bij de 2e suppletoire wet heeft bijstelling van de begroting plaatsgevonden.

De hogere dan begrote bijdrage aan COA (€ 9,4 miljoen) vloeit voort uit de verantwoordelijkheid van de organisatie om vanaf 1 januari 2013 zorg te dragen voor de verdeling en uitbetaling van de bijdragen aan gemeenten die bestemd zijn voor de maatschappelijke begeleiding van inburgeringplichtige asielmigranten. De betreffende asielmigranten worden via de maatschappelijke begeleiding wegwijs gemaakt in het maatschappelijk verkeer binnen de gemeente en bekend gemaakt met de wijze waarop inburgering georganiseerd kan worden. Voor asielmigranten die in 2013 een verblijfsvergunning hebben ontvangen wordt een bedrag van € 2.000 per persoon uitbetaald. Voor latere lichtingen zal dit € 1.000 per persoon bedragen. De tijdelijke verhoging van het bedrag in 2013 is bedoeld om gemeenten in de opstartfase tegemoet te komen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Resultaten van het beleid op het punt van de remigratie worden uitgedrukt in het aantal remigranten met een periodieke uitkeringen.

Tabel 13.4 Kerncijfers Remigratie1
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Aantal remigranten met een periodieke uitkering, inclusief nihil uitkeringen (ultimo jaar) (x 1.000)2

12

12

13

X Noot
1

SVB, jaarverslag

X Noot
2

Nihil uitkeringen: remigrant heeft recht op remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld

F. Leningen

Het verstrekken van leningen aan asielgerechtigden en gezinsvormers/gezinsherenigers is achtergebleven bij de verwachtingen. De uitgaven zijn € 12,1 miljoen lager dan begroot. Per 1 januari 2013 zijn inburgeringplichtigen zelf verantwoordelijk voor de organisatie en bekostiging van hun inburgering. De overheid biedt een faciliteit in verband met deze verantwoordelijkheid door middel van een sociaal leenstelsel. Voor asielgerechtigde inburgeraars zal de lening bij een succesvolle inburgering worden kwijtgescholden.

Het achterblijven van het aantal gerealiseerde leningen voor asielgerechtigden is toe te schrijven aan een lager aantal aanvragen door nieuwkomers dan verwacht in samenhang met de maximale termijn die geldt voor de inburgering. Voor nieuwkomers geldt dat zij binnen drie jaar ingeburgerd dienen te zijn. Dit kan voor de nieuwkomers aanleiding zijn om niet direct in het eerste jaar, maar in het tweede of derde jaar te beginnen. Bovendien kunnen inburgeraars ook een opleiding volgen zonder een lening af te sluiten.

G. Ontvangsten

De ontvangsten zijn € 151 miljoen hoger dan begroot. Dit is het gevolg van de definitieve vaststelling van de bijdrage aan gemeenten in voorgaande jaren voor de uitvoering van de (oude) Wet Inburgering, waarmee aan inburgeringplichtigen een aanbod kon worden gedaan.

5 NIET-BELEIDSARTIKELEN

96. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Artikel

Op dit artikel worden alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie opgenomen. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan de ZBO’s verder toegelicht. Voor een uitgebreide toelichting op de agentschappen wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van dit jaarverslag.

Budgettaire gevolgen

Tabel 96.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 96 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

250.629

248.640

1.988

Uitgaven

242.343

252.042

239.556

242.137

251.182

248.640

2.542

               

Personele uitgaven

164.702

180.005

174.303

5.702

• waarvan eigen personeel

159.054

174.308

171.260

3.048

• waarvan externe inhuur

3.040

3.269

500

2.769

• waarvan postactieven

2.608

2.428

2.543

– 115

               

Materiële uitgaven

77.435

71.177

74.337

– 3.160

• waarvan ICT

13.385

14.084

11.851

2.233

• waarvan bijdrage aan SSO's

38.614

44.592

39.947

4.645

• waarvan overige materiële uitgaven

25.436

12.501

22.539

– 10.038

               

Ontvangsten

6.649

6.675

8.030

12.542

9.744

11.035

– 1.291

De gegevens voor de jaren 2009–2011 zijn niet uitgesplitst omdat de nieuwe structuur van de begroting pas vanaf 2012 wordt gebruikt

A. Personele en materiële uitgaven

Toelichting

De individuele posten zijn lastig te vergelijken wegens de herschikkingen tussen personeel en materieel die in de loop van 2013 hebben plaatsgevonden door definitiewijzigingen in verband met Verantwoord Begroten. Het totale verschil van € 2,5 miljoen is een saldo van diverse budgetoverboekingen en onderuitputting op de diverse onderdelen van de personele en materiële uitgaven.

Tijdens de begrotingsuitvoering zijn diverse budgetten naar dit artikel overgeboekt, zowel binnen de begroting als afkomstig van andere departementen.

Binnen de begroting is budget verschoven van artikel 98 uitvoeringskosten handhaving naar het personeelsbudget van de Inspectie SZW.

Bij de overboekingen vanuit de andere departementen gaat het onder meer om de bijdrage van het Ministerie van VWS voor fraudeonderzoek, de bijdrage van de Ministeries van Financiën en VWS in de kosten van de beheersorganisatie van de gezamenlijke financiële administratie en de overboeking van het Ministerie van I&M in verband met de vorming van een agentschap voor SSO-ICT. Daarnaast zijn er kasschuiven geweest bij de personele uitgaven om beter aan te sluiten bij de financiering van de uitgaven Van Werk Naar Werk en de SSO huisvesting. Hierdoor was voor de apparaatsuitgaven per saldo in totaal een bedrag beschikbaar van € 265 miljoen. Als dit bedrag afgezet wordt tegen de gerealiseerde uitgaven op dit artikel (€ 251 miljoen) is feitelijk sprake van een onderuitputting van € 14 miljoen. Onderuitputting doet zich met name voor bij de uitgaven voor eigen personeel, de overige materiële uitgaven en de uitgaven ICT.

Bij externe inhuur wordt het verschil tussen begroting en realisatie verklaard doordat bij het opstellen van de begroting nog niet bekend was hoeveel budget er benodigd was. In de loop van het jaar is dit budget aangevuld. De realisatie van € 3,3 miljoen blijft binnen de verwachting van € 4 miljoen die in de toelichtende tekst in de begroting 2013 is genoemd.

Hoewel de voor het jaar 2013 ingeboekte taakstelling op de apparaatsuitgaven volledig gerealiseerd is, laat het totaal aan apparaatsuitgaven in 2013 ten opzichte van 2012 toch een stijging zien. Dit komt doordat het beleidsterrein Integratie en maatschappelijke samenhang met ingang van 2013 in de begroting van SZW is opgenomen.

B. Ontvangsten

In 2013 is € 1,3 miljoen minder ontvangen dan begroot. Met name de overige algemene ontvangsten zijn achtergebleven bij de verwachting.

Tabel 96.2 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO’s/RWT’s (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

2.573.447

2.487.313

2.374.986

2.287.623

2.278.178

2.259.782

18.396

               

Kerndepartement

242.343

252.042

239.556

242.137

251.182

248.640

2.542

               

Totaal apparaatskosten agentschap

35.280

29.238

30.385

31.350

19.509

17.850

1.659

Agentschap SZW

18.530

18.067

21.516

21.741

19.509

17.850

1.659

Inspectie werk en inkomen1

16.750

11.171

8.869

9.609

0

0

0

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s2 en RWT’s

2.295.824

2.206.033

2.105.045

2.014.136

2.007.487

1.993.292

14.195

UWV

2.071.718

1.938.349

1.847.272

1.767.835

1.769.181

1.766.556

2.675

SVB

215.892

259.861

250.834

239.173

229.890

219.927

9.963

IB

7.316

7.177

6.310

6.476

7.781

6.180

1.601

LCR

898

646

629

652

635

629

6

X Noot
1

De apparaatskosten van IWI zijn in 2013 niet op deze regel opgenomen omdat IWI vanaf dat jaar onderdeel uitmaakt van de Inspectie SZW (onderdeel kerndepartement)

X Noot
2

Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde kosten. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven

Toelichting

Bovenstaande tabel bevat een totaaloverzicht van alle apparaatsuitgaven van het departement en alle apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s/RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van SZW vallen. De toelichting op de ontwikkeling bij het kerndepartement is in dit artikel meegenomen. Zie beleidsartikel 11 en bijlage 2 voor een toelichting op de ZBO’s/RWT’s en hoofdstuk 9 voor de agentschappen.

Tabel 96.3 Formatie en bezettingsoverzicht (fte)
 

2009

2010

2011

2012

2013

Formatie totaal SZW ultimo

2.659

2.500

2.234

2.230

2.186

waarvan agentschappen

311

267

201

208

201

Bezetting ultimo

2.470

2.398

2.259

2.153

2.184

Bezetting gemiddeld

2.526

2.434

2.328

2.206

2.169

Toelichting

De formatie is in 2013 ten opzichte van 2012 met in totaal 44 fte afgenomen. Deze afname betreft een saldo van een aantal mutaties:

  • Overboekingen tussen departementen (+50 fte), waarvan de komst van de directie Integratie en maatschappelijke samenhang van het Ministerie van BZK naar SZW en de overgang van inkoop van SZW naar het Ministerie van BZK de grootste zijn;

  • Uitbreiding van de Inspectie SZW (+54 fte). Dit betreft een structurele uitbreiding vanwege de invoering van de fraudewet en een tijdelijke uitbreiding voor bestrijding van fraude met het persoonsgebonden budget en de aanpak van malafide uitzendbureaus;

  • Ten slotte heeft de realisatie van de taakstelling Rutte/Verhagen 2012–2015 gezorgd voor een daling van de formatie van 148 fte in 2013.

97. Aflopende regelingen

Artikel

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal aflopende regelingen is in de begroting een afzonderlijke voorziening getroffen. Het gaat hier om nadeclaraties of vergoedingen van nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

Budgettaire gevolgen

Tabel 97.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 97 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

799

0

799

Uitgaven

23.303

8.836

5.396

7.952

929

0

929

               

Programma-uitgaven

23.303

8.836

5.396

7.952

929

0

929

Aflopende regelingen

23.303

8.836

5.396

7.952

929

0

929

               

Ontvangsten

8.811

5.782

16.120

426

510

0

510

A. Programma-uitgaven

Toelichting

De uitgaven 2013 hebben betrekking op afrekeningen op de loonkostensubsidieregeling.

B. Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op terugvorderingen WWIK en RSP en op afrekeningen op de subsidieregeling Bedrijfsverzamelgebouwen.

98. Algemeen

Artikel

Op dit artikel worden niet naar beleidsartikelen toe te rekenen budgetten verantwoord. Daarnaast wordt in dit artikel ingegaan op de activiteiten van de Inspectie SZW in het jaar 2013.

Budgettaire gevolgen

Tabel 98.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 98 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

59.313

67.118

– 7.805

Uitgaven

55.328

44.747

47.615

51.512

60.050

67.028

– 6.978

               

Subsidies

48

387

10

8

275

0

275

Subsidies

48

387

10

8

275

0

275

               

Opdrachten

18.273

18.650

14.084

11.042

18.218

35.930

– 17.712

Handhaving algemeen

2.679

2.007

1.117

454

589

5.010

– 4.421

Handhavingsprogramma

0

0

0

0

0

16.726

– 16.726

Opdrachten overig

15.594

16.643

12.967

10.588

17.629

14.194

3.435

               

Bekostiging

0

0

3.935

2.490

2.626

2.275

351

Uitvoeringskosten Caribisch Nederland

0

0

3.935

2.490

2.626

2.275

351

               

Bijdrage aan medeoverheden

3.165

3.589

5.005

5.349

5.484

0

5.484

Verzameluitkering SZW

3.165

3.589

5.005

5.349

5.484

0

5.484

               

Bijdrage aan agentschappen

33.192

20.208

22.593

30.822

31.758

26.223

5.535

Inspectie Werk en Inkomen

22.330

11.368

9.652

10.100

9.715

10.000

– 285

Agentschap SZW

10.639

8.431

12.778

20.616

21.934

16.119

5.815

Agentschap NL

223

409

163

106

109

104

5

               

Bijdrage aan andere begrotingen

650

1.913

1.988

1.801

1.689

2.600

– 911

Bijdrage aan andere begrotingen

650

1.913

1.988

1.801

1.689

2.600

– 911

               

Ontvangsten

2.071

342

0

2.470

25.812

0

25.812

A. Subsidies

Toelichting

Het budget voor subsidies is gedurende de begrotingsuitvoering door middel van budgettair neutrale herschikkingen toegevoegd aan artikel 98. De gerealiseerde uitgaven hebben betrekking op tegemoetkomingen in verband met de verlenging van de bewaartermijnen van de ESF-administratie periode 2000–2006.

B. Opdrachten

B1. Handhaving algemeen en Handhavingsprogramma

Van het handhavingsbudget op artikel 98 (€ 21,7 miljoen) is gedurende de begrotingsuitvoering € 17,7 miljoen naar andere budgetten overgeboekt, namelijk naar handhavingsbudgetten en budgetten voor voorlichting op andere artikelen, de Verzameluitkering SZW, het IB, en de apparaatsuitgaven op artikel 96. Van het resulterende budget (€ 4,0 miljoen) is € 3,4 miljoen niet uitgegeven.

B2. Opdrachten overig

De realisatie op het budget voor overige opdrachten is € 3,4 miljoen hoger dan begroot. Dit is enerzijds veroorzaakt door de afwikkeling van de problematiek bij de Stichting Opleidingsfonds Groothandel (SOG). De uitgaven zijn niet meer te declareren bij de Europese Commissie en zijn vanwege de in betalingsonmacht verkerende SOG ook niet meer terug te vorderen (€ 8 miljoen). Anderzijds is gedurende de uitvoering van de begroting € 1,8 miljoen aan overboekingen verwerkt voor uitgaven die bij nader inzien ten laste van andere budgetten op de begroting zijn gerealiseerd, zijn op de budgetten voor onderzoek en communicatie totaal € 1,8 miljoen lagere uitgaven gerealiseerd en zal een aantal overige opdrachten doorschuiven naar 2014.

C. Bekostiging

De kosten van de RCN-unit sociale zaken zijn € 0,35 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Ten tijde van het vaststellen van de begroting 2013 was feitelijk nog onvoldoende (uitvoerings)informatie beschikbaar om een nauwkeurige (op historische gegevens gebaseerde) raming te kunnen opstellen. De kosten hebben niet alleen betrekking op de uitvoering van de uitkeringsregelingen maar ook de andere taken van de Minister in Caribisch Nederland (afgifte tewerkstellingsvergunningen, ontslagvergunningen en inspectietaken).

D. Bijdrage aan medeoverheden

De uitgaven hebben betrekking op de Verzameluitkering SZW. Met deze verzameluitkering is een bijdrage ten behoeve van de Regionale Centra Fraudebestrijding en de Landelijke expertisefunctie van de Regionale coördinatiepunten Fraudebestrijding via het Ministerie van BZK aan de betrokken gemeenten overgemaakt. De gerealiseerde uitgaven aan de Verzameluitkering SZW zijn € 5,5 miljoen hoger dan begroot, omdat de uitgaven in de begroting waren opgenomen in het handhavingsbudget. Dit bedrag is gedurende de begrotingsuitvoering naar de Verzameluitkering SZW overgeboekt.

E. Bijdrage aan agentschappen

E1. Inspectie Werk en Inkomen

De bijdrage aan IWI is als gevolg van afrekeningen met het moederdepartement € 0,3 miljoen lager dan geraamd.

E2. Agentschap SZW

De uitgaven aan het Agentschap SZW zijn € 5,8 miljoen hoger dan begroot. Aan uitvoeringskosten van de nieuwe subsidieregeling sectorplannen is € 0,8 miljoen uitgegeven. Het restant ad € 5 miljoen heeft betrekking op hogere uitvoeringskosten van de ESF-regelingen. De uitvoeringskosten zijn hoger omdat meer aanvraagtijdvakken zijn opengesteld dan eerder gepland. De kosten dienen volledig voor eigen rekening te worden genomen omdat het budget van de Europese Commissie volledig is uitgeput.

F. Bijdrage aan andere begrotingen

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2007–2013 is € 0,9 miljoen lager dan geraamd. De betaling voor controlekosten over het vierde kwartaal 2013 (€ 0,5 miljoen) is als gevolg van een gewijzigd factureerproces doorgeschoven naar 2014 en de totale controlekosten zijn € 0,4 miljoen lager dan begroot.

G. Ontvangsten

De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op resterende positieve saldi van rekeningen buiten begrotingsverband van de ESF-programma’s 1994–1999 en 2000–2006. Na het administratief afsluiten van deze rekeningen zijn de positieve saldi ten gunste van de ontvangsten op dit artikel verwerkt.

Inspectie SZW

De Inspectie SZW bestrijkt als toezichthouder van het Ministerie van SZW het gehele SZW-terrein, zowel arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden als sociale zekerheid. De Inspectie houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving van SZW op het terrein van arbeidsomstandigheden, het voorkomen van rampen met gevaarlijke stoffen en ten aanzien van het verbod op illegale tewerkstelling, betaling onder het wettelijk minimumloon, illegale dienstverlening door intermediairs op de arbeidsmarkt en handhaaft waar nodig deze wetgeving. Verder houdt de inspectie markttoezicht op de veiligheid van producten voor professioneel gebruik en toezicht op de door de Minister van SZW aangewezen certificering- en keuringsinstellingen.

De Inspectie spoort strafrechtelijke overtredingen op wat betreft arbeidsuitbuiting, georganiseerde uitkeringsfraude en fraude met arbeidsgerelateerde subsidies. De Wet aanscherping handhaving en sanctionering SZW-wetgeving, die met ingang van 1 januari 2013 van kracht is geworden, versterkt daarbij de mogelijkheden van een bestuursrechtelijke aanpak door de Inspectie.

De Inspectie biedt inzicht in de effectiviteit van het stelsel van werk en inkomen door onderzoek te doen naar de uitvoering van de sociale zekerheidswetten door het UWV, de SVB en de gemeenten. Daarnaast signaleert de inspectie risico’s en ontwikkelingen op het gehele terrein van SZW ten behoeve van politiek, beleid en relevante partijen in het veld.

Bij de uitvoering van haar taken wil de Inspectie maximaal effect sorteren. De Inspectie heeft vanwege de taakstelling op de apparaatsbudgetten te maken met een geleidelijke afname van de capaciteit. Bij het maken van keuzes over de inzet van de capaciteit maakt de inspectie gebruik van een risico- en omgevingsanalyse. Daarbij sluit de Inspectie aan bij de prioriteiten binnen het beleidsterrein van het Ministerie van SZW. Op deze wijze draagt de Inspectie bij aan een gezonde en veilige werkplek voor werknemers, een eerlijke en goed werkende arbeidsmarkt en een goed functionerend stelsel van werk en inkomen.

In 2013 heeft de Inspectie haar toezicht gefocust op:

  • De sectoren en thema’s waar volgens de risicoanalyse sprake is van een hoog en middenrisico, omdat de Inspectie bij deze risico’s de maatschappelijke schade, zoals schade aan de gezondheid van werknemers of voor het functioneren van de arbeidsmarkt, gerelateerd aan de doelen van SZW het grootst acht;

  • De aanpak van misstanden en notoire overtreders. Daarbij heeft de Inspectie zich gericht op sectoren, locaties en bedrijven waar sprake is van niet-zelfredzame groepen, hoge arbeidsuitval wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid, sterke concurrentie en de mogelijkheid veel voordeel te behalen door de regels te ontduiken. In dergelijke gevallen acht de Inspectie de kans op (stelselmatige) overtreding en misstanden namelijk groter.

Belangrijke speerpunten in 2013 waren:

  • Aanpak van illegale arbeid en arbeidsuitbuiting in diverse sectoren;

  • Voortzetting van het programma aanpak van malafide uitzendbureaus;

  • Interventieteams: de door de Inspectie geleide interventieteams zijn in 2013 gericht geweest op het bestrijden van arbeidsmarkt-, belasting- en socialezekerheids-fraude in de sectoren uitzendbureaus, schoonmaak en champignonteelt en op het bestrijden van onwetmatigheden bij het verwijderen van asbest;

  • Opsporing van georganiseerde vormen van uitkeringsfraude;

  • Verbeteren naleving arbo-zorgverplichtingen.

Tabel 98.2 Producten Inspectie SZW1

Directie

Producten

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Arbeidsomstandigheden

inspecties, ongeval- en klachtenonderzoeken

18.729

19.696

17.944

Arbeidsmarktfraude

inspecties

9.655

7.160

4.930

Major Hazard Control

inspecties en ongevalonderzoeken

612

512

448

Werk & Inkomen

Programmarapportages

9

6

6

 

overige producten 2

24

14

21

Opsporing

Onderzoeken

62

61

67

 

aantal bij het OM aangemelde verdachten

187

184

181

 

vastgesteld nadeel (x € mln)

51

24

35

X Noot
1

Inspectie SZW, jaarverslag. Vanaf 2013 verantwoordt SZW zich in dit jaarverslag over aantallen afgeronde inspecties en bijbehorend percentage handhavinginterventies in plaats van over aantallen gestarte inspecties en bijbehorend percentage handhavinginterventies. De cijfers uit voorgaande jaren zijn hierop aangepast

X Noot
2

Dit betreft de in een jaar afgeronde nota’s van bevindingen en verkennende studies. Met de aanscherping van de definitie zijn ook de cijfers uit voorgaande jaren aangepast

Eind 2012 heeft de Inspectie haar jaarplan nader uitgewerkt in een Inspectieplan 2013. Daarin heeft ze de gevolgen van de aanscherping van het fraudebeleid per 1 januari 2013 meegenomen. Dit was bij het opstellen van de begroting SZW 2013 nog niet gebeurd. Daarnaast heeft de precieze uitwerking van het meerjarenplan van de Inspectie voor 2013, bijvoorbeeld van de aanpak van misstanden en notoire overtreders, nog gevolgen gehad voor de productiedoelstellingen voor 2013. Dit heeft geresulteerd in lagere ramingen voor verschillende producten dan in de begroting 2013 van SZW.

Tabel 98.3 Producten Inspectie SZW1

Directie

Producten

Begroting 2013

Inspectieplan 2013

Realisatie 2013

Arbeidsomstandigheden

inspecties, ongeval- en klachtenonderzoeken

19.400

18.277

17.944

Arbeidsmarktfraude

inspecties

8.350

6.076

4.930

Major Hazard Control

inspecties en ongevalonderzoeken

590

448

448

X Noot
1

Inspectie SZW, inspectieplan en jaarverslag

Bij de realisatie over 2013 is de productie bij Arbeidsmarktfraude achtergebleven bij de planning in het Inspectieplan 2013. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de Inspectie met name grotere zaken heeft onderzocht, die gekenmerkt worden door een hogere zaaktijd en een goede bijdrage aan het handhavingpercentage.

Meer uitgebreide informatie over de Inspectie SZW treft u aan in haar Jaarverslag 2013 (www.inspectieszw.nl).

99. Nominaal en onvoorzien

Artikel

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

Budgettaire gevolgen

Tabel 99.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 99 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

0

77.598

– 77.598

Uitgaven

0

0

0

0

0

77.598

– 77.598

               

Overige beleidsuitgaven

0

0

0

0

0

77.598

– 77.598

Onvoorzien

0

0

0

0

0

77.598

– 77.598

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

A. Overige beleidsuitgaven

Toelichting

Onvoorzien

De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Gedurende de begrotingsuitvoering 2013 zijn diverse op dit artikel geparkeerde bedragen voor sectorplannen, arbeidsparticipatie 55+ en aanpak jeugdwerkloosheid overgeboekt naar beleidsartikelen en naar het Gemeentefonds. De reservering bestemd voor de sondering rondom het pakket kindregelingen/onderwijs is niet aangesproken. Een aantal toedelingen vanuit het Ministerie van Financiën voor eindejaarsmarge en voor loon- en prijsbijstelling is aanvankelijk op artikel 99 geparkeerd. Een deel van deze toedelingen is later naar de beleidsartikelen overgeboekt. Het restant van het beschikbare budget in 2013 is gebruikt ter dekking van uitvoeringsproblematiek SZW. Uiteindelijk bleef een bedrag van € 12,9 miljoen over waar geen beroep meer op is gedaan. Dit bedrag is in de 2e suppletoire begroting afgeboekt.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Ik ben van mening dat, over het geheel genomen, de kwaliteit van de financiële bedrijfsvoering ook in 2013 goed was. Er zijn geen structurele tekortkomingen, de nog resterende tekortkomingen beschouw ik als incidenteel van aard. Deze zijn voor het merendeel te kwalificeren als niet onder alle omstandigheden te voorkomen kleine incidenten. Het spreekt vanzelf dat de aandacht wel blijft gericht op het vasthouden en waar mogelijk verder verbeteren van de nu bereikte resultaten.

De Algemene Rekenkamer (AR) trof in haar Verantwoordingsonderzoek over 2012 geen onvolkomenheden in de bedrijfsvoering van SZW aan. Het financieel beheer en het materieelbeheer van SZW waren stabiel. De AR constateerde dat het voor SZW van belang is om het bereikte kwaliteitsniveau vast te houden. De AR merkte wel op dat nog niet geheel werd voldaan aan de regelgeving voor de informatiebeveiliging. In het onderstaande ga ik op dit laatste onderwerp nader in.

Rechtmatigheid

Er hebben zich in 2013 geen onrechtmatigheden voorgedaan die leiden tot overschrijding van de toleranties.

In 2013 is vastgesteld dat de accountantscontrole van de SiSa-bijlage 2012 toereikend is geweest (na herstelwerkzaamheden door de accountants van de gemeenten). Op grond hiervan kunnen de financiële vaststellingen over het vergoedingsjaar 2012 op basis van de SiSa-bijlage 2012 van de gemeenten plaatsvinden. Vanwege de geconstateerde ontoereikende accountantscontrole op de Sisa-bijlage 2010 en de daarop gebaseerde financiële vaststellingen in 2012, die aangemerkt is als een tekortkoming in het M&O-beleid, heb ik een draaiboek opgesteld voor het onverhoopte geval de accountantscontrole ontoereikend is en aanvullende maatregelen noodzakelijk zouden blijken. Dit draaiboek heb ik met de Algemene Rekenkamer en met mijn ambtgenoot van BZK (coördinerend departement voor SiSa) afgestemd.

Totstandkoming beleidsinformatie

Het is van belang dat de Kamer juiste en goede informatie ontvangt over de ontwikkeling van de kerncijfers in de begroting en het jaarverslag. Daarom moet ook de niet-financiële informatie van goede kwaliteit zijn. In het jaarverslag zijn alle kerncijfers voorzien van een eenduidige bronvermelding. De ordelijkheid, controleerbaarheid en deugdelijkheid van de informatie is geborgd door interne procedures en afspraken met de leveranciers van informatie.

Financieel beheer en materieelbeheer

Het financieel beheer van SZW is op orde.

Het materieelbeheer wordt grotendeels uitgevoerd door de facilitair dienstverlener FM Haaglanden. Bij het materieelbeheer deden zich geen substantiële kwaliteitsproblemen voor.

Tijdens het Verantwoordingsdebat 2012 is door de Minister-President en de Minister van Financiën de toezegging gedaan dat in de bedrijfsvoeringparagrafen van de jaarverslagen expliciet aandacht wordt gegeven aan onderkende frauderisico’s en de maatregelen die daarop zijn ingezet.

Ik ben van mening dat de aanpak van fraude en misbruik belangrijk is. Het draagvlak voor onze sociale zekerheid brokkelt af als fraude en misbruik onbestraft blijven. Het handhavingsbeleid en de ingezette maatregelen van SZW staan beschreven in de brief van 4 oktober 201357. Dit beleid is gericht op opsporing, strikte handhaving, preventie en fraudebewustzijn.

In de kabinetsbrede brief van 19 december 2013 over de aanpak van fraude58 is aangegeven dat het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) zal worden aangescherpt zodat het meer gericht aandacht besteedt aan de fraudebestendigheid van wet- en regelgeving.

Tevens is aangegeven dat bij wetgeving die [a] substantiële geldstromen in het financiële verkeer tussen rijksoverheid en burger betreft en [b] waarbij wordt getaxeerd dat er risico’s zijn voor fouten en misbruik, het verantwoordelijke departement daarover periodiek gericht en systematisch signalen uitvraagt. Deze signalen, vanuit de uitvoering, maar ook vanuit het domein van de opsporing en toezicht, worden bijeen gebracht en ter beschikking gesteld aan de verantwoordelijke Minister. Uiterlijk eind 2014 zal bij SZW een dergelijke systematiek worden ingericht.

De voorgenomen aanpak sluit aan bij de huidige praktijk van SZW. Bij de voorbereiding van nieuwe regelgeving vraagt SZW middels uitvoeringstoetsen aan het UWV, de Inspectie SZW, de SVB en de VNG deze nieuwe regelgeving te toetsen aan de handhaafbaarheid en/of uitvoerbaarheid. De Inspectie SZW beoordeelt nieuwe regelgeving op toezichtbaarheid, omdat de Inspectie systeemtoezicht op de uitvoering in het sociale domein houdt.

De Nederlandse burger moet in het contact met de overheid uit kunnen gaan van een integere overheid, waarbij alle toevertrouwde gegevens veilig worden verwerkt en bewaard. Maar ook de overheid zelf moet erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in de eigen systemen voldoen aan de betrouwbaarheidseisen (beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid). De invulling van deze betrouwbaarheidseisen is mede vastgelegd in een aantal rijksbrede beveiligingskaders die in 2012 en 2013 zijn vernieuwd. SZW sluit bij deze ontwikkelingen aan. Dit helpt mij bij de interne aanpak om de kans op fraude en misbruik zo beperkt mogelijk te houden. Voor de interne organisatie van SZW geldt het principe dat iedere medewerker, van hoog tot laag in de organisatie, een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van integriteit en beveiliging met inbegrip van het verstandig omgaan met risico’s. Lijnmanagers dragen de eindverantwoordelijkheid voor de integriteit en beveiliging binnen hun dienstonderdeel. Om lijnmanagers op dit terrein te faciliteren is een speciale «toolbox (informatie)beveiliging en privacy» ontwikkeld. Deze toolbox bevat ook een richtlijn incidentenregistratie. Incidenten worden daardoor snel en zorgvuldig gemeld, waardoor indien nodig direct corrigerend kan worden opgetreden. Periodiek legt de lijnmanager verantwoording af aan de secretaris-generaal hoe hij binnen zijn onderdeel omgaat met de (dreiging op) onderdelen van integrale beveiliging. Het totaalbeeld van deze verantwoordingen geeft mij het beeld dat de organisatie in control is.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Tijdigheid van betalingen

De tijdigheid van betalingen (binnen 30 dagen) is in 2013 stabiel gebleven op 97%, gemeten op basis van de ontvangstdatum. Ik ben tevreden met deze uitkomst en zal in het kader van beheersing van de administratieve lasten geen verdere acties meer ondernemen om deze uitkomst verder te verbeteren.

Het hoge percentage tijdige betalingen is mede veroorzaakt doordat kleine facturen (bedragen onder € 500,– medio 2013 opgehoogd naar € 1.500,–) zonder voorafgaande controle worden betaald. De controle vindt achteraf steekproefsgewijs plaats. Begin 2014 werd geconstateerd dat de daarvoor gehanteerde werkwijze, die was afgestemd met de ADR en alle andere betrokkenen binnen SZW, niet volledig voldoet aan de regelgeving. Daardoor zijn de betalingen op deze facturen voor een bedrag van € 1 miljoen onrechtmatig (0,5% van het totaalbedrag van alle betalingen op facturen). Ik zal mij in 2014, samen met mijn ambtgenoot van Financiën, beraden op te nemen maatregelen om de werkwijze in overeenstemming met de regelgeving te brengen. Naar verwachting heeft dit consequenties voor de efficiëncywinst die met die werkwijze werd gerealiseerd.

Subsidiebeheer

Bij het subsidiebeheer deden zich geen relevante kwaliteitsproblemen voor.

In oktober 2013 is in het kader van Compacte Rijksdienst 17, dat is omgedoopt tot het programma «Interdepartementale Samenwerking Instellingen Subsidies» (ISIS), het Interdepartementale Expertise Centrum Subsidies (I-ECS) in het leven geroepen. Het doel van Compacte Rijksdienst 17 is te komen tot samenwerking van de Ministeries van SZW, VWS en OCW op het gebied van de uitvoering van subsidieverlening aan instellingen. Het I-ECS is een multidisciplinair samengesteld samenwerkingsverband tussen de betrokken ministeries en adviseert de betrokken ministeries over de kwaliteit van hun subsidieregelingen en de uitvoeringspraktijk.

Informatiebeveiliging

In 2013 is veel tijd en aandacht besteed aan het verder verbeteren van de informatiebeveiliging, mede op basis van de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst. Op projectmatige basis is een inventarisatie gemaakt van de informatieverwerkende systemen en onderwerpen waar nog aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Waar mogelijk zijn aanvullende maatregelen genomen. De implementatie van de Baseline was per ultimo 2013 niet geheel afgerond, de volledige implementatie zal gereed zijn in 2014.

Daarnaast zijn in 2013 workshops en lezingen verzorgd voor medewerkers om het beveiligingsbewustzijn te versterken en het geactualiseerde informatiebeveiligingsbeleid is in concept gereed.

Eind 2013 is het project Continue Screening Kinderopvang fase 2 van start gegaan. Dit project is onderdeel van de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten aan de Tweede Kamer via de jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. De eventuele risico’s voor de privacy worden met behulp van het verplichte toetsmodel Privacy Impact Assessment in kaart gebracht en tegenmaatregelen worden genomen.

Kinderopvangtoeslag en Wet op het kindgebonden budget

Bij de uitvoering van de Kinderopvangtoeslag en de Wet op het kindgebonden budget, die namens mij worden uitgevoerd door de Belastingdienst onder de verantwoordelijkheid van mijn ambtgenoot van Financiën, hebben geen onrechtmatigheden plaatsgevonden die de tolerantiegrens overschrijden.

In circa 15% van de aanvragen voor kinderopvangtoeslag is sprake van gastouderopvang. In deze situaties kan de Belastingdienst praktisch gezien de juistheid van de opgegeven uren niet met 100% zekerheid vaststellen. Over dit deel van de uitbetalingen bestaat om die reden een inherente onzekerheid over de rechtmatigheid.

ICT-diensten en open standaarden

In 2013 is een aantal ICT-producten en -diensten van boven de € 50.000 ingekocht of aanbesteed. Procedureel is in die gevallen in het inkoop- en aanbestedingsproces geborgd dat wordt voldaan aan de eis van voldoen aan de open-standaarden volgens het pas-toe-of-leg-uit-principe. In 2013 was er geen aanleiding om af te wijken van de lijst met verplichte open standaarden.

Caribisch Nederland

Sinds 10 oktober 2010 ben ik verantwoordelijk voor het verstrekken van uitkeringen in Caribisch Nederland. In 2011 is onzekerheid over de rechtmatigheid van deze uitkeringen gerapporteerd. Daarbij kunnen de verstrekte uitkeringen feitelijk rechtmatig zijn, maar wegens het ontbreken van complete bewijsstukken is dit niet goed op dossierniveau vast te stellen. Ik heb dan ook in 2012 en 2013 maatregelen genomen om de formele gebreken te herstellen. Voor alle regelingen is een standaard dossierindeling met inhoudsopgave opgesteld. Ontbrekende documenten zijn in de dossiers aangevuld conform de standaardinhoudsopgave.

Inmiddels heeft een vervolgaudit plaatsgevonden. De ADR heeft in november 2013 onderzoek verricht naar het gevoerde financieel beheer rondom de uitvoering van SZW-regelgeving en de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen en pensioenen. De ADR heeft vastgesteld dat het financieel beheer in 2013 op hoofdlijnen een aanvaardbaar niveau heeft bereikt en dat de verstrekking van uitkeringen en pensioenen over het algemeen voldoet aan de eisen van rechtmatigheid. De bevindingen laten ook zien dat er nog tekortkomingen zijn. Deze betreffen overwegend deelaspecten van de uitvoering, waaronder de juiste werking van enkele onderdelen van de applicaties, dossiervorming onderstand, de uitvoering van juiste berekeningen, de implementatie van werkinstructies en het tijdig invoeren van mutaties. Ik zal de komende periode maatregelen nemen om de geconstateerde tekortkomingen op te heffen.

In oktober 2012 heeft de ADR de informatiebeveiliging en ICT-beheersmaatregelen bij de SZW-unit onderzocht en een aantal aanbevelingen gedaan. De SZW-unit heeft naar aanleiding daarvan een plan van aanpak opgesteld om de risico’s voor de continuïteit van de bedrijfsvoering te verminderen. De ADR heeft in 2013 geconstateerd dat de uitvoering van het plan op schema ligt.

Audit Committee (AC)

In 2013 heeft het AC zich voornamelijk gericht op de regie op het auditbeleid en daarmee op het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering van SZW. Naar aanleiding van het jaarverslag 2012 is in maart gesproken over het auditrapport van de ADR en over het auditplan voor 2013. In elk volgend AC heeft de ADR over de voortgang van het auditplan gerapporteerd. Daarnaast wordt het AC bij elk overleg geïnformeerd over de lopende onderzoeken van de Algemene Rekenkamer.

Tegen deze achtergrond is bij de zelfevaluatie vastgesteld dat het AC naar behoren heeft gefunctioneerd. Daarbij is ook geconstateerd dat het werkveld van het AC breder is, namelijk dat de adviesrol van het AC gaat over de wijze waarop de bedrijfsprocessen van het departement worden bestuurd. In 2014 zal worden bezien hoe dit in de praktijk zal worden uitgewerkt.

ONDERDEEL C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2013 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)
Bedragen x € 1.000
   

(1)

(2)

(3)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

     

30.389.943

1.785.034

 

29.290.315

2.050.946

 

– 1.099.628

265.912

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Arbeidsmarkt

24.182

24.272

37.755

11.303

12.083

30.722

– 12.879

– 12.189

– 7.033

2

Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

9.219.036

9.219.668

127.483

10.660.968

9.751.058

111.947

1.441.932

531.390

– 15.536

3

Arbeidsongeschiktheid

472

472

 

593

593

 

121

121

 

4

Jonggehandicapten

2.606.167

2.606.167

 

2.670.218

2.670.218

13.775

64.051

64.051

13.775

5

Werkloosheid

5.122

5.122

 

15.705

15.705

 

10.583

10.583

 

6

Ziekte en zwangerschap

5.164

5.164

 

6.171

6.171

301

1.007

1.007

301

7

Kinderopvang

2.710.458

2.710.970

1.427.015

2.327.501

2.331.576

1.486.635

– 382.957

– 379.394

59.620

8

Oudedagsvoorziening

978.574

988.574

 

1.262.819

1.262.819

 

284.245

274.245

 

9

Nabestaanden

937

937

 

814

814

 

– 123

– 123

 

10

Tegemoetkoming ouders

4.276.554

4.276.554

154.180

4.335.531

4.335.531

185.843

58.977

58.977

31.663

11

Uitvoeringskosten

432.859

432.859

 

454.688

454.688

6.289

21.829

21.829

6.289

12

Rijksbijdragen

9.553.531

9.553.531

 

8.041.464

8.041.464

510

– 1.512.067

– 1.512.067

510

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

166.387

172.387

27.566

87.409

95.434

178.858

– 78.978

– 76.953

151.292

                   

 

Niet-beleidsartikelen

                 

96

Apparaatsuitgaven kerndepartement

248.640

248.640

11.035

250.629

251.182

9.744

1.989

2.542

– 1.291

97

Aflopende regelingen

     

799

929

510

799

929

510

98

Algemeen

67.118

67.028

 

59.313

60.050

25.812

– 7.805

– 6.978

25.812

99

Nominaal en onvoorzien

77.598

77.598

       

– 77.598

– 77.598

 

8. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

Tabel 8.1 Samenvattende verantwoordingsstaat 2013 inzake baten-lastenagentschap van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) (bijdragen x € 1.000)
 

(1)

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2)

Realisatie 2013

(3)=(2)–(1)

Verschil

(4)

Realisatie 2012

Agentschap SZW

       
         

Totale baten

18.260

20.651

2.391

22.650

Totale lasten

18.260

20.737

2.477

23.392

Saldo van baten en lasten

0

– 86

– 86

– 742

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

250

1.293

1.043

1.425

         

Inspectie Werk en Inkomen

       
         

Totale baten

10.005

9.703

– 302

10.820

Totale lasten

10.005

9.418

– 587

10.478

Saldo van baten en lasten

0

285

285

342

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

Totale kapitaaluitgaven

0

217

217

2.200

9. JAARVERANTWOORDING AGENTSCHAPPEN

9.1 Agentschap SZW (AGSZW)

Algemeen

Waarderingsgrondslagen

Het AGSZW volgt bij de opstelling van de financiële verantwoordingen de inrichtingseisen zoals die zijn opgenomen in de Comptabiliteitswet 2001 en daarmee samenhangende regelingen.

Met ingang van 1 januari 2013 is de Regeling Agentschappen 2013 (Staatscourant, 15 oktober 2012) in werking getreden. Deze regeling vervangt de Regeling baten-lastendiensten 2011.

De waardering van de activa en passiva is tegen nominale waarden tenzij anders vermeld.

  • De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde minus de desbetreffende afschrijvingen (lineair). De investeringen worden in drie jaar afgeschreven.

  • De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde minus de desbetreffende afschrijvingen (lineair). De investeringen worden in drie jaar afgeschreven. Een uitzondering op deze regel zijn investeringen die via out of pocketkosten (rechtstreeks in rekening gebracht bij opdrachtgever (OOP)) worden gefinancierd; deze worden volledig afgeschreven in het jaar van aanschaf/ontwikkeling.

  • Het eigen vermogen dat wordt aangehouden stoelt op de Regeling Agentschappen 2013 (maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie boekjaren).

  • AGSZW heeft geen voorziening opgenomen voor jubileumuitkeringen vanwege een onevenredige beheerslast.

  • Voorzieningen voor benoemde risico’s komen in overleg met de eigenaar en directie FEZ tot stand.

  • Er is een reorganisatievoorziening gevormd voor de financiële gevolgen van de reorganisatie, die op 1 maart 2013 is gerealiseerd. De hoogte van de reorganisatievoorziening wordt jaarlijks geactualiseerd.

  • Er is een voorziening vakantiedagen gevormd. Deze voorziening drukt de waarde uit van de niet opgenomen verlofuren.

  • De omzet is gewaardeerd tegen opbrengstwaarde (aantal producten x productprijs en uren x tarief) en wordt als gerealiseerd beschouwd in de periode waarin de diensten zijn verricht en/of de producten zijn geleverd.

  • AGSZW stuurt op volledige uitvoering van uitgebrachte offertes en/of afgesproken producten (kalenderjaar gebonden). Hierdoor is waardering van een post onderhanden werk niet/nauwelijks aan de orde. Het financiële belang van afwijkingen in de uitvoering is gering. In de jaarrekening is dan ook geen post onderhanden werk opgenomen.

  • Lasten en overige baten worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben.

Staat van baten en lasten Agentschap SZW

Tabel 9.1 Staat van baten en lasten AGSZW 2013 (x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

 

Oorspronkelijk vastgestelde Begroting

Realisatie 2013

Verschil

Realisatie 2012

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

10.530

12.978

2.448

13.209

Opbrengst overige departementen

350

421

71

838

Rentebaten

5

5

18

Vrijval voorzieningen

117

117

Bijzondere baten

       

• out of pocket (OOP)

7.080

7.130

50

8.585

• onttrekking reorganisatievoorziening

300

– 300

Totaal baten

18.260

20.651

2.391

22.650

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

• personele kosten

8.840

11.077

2.237

11.375

waarvan eigen personeel

8.040

8.469

429

8.701

waarvan externe inhuur

800

2.608

1.808

2.674

• materiële kosten

9.010

8.686

– 324

10.366

waarvan apparaat ICT

1.300

1.869

569

1.850

waarvan bijdrage aan SSO's

500

583

83

418

Afschrijvingskosten

       

• immaterieel

400

958

558

869

• materieel

10

16

6

16

Overige lasten

       

• dotaties voorzieningen

766

Totaal lasten

18.260

20.737

2.477

23.392

         

Saldo van baten en lasten

0

– 86

– 86

– 742

Opbrengst Moederdepartement en Opbrengst overige departementen

In tabel (9.1) is de initiële begroting 2013 weergegeven, zoals deze in de Rijksbegroting 2013 is opgenomen. Ten tijde van het opstellen van deze begroting was er nog onvoldoende zicht op de werkvoorraad voortvloeiend uit de uitvoering van de opdrachten in 2013. De voornaamste oorzaak voor de afwijking tussen de gerealiseerde opbrengst en de begroting is dat in de loop van 2013 verschillende verzoeken zijn binnengekomen om nieuwe regelingen uit te voeren of daar voorbereidingen voor te treffen.

Dit betreft de regelingen:

  • Europees Sociaal Fonds (ESF) 2014–2020;

  • Europees Fonds voor de meest behoeftigen (FEAD) 2014–2020;

  • Europees GlobalisatieFonds (EGF) 2014–2020;

  • Europese Migratie- en VeiligheidsFondsen (EMF) 2007–2013 en 2014–2020;

  • Regeling Cofinanciering SectorPlannen (RCSP);

  • Regeling Kinderopvang: Versterking taal- en interactievaardigheden (KO-Taal) en

  • Regeling Tegemoetkoming Verlenging Bewaartermijn ESF.

Rentebaten

De rentebaten (dagrente) worden ontvangen over het saldo op de rekening courant. De rentebaten zijn het gevolg van het mogen aanhouden van een exploitatiereserve en het (tijdelijk) gebruik maken van een depositorekening.

Vrijval voorzieningen

Dit betreft de vrijval van de reorganisatievoorziening die in 2012 is gevormd ten behoeve van de reorganisatie die per 1 maart 2013 is gerealiseerd.

Personele kosten

De gerealiseerde personele kosten zijn ten opzichte van de begroting € 2,237 miljoen hoger uitgevallen. Ten tijde van het opstellen van de begroting 2013 was er nog onvoldoende zicht op de werkvoorraad en de daarvoor benodigde bezetting die uit de uitvoering van de opdrachten in 2013 zou voortvloeien.

De grotere werkvoorraad door de nieuwe regelingen is met name opgevangen door inzet van externe inhuur (€ 1,808 miljoen). De meerkosten van regeling-specifieke externe inhuur (boven de eigen tarieven van AGSZW) worden aan de opdrachtgevers als out of pocketkosten in rekening gebracht.

Daarnaast is er in de balans een schuld opgenomen voor de opgebouwde rechten van de niet opgenomen vakantiedagen. Het betreft een bedrag van € 0,254 miljoen.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten huisvestings-, kantoor-, communicatie-, overige personeels-, ICT- en onderzoekskosten en zijn inclusief de materiële component van de out of pocketkosten. Een substantieel deel van de kosten heeft betrekking op afgenomen diensten van het moederdepartement. De kosten hiervan zijn geregeld in dienstverleningsovereenkomsten.

Afschrijvingskosten, materieel en immaterieel

De afschrijvingskosten betreffen gedane investeringen in het ontwikkelen van software en aanschaffingen van hard- en software. In de immateriële afschrijvingskosten zijn begrepen de afschrijvingen betreffende de investeringen in de ontwikkeling van een nieuw casemanagementsysteem (DIANE).

Voor zover deze investeringen in 2013 aan specifieke regelingen zijn toe te rekenen, zijn deze volledig in 2013 afgeschreven en als out of pocketkosten in rekening gebracht bij de opdrachtgevers (totaal € 0,630 miljoen).

Balans Agentschap SZW

Tabel 9.2 Balans AGSZW per 31 december 2013 (x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

882

547

Materiële vaste activa

   

• overige materiële vaste activa

3

19

Debiteuren

669

118

Nog te ontvangen

417

977

Liquide middelen

6.569

5.060

Totaal activa

8.540

6.721

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

• exploitatiereserve

1.793

2.535

• onverdeeld resultaat

– 86

– 742

Voorzieningen

410

778

Crediteuren

1.121

1.778

Nog te betalen / vooruit ontvangen

5.302

2.372

Totaal passiva

8.540

6.721

Immateriële vaste activa

In 2013 is voor € 1,293 miljoen in DIANE geïnvesteerd. Voor een deel zijn de investeringen 2013 voor 100% afgeschreven en als out of pocket kosten bij de opdrachtgevers in rekening gebracht (zie afschrijvingskosten).

Materiële vaste activa

In 2013 is hierin niet geïnvesteerd. Materiële vaste activa worden grotendeels betrokken van het moederdepartement (onderdeel van afgenomen diensten) tegen jaarlijks afgesproken kosten (dienstverleningsovereenkomsten).

Debiteuren

De debiteuren betreffen facturen aan opdrachtgevers van de door AGSZW uit te voeren/uitgevoerde (subsidie)regelingen. Daarnaast is er sprake van declaraties/facturen op personeelsgebied (uitleen van AGSZW-medewerkers) en overige.

Nog te ontvangen / vooruitbetaald

Dit omvat hoofdzakelijk de nog definitief per regeling af te rekenen geleverde diensten en producten (opbrengst) 2013. Van de nog te ontvangen/vooruitbetaalde bedragen heeft een bedrag ad € 0,234 miljoen betrekking op het Ministerie van SZW.

Liquide middelen

De liquide middelen worden aangehouden op de rekening courant van het Ministerie van Financiën. Het saldo sluit aan met de saldo-opgave van het Ministerie van Financiën.

Eigen vermogen (Agentschapsvermogen)

Het eigen vermogen, inclusief het onverdeeld resultaat 2013, bedraagt € 1,707 miljoen. Deze stand is hoger dan de zogenaamde 5%-norm (maximaal eigen vermogen = 5% van de gemiddelde omzet van de laatste drie jaren). Het maximaal aan te houden eigen vermogen bedraagt ultimo 2013 conform de 5%-norm € 1,142 miljoen (ultimo 2012: € 1,114 miljoen).

Bij de berekening van de tarieven 2014 is in overleg met de eigenaar besloten om € 0,900 miljoen van het eigen vermogen van het Agentschap SZW in te zetten ter verlaging van de tarieven 2014. Als het resultaat 2014 uitkomt op het begrote verlies van € 0,900 miljoen, dan valt de omvang van het eigen vermogen ultimo 2014 binnen het wettelijk maximum.

Tabel 9.3 Ontwikkeling eigen vermogen (x € 1.000)
 

2011

2012

2013

1. Eigen vermogen per 1 januari

2.344

2.535

1.793

2. Saldo van baten en lasten

699

– 742

– 86

3a. Uitkering aan moederdepartement

– 375

3b. Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen

3c. Overige mutaties in eigen vermogen

– 133

3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen

– 508

4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)

2.535

1.793

1.707

Voorzieningen

Ultimo 2012 is een reorganisatievoorziening getroffen in het kader van de reorganisatie die in 2013 is doorgevoerd. Deze voorziening betreft de geschatte kosten inzake medewerkers die naar ander werk worden begeleid.

De voorziening personeel betreft de afwikkeling van het dienstverband van een medewerker.

Tabel 9.4 Verloop en stand voorziening personeel en reorganisatie (x € 1.000)
 

Reorganisatie

Personeel

Totaal

Stand 1-1-2013

739

39

778

Betalingen ten laste van voorziening

– 248

– 3

– 251

Dotatie ten laste van resultaat

– 117

– 117

Stand 31-12-2013

374

36

410

Crediteuren

De post Crediteuren betreft nog te betalen afgenomen diensten op het gebied van bedrijfsvoering en personele aangelegenheden. Van de crediteuren heeft een bedrag ad € 0,985 miljoen betrekking op facturen van het Ministerie van SZW.

Nog te betalen / vooruitontvangen

Deze post bevat onder andere de nog definitief per regeling af te rekenen geleverde diensten en producten 2013.

Van de overige nog te betalen bedragen heeft in totaal € 3,391 miljoen betrekking op het Ministerie van SZW.

Kasstroomoverzicht Agentschap SZW

Tabel 9.5 Kasstroomoverzicht over 2013 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde Begroting

Realisatie 2013

Verschil

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013

(incl. depositorekeningen)

7.059

5.060

– 1.999

2.

Totaal operationele kasstroom

110

2.802

2.692

         

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 250

– 1.293

– 1.043

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 250

– 1.293

– 1.043

         

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

4b.

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

         

5.

Rekening-courant RBH 31 december 2013

(incl. depositorekeningen)

6.919

6.569

-350

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal (mutaties in vlottende debetposten en kortlopende creditposten op de balans).

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is het totaal van de investeringen en de boekwaarde van de desinvesteringen. Met investeringen worden uitgaven voor de aanschaf van vaste activa bedoeld.

Financieringskasstroom

De totale financieringskasstroom is het saldo van eenmalige uitkeringen aan het moederdepartement, eenmalige stortingen door het moederdepartement, aflossingen op leningen en beroepen op de leenfaciliteit.

Kengetallen AGSZW in verband met verbetering van de doelmatigheid

Het streven naar grotere doelmatigheid is de hoofddoelstelling van elke baten-lastendienst. Voor het AGSZW betekent dit het streven naar betere prestaties, bij optimaal gebruik van de ingezette middelen.

Tabel 9.6 Overzicht doelmatigheidsindicatoren en kengetallen AGSZW: financiële indicatoren

Doelstelling

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 20131

Tarieven/uur

         

Voorcalculatorisch integraal uurtarief (€, gemiddeld)

89,50

89,23

87,69

89,58

89,25

Index ten opzichte van 2010 (2010 = 100)

100

99,7

98

100,1

99,7

Omzet per productgroep (pxq) (€ x 1.000)

         

Totale omzet (excl. OOP)

14.752

14.817

14.047

13.399

10.880

Omzet Europese: nationale regelingen

80:20

87:13

94:6

92:8

96:4

Omzet productenregelingen: urenregelingen

86:14

89:11

87:13

79:21

93:7

fte-totaal

         

fte-totaal (excl. externe inhuur)

149

138

128

116

106

Omzet per fte

         

Omzet per fte inclusief externe inhuur (€)

89.328

93.494

94.413

100.701

97.757

Saldo van baten en lasten

     

Saldo van baten en lasten (€ x 1.000)

364

699

– 742

– 86

0

Saldo van baten en lasten als % van totale baten

2

3

– 3

– 1

0

Productiviteit2

         

Declarabiliteit (%)

(= gedeclareerde uren (direct) / beschikbare uren)

76

71

72

71

75

Ziekteverzuimpercentage3

         

Ziekteverzuimpercentage (totaal incl. langdurig)

5,2

4,5

1,9

3,8

4,5

Uitvoeringskosten per opdracht4

         

• Europees: ESF-2 2007–20135

         

Uitvoeringskosten / gemiddelde projectsubsidie (%)

8,6

9,0

11,6

8,5

• Nationaal:

         

Uitvoeringskosten / gemiddelde projectsubsidie (%)

4,5

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

X Noot
1

De bepaling van de waarden van de indicatoren 2013 heeft plaatsgevonden bij de initiële begroting die in september 2012 is ingediend. Op dat moment is er nog onvoldoende zicht op de werkvoorraad voortvloeiend uit de uitvoering van opdrachten 2013.

X Noot
2

Een belangrijke reden voor het achterblijven van de productiviteit vanaf 2011 is dat een groot aantal uren is besteed aan de ontwikkeling, bouw, uitbreiding en onderhoud van het nieuwe casemanagementsysteem DIANE. Deze uren zijn indirect verantwoord en zijn derhalve niet declarabel.

X Noot
3

Het ziekteverzuimpercentage is ontleend aan het voortschrijdend jaargemiddelde uit P-Direkt.

X Noot
4

De uitvoeringskosten van ESF-2 en Kinderopvang (nationaal) voor 2010 zijn niet gereconstrueerd. In 2012 is de uitvoering van de regeling Kinderopvang beëindigd. Er is geen andere nationale subsidieregeling die structureel wordt uitgevoerd en gebruikt kan worden voor dit kengetal.

X Noot
5

De stijging van de uitvoeringskosten ESF-2 als percentage van de gemiddelde projectsubsidie kan met name worden verklaard doordat meer tijd wordt besteed aan de controle van einddeclaraties. Doel hiervan is om te bewerkstelligen dat de verschillen tussen de bevindingen van de eerstelijnscontrole door AGSZW en de tweedelijnscontrole door de Audit Autoriteit ESF zo gering mogelijk zijn. Een andere oorzaak voor deze stijging is de (eind-)fase waarin de uitvoering van ESF-2 2007–2013 zich bevindt. Doordat het aantal lopende projecten afneemt en een deel van de controles van deze projecten is uitbesteed, drukken de basislast en OOP-kosten relatief zwaarder op de uitvoeringskosten per project.

Tabel 9.7 Overzicht doelmatigheidsindicatoren en kengetallen AGSZW: kwalitatieve indicatoren

Doelstelling

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Klanttevredenheid1

         

Totaalwaardering onderzoek

6,75

niet gemeten

6,81

niet gemeten

7,1

Telefonische bereikbaarheid2

         

% oproepen dat leidt tot contact

 

niet gemeten

niet gemeten

niet gemeten

99

% van contact binnen 15 seconden

 

niet gemeten

niet gemeten

niet gemeten

70

Uitkomsten bezwaar- en beroepsprocedures3

         

% bezwaarprocedures geheel gegrond

 

14

54

32

5

% bezwaarprocedures deels gegrond

 

5

2

3

15

% beroepsprocedures geheel of deels gegrond

 

38

20

11

20

Aanvragen / einddeclaraties via internet

         

% Europese regelingen

 

100

100

100

99

% Nationale regelingen

 

0

76

91

80

Doorlooptijd beschikkingen:

         

% tijdige beschikkingen

 

93

92

89

99

Aantal dwangsommen betaald4

 

0

0

2

0

Bedrag dwangsommen betaald (€)

 

0

0

2.500

0

Doorlooptijd betalingen:

         

% tijdige betalingen

 

98

99

99

99

Aantal malen wettelijke rente betaald5

 

10

19

52

0

Bedrag wettelijke rente betaald (€)

 

278

3.928

13.835

0

Bedrag wettelijke rente teruggevorderd6 (€)

 

1.176

393

60.178

 
X Noot
1

Elke twee jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd.

X Noot
2

In 2009 is voor het laatst een onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid uitgevoerd. Het AGSZW doet mee als er een departementaal onderzoek naar de telefonische bereikbaarheid wordt gedaan. Dit heeft nog niet plaatsgevonden.

X Noot
3

De verklaring voor het hoge percentage gegrond verklaringen in bezwaarprocedures is dat de aanvrager nog aanvullende informatie kan aandragen. Van deze mogelijkheid hebben met name aanvragers van Actie E ESF-2 (uittreksel KvK) en van Regeling Tegemoetkoming Adoptiekosten (adoptieregister) gebruik gemaakt.

X Noot
4

Dwangsommen worden alleen betaald als de aanvrager bij te late beschikking een claim indient. In 2013 zijn twee claims ingediend en toegekend.

X Noot
5

Bij te late betaling wordt, conform de bepalingen in de Awb, op eigen initiatief door het AGSZW wettelijke rente aan de begunstigde betaald. Dit behoeft niet door de begunstigde te worden aangevraagd. In enkele gevallen is er bij te late betaling geen wettelijke rente betaald omdat de vertraging (mede) te wijten was aan de begunstigde.

X Noot
6

De ontvangen wettelijke rente wordt in mindering gebracht op de uitvoeringskosten van de betreffende regeling.

9.2 Inspectie Werk en Inkomen (IWI)

Algemeen

De status van de Inspectie Werk en Inkomen als baten-lastenagentschap is per 1 januari 2014 opgeheven. De taken en activiteiten worden voortgezet in de Inspectie SZW. In deze paragraaf is de laatste verantwoording opgenomen. De balans per 31 december 2013 zal worden gebruikt als slotbalans voor de vereffening. Voor haar financiële verantwoording volgt de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) de inrichtingseisen zoals die zijn opgenomen in de Regeling Agentschappen 2013. De waarderingsgrondslagen zijn als volgt:

  • De materiële en immateriële vaste activa zijn volledig afgeschreven.

  • De waardering van het onderhanden werk geschiedt tegen vervaardigingsprijs. Hiertoe wordt het aantal aan de producten bestede uren in 2013 vermenigvuldigd met het uurtarief. Het saldo van de voorziening onderhanden werk is hierop in mindering gebracht.

  • De voorziene detacheringsopbrengsten in de voorzieningen voor reorganisatie zijn onder de vorderingen opgenomen.

  • De openstaande verlofuren ultimo 2013 zijn tegen een gemiddeld uurloon als schuld in de balans opgenomen.

  • IWI heeft geen voorziening opgenomen voor jubileumuitkeringen.

  • De overige balansposten worden gewaardeerd tegen nominale/liquidatiewaarde.

  • De baten en lasten worden zoveel mogelijk toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben.

De IG en de SG hebben afspraken gemaakt over de te leveren producten en de prijs hiervan. IWI heeft periodiek gerapporteerd over de voortgang van de werkzaamheden en de prognose van de opbrengsten voor geleverde producten en het exploitatieresultaat 2013.

Staat van baten en lasten Inspectie Werk en Inkomen

Tabel 9.8 Staat van baten en lasten IWI 2013 (x € 1 000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

 

Oorspronkelijk vastgestelde Begroting

Realisatie 2013

Verschil

Realisatie 2012

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

10.000

9.041

– 959

10.589

Opbrengst overige departementen

Opbrengst derden

Rentebaten

5

6

1

26

Vrijval voorzieningen

656

656

205

Bijzondere baten

Totaal baten

10.005

9.703

– 302

10.820

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

• personele kosten

8.495

7.657

– 838

7.957

waarvan eigen personeel

7.325

6.996

– 329

7.315

waarvan externe inhuur

600

617

17

480

• materiële kosten

1.435

976

– 459

1.652

waarvan apparaat ICT

165

46

– 119

332

waarvan bijdrage aan SSO's

300

211

– 89

274

Afschrijvingskosten

       

• immaterieel

75

124

49

74

• materieel

61

Overige lasten

       

• dotaties voorzieningen

661

661

734

• rentelasten

• bijzondere lasten

Totaal lasten

10.005

9.418

– 587

10.478

Saldo van baten en lasten

285

285

342

Opbrengst departement SZW

De opbrengst departement SZW ad € 9.041.000 heeft betrekking op afronding van producten uit de tarievennota 2013 voor € 8.931.000. Daarnaast worden in 2013 producten opgeleverd uit de tarievennota’s 2011 en 2012 waarvoor een opbrengst van € 110.000 wordt gegenereerd. De toe- en afname van het onderhanden werk ultimo het verslagjaar is in de opbrengst verdisconteerd. De opbrengst komt € 959.000 lager uit dan begroot, met name door de mutatie in het onderhanden werk ten opzicht van ultimo 2012 (zie ook de post onderhanden werk in de balans).

Voor lopende onderzoeken uit de tarievennota 2013 is € 2.119.000 aan voorschot ontvangen. De ontvangen voorschotten zijn in de balans onder de vooruit ontvangen bedragen opgenomen.

Rentebaten

De rentebaten betreffen de rekening courant bij het Ministerie van Financien.

Vrijval voorziening

De onttrekking voorziening betreft in hoofdzaak de vrijval uit de voorziening onderhanden werk ad € 623.000. De vrijval komt door de afronding in 2013 van producten waarvoor ultimo 2012 deze voorziening is gevormd. Deze post is vrij omvangrijk als gevolg van het doorschuiven van twee programmarapportages van 2012 naar 2013. Voor deze onderzoeken was in 2012 meer capaciteit nodig dan gepland, waardoor er een voorziening gevormd diende te worden. Daarnaast is er € 33.000 vrijgevallen uit de voorziening wachtgeld voormalig Ctsv’ers.

Personele kosten

De personele kosten bedragen € 7.657.000 en komen daarmee € 838.000 lager uit dan de begroting.

De salariskosten zijn € 495.000 lager dan begroot door een lagere bezetting en de niet begrote opbrengst uit detachering van een drietal medewerkers. De formatie 2013, zoals opgenomen in de ontwerpbegroting bedraagt 88,7 fte. De gemiddelde bezetting komt op 82,8 fte, waarvan 57,6 fte voor de directie W&I en een forfaitaire doorbelasting van de salariskosten van 18,2 fte van directie APS en 7,0 van directie I&I. De salariskosten van de betreffende medewerkers zijn aan de baten-lastenagentschap toegerekend. De salariskosten van de tijdelijk boven de sterkte geplaatste medewerkers bij de directie W&I zijn ten laste van de reorganisatievoorziening gebracht.

De uitgaven voor inhuur van externe deskundigen bedragen € 617.000. Hiermee blijft IWI binnen de departementale norm voor inhuur. De bijdragen van de directies IVV en UBN voor respectievelijk de onderzoeken in het kader van IAU en MAU ad € 150.000 en het onderzoek Beveiliging Suwinet ad € 50.000 zijn in mindering gebacht op deze kosten. Met de kosten van inlening ad € 137.000 komen de totale kosten voor inhuur van personeel uit op € 554.000. Dit is € 46.000 onder het begrote bedrag.

De overige personeelskosten, zoals rechtspositionele regelingen, opleidingen en diverse overige personeelskosten bedragen € 273.000 en blijven daarmee € 297.000 onder de begroting. De onderbesteding betreft de post opleidingen ad € 145.000, de overige personeelskosten ad € 117.000 en de reiskosten woon-werkverkeer ad € 35.000.

Materiële kosten

De materiële kosten betreffen de kosten van ICT/automatisering, huisvesting en bureaukosten. De uitgaven ad € 976.000 komen in totaal € 459.000 lager uit dan de begroting.

De kosten van ICT/automatisering komen € 209.000 lager uit dan het begrote bedrag. De kosten van SSO ICT blijven in totaal € 89.000 onder de begroting. Dit komt onder meer door het afsoten van enkele applicaties, waardoor de hostingskosten lager uitkomen en daarnaast door een eenmalige compensatie als gevolg van de wijziging van de tariefstructuur van SSO ICT. Tenslotte viel de afrekening over 2012 lager uit dan waar rekening mee was gehouden. Op de uitgaven is de bijdrage voor flexibel werken in mindering gebracht. De overige ICT-kosten blijven € 120.000 achter bij de begroting, omdat geen gebruik is gemaakt van de stelpost voor onderhoud en licentiekosten.

De huisvestingskosten laten een onderbesteding van € 107.000 zien. In 2013 heeft de directie Bedrijfsvoering, conform de afspraak, 80 werkplekken tegen het afgesproken tarief doorbelast. De onderbesteding komt nagenoeg geheel door het laten vrijvallen van een reservering van de extra risico-opslag die verschuldigd was bij het vroegtijdig vertrek uit het voormalig kantoorgebouw.

Als gevolg van diverse onderbestedingen komen de bureaukosten € 143.000 lager uit dan opgenomen in de ontwerpbegroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen het documentaire informatiesysteem Nebo. Als gevolg van de integratie in DIWI is Nebo in 2013 volledig afgeschreven, waardoor de afschrijvingskosten € 49.000 hoger uitkomen dan begroot.

Dotatie voorzieningen

Eind 2013 heeft er een dotatie aan voorzieningen plaatsgevonden van totaal € 661.000. Voor enkele onderzoeken die over de jaargrens 2013–2014 lopen, diende er een dotatie plaats te vinden aan de voorziening onderhanden werk voor € 357.000. Wat betreft de reorganisatievoorzieningen leidt voornamelijk de latere pensioendatum er toe dat de verplichtingen hoger uitvallen. Ultimo 2013 leidt dit tot een dotatie van totaal € 304.000.

Balans Inspectie Werk en Inkomen

Tabel 9.9 Balans IWI per 31 december 2013 (x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

124

Materiële vaste activa

   

• grond en gebouwen

• installaties en inventarissen

• overige materiële vaste activa

Voorraden

Onderhanden werk

1.703

2.741

Debiteuren

87

288

Nog te ontvangen

3

Liquide middelen

3.947

4.548

Totaal activa

5.737

7.704

   

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

• exploitatiereserve

489

364

• onverdeeld resultaat

285

342

Voorzieningen

1 683

2.829

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Crediteuren

84

Nog te betalen / vooruit ontvangen

3.280

4.085

Totaal passiva

5.737

7.704

Onderhanden werk

De opgenomen post onderhanden werk ad € 1.703.000 betreft in totaal 17 lopende onderzoeken ultimo 2013, waarvan 16 onderzoeken uit de tarievennota 2013 en 1 uit de tarievennota 2012. Het saldo van de voorziening onderhanden werk is op deze post in mindering gebracht.

Debiteuren

De debiteuren betreffen een vordering betreffende een gedetacheerde medewerker over het laatste kwartaal 2013 en de vorderingen uit lopende detacheringsovereenkomsten van medewerkers die buiten IWI zijn gedetacheerd en waarvan de lasten zijn opgenomen onder de voorzieningen voor reorganisaties. De voorzieningen aan de passiefzijde van de balans zijn met deze bedragen verhoogd. De vorderingen hebben een looptijd van korter dan 1 jaar.

Eigen vermogen

Tabel 9.10 Ontwikkeling eigen vermogen (x € 1.000)
 

2011

2012

2013

1. Eigen vermogen per 1 januari

764

2.565

706

2. Saldo van baten en lasten

2.176

342

285

3. Uitkering aan moederdepartement

– 375

– 2.200

– 217

4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)

2.565

706

774

Het eigen vermogen is in 2013 met € 217 000 afgenomen op grond van een afspraak met de SG bij de vaststelling van de bijdrage over 2012. Met het positieve resultaat over 2013 komt het eigen vermogen op € 774 000.

Het maximale eigen vermogen is begrensd op 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar, te weten € 488 000. Het eigen vermogen ultimo 2013 komt derhalve boven de 5%-norm uit. Als gevolg van het opheffen van de baten-lastenstatus van IWI zal over de bestemming van het eigen vermogen ultimo 2013 worden besloten. SZW doet dit in overleg met het Ministerie van Financiën.

Voorzieningen

Tabel 9.11 Verloop en stand van de voorzieningen (x € 1.000)
 

Stand

1-1-2013

Saldo

uitgaven

Vrijval of dotatie

Mutatie vordering op derden

Stand

31-12-2013

1. Voorziening wachtgeld voormalige Ctsv’ers

713

– 260

– 33

420

2. Voorziening voor reorganisatie 2007

37

– 27

8

4

22

3. Voorziening voor reorganisatie 2009

1 955

– 742

235

– 239

1 209

4. Voorziening voor reorganisatie 2011

124

– 153

61

32

5. Totaal voorzieningen

2.829

– 1.182

271

– 235

1 683

Onder de vorderingen zijn de te verwachten opbrengsten van de gedetacheerde medewerkers toegelicht. Van de voorziening heeft een bedrag van € 708 000 een looptijd van korter dan 1 jaar en € 144 000 van langer dan 5 jaar.

De voorziening onderhanden werk ad € 357 000 is gesaldeerd met de voorraad onderhanden werk in de balans opgenomen.

Nog te betalen / vooruit ontvangen

De nog te betalen kosten bedragen € 399 000 en bestaan voornamelijk uit de ultimo 2013 opgebouwde vakantiedagen, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Van de nog te betalen kosten heeft € 383 000 betrekking op het kerndepartement.

De post vooruit ontvangen bedragen ad € 2 881 000 betreft de van het kerndepartement ontvangen voorschotten op de ultimo 2013 lopende projecten uit de tarievennota 2013. Met name als gevolg van het schrappen van 2 onderzoeken tegen het einde van het jaar is er € 762 000 te veel aan voorschot ontvangen. Dit bedrag zal terugvloeien naar de eigenaar.

Kasstroomoverzicht Inspectie Werk en Inkomen

Tabel 9.12 Kasstroomoverzicht over 2013 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde Begroting

Realisatie 2013

Verschil

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013

(incl. depositorekeningen)

4.616

4.548

– 68

2.

Totaal operationele kasstroom

– 1.033

– 433

600

         

3a.

Totaal investeringen (-/-)

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

49

49

3.

Totaal investeringskasstroom

49

49

         

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 217

– 217

4b.

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.

Totaal financieringskasstroom

– 217

– 217

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 (incl. depositorekeningen)

3.583

3.947

364

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is het saldo van enerzijds de uitgaven en vrijval uit de verschillende voorzieningen en diverse mutaties in de vorderingen en schulden en anderzijds het saldo van baten en lasten over 2013.

Investeringskasstroom

De desinvestering betreft de versnelde afschrijving van het documentaire informatiesysteem Nebo als gevolg van de integratie van dit systeem in DIWI.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft een terugbetaling van een deel van het resultaat 2012. Het bedrag is verrekend in de bevoorschotting voor 2013, een en ander conform besluitvorming van de SG.

Doelmatigheid Inspectie Werk en Inkomen

Tabel 9.13 Overzicht doelmatigheidsindicatoren en kengetallen IWI

Doelstelling

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Generiek deel:

         

Tarieven/uur (prijsniveau 2011) (x € 1,–)

143,83

131,85

127,53

123,52

121,37

fte-totaal ultimo jaar (excl. externe inhuur)

125,7

114,0

83,0

80,8

84,6

Saldo baten en lasten (%)

0,9

18,5

3,2

2,9

0

Kwaliteitsindicator:

         

Tijdigheid afronding projecten (%)

38

100

70

40

80

Verklarende variabelen:

Declarabiliteit toezichtmedewerkers (%)

65

67

78

75

72

Inhuur extern (in % van loonsom inclusief inhuur)

7,3

5,7

6,3

8,2

7,6

Overhead (in % van totale bezetting)

30

29

20

20

19

In de tabel zijn de tarieven zoals berekend in de tarievennota’s 2010 tot en met 2013 op het prijsniveau van 2013 opgenomen. Het tarief 2013 is ten opzichte van 2010 met circa 14% gedaald. De daling komt met name door de hogere norm voor declarabiliteit, een afname van de overhead en door de lagere kosten.

Bij de vorming van de Inspectie SZW per 1 januari 2012 zijn de operationele taken van IWI ondergebracht bij de directie W&I. De toezichtspecialisten en projectsecretarissen van IWI zijn geplaatst binnen de directie APS, maar wel voor een groot deel werkzaam bij de directie W&I. De staf en ondersteunende functionarissen zijn ondergebracht bij de directie I&I. De toerekening aan de directie W&I is op forfaitaire basis. De totale bezetting komt ultimo 2013 op 80,8 fte, waarvan 57,4 fte binnen de directie W&I, 17,4 fte binnen de directie APS en 6,0 fte binnen de directie I&I.

IWI stuurt op het tijdig afronden van haar producten. In deze rapportage wordt voor de tijdigheid gekeken naar de in de tarievennota 2013 opgenomen onderzoeken. In de tarievennota 2013 waren zeven programmarapportages opgenomen met een afrondingsdatum in 2013. Als gevolg van het splitsen van een project, zijn dat er totaal acht geworden. Hiervan waren er drie tijdig gereed, ofwel afgerond 40%. Hierbij wordt opgemerkt dat twee rapportages, die feitelijk met vertraging zijn verzonden, wel als tijdig zijn meegeteld. De verzending naar beleid van deze rapportages is als gevolg van de vakantieperiode aan het einde van het jaar uitgesteld. De vertragingen van over het algemeen slechts een à twee maanden zijn veelal het gevolg van een iets te krappe projectplanning, met name in de afrondingsfase.

In tabel 9.13 is één kwaliteitsindicator opgenomen. Naast de tijdigheid van oplevering van de rapporten zijn er geen andere betekenisvolle kwaliteitsindicatoren.

Het opleidingsplan van IWI is de basis voor de verdere ontwikkeling van het kennisniveau van de IWI-medewerkers. Begin 2013 heeft er nog een training plaatsgevonden voor het analyseprogramma Atlas.ti. Vervolgens zijn er opleidingen verzorgd voor een verdieping van de opleiding kwalitatief interviewen (focus op technieken van interviewen en observeren) en data-analyse (discourseanalyse). De werkgroep verbeteragenda heeft begin 2013 een conferentie voor alle medewerkers van de directie georganiseerd. De activiteiten van de verbeteragenda richten zich vooral op het verbeteren en verduidelijken van de praktische gang van zaken rondom het maken van de W&I-producten. De verbeteragenda wil een bijdrage leveren aan het blijven innoveren van de organisatie waarbij het leren en innoveren zoveel mogelijk geïntegreerd wordt in het normale werkproces.

De declarabiliteit van de toezichtmedewerkers van de directie W&I is in 2012 uitgekomen op 75% en komt daarmee lager uit dan in 2012, maar wel ruim boven de norm voor 2013 van 72%.

10. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2013

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2013 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)
Bedragen x € 1.000

DEBET

Ultimo 2013

Ultimo 2012

CREDIT

Ultimo 2013

Ultimo 2012

1

Uitgaven ten laste van de begroting

29.290.308

31.897.987

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

2.050.940

2.103.168

3

Liquide middelen

12

22

       
       

4

Rekening-courant RHB

27.240.763

29.918.156

       

5

Begrotingsreserves

0

0

6

Uitgaven buiten begrotingsverband

12.745

136.173

   

       

7

Ontvangsten buiten begrotingsverband

11.362

12.858

8

Kas-transactieverschillen

0

0

       
 

Subtotaal (A)

29.303.066

32.034.182

 

Subtotaal (A)

29.303.066

32.034.182

9

Openstaande rechten

0

0

9

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10

Extracomptabele vorderingen

103.733

103.328

10

Tegenrekening extracomptabele vorderingen

103.733

103.328

11

Tegenrekening extracomptabele schulden

0

0

11

Extracomptabele schulden

0

0

12

Voorschotten

18.620.865

19.453.340

12

Tegenrekening voorschotten

18.620.865

19.453.340

13

Tegenrekening garantieverplichtingen

1.189

2.242

13

Garantieverplichtingen

1.189

2.242

14

Tegenrekening openstaande verplichtingen

9.690.730

8.993.007

14

Openstaande verplichtingen

9.690.730

8.993.007

15

Deelnemingen

0

0

15

Tegenrekening deelnemingen

0

0

 

Subtotaal (B)

28.416.518

28.551.917

 

Subtotaal (B)

28.416.518

28.551.917

 

Totaal (A + B)

57.719.584

60.586.099

 

Totaal (A + B)

57.719.584

60.586.099

De subtotalen in de balans hebben tot doel het onderscheid aan te geven tussen het intra-comptabele gedeelte (A) en het extra-comptabele gedeelte (B).

Het intra-comptabele gedeelte bevat de administratie van de financiële gegevens van transacties die in directe relatie staan met de kasstromen die via de rekening-courant met het Ministerie van Financiën worden bijgehouden.

Het extra-comptabele gedeelte bevat de administratie van de overige rekeningen die met de sluitrekeningen in evenwicht worden gehouden.

Bij de subtotalen en totalen kunnen afrondingsverschillen optreden.

TOELICHTING BIJ DE SALDIBALANS

Alle bedragen zijn vermeld in € 1.000, behalve in de toelichting ad 10 CJIB en DUO en ad 14, waar de bedragen in € 1 miljoen zijn vermeld.

Ad 1/2 Uitgaven/ontvangsten 2013

De departementale verantwoordingsstaat over het jaar 2012 is bij wet van 25 september 2013, Stb. 2013, 409 vastgesteld en is in 2013 in de rekening-courant met het Ministerie van Financiën afgewikkeld. In verband hiermee zijn deze uitgaven en ontvangsten ultimo 2013 niet meer in de saldibalans opgenomen.

Het verschil tussen de realisaties ontstaat door verschillende afrondingsmethodieken. In de departementale verantwoordingstaat worden de bedragen op € 1.000 naar boven afgerond, in de saldibalans wordt de rekenkundige methodiek gehanteerd.

UITGAVEN

Ultimo 2013

Ultimo 2012

Apparaatsuitgaven

251.181

242.136

Beleidsuitgaven

29.039.127

31.655.851

Totaal hoofdstuk XV van de rijksbegroting

29.290.308

31.897.987

VERPLICHTINGEN

Ultimo 2013

Ultimo 2012

Apparaatsuitgaven

250.628

245.159

Beleidsuitgaven

29.935.290

32.171.033

Totaal hoofdstuk XV van de rijksbegroting

30.185.918

32.416.192

 

Uitgaven

Ontvangsten

Wet van 28 januari 2013, Stb. 2013, 36

   

(vastgestelde begroting)

30.389.943

1.785.034

Wet van 25 september 2013, Stb. 2013, 410

   

(1e suppletoire begroting)

166.177

69.697

Wet van 29 januari 2014, Stb. 2014, 79

   

(2e suppletoire begroting)

– 1.072.797

169.690

Totaal toegestaan bij wet

29.483.323

2.024.421

Slotwet

– 193.008

26.525

Realisatie volgens departementale rekening

29.290.315

2.050.946

Realisatie volgens de saldibalans

29.290.308

2.050.940

Ad 3 Liquide middelen (€ 12)
 

Openstaand

ultimo 2013

RBS; departementale bankrekening

0

RBS; incassorekening

0

RBS; salarisrekening

0

BNG; departementale rekening

0

Min. van Financiën concernblok

0

ING Bank

1

Totaal verschuldigde girale liquide middelen

1

Departementale kas

11

Totaal chartale liquide middelen

11

Totaal liquide middelen

12

Centraal wordt een kas aangehouden voor het doen van kleine materiële uitgaven. Het totaal saldo van de departementale kas sluit aan met het kasboek. De kasbeheerder heeft dit akkoord bevonden.

De saldi met betrekking tot de concernblokrekeningen worden dagelijks afgeroomd.

Ad 4 Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (€ 27.240.763)

Dit is de rekening-courant van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten opzichte van het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën stelt de door SZW uit te geven begrotingsgelden beschikbaar. Nadat de Rekening aan de Tweede Kamer is aangeboden en de Algemene Rekenkamer geen bezwaren heeft die goedkeuring in de weg staan, wordt tot verrekening overgegaan. Het saldo stemt overeen met het dagafschrift van 31 december 2013, de daarop gecorrigeerde overloopposten en de verrekende uitgaven en ontvangsten over het jaar 2013 van de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Ad 5 Begrotingsreserves (€ 0)

Geen.

Ad 6 Uitgaven buiten begrotingsverband (€ 12.745)

 

Openstaand

ultimo 2013

Door te betalen Europees Sociaal Fonds-gelden

11.829

Apparaatskosten Agentschap SZW

675

Omzetbelasting op vorderingen

195

Diverse Personeel

35

Belastingdienst inzake omzetbelasting

12

Totaal uitgaven buiten begrotingsverband

12.745

Ad 7 Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 11.362)

 

Openstaand

ultimo 2013

Frictiekosten RWI

4.326

Afdracht sociale verzekeringspremies

3.738

Afdracht loonheffing

3.224

Academie

35

Diversen

29

In beslag genomen gelden

12

Totaal ontvangsten buiten begrotingsverband

11.362

Ad 8 Kas-transactieverschillen (€ 0)

Geen.

Ad 9 Openstaande rechten (€ 0)

Geen.

Ad 10 Vorderingen inclusief Agentschap SZW/CJIB/DUO (€ 103.733)

Ministerie

Agentschap

SZW

CJIB

DUO

Openstaand

ultimo 2013

10.340

2.145

86.009

5.240

103.733

Onderstaand wordt per organisatie een toelichting gegeven.

Ministerie (€ 10.340)

 

Openstaand

ultimo 2013

t/m 2010

7.903

2011

12

2012

6

2013

2.419

 

10.340

Het openstaande bedrag bestaat voornamelijk uit vorderingen (€ 7.201) wegens door de Arbeidsinspectie opgelegde bestuurlijke boetes in 2006 of eerder. Dit bedrag is inclusief de aan de debiteuren in rekening gebrachte invorderingskosten. De inning van de bestuurlijke boetes die na 2006 zijn opgelegd zijn niet door SZW maar door het CJIB verricht.

Ultimo 2013 kan van de totale vorderingen een bedrag ter grootte van € 7.700 als oninbaar worden beschouwd, waarvan € 6.914 betrekking heeft op bestuurlijke boetes. De overige vorderingen van SZW ad € 2.640 worden beschouwd als direct opeisbaar.

Agentschap SZW (€ 2.145)

 

Openstaand

ultimo 2013

t/m 2010

575

2011

83

2012

131

2013

1.356

 

2.145

Ultimo 2013 kan van de totale vorderingen een bedrag ter grootte van € 386 als oninbaar worden beschouwd. De overige vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

CJIB (€ 86.009)

 

Openstaand

ultimo 2013

t/m 2010

36.718

2011

7.789

2012

13.281

2013

28.221

 

86.009

Ultimo 2013 kan van de totale vorderingen een bedrag van € 34,1 miljoen als oninbaar worden beschouwd. Hiervan heeft € 29,3 miljoen betrekking op boetes WAV.

DUO (€ 5.240)

Voor € 5,1 miljoen betreft dit leningen die verstrekt zijn via de Dienst Uitvoeringsorganisatie aan inburgeringsplichtigen.

Van het totaal bedrag van de vorderingen is een bedrag van € 0,1 miljoen direct opeisbaar.

Ad 11 Extra-comptabele schulden (€ 0)

Geen.

Ad 12 Voorschotten inclusief Agentschap SZW (€ 18.620.865)

 

Ministerie

Agentschap

SZW

Openstaand

ultimo 2013

 

18.454.926

165.940

18.620.865

In 2013 is Integratie en maatschappelijke samenhang overgekomen van het Ministerie van BZK. Het saldo van de openstaande voorschotten van deze beleidsdirectie is opgenomen in de beginstand van 1 januari 2013, waardoor het beginsaldo van zowel het Ministerie als het Agentschap niet aansluit bij het eindsaldo 2012 uit de jaarrekening 2012.

Ministerie (€ 18.454.926)

In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel.

Specificatie naar ouderdom
 

Saldo 1-1-2013

Verstrekt

Afgerekend

Openstaand

ultimo 2013

t/m 2010

3.064.841

0

3.005.014

59.827

2011

4.608.083

0

1.849.218

2.758.865

2012

11.703.715

0

8.072.962

3.630.752

2013

0

12.021.842

16.361

12.005.481

 

19.376.639

12.021.842

12.943.555

18.454.926

Specificatie naar artikel

Art

Omschrijving

Openstaand

ultimo 2013

1

Arbeidsmarkt

8.340

2

Bijstand, Toeslagenwet en Sociale werkvoorziening

10.182.658

3

Arbeidsongeschiktheid

0

4

Jonggehandicapten

2.869.995

5

Werkloosheid

14.700

6

Ziekte en zwangerschap

3.700

7

Kinderopvang

82.716

8

Oudedagsvoorziening

1.245.650

9

Nabestaanden

0

10

Tegemoetkoming ouders

3.262.700

11

Uitvoeringskosten

278.323

12

Rijksbijdragen

367.900

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

90.269

96

Apparaatsuitgaven kerndepartement

2.545

97

Aflopende regelingen

1.250

98

Algemeen

37.680

 

Rekeningen buiten begrotingsverband

6.500

Totaal

18.454.926

Agentschap SZW (€ 165.940)

In onderstaande tabel wordt het verloop van de voorschotten van het Agentschap SZW in 2013 weergegeven.

 

ESF/EQUAL

Subsidies

Departement

Totaal

2013

Saldo 1 januari

164.409

245.682

410.092

Betaald

99.809

0

99.809

Subtotaal

264.218

245.682

509.901

Afgerekend

98.279

245.682

343.961

Saldo 31 december

165.940

0

165.940

Ad 13 Garantieverplichtingen (€ 1.189)

Opbouw garantieverplichtingen

Openstaand

ultimo 2013

 

Garantieverplichtingen per 1 januari

2.242

Bij: Aangegane verplichtingen

0

Af: Tot betaling gekomen

928

Af: Vervallen borgstelling

125

Garantieverplichtingen per 31 december

1.189

In 2007 is de «tijdelijke SZW-borgstellingsregeling startende ondernemers vanuit een uitkering» van kracht geworden.

In 2013 is door banken aanspraak gemaakt op de borgstelling. Dit heeft geleid tot de betaling van een bedrag van € 928. Dit bedrag is verantwoord op artikel 2.

Eind 2013 staat SZW voor een bedrag van € 3.811 borg aan kredietinstellingen en gemeentelijke kredietbanken die een kredietovereenkomst hebben verleend aan startende ondernemers. Het daadwerkelijke risico van uitbetaling als alle verplichtingen zouden worden opgeëist bedraagt € 1.189.

Ad 14 Openstaande verplichtingen inclusief Agentschap SZW (€ 9.690.730)
 

Ministerie

Agentschap

SZW

Totaal

2013

Saldo 1 januari

8.426.690

587.298

9.013.988

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen

30.185.918

– 85.199

30.100.719

Subtotaal (A)

38.612.608

502.099

39.114.707

Tot betaling gekomen in het verslagjaar

29.290.308

133.668

29.423.977

Subtotaal (B)

29.290.308

133.668

29.423.977

Saldo 31 december (A – B)

9.322.300

368.431

9.690.730

In 2013 is Integratie en maatschappelijke samenhang overgekomen van het Ministerie van BZK. Het saldo van de openstaande verplichtingen van deze beleidsdirectie is opgenomen in de beginstand van 1 januari 2013, waardoor deze niet aansluit bij het eindsaldo 2012 uit de jaarrekening 2012.

Specificatie openstaande verplichtingen Ministerie naar artikel (€ 9.322.300)

Art

Omschrijving

Saldo 1-1-2013

Aangegaan 2013 (incl. negatieve bijstelling)

Betaald 2013

Openstaand 2013 e.v.

1

Arbeidsmarkt

5.550

11.303

12.082

4.770

2

Bijstand, Toeslagenwet en Sociale werkvoorziening

8.379.209

10.660.968

9.751.057

9.289.120

3

Arbeidsongeschiktheid

0

592

592

0

4

Jonggehandicapten

0

2.670.218

2.670.218

0

5

Werkloosheid

0

15.705

15.705

0

6

Ziekte en zwangerschap

0

6.171

6.171

0

7

Kinderopvang

9.743

2.327.501

2.331.576

5.668

8

Oudedagsvoorziening

0

1.262.819

1.262.819

0

9

Nabestaanden

0

814

814

0

10

Tegemoetkoming ouders

0

4.335.530

4.335.530

0

11

Uitvoeringskosten

0

454.688

454.688

0

12

Rijksbijdragen

0

8.041.464

8.041.464

0

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

20.981

87.408

95.434

12.956

96

Apparaatsuitgaven kerndepartement

5.032

250.628

251.181

4.479

97

Aflopende regelingen

251

798

928

121

98

Algemeen

5.924

59.312

60.050

5.186

99

Nominaal en onvoorzien

0

0

0

0

   

8.426.690

30.185.918

29.290.308

9.322.300

Specificatie openstaande verplichtingen Agentschap SZW (€ 368.431)
 

ESF 2

EGF

Totaal

Saldo 1 januari

584.474

2.824

587.298

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar inclusief negatieve bijstellingen

– 89.402

4.203

– 85.199

Subtotaal (A)

495.071

7.027

502.099

Tot betaling gekomen in verslagjaar

132.205

1.463

133.668

Subtotaal (B)

132.205

1.463

133.668

Saldo 31 december (A – B)

362.866

5.564

368.431

Vanaf 2012 worden de negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen niet meer apart zichtbaar gemaakt in de specificatie maar gesaldeerd met de aangegane verplichtingen in het verslagjaar. Hierdoor kan het voorkomen dat de regel aangegane verplichtingen een negatief saldo laat zien.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de SVB en het UWV, gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen is er voor gekozen de per 1 januari 2012 door SZW nog verschuldigde bedragen op transactiebasis niet aan de SVB en het UWV uit te betalen. Deze permanente schulden zijn berekend op € 853,7 miljoen aan de SVB en € 162,6 miljoen aan het UWV. Deze schulden worden niet eerder door SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Daarnaast is er in dit verband sprake van een permanente vordering op de SVB ter grootte van € 1,3 miljoen.

Ad 15 Deelnemingen (€ 0)

Geen.

11. TOPINKOMENS

Bezoldiging

De Minister van BZK heeft bij brief van 27 februari 2014 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een ministeriële regeling over de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (inclusief beleidsregels toepassing Wnt) heeft opgesteld. In de begeleidende brief is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een sluitende oplossing te vinden voor de uitvoeringsproblematiek ten aanzien van de vermelding van de gegevens over personen die anders dan op grond van een dienstbetrekking een functie vervullen als niet-topfunctionaris (externe niet-topfunctionarissen). De Minister van BZK stelt daarom voor het verslagjaar 2013 als gedragslijn voor dat niet volledig aan de verplichting tot openbaarmaking kan en hoeft te worden voldaan. Het Ministerie van SZW heeft overeenkomstig deze gedragslijn uitvoering gegeven aan de Wnt. Dit leidt tot een onzekerheid in de verantwoording vanwege het ontbreken van een praktisch toepasbare normstelling voor dit onderdeel van het Wnt-overzicht. De onzekerheid betreft uitsluitend het achterwege laten van de vermelding van de gegevens over externe niet-topfunctionarissen.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht die voorkomt uit artikel 4.1 van de Wnt betrekking op de onderstaande topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen. Dit geldt op grond van artikel 4.2 Wnt eveneens voor onderstaande functionarissen wier bezoldiging in het verslagjaar, na herrekening naar een voltijds dienstverband op jaarbasis, meer bedroeg dan het wettelijke bezoldigingsmaximum. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld en worden ingevolge artikel 4.2, zesde lid, tussen haken de gegevens over het voorafgaande boekjaar vermeld. Voor leden van de TMG wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van BZK.

Tabel 11.1 Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Aard van de functie

Naam

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkosten-vergoeding

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte

Interim

Motivering overschrijding norm (indien van toepassing)

Geen

                     
Tabel 11.2 Overige functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkosten-vergoeding

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar

Datum einde dienstverband in het boekjaar

Omvang dienstverband in fte

Interim

Motivering overschrijding norm

Geen

                 

Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de onderstaande topfunctionarissen, gewezen topfunctionarissen en functionarissen. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld.

Tabel 11.3 Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie werd bekleed

Laatste functie

Aarde van de functie

Naam

Eerdere functie(s) tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm

Geen

               
Tabel 11.4 Overige functionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie werd bekleed

Laatste functie

Eerdere functie(s) tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm

Geen

           

ONDERDEEL D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 TOEZICHTRELATIES

B1.1 Inspectie Werk en Inkomen (IWI)

Bij de oprichting van de Inspectie SZW per 1 januari 2012 zijn de taken van het agentschap IWI ondergebracht bij de Inspectie SZW. Met de vorming van de Inspectie SZW is een inspectie ontstaan die werkt aan eerlijk, gezond en veilig werk en bestaanszekerheid voor iedereen. De Inspectie SZW staat onder leiding van één inspecteur-generaal voor het gehele domein. Per 1 januari 2014 is de status als baten-lastenagentschap van IWI opgeheven.

IWI heeft de wettelijke taak om als toezichthouder voor de Minister onafhankelijk inzicht te bieden in de bijdragen die de uitvoeringsinstanties in de sociale zekerheid leveren aan de kabinetsdoelen op het terrein van werk en inkomen. Daarbij gaat het om de effectiviteit van de uitvoeringspraktijk in samenhang met het beleid op het terrein van werk en inkomen. Waar nodig (groot risico) en waar mogelijk (duidelijke normen) komt IWI tot oordelen. De focus van het toezicht van IWI is systeemgericht.

De Inspectie SZW rapporteert in haar jaarverslag 2013 over de bereikte resultaten. Dit jaarverslag wordt tegelijkertijd met het jaarverslag van SZW aan de Tweede Kamer aangeboden. In het jaarverslag van de Inspectie SZW wordt uitgebreid verslag gedaan van de rapportages van IWI. In dit jaarverslag van SZW wordt in de artikelen 1 en 98 aandacht geschonken aan de prestaties van de Inspectie SZW.

B1.2 De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten

De Minister van SZW heeft op grond van de Pensioenwet systeemverantwoordelijkheid voor het toezicht op de pensioenen. Het toezicht berust, voor zover het om prudentieel en materieel toezicht gaat, bij De Nederlandsche Bank (DNB) en, voor zover het om gedragstoezicht gaat, bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De institutionele verantwoordelijkheid voor beide toezichthouders berust bij de Minister van Financiën. In het jaarverslag van het Ministerie van Financiën is daartoe een algemeen overzicht opgenomen van onder andere de kosten van de toezichthouders en de bedragen die worden toegerekend aan de onder toezicht gestelde financiële instellingen. Voor het specifieke toezicht op de pensioenen dat DNB en AFM onder verantwoordelijkheid van de Minister van SZW uitoefenen, zijn de relevante kosten als volgt.

Tabel B1.1 Kerncijfers toezicht pensioenen (x € 1 mln)
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

DNB1

26,69

29,48

27,16

AFM2

2,89

2,85

4,10

X Noot
1

jaarverslag DNB

X Noot
2

jaarverslag AFM

Het realisatiegegeven over 2013 met betrekking tot de AFM vormt, in afwijking van die van voorafgaande jaren, het totaal van de kosten die zijn gemaakt in het kader van het pensioentoezicht. Dat omvat, naast dat in het kader van de Pensioenwet, mede het toezicht op pensioenverzekeraars uit hoofde van de Wet op het financieel toezicht.

BIJLAGE 2 ZBO’S EN RWT’S

Deze bijlage bevat in tabel B2.1 een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel B2.2 zijn de bijdragen aan de ZBO’s en de RWT’s opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen.

Tabel B2.1 ZBO’s en RWT’s vallend onder Ministerie van SZW

Naam organisatie

ZBO

RWT

Functie

Begrotingsartikel

Financiering Begroting

(x € 1 mln)

Financiering Premie (x € 1 mln)

Financiering tarieven

(x € 1 mln)

Verwijzing

Website

Verwijzing naar toezichtvisie/ arrangement

Verklaring Accountant

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)

ja

ja

Het UWV voert de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uit. Werkzoekenden kunnen terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een uitkering, werkgevers voor vacaturebemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Daarnaast verleent het UWV ontslagvergunningen en tewerkstellings-vergunningen, verricht keuringen en indicatiestellingen en geeft arbeidsrechtelijke informatie.

Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen binnen de keten van werk en inkomen te beheren en door te ontwikkelen.

11

340,9

1.428,3

www.uwv.nl en www.bkwi.nl

1

                     

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

ja

ja

De SVB voert voor verschillende overheidsorganisaties regelingen en wetten uit.

11

99,1

130,8

www.svb.nl

1

                     

Inlichtingenbureau (IB)

 

ja

Het IB ondersteunt gemeenten bij hun wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid. Het doel is bestrijding van fraude en bevorderen van samenwerking tussen de verschillende organisaties door gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in de keten van werk en inkomen.

11

7,8

0,0

www.inlichtingenbureau.nl

1

                     

Certificerende-, keurings- en overige instanties arbeidsomstandigheden

 

ja

Keuren en certificeren op het terrein van arbeidsomstandigheden.

1

0,0

n.b.2

n.b.2

divers

n.b.

n.b.2

                     

Bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen

ja3

ja

De bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen hebben als taak het uitvoeren van een bedrijfstak- of beroepspensioenregeling met verplichte deelname.

8

0,0

n.b.2

n.b.2

divers

n.b.

n.b.2

X Noot
1

De Inspectie SZW is op 1 januari 2012 van start gegaan. De toezichtvisie is op 4 maart 2009 aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt (Tweede Kamer, 24 448, nr. 395)

X Noot
2

SZW beschikt niet over een overzicht van de financiering en/of van accountantsverklaringen van deze instanties en pensioenfondsen

X Noot
3

Het betreft private deeltijd-ZBO's, waarbij de ZBO-activiteiten slechts een klein deel van de werkzaamheden beslaan en er, als gevolg van de wet- en regelgeving, maar weinig beleidsruimte voor de uitvoerders is. Deze instanties blijven buiten de toepassing van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

n.b. niet bekend

Tabel B2.2 ZBO’s en RWT’s vallend onder Ministerie van V&J

Naam organisatie

ZBO

RWT

Functie

Begrotingsartikel

Financiering Begroting

(x € 1 mln)

Financiering Premie (x € 1 mln)

Financiering tarieven

(x € 1 mln)

Verwijzing

Website

Verwijzing naar toezichtvisie/

arrangement

Verklaring Accountant

Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA)

ja

 

COA is verantwoordelijk voor de opvang, begeleiding en uitstroom (uit de opvang) van asielzoekers in Nederland.

13

13,5

www.coa.nl

1

X Noot
1

Het COA maakt deel uit van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden. In 2003 heeft de commissie Tabaksblat de Nederlandse corporate governance (het systeem van bestuur en toezicht) opgeleverd. Op basis hiervan heeft de HPV een code goed bestuur voor publieke dienstverleners opgesteld. Deze code is geschreven met het oog op het besef bij de aangesloten organisaties dat het goed is gewenst gedrag op het terrein van public governance te stimuleren

n.b. niet bekend

BIJLAGE 3 AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Tabel B.3.1 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek
 

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       
           

1a. Beleidsdoorlichtingen

       

Arbeidsmarkt

1

2013

2013

Tweede Kamer, 30 982, nr. 15

 

Oudedagsvoorziening

8

2011

2013

Tweede Kamer, 30 982, nr. 16

 

Nabestaanden

9

2012

2013

Tweede Kamer, 30 982, nr. 9

 

Tegemoetkoming ouders

10

2012

2013

Tweede Kamer, 33 716, nr. 5

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

       
 

Evaluatie tenuitvoerlegging 24 EU arborichtlijnen

1

2012

2013

 

Evaluatie subsidieregeling kwaliteit arbeidsverhoudingen

1

2013

2013

Tweede Kamer, 30 982, nr. 15

 

Experiment van Werk naar Werk

1

2011

2013

Tweede Kamer, 29 544, nr. 433

 

Evaluatie Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders

2

2012

2013

Tweede Kamer, 30 545, nr. 131

 

Onderzoek verdeelmodel WWB 2015

2

2012

2014

Het onderzoek is vertraagd o.a. doordat de Participatiewet later ingaat.

 

Evaluatie Wet participatiebudget

2

2013

2013

 

Lange termijn effecten van re-integratie

2 en 5

2012

2013

 

Onderzoek ontwikkeling hybride financiering WGA

3

2012

2013

Tweede Kamer, 32 716, nr. 16

 

Duurzaam niet-duurzaam? Onderzoek naar niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikt verklaarden

3

2012

2013

Tweede Kamer, 32 716, nr. 17

 

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

3

Besluitvorming moet nog plaatsvinden

 

Evaluatie subsidieregeling scholing jonggehandicapten

4

2011

2013

Tweede Kamer, 31 224, nr. 38

 

Evaluatie zwangerschapsuitkering voor zelfstandigen

6

2012

2013

Tweede Kamer, 31 311, nr. 101

 

Wet Ontwikkelkansen door Kwaliteit en Educatie (OKE)

7

2013

2014

 

Evaluatie regeling Pensioenknip

8

2013

2013

Tweede Kamer, 32 043, nr. 178

 

Evaluatie TOG

10

2012

2013

Tweede Kamer, 33 716, nr. 5

 

Wetsevaluatie wet Inburgering Buitenland

13

2013

2014

 

Effectmeting Inburgering

13

2012

2013

Tweede Kamer, 32 824, nr. 34

2. Overig onderzoek

       
 

Participatie en inzetbaarheid op bedrijfsniveau

1

2012

2013

Tweede Kamer, 29 544, nr. 491

 

Update schatting aantal MOE-landers

1

2012

2013

Tweede Kamer, 29 407, nr. 153

 

Verdringing op de arbeidsmarkt

1

2013

2014

 

CAO-afspraken 2012

1

2013

2013

Tweede Kamer, 29 544, nr. 491

 

Verkenning systematiek gebundeld re-integratiebudget

2

2013

2013

Het onderzoek wordt samen met het objectief-verdeelmodel Participatiewet dat nu wordt ontwikkeld in 2014 aangeboden.

 

Huishoudens in de rode cijfers 2012

2

2012

2013

Tweede Kamer, 24 515, nr. 254

 

Huishoudens in de rode cijfers, vervolgmeting 2014

2

2013

2014

 

Monitor en evaluatie Pilots werken naar vermogen

2, 3, 4 en 5

2010

2013

Tweede Kamer, 29 817, nr. 126

 

Ex ante evaluatie ESF 2014–2020

2, 3, 4 en 5

2012

2013

Dit onderzoek is een verplichte bijlage bij het Operationeel Programma aan de Europese Commissie.

 

UWV monitor arbeidsparticipatie 2012

3

2011

2013

Tweede Kamer, 29 817, nr. 99

 

Werkhervattingskansen na instroom in de WW

5

2012

2013

www.cbs.nl

 

Vasthouden van arbeidskrachten in de (technische) sector

6

2012

2013

Tweede Kamer, 29 544, nr. 437

 

Effecten bezuinigingen kinderopvang

7

2013

2014

 

Sociaal Medische Indicatie

7

2013

2014

 

Evaluatie BKR-rekentool

7

2013

2013

Tweede Kamer, 31 332, nr. 225

 

Effectiviteit van de handhaving in de kinderopvang

7

2012

2013

Tweede Kamer, 31 322, nr. 217

 

Onderzoek continue screening in de kinderopvang

7

2013

2013

Tweede Kamer, 31 322, nr. 224

 

Pensioenopbouw van zzp’ers

8

2011

2013

Tweede Kamer, 31 311, nr. 97

 

Voor- en nadelen doorsneepremie

8

2012

2013

Tweede Kamer, 32 043, nr. 191

 

Onderzoek omvang huwelijksdwang

13

2013

2014

 

Onderzoek Toets Gesproken Nederlands

13

2013

2013

 

Jaarrapport Integratie 2013

13

2013

2014

 

Monitor inclusie

13

2012

2013

Tweede Kamer, 32 824, nr. 46

 

Monitor Inburgeringsexamen Buitenland

13

2012

2013

Tweede Kamer, 32 824, nr. 47

 

Ervaringsonderzoek discriminatie

13

2012

2013

Tweede Kamer, 30 950, nr. 68

BIJLAGE 4 INHUUR EXTERNEN

Het kabinet heeft de ambitie om te komen tot een beheersing van de uitgaven externe inhuur. Vanaf 2011 geldt als norm voor externe inhuur 10% van de personele uitgaven (motie Roemer).

Tabel B4.1 Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (x € 1.000)
 

2013

Interimmanagement

39

Organisatie- en formatieadvies

118

Beleidsadvies

282

Communicatieadvies

496

Totaal beleidsgevoelig

935

   

Juridisch advies

176

Advisering opdrachtgevers automatisering

890

Accountancy, financiële en administratieve organisatie

2.761

Totaal (beleid)ondersteunend

3.827

   

Uitzendkrachten (formatie en piek)

1.747

Totaal ondersteuning bedrijfsvoering

1.747

   

Totaal uitgaven inhuur externen

6.509

De uitgaven voor externe inhuur zijn ook dit jaar weer afgenomen. Relatief gezien doet de meeste externe inhuur zich voor bij het Agentschap SZW.

In 2013 bedroeg het totaal van de personele uitgaven € 196,3 miljoen. Dit is de som van de personele uitgaven (€ 189,8 miljoen) en externe inhuur (€ 6,5 miljoen). Het percentage externe inhuur komt hiermee in 2013 op 3,3. In 2012 was dit percentage 3,4.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur

Vanaf 2011 geldt dat ministeries rapporteren over het maximumuurtarief buiten de mantelcontracten om (motie De Pater – Van der Meer). Het maximumuurtarief vormt een aanvulling op het sturingsinstrumentarium externe inhuur (de procentuele uitgavennorm).

Tabel B4.2 Inhuur externen buiten mantelcontracten1
 

2013

Aantal overschrijdingen maximum uurtarief

0

X Noot
1

SZW, administratie

SZW heeft in 2013 buiten de mantelcontracten om geen externe krachten ingehuurd boven het afgesproken maximumuurtarief.

BIJLAGE 5 SZA-KADER EN SOCIALE FONDSEN

5.1 Inleiding

Deze bijlage presenteert een totaaloverzicht van de uitgaven in de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA) in het jaar 2013. Tevens worden de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen toegelicht. De bijlage is bedoeld als achtergrondinformatie bij het jaarverslag. De daadwerkelijke verantwoording van uitgaven en inkomsten vindt plaats in het Beleidsverslag en in de jaarverslagen van UWV en SVB.

Paragraaf 5.2 geeft de opbouw van de totale uitgaven in het SZA-kader weer, onderverdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de onderverdeling van de uitgaven in het SZA-kader naar de verschillende regelingen. Tevens worden de uitgavenmutaties sinds de begroting 2013 gegroepeerd weergegeven. Hierna vindt toetsing van de SZA-uitgaven aan de ijklijn plaats. In paragraaf 5.3 komen de exploitatiesaldi en vermogens van de sociale fondsen aan bod.

5.2 Uitgaven SZA-kader 2013

Overzicht en aansluiting bij jaarverslag

Deze paragraaf geeft een overzicht van budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de begroting 2013. Om een goede vergelijking te maken tussen begrote en gerealiseerde uitgaven zijn de uitgaven van de begroting 2013 (prijzen 2012) omgerekend naar prijzen 2013. In deze paragraaf wordt bij de uitgavenanalyse de raming van uitgaven en ontvangsten uit de begroting 2013 (de stand Miljoenennota 2013) als startpunt genomen. Dit in tegendeel tot in de beleidsartikelen, waarbij de door de Tweede Kamer vastgestelde begroting, na verwerking van het regeerakkoord (Startnota), als startpunt wordt gebruikt. Daarnaast worden in deze paragraaf de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven (netto SZA-uitgaven). Hierdoor wijken de bedragen af van de bedragen zoals opgenomen in de beleidsartikelen.

Allereerst volgt een vergelijking van de gerealiseerde SZA-uitgaven ten opzichte van de uitgaven zoals geraamd in de begroting 2013 (zie tabel B5.1). Uit tabel B5.1 is af te leiden dat de totale uitgaven onder het SZA-kader € 0,15 miljard hoger zijn uitgevallen dan voorzien bij de begroting 2013. De uitgaven in het SZA-kader bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven (€ 29,3 miljard) en premiegefinancierde uitgaven (€ 53,6 miljard). De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald, de premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Het merendeel van de uitgaven van de SZW-begroting valt binnen het uitgavenkader SZA. Bepaalde uitgaven, waaronder de apparaatuitgaven van SZW, worden ondergebracht in het kader Rijksbegroting-in-enge-zin (RBG-eng). Deze uitgaven worden niet meegenomen in de totaaltelling omdat deze niet binnen het SZA-kader vallen. Op de totaaltelling van de uitgaven vindt tevens een correctie plaats om dubbeltelling te voorkomen omdat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 12 van dit jaarverslag. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds. De opbrengsten van de AOW-premie zijn onvoldoende om de ouderdomsuitgaven (AOW) te dekken. De rijksbijdrage is in 2013 lager uitgevallen dan begroot (€ 1,5 miljard) wegens een verrekening van een vermogensoverschot in 2012 en hogere premie-inkomsten dan verwacht. De apparaatuitgaven en enkele andere uitgaven, waaronder subsidies en opdrachten, behoren tot de uitgaven onder het kader RBG-eng en zijn derhalve niet relevant voor het SZA-kader. Deze uitgaven worden in mindering gebracht op de totaaltelling. Dit geldt ook voor de ontvangsten, die worden als niet-belastingontvangsten gerekend.59

Tabel B5.1 SZA-uitgaven 2013 (x € 1 mln)
 

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

Totaal begrotingsgefinancierde uitgaven

29.290

30.442

– 1.151

Totaal premiegefinancierde uitgaven

53.632

53.524

107

A. Totaal artikelen

82.922

83.966

– 1.044

– /-1. Correctie dubbeltelling rijksbijdragen

8.041

9.556

– 1.515

– /-2. Uitgaven Rijksbegroting eng

389

380

9

– /-3. Ontvangsten

1.284

962

323

waarvan begrotingsgefinancierd

931

652

280

waarvan premiegefinancierd

353

310

43

       

B. Totaal SZA-uitgaven (A – 1 – 2 – 3)

73.207

73.068

139

Uitgavenontwikkeling

Tabel B5.2 toont een onderverdeling van de uitgaven in het SZA-kader naar de verschillende regelingen. De uitgaven van de begrotingstand zijn weer weergegeven in prijzen 2013. Wederom is het startpunt de begroting 2013 (de stand Miljoenennota 2013). Tevens worden de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven. Derhalve wijken deze uitgaven af van de uitgaven zoals opgenomen in de beleidsartikelen.

De voornaamste oorzaak van de hogere uitgaven van € 0,15 miljard dan begroot is de stijging van de werkloosheidsuitgaven (WW en WWB) als gevolg van de tegenvallende economische ontwikkeling. Daarnaast is er meer uitgegeven dan begroot aan de MKOB omdat deze met terugwerkende kracht geëxporteerd wordt. Daar staan lagere uitgaven tegenover aan kinderopvangtoeslag, AOW en re-integratie van arbeidsongeschikten. Het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2013 en de realisatie in het jaar 2013 voor de regelingen hieronder wordt conform de norm voor toelichtingen van verschillen in de beleidsartikelen verklaard.60

Tabel B5.2 Uitgaven SZA-kader 2011–2013 (x € 1 mln)
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Verschil 2013

WW-uitgaven (werkloosheid)

4.241

5.011

6.458

5.910

548

WWB-uitgaven (bijstand)

4.043

4.855

5.667

5.365

302

           

WAO/WIA/WAZ/Wajong-uitgaven (arbeidsongeschiktheid)

12.443

11.288

11.578

11.596

– 18

ZW/WAZO-uitgaven (vangnet ziekte + zwangerschap)

2.672

2.704

2.702

2.836

– 135

           

Anw-uitgaven (nabestaanden)

985

859

725

736

– 11

AOW-uitgaven (ouderdom)

30.479

31.415

32.719

32.953

– 234

MKOB (tegemoetkoming oudere belastingplichtigen)

624

1.123

1.214

963

251

           

Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid

273

246

209

262

– 53

Wsw-budget

2.343

2.372

2.381

2.376

6

Particiaptiebudget gemeenten

1.699

995

866

861

5

           

Kinderopvangtoeslag

2.771

2.306

1.911

2.339

– 428

Kindregelingen (AKW/WKB/TOG)

4.363

4.147

4.150

4.141

9

           

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc)

1.801

1.820

2.013

2.010

4

Overige uitgaven

349

759

615

722

– 107

           

Totaal SZA- uitgaven (x € 1 mln)

69.085

69.901

73.207

73.068

139

Werkloosheid en bijstand

De uitgaven WW en de bijstand zijn respectievelijk € 0,5 miljard en € 0,3 miljard hoger dan begroot. De hogere uitgaven wordt grotendeels verklaard door de tegenvallende economische ontwikkeling, met hogere dan in de begroting geraamde werkloosheidscijfers tot gevolg.

Ziekte en zwangerschap

De uitgaven ziekte en zwangerschap (ZW en WAZO) zijn € 0,1 miljard lager uitgekomen dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling in het aantal WAZO-uitkeringen als gevolg van het lagere aantal geboorten. Daarnaast dalen de uitgaven door een lagere uitkering omdat het bruto salaris van vrouwen die een uitkering ontvangen is gedaald.

AOW

De uitgaven AOW zijn € 0,2 miljard lager uitgekomen doordat het aantal AOW-gerechtigden met toeslag lager is in 2013 dan geraamd ten tijde van de begroting 2013. Ook is de reservering die was getroffen voor de verwachte stijgende levensverwachting niet nodig gebleken. Bovendien is de gemiddelde hoogte van de uitkering lager uitgekomen dan verwacht.

MKOB

De uitgaven aan de MKOB zijn in 2013 € 0,3 miljard hoger uitgevallen dan begroot omdat de MKOB met terugwerkende kracht geëxporteerd wordt.

Re-integratie arbeidsongeschiktheid

In 2013 is het re-integratiebudget niet volledig benut. Hierdoor is er in 2013 uiteindelijk € 0,05 miljard minder uitgegeven aan re-integratie arbeidsongeschiktheid dan geraamd. Dit komt doordat de gemiddelde prijs per ingekochte traject is gedaald. Daarnaast zijn door de tegenvallende economische ontwikkeling minder mensen met een beperking van werk voorzien, dit heeft geleid tot minder aanvragen voor voorzieningen en dus lagere uitgaven.

Kinderopvangtoeslag

De uitgaven kinderopvangtoeslag zijn op basis van uitvoeringsinformatie over geheel 2013 naar beneden bijgesteld, waardoor de uitgaven € 0,4 miljard lager zijn uitgekomen dan de stand in de begroting 2013. Als gevolg van maatregelen die beogen de uitgaven aan kinderopvang te verlagen passen ouders het gebruik van kinderopvang eerder en sterker aan dan aanvankelijk verondersteld werd. Daarnaast draagt ook de tegenvallende economische ontwikkeling in 2013 (oplopende werkloosheid) bij aan een dalend gebruik van kinderopvang.

Overige uitgaven

De overige uitgaven betreffen verschillende kleinere regelingen, voornamelijk AIO, OBR, TW, uitkeringen Caribisch Nederland en onvoorziene uitgaven op artikel 99. Deze gebundelde uitgaven zijn per saldo € 0,1 miljard lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard doordat de reservering op artikel 99 (onvoorziene uitgaven) is overgeboekt naar de beleidsartikelen en naar het Gemeentefonds (zie artikel 99 voor een toelichting).

Toetsing aan ijklijn

Bij de start van een kabinetsperiode wordt de ijklijn vastgelegd op basis van de macro-economische vooruitzichten en beleidsdoelstellingen. De ijklijn bij de begroting 2013 (Miljoenennota 2013) is bij de start van de kabinetsperiode Rutte/Verhagen vastgelegd. Na de begroting 2013 is begin november 2012 het kabinet Rutte/Asscher gevormd waarbij het uitgavenplafond (ijklijn) bij het regeerakkoord opnieuw is vastgelegd (Startnota). Tabel B5.3 laat de ontwikkeling van het SZA-kader en de netto SZA-uitgaven zien voor het jaar 2013. De SZA-uitgaven worden ten slotte getoetst aan de ijkijn, met het regeerakkoord als startpunt van de kadertoetsing.

Tabel B5.3 Bijstelling SZA- uitgaven en ijklijn 2013 sinds regeerakkoord (x € 1 mln)

Uitgaven

 

SZA- uitgaven regeerakkoord

73.306

Budgettaire mutaties sinds regeerakkoord

– 99

SZA- uitgaven jaarverslag

73.207

Uitgavenplafond (ijklijn)

Ijklijn SZA- uitgaven regeerakkoord

73.306

Ijklijnmutaties sinds regeerakkoord

– 265

Ijklijn SZA- uitgaven jaarverslag

73.041

   

Kadertoetsing (over / onderschrijding ijklijn) regeerakkoord

0

Kadertoetsing (over / onderschrijding ijklijn) jaarverslag

166

Uitgaven

Sinds de door de Tweede Kamer vastgestelde begroting (na verwerking van het regeerakkoord) zijn er als gevolg van de macro-economische ontwikkeling en op grond van uitvoeringsinformatie over 2013 budgettaire mutaties opgetreden. Deze mutaties hebben tot € 0,1 miljard lagere uitgaven binnen het SZA-kader geleid. Hierdoor zijn de SZA-uitgaven van € 73,3 miljard ten tijde van de vastgestelde begroting bijgesteld naar € 73,2 miljard bij het jaarverslag 2013.

Uitgavenplafond (ijklijn)

Het kader voor de budgetdisciplinesector SZA is voor 2013 bij het regeerakkoord opnieuw vastgelegd. De ijklijn wordt bijgesteld voor prijsontwikkelingen, overboekingen tussen kaders en statistische correcties. Deze mutaties hebben geleid tot een daling van de ijklijn met € 0,3 miljard ten opzichte van het uitgavenplafond bij het regeerakkoord (Startnota). De ijklijn voor 2013 is uiteindelijk vastgelegd op € 73,0 miljard.

Toetsing SZA-uitgaven aan uitgavenplafond

Ondanks de lagere SZA-uitgaven ten opzichte van het regeerakkoord (Startnota) is er toch sprake van overschrijding van het kader. Het kader is namelijk sterker gedaald dan de SZA- uitgaven. Voor 2013 is er per saldo sprake van een overschrijding van de ijklijn met € 0,2 miljard.

5.3 Sociale fondsen 2013

Een groot deel van de uitgaven in het SZA-kader loopt via de sociale fondsen. In tabel B5.4 en tabel B5.5 zijn de exploitatiesaldi van de sociale fondsen weergegeven. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan naast de uitkeringen voornamelijk uit uitvoeringskosten. Daarnaast vinden tussen de fondsen onderlinge betalingen plaats. Het saldo tussen ontvangen en betaalde onderlinge betalingen is voor de sociale fondsen negatief, omdat er uit deze fondsen ook premies worden betaald voor de zorgverzekering van uitkeringsgerechtigden. Tegenover de negatieve saldi bij de sociale fondsen staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

Het exploitatiesaldo van het Ouderdomsfonds is nagenoeg gelijk aan het bedrag van de begroting. De rijksbijdrage AOW, die op basis van de CEP-raming van het CPB wordt vastgesteld, vult de ontvangsten van het fonds aan tot het benodigde exploitatiesaldo is bereikt. De rijksbijdrage AOW is fors lager vastgesteld dan bij de begroting 2013. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een vermogensoverschot van € 1. 8 miljard in 2012 (zie jaarverslag 2012 SVB). Vermogensoverschotten in jaar t-1 worden namelijk verrekend met de rijksbijdrage in jaar t. Het vermogenstekort uit 2013 zal dan ook worden verrekend met de rijksbijdrage AOW 2014. Het exploitatiesaldo van de Anw is ongeveer € 0,1 miljard hoger dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere premieontvangsten. De Anw-uitkeringen omvatten ook de tegemoetkoming Anw.

Tabel B5.4 Overzicht sociale verzekeringen SVB 2013 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

 

Begroting

Realisatie

Begroting

Realisatie

Premies

23.277

24.043

766

869

Bijdragen van het rijk

10.235

7.669

14

0

Overheveling vermogensoverschot t-1

0

1.778

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

0

0

Saldo Interest

5

2

45

29

Totaal Ontvangsten

33.516

33.492

825

898

Uitkeringen/ Verstrekkingen

32.953

32.719

736

725

Uitvoeringskosten

123

115

16

16

Betaalde onderlinge betalingen

671

672

55

51

Totaal Uitgaven

33.747

33.506

807

792

         

Exploitatiesaldo

– 231

– 14

18

107

De (geïntegreerde) arbeidsongeschiktheidsfondsen laten een groter exploitatietekort zien in 2013 dan bij de begroting geraamd. De gerealiseerde premieontvangsten zijn € 0,9 miljard lager en de gerealiseerde uitgaven zijn € 0,4 miljard lager. De daling van de uitgaven wordt voornamelijk verklaard door het buiten beschouwing laten van de eigen risicodragers in de realisatiecijfers (€ 0,3 miljard in 2013). De eigenrisicodragers zijn namelijk geen premie verschuldigd.

Het exploitatietekort van de geïntegreerde werkloosheidsfondsen, bestaande uit het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf), de sectorfondsen (Sfn) en het Uitvoeringsfonds voor de Overheid (Ufo) is € 0,6 miljard hoger dan bij begroting 2013 geraamd. Dit wordt voornamelijk verklaard door hogere WW-uitgaven.

Tabel B5.5 Overzicht sociale verzekeringen UWV 2013 (x € 1 mln)
 

WAO/WIA

WW

 

Begroting

Realisatie

Begroting

Realisatie

Premies

8.755

7.870

7.579

7.533

Bijdragen van het rijk

47

47

334

163

Ontvangen onderlinge betalingen

789

790

635

895

Saldo Interest

67

29

– 277

– 127

Totaal Ontvangsten

9.658

8.736

8.270

8.464

Uitkeringen/ Verstrekkingen

8.689

8.251

9.569

10.092

Uitvoeringskosten

380

457

1.031

966

Betaalde onderlinge betalingen

1.227

1.179

1.556

1.883

Totaal Uitgaven

10.296

9.887

12.156

12.941

         

Exploitatiesaldo

– 638

– 1.151

– 3.886

– 4.477

Vermogensposities

In tabel B5.6 worden de vermogensposities van de vier sociale fondsen vermeld. Hierbij zijn wederom de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd weergegeven. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo (zie tabellen B5.4 en B5.5).

De sociale fondsen hebben ultimo 2013 een gezamenlijk vermogen van – € 3,1 miljard, dit is € 0,7 miljard lager dan geraamd ten tijde van de begroting. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het (totale) gerealiseerde exploitatietekort groter is dan het verwachte tekort (zie tabellen B5.4 en B5.5). Het vermogenstekort bij de WW-fondsen zorgt niet voor risico’s met betrekking tot de uitbetaling van de uitkeringen. De fondsen maken onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en zijn in feite niets anders dan een rekening van het UWV bij het Ministerie van Financiën. In het geval er een negatief vermogen ontstaat, betaalt het UWV hiervoor een rente aan het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën garandeert hiermee dat het UWV altijd over voldoende middelen kan beschikken. Het zogenoemde «leeglopen van de fondsen» vormt derhalve geen enkel risico voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Wel maken de exploitatietekorten die de leegloop veroorzaken onderdeel uit van het EMU-saldo in de desbetreffende jaren.

Tabel B5.6 Vermogens sociale fondsen ultimo 2012 en 2013 (x € 1 mln)

Regeling

Feitelijk vermogen ultimo 2012

Exploitatiesaldo 2013

Feitelijk vermogen ultimo 2013

     

Realisatie

Begroting

AOW

1.177

– 14

1.163

1.151

Anw

2.265

107

2.371

2.237

WAO/WIA

3.781

– 1.151

2.630

3.472

WW

– 4.827

– 4.477

– 9.303

– 9.271

         

Totaal sociale fondsen

2.396

– 5.535

– 3.139

– 2.411

UWV en SVB leggen in hun jaarverslag verantwoording af over de vermogenspositie van de sociale fondsen. De informatie in deze bijlage dient als achtergrondinformatie. De cijfers in deze bijlage zijn gebaseerd op informatie van het CPB (CEP 2014) en sluiten niet precies aan op de jaarverslagen van UWV en SVB. De reden hiervoor is dat SZW een ander boekhoudstelsel (kas-verplichtingenstelsel) voert dan UWV en SVB (baten-lastenstelsel).

BIJLAGE 6 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

ADR

Auditdienst Rijk

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AGSZW

Agentschap SZW

AIO

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

Anw

Algemene Nabestaandenwet

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

AOV

Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland

AOW

Algemene Ouderdomswet

Arbo

Arbeidsomstandigheden

avv

Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Awb

Algemene wet bestuursrecht

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

AWW

Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland

bbp

bruto binnenlands product

Bbz

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen

BIKK

Bijdragen in de kosten van heffingskortingen

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BUIG

Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten

cao

collectieve arbeidsovereenkomst

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CPB

Centraal Planbureau

Divosa

Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten

DNB

De Nederlandsche Bank

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EC

Europese Commissie

EMU

Economische en Monetaire Unie

EQUAL

Transnationaal programma van de Europese Unie gericht op het creëren van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt

ESF

Europees Sociaal Fonds

EU

Europese Unie

fte

fulltime equivalent (=voltijdbaan)

ftk

financieel toetsingskader

GGD

Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

IAU

Incidentele aanvullende uitkering

IB

Inlichtingenbureau

ICT

Informatie- en Communicatie Technologie

IOAW

Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ

Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

IOW

Inkomensvoorziening oudere werklozen

IVA

Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

IWI

Inspectie Werk en Inkomen

I&M

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

KO

Kinderopvang

KOT

Kinderopvangtoeslag

LCR

Landelijke Cliënten Raad

MAU

Meerjarige aanvullende uitkering

MEV

Macro-Economische Verkenning

MKOB

Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming voor oudere belastingplichtigen

NEA

Nationale enquête arbeidsomstandigheden

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OM

Openbaar Ministerie

OOP

Out of pocket kosten

OR

Ondernemingsraad

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland unit Sociale Zaken

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RSP

Regeling Schoonmaakdienst Particulieren

RWI

Raad voor Werk en Inkomen

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SER

Sociaal Economische Raad

Sisa

Single information, single audit

SSO

Shared Service Organisatie

SUWI

Structuur Uitvoering Werk en Inkomen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Sw

Sociale werkvoorziening

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS

Regeling Tegemoetkoming asbestslachtoffers

TK

Tweede Kamer

TNO

Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs

TOG

Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen

TW

Toeslagenwet

twv

Tewerkstellingsvergunning

UFO

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ULB

Uniformering Loonbegrip

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waadi

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wajong

Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAV

Wet Arbeid Vreemdelingen

WAZ

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet arbeid en zorg

WGA

Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WKB

Wet op het Kindgebonden Budget

Wml

Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag

WMO

Wet maatschappelijke ondersteuning

Wnt

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WW

Werkloosheidswet

WWB

Wet Werk en Bijstand

WWIK

Wet Werk en Inkomen Kunstenaars

ZBO

Zelfstandige Bestuursorgaan

ZEZ

Regeling Zelfstandigen en zwangeren

ZW

Ziektewet

zzp

zelfstandige zonder personeel