Kamerstuk 33930-XIII-20

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 24 juni 2014, over de slotwet en het jaarverslag Ministerie van Economische Zaken 2013, onderdeel Landbouw en Natuur

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2013

Gepubliceerd: 10 juli 2014
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33930-XIII-20.html
ID: 33930-XIII-20

Nr. 20 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 10 juli 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 24 juni 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over het Jaarverslag en de verantwoordingsstukken 2013 van het Ministerie van Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Verheijen

Griffier: Van Bree

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Verheijen, Lodders, Ouwehand, Jacobi, Van Gerven,

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken.

Aanvang 19.00 uur.

De voorzitter: Ik heet de Staatssecretaris en haar ambtelijke ondersteuning welkom. Ik heet welkom de aanwezige leden en de mensen op de publieke tribune. Er zijn spreektijden per fractie afgesproken.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter, ik heb een punt van orde. Omdat de aanwezige leden niet direct behoefte hebben om elkaar te interrumperen, verzoek ik u om iets ruimhartiger te zijn met de spreektijden. Ik vraag dat met name voor de wat kleinere fracties.

De voorzitter: Ik kan weinig zeggen over de behoefte aan interrupties van de leden, maar ik neem aan dat u dat gesondeerd hebt. U kent mij als een milde voorzitter. Laten wij beginnen met deze spreektijden. Als er niet meer Kamerleden komen opdagen dan er nu aanwezig zijn, dan denk ik dat wij er heel goed uitkomen.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Vandaag spreken wij over de verantwoording van het kabinet over het jaar 2013 op het onderdeel Landbouw, Natuur en Visserij van de begroting van Economische Zaken. Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik namens de VVD-fractie de ambitie uitgesproken om de Nederlandse land- en tuinbouw op termijn eerste voedselexporteur van de wereld te laten zijn. De sector is een belangrijke economische pijler voor Nederland. Hij is goed voor 60% van het handelsoverschot en zorgt voor 10% van de banen in Nederland. In 2013 heeft de sector een groei gerealiseerd van 5%, waarmee de export steeg naar bijna 80 miljard euro. In een tijd waarin groei niet als een vanzelfsprekendheid gezien kan worden, is dat een behoorlijke prestatie. Het draagt bij aan onze ambitie voor de sector. Het is een knappe prestatie, die volledig voor rekening van de sector komt.

Voor het bedrijfsleven in algemene zin, maar zeker ook voor de Nederlandse land- en tuinbouw die daar onderdeel van is, is het noodzakelijk dat er een goed ondernemersklimaat heerst. Dit wordt bereikt door minder regels, het zorgdragen voor een gelijk speelveld in Europa en ruimte voor innovatie, slagkracht en ondernemerschap. Ik vraag de Staatssecretaris hoe zij terugkijkt op het jaar 2013 als het gaat om het ondernemersklimaat, het verminderen van de regeldruk en de administratieve lasten, en de ruimte voor innovatieve slagkracht. Kan zij aangeven hoe het staat met de verlaging van de regeldruk en de administratieve lasten? In de beantwoording hebben wij de 500 miljoen verantwoord gezien als nettoreductie, maar ik doel zeker ook op de stand van zaken rond de ambitie in het regeerakkoord om de regeldruk te verminderen in onder meer de agri- en foodsector door met belanghebbenden uit de sector de ervaren problemen te verkennen en concrete oplossingen te vinden.

De Algemene Rekenkamer laat zich in zijn rapport kritisch uit over het innovatiebeleid. Het begrip «innovatie» wordt in de begroting niet consistent gebruikt, terwijl de rijksoverheid alleen al 3,2 miljard uitgeeft aan innovatiebeleid. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij onder innovatie verstaat? Hoe gaat zij ervoor zorgdragen dat het begrip in de toekomst op een consistente wijze wordt gehanteerd, ook in het onderdeel Landbouw en Visserij? Is zij bereid om de verschillende subsidiestromen op het gebied van land- en tuinbouw en visserij tegen het licht te houden en een eenduidige interpretatie aan innovatie te geven? Datzelfde geldt wat ons betreft voor het begrip «duurzaamheid».

De Algemene Rekenkamer heeft gesproken met een aantal ondernemers die aangeven dat de subsidietrajecten administratief lastig en ingewikkeld zijn. Ik herken dit signaal. Tijdens mijn werkbezoeken in het land hoor ik het regelmatig. Laatst sprak ik een boer die een nieuwe melkveestal aan het bouwen is waarvoor de nodige subsidie- en stimuleringsgelden beschikbaar zijn. Het bleek niet makkelijk om tot een juiste afweging en keuze te komen. Kies je voor een luchtwasser of andere maatregelen? Beide hebben effecten op onder andere dierenwelzijn en/of diergezondheid. Wat beoogt het kabinet met deze subsidiegelden? Zijn de doelen van de regelingen niet vaak tegenstrijdig? Waar ligt het accent? Wordt innovatie gestimuleerd, zoeken wij naar nieuwe ontwikkelingen of zijn wij krampachtig bezig om ammoniakreductie te bereiken in het kader van een eng duurzaamheidsbegrip? Dat zou ten koste kunnen gaan van het welzijn van het vee. Is de Staatssecretaris bereid om evaluaties te laten uitvoeren naar de bestedingen van innovatiegeld? Hoe kijkt zij aan tegen de administratief lastige en ingewikkelde trajecten? Deelt zij de opvatting van de Algemene Rekenkamer en de signalen uit het veld dat de innovatiekracht en de innovatieslag hiermee verloren gaan? Zo ja, wat gaat zij doen om dit te verbeteren?

Het is de taak van de Kamer om het kabinet te controleren op de verantwoording van middelen. Zij controleert het beleid op effectiviteit en doelmatigheid. Is de Staatssecretaris bereid om in het onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidie voor gecombineerde luchtwassystemen, waarnaar in de stukken verwezen wordt, niet alleen te kijken naar de investeringsregeling fijnstofmaatregelen en naar wat deze regeling op fijnstof doet, maar alle effecten in ogenschouw te nemen, dus ook op het welzijn van de veestapel, de diergezondheid, duurzaamheid, economische duurzaamheid, enz.?

Dan de beleidsdoorlichting van artikel 16: Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens. Deze beleidsdoorlichting stond voor 2014 gepland en de doelstelling was dat deze medio mei naar de Kamer gestuurd zou worden. Wij hebben kunnen lezen dat de Staatssecretaris voornemens is om een interdepartementaal beleidsonderzoek te laten doen. Graag krijg ik van haar de bevestiging dat in dit onderzoek wel degelijk gekeken wordt naar de effectiviteit van het beleid. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom in de beleidsdoorlichting de besparingsvariant van 20% niet wordt meegenomen? Mijn fractie zou graag zien dat dit wel gebeurt.

De Algemene Rekenkamer heeft zich ook uitgesproken over het tijdverantwoordingsysteem van de NVWA. Hij waarschuwt dat er controles nodig zijn om de volledigheid qua opbrengsten te garanderen. Ik heb al eerder mijn zorgen geuit over de interne organisatie van de NVWA. Dit is wederom een bevestiging hiervan. Het kabinet heeft een plan van aanpak gepresenteerd. Kan de Staatssecretaris aangeven of ook dit daar onderdeel van is?

De afgelopen maanden heeft de Kamer gedebatteerd over het wetsvoorstel inzake de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Tijdens dat debat heeft de Staatssecretaris aangegeven dat zij haar uiterste best zou doen om de PAS nog dit jaar van kracht te laten worden, maar in het jaarverslag lezen wij dat de berekeningen van de ontwikkelingsruimte pas in het vroege voorjaar beschikbaar zullen zijn. Ik ga ervan uit dat daarmee op het vroege voorjaar van 2015 wordt gedoeld. Immers, het jaarverslag is op 21 mei jongstleden aangeboden. Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?

In het jaarverslag staat dat de Minister erg tevreden is over het aandeel duurzame energie in de glastuinbouw. Men ligt voor op schema. De sector laat echter een ander geluid horen. Daar zijn er vooral zorgen over de stijging van de kosten. Zo wordt de duurzaamheidsstimulering afgebouwd en is er de verplichte aanschaf van aankoopvergunningen om CO2 te mogen uitstoten in het kader van het energieakkoord. Daarnaast moeten investeringen worden gedaan om te voldoen aan verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze ontwikkelingen?

Het Ministerie van EZ heeft een natuurvisie opgesteld, die ertoe moet leiden dat er meer aandacht is voor de economische ontwikkelingen in samenhang met de natuur. Dat is een stap in de goede richting, maar deze visie moet wel terug te zien zijn in de wijziging van de Natuurbeschermingswet. Kan de Staatssecretaris ook daarop ingaan?

Eind dit jaar staat de beleidsdoorlichting natuur gepland. Graag zou ik van de Staatssecretaris horen wat het juiste moment is om aanbevelingen te doen voor deze beleidsdoorlichting. Ook hier geldt dat wij de besparingsvariant van 20% daarin graag willen terugzien.

De Nederlandse visserijsector is de meest innovatieve en productieve vissector ter wereld. Hij is goed voor 3,6 miljard euro omzet en 14.000 banen. De roep om duurzaamheid leidt voor deze sector tot steeds meer beperkingen. In het jaarverslag lezen wij dat de administratieve lasten niet gewijzigd zijn ten opzichte van 2012. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij hier tevreden over is en welke andere doelen zij nog voor ogen heeft?

Ik heb een laatste vraag over de subsidie- en innovatiegelden, maar dan met name op het Europese aspect. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Europese Rekenkamer toetst op doelmatigheid en rechtmatigheid van Europese subsidies?

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Wat hebben wij het afgelopen jaar bereikt? Een jaarverslag is bedoeld om daarbij stil te staan. Er staan veel getallen in het jaarverslag. De uitgaven voor natuur zijn gehalveerd. Wat is er precies met het geld gedaan? Wat hebben wij bereikt? Dat kunnen wij heel moeilijk uit het jaarverslag halen. Wat is de doelstelling rond de kwaliteit van natuur? Met hoeveel hectare is de natuur gegroeid? Hoe ziet het nieuwe NatuurNetwerk eruit?

Ik kom op de transitie naar de duurzame veehouderij. Hoe wordt de verduurzaming, die als hoofddoel wordt gezien, concreet vertaald? Waarom wordt dierenwelzijn niet van een doelstelling en een indicator voorzien? Waarom zijn er geen doelstelling en indicatoren voor het reduceren van milieubelastende emissies in de agrarische sector? Is het aantal octrooiaanvragen in de agrarische sector echt een goede indicator voor het innovatievermogen? Het zijn natuurlijk vooral multinationals die octrooi aanvragen en niet boer Piet. Wij hebben ook geen gegevens over het percentage duurzame stallen in 2013. Graag een reactie van de Staatssecretaris hoe dit beter vormgegeven kan worden. Hebben wij wel de goede beleidsinstrumenten en de juiste geldstromen om de transitie naar een duurzame veehouderij waar te maken? Ik zie dat maar liefst 8,8 miljoen van de 16,2 miljoen niet is besteed en weer naar een reservepotje gaat. Dat brengt ons bij de vraag of er niet een agrarische investeringsbank moet komen van echt duurzame en diervriendelijke stalconcepten in plaats van gesubsidieerde luchtwassers.

De Rekenkamer gaat expliciet in op de mestvergisters. Er wordt 262 miljoen, een bak geld, uitgegeven aan de subsidie hiervoor. In 30% van de gevallen blijkt sprake te zijn van zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Er vindt bijmenging van afval plaats, vaak milieuafval waar allerlei schadelijke stoffen in zitten. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan? Is het systeem wel adequaat? Moeten wij er wel zo veel geld naartoe brengen? Moet dit niet op de helling?

Ik kom op de regelgeving rond plant- en diergezondheid. De naleving daarvan heeft een bandbreedte tussen de 35% en 90%, zo schrijft de Staatssecretaris. De vraag is wat wij met zo'n grote bandbreedte moeten. Dat moet echt anders en beter. Wil de Staatssecretaris haar gedachten laten gaan over de vraag hoe wij dat reëler en effectiever kunnen doen? Als wij bandbreedtes zo ruim maken, schiet dat echt niet op. Ik noem een voorbeeld van de gebrekkige naleving, een cijfer dat indruk op mij maakte. Een op de drie vleeskippen heeft ernstige verwondingen aan de poten, omdat het strooisel niet droog is. Klopt dat en, zo ja, wat gaat de Staatssecretaris daaraan doen? Als het echt waar is, is het te ernstig om te laten passeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik houd mijn eerste termijn kort, want ik wil straks nog wat moties indienen. Wij lezen dat de Staatssecretaris spreekt van een ontwikkeling naar een duurzame veehouderij. Wij hebben het afgelopen jaar aandacht besteed aan de vraag hoeveel koeien er eigenlijk nog in grupstallen staan, permanent aangebonden. De Staatssecretaris heeft daarop een niet erg geruststellend antwoord gegeven: zij denkt dat het fenomeen vanzelf zal verdwijnen. Wij denken dat het niet bij de ontwikkeling van een duurzame veehouderij past als je niet echt afscheid neemt van het permanent aanbinden van dieren en, naar wij hebben begrepen, het gebruiken van stroomstoten om de dieren te laten opstaan zodat zij een stapje achteruit doen voordat zij gaan mesten. Graag een reactie op dit punt, want ik heb hier moties voor voorbereid.

In 2013 is de Wet dieren van kracht geworden. De Staatssecretaris werkt aan verschillende onderdelen van die wet. Wij hadden graag gelezen dat het verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen inmiddels van kracht was geworden. Ik vraag de Staatssecretaris om ook het verhuren van wilde dieren voor bedrijfsfeestjes aan te pakken. Daar wachten wij met smart op. Hoe kijkt zij aan tegen het nog steeds voortduren van tradities waar dieren de dupe van worden? Gelet op de geest van de Wet dieren verdient dit enige reflectie. Tot zover mijn bijdrage in eerste termijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik sta versteld van de snelheid van mevrouw Ouwehand.

De voorzitter: Laat u zich niet tegenhouden om het voorbeeld te volgen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Voor een deel van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) heeft nog geen verrekening plaatsgevonden met de provincies. Er staat dat bij de decentralisatie de verdeling tussen provincies mogelijk zal veranderen. Wij hebben al eerder gevraagd hoe die verdeling er precies gaat uitzien. Drenthe heeft heel veel natuur en naar eigen zeggen weinig geld. Wat zou de verrekening van het ILG hieraan kunnen veranderen?

Op pag. 7 van de BOR-notitie staat dat de conclusies van de beleidsdoorlichtingen aanwezig horen te zijn bij de begroting en de jaarverslagen. Wij hebben ze echter nog niet ontvangen. Waarom is het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) nog niet uitgewerkt? Waarom is de 20%-bezuinigingsnorm niet toegepast?

De apurementen staan voor de Commissie in 2013 op 1,3 miljoen. In het jaarverslag staat een bedrag 177,8 miljoen. Dat is wel een heel groot verschil. Ik denk dat wij daar goed bij moeten stilstaan. Zijn er maatregelen genomen om deze terugbetaling te beperken?

Er worden veel kritische opmerkingen gemaakt over het gebrek aan goede indicatoren voor de biodiversiteit. Wij hebben al naar de provincies gedecentraliseerd. Het lijkt mij extra noodzakelijk om een heel goede verantwoording te organiseren. De inzet van de provincies moet niet alleen op middelen, maar ook op doelbereik worden aangestuurd. Eerder hebben wij dat met de ecologische hoofdstructuur gedaan. Ik zou heel graag zien dat de biodiversiteitsindicator concreet wordt gemaakt. Welke toezeggingen doet de Staatssecretaris hieromtrent?

Er zitten twee stukken bij rond het programma Naar een Rijke Waddenzee, waar ik een heel groot fan van ben. Ik grijp dit overleg aan om een punt te maken van de zoutwinning in de Waddenzee. Dat moet gebeuren rondom de Ballastplaat. Door de ligging ben ik er niet gerust op dat er geen significante effecten op de natuurlijke rijkdom zullen optreden. Juist daar hebben heel veel vogels hun foerageergebied. Is de Staatssecretaris met mij van mening dat er nader onderzoek gepleegd moet worden naar die effecten voordat wij een vergunning kunnen afgeven?

De vergadering wordt van 19.20 uur tot 19.30 uur geschorst.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik heb mijn antwoord naar ik hoop effectief opgedeeld in blokjes. Eerst wil ik ingaan op de effectiviteit en de verantwoording. Het tweede blok gaat over lastenverlichting en regeldruk. In het derde blok ga ik in op de vragen over de intensieve veehouderij. Het vierde blok betreft de natuur.

De heer Van Gerven stelde terecht de vraag: wat hebben wij in het afgelopen jaar bereikt? Ik kan mij goed voorstellen dat je je afvraagt wat de betekenis van de cijfers en de indicatoren is voor de sector, de mensen die er werken, de natuur en de dieren die ons allemaal even lief zijn. Misschien is het goed om te beginnen met een aantal belangrijke beleidsresultaten in 2013. Mevrouw Lodders gaf er een overzicht van. Terecht maakte zij de sector complimenten. Wij hebben gezien dat een duurzame landbouwproductie bijdraagt aan de welvaart van Nederland. Opvallend was dat tijdens de recessie de agrarische sector onverminderd bleef groeien. Gisteren bracht het LEI de cijfers naar buiten. Een exportgroei met 5% in 2013 ten opzichte van 2012 is nogal wat. Ik vond het ook heel bijzonder dat de landbouw goed blijkt te zijn voor bijna 60% van het handelsoverschot. Economische Zaken zet zich samen met de topsectoren in voor een duurzame land- en tuinbouwsector. Dat doen wij niet alleen op nationaal niveau, maar ook in Europees en mondiaal verband. In december 2013 hebben wij samen met de Wereldbank, de FAO en Zuid-Afrika in Johannesburg een conferentie georganiseerd over klimaatslimme landbouw. Wij hebben in 2013 159 Green Deals afgesloten met bedrijven, lagere overheden en maatschappelijke organisaties om duurzame projecten te stimuleren. 30 daarvan zijn gericht op het versterken van de biodiversiteit en het behoud van natuurlijke hulpbronnen. In 2013 zijn er 87 Natura 2000-gebieden aangewezen, waarmee het totaal van het aantal beschermde gebieden op 145 komt. Het wetsvoorstel voor de PAS is de Kamer aangeboden. Het is de bedoeling om de PAS medio 2014 in werking te laten treden. Wij hebben een Natuurtop gehouden. Wij hebben op 22 juni 24 uur Natuur georganiseerd. Wij hebben een natuurvisie voorbereid en naar de Kamer gestuurd. Vorige week heeft de Kamer een voorstel ontvangen tot wijziging van de Natuurbeschermingswet. Wij zijn in 2013 bezig geweest met de implementatie van het nieuwe duurzame gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Wij hebben ook een paar vervelende dingen meegemaakt. Er waren een paar ernstige incidenten en crises rondom voedsel, waaronder de fraude met paardenvlees. Eind 2013 is het plan van aanpak NVWA naar de Kamer gestuurd. Wij hebben de Onderzoeksraad Voor Veiligheid gevraagd om een onderzoek te verrichten naar de risico's in de vleesketen. De reactie van het kabinet op dat onderzoek heeft de Kamer recent mogen ontvangen. Last but not least in dit lange antwoord op de simpele vraag van de heer Van Gerven: de Kamer heeft in 2013 ook de beleidsbrief Dierenwelzijn gekregen. Daarin worden samen met, maar ook door de sector stappen gezet, onder andere door het uitfaseren van de ingrepen bij landbouwhuisdieren, en het richten van beleid op minder impulsaankopen. Voor ons is het van belang om de effectiviteit en het level playing field te versterken.

Dit was even een kleine tour d'horizon, een lang niet uitputtende opsomming van de dingen die gebeurd zijn, maar de Kamer heeft daarmee een beeld van hoe het jaar 2013 er voor ons uitzag. Wij hebben veel gedaan en hebben duidelijk een bepaalde richting aangegeven.

Ik kom op de specifieke vragen over de effectiviteit van het beleid en de verantwoording. Mevrouw Lodders vroeg naar de opmerkingen van de Rekenkamer over het tijdverantwoordingsysteem van de NVWA. Is dat onderdeel van het plan van aanpak? Ja, dat is zo. Het tijdverantwoordingsysteem en het overgaan naar één systeem maakt onderdeel uit van het plan van aanpak. Het is onderdeel van de verbetering van de ondersteunende processen, zoals dat zo mooi heet. Vanaf 1 januari 2015 gaat de NVWA over op één tijdverantwoordingsysteem.

Met mevrouw Lodders heb ik even teruggekeken op de groei van de agrosector in 2013. Inderdaad is er door de sector een grote prestatie geleverd. Het kabinetsbeleid is vanzelfsprekend gericht op het versterken van ondernemerschap en concurrentiekracht. Wat mij betreft gaan wij door op de ingeslagen weg. In het afgelopen jaar hebben wij laten zien dat wij soms wel degelijk die eerste plek weten te bereiken. Tomaten zijn een mooi voorbeeld. Daarin hebben wij Mexico al verslagen, zo zeg ik maar even tegen iedereen die het horen wil. Wij waren steeds tweede in de wereldwijde productie van tomaten, maar in het afgelopen jaar is het Nederland gelukt om Mexico de hielen te laten zien. Ik hoop dat dat een mooie voorbode is voor aanstaande zondag. Bij voetbal mogen wij nog geen wereldkampioen zijn, maar bij landbouw zijn wij het zeker al wel. Dat is iets wat wij goed onder ogen moeten zien. Het is iets waar de sector en wij trots op mogen zijn.

Mevrouw Lodders vraagt mij of ik kan aangeven hoe ik tegen innovatie aankijk. Dat wil ik van harte doen. Ik zou de leden overigens ook willen aanbevelen om dit debat morgenavond met Minister Kamp te voeren. Een aantal vragen kan ik nu wel beantwoorden, zeker als ze wat meer op landbouwinnovatie zijn gericht, maar de bredere discussie over definiëring is de verantwoordelijkheid van de Minister. Er is alle gelegenheid om dat morgen fijntjes met hem door te nemen; ik denk dat hij daarnaar uitkijkt.

Innovatie is gericht op het ontwikkelen van nieuwe concepten. Mevrouw Lodders vroeg of ik eens naar een definitie wilde zoeken, bijvoorbeeld in het kader van duurzame stallen, maar ook in het kader van nieuwe processen, zoals met aardwarmte in de tuinbouw. Het kan ook gaan om nieuwe producten. In het kader van Seed Valley zijn wij daarmee bezig. Wij hebben een topsectorenbeleid. Vooral de topsectoren agrofood en tuinbouw en uitgangsmaterialen zijn succesvol. Daar worden innovaties krachtig ondersteund. Zojuist, voordat ik mij bij deze commissie mocht melden, hetgeen altijd met veel plezier gebeurt, heb ik een gesprek gevoerd met een delegatie uit Singapore. Minister Maliki van Milieu en Landbouw is hierheen gekomen, net als vele anderen, omdat wij zo goed zijn in innovatieve concepten in de landbouw. Dat wordt echt wereldwijd erkend. Het zal ook in de toekomst dé manier zijn om in Nederland ons geld te blijven verdienen.

Mevrouw Lodders vroeg of de Rekenkamer ook op het aspect «rechtmatigheid» toetst. Dat doet in dit geval de Europese Rekenkamer. De Minister van Financiën komt jaarlijks met een nationale verklaring over de rechtmatigheid van EU-subsidies.

Mevrouw Lodders (VVD): De Staatssecretaris zegt terecht dat innovatie vooral onder Minister Kamp valt. Wat mijn fractie betreft is dat de reden waarom wij dit soort belangrijke stukken van het departement graag in gezamenlijkheid bespreken. De Nederlandse land- en tuinbouw, maar zeker ook de visserij maken onderdeel uit van het Ministerie van EZ. Daarmee trek ik het begrip «innovatie» breed, niet alleen voor EZ. Dat was de achterliggende gedachte bij mijn vraag. Dat geldt dus ook voor duurzaamheid.

Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat wij het begrip ook breed invullen. Het is een begrip dat binnen EZ breed gedeeld wordt. Zeker als het om innovatie gaat, zien wij dat juist de twee topsectoren die de verbinding hebben met de agrosector heel sterk zijn. Daar ben ik heel blij mee. Dat laat zien wat de kracht is van onze sector. Die ligt vooral in innovatie. Daarmee zijn wij misschien ook soms wel een voorbeeld voor andere industriële sectoren. Dat merk je elke dag als je op mijn plek zit. Ik denk dat dat ook geldt voor de plek van de ondernemers in het veld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb dit vaker van de Staatssecretaris gehoord. Ik heb haar vaker horen zeggen dat Nederland wereldkampioen landbouw is, maar wij zijn natuurlijk een heel erg klein landje. Dus ergens gaat iets niet goed. Wij kunnen alleen maar wereldkampioen zijn door een enorm beslag te leggen op landbouwgronden elders. Ziet de Staatssecretaris het voor zich dat wij in komende jaarverslagen ook die impact – economische platvoeten is misschien te ludiek uitgedrukt – van onze landbouw op gebieden elders goed in zicht krijgen? Dan krijgen wij het perspectief wat scherper.

Staatssecretaris Dijksma: Dat zal heel lastig zijn. Het is overigens wel waar. Als wij soja importeren, leggen wij daarmee beslag op gebieden elders. Daartegenover staat dat de effectiviteit van de Nederlandse landbouw zo groot is, dat wij met onze koeien, maar ook met onze groenten- en fruitproducten twee keer meer met de inzet van twee keer minder kunnen produceren. Dat is een van de redenen waarom Nederland leidend is in The Global Alliance for Climate-Smart Agriculture. Samen met mensen van de VN, de FAO en de Wereldbank mogen wij daaraan werken. Dat doet men niet als men niet het gevoel heeft dat juist ook die ecologische voetafdruk vol op het netvlies staat van de Nederlandse agrarische sector. Het is een belangrijke uitdaging. Als er één land is dat daar raad mee weet, dan is het Nederland.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik doe een poging in de herkansing. Ik heb het niet over de voetafdruk per kilogram kip, maar over het totale plaatje. Kunnen wij wel zo veel vlees blijven eten en zo veel melk blijven drinken? Ook dat moeten wij terugzien in de jaarverslagen. Ziet de Staatssecretaris het voor zich dat wij het totaalbeeld beter in kaart gaan brengen? Heeft zij voornemens om daar in elk geval een aantal stappen in te zetten?

Staatssecretaris Dijksma: Dat vind ik lastig. Waar begint of eindigt het totaalbeeld? Ik zal zo meteen iets meer zeggen over indicatoren. Hoe kunnen wij daar preciezer in zijn? Dat lijkt mij op zichzelf al een belangrijke stap. Ik weet niet zeker of ik daarmee mevrouw Ouwehand helemaal tevreden stel. Vermoedelijk niet.

Ik kom op de verschillende subsidiestromen en de interdepartementale beleidsonderzoeken. In het IBO Agro-, visserij- en voedselketens wordt het totaal aan subsidie-instrumenten doorgelicht. De resultaten van dit onderzoek moeten een beeld geven van de effectiviteit van de verschillende regelingen. Mevrouw Lodders heeft gevraagd waarom daar geen 20%-besparingsvariant in is opgenomen. De afspraken over dit IBO zijn in het voorjaar van 2013 gemaakt. De motie-Koolmees van het najaar van 2013 gaat over die besparingsvariant van 20%. De motie is dus eigenlijk een halfjaar aangenomen nadat het IBO Agro-, visserij- en voedselketens in gang gezet is. De nieuwe regeling periodiek evaluatieonderzoek schrijft deze besparingsvariant verplicht voor, maar zij gaat pas in per 1 januari 2015. De taakopdracht van de IBO's verschilt per onderzoek. Bij dit onderzoek is ervoor gekozen om de mogelijkheden in beeld te brengen hoe wij doelmatigheidswinst kunnen bereiken met het geld dat er is. Hoe kunnen wij de effectiviteit van de inzet van middelen vergroten? Daar ben ik blij mee, want laten wij vooral kijken hoe wij de middelen die wij nu hebben, inzetten. Dat is ook al geen vetpot. Laten wij die vooral zo doelmatig mogelijk inzetten. Als daar wijzigingen in het beleid voor nodig zijn, dan sta ik daar helemaal voor open. In het kader van de budgetten die ook Europees voor het GLB verlaagd zijn, zou ik de sector juist willen zeggen: laten wij discussiëren over de manier waarop wij het bestaande geld beter kunnen inzetten. Laten wij niet iedereen de stuipen op het lijf jagen met: er kan wel 20% af. Ik was zelf eigenlijk best tevreden dat het gelukt was om deze besparingsvariant niet op te nemen. Het doel van mevrouw Lodders – zorg ervoor dat je het beschikbare geld zo goed mogelijk uitgeeft – is geen centimeter verschillend van mijn doel. Dat kan ertoe leiden dat wij bestaande middelen uiteindelijk anders zullen moeten gaan inzetten. Daar is zo'n IBO heel geschikt voor.

Mevrouw Lodders heeft ook gevraagd naar vermindering van de regeldruk in 2013. De administratieve lasten als gevolg van wet- en regelgeving voor het agrodomein zijn met 0,6 miljoen gedaald. Dat is gekomen door het schrappen van nationale koppen bij de diergeneesmiddelen, een vereenvoudiging van de landbouwtelling, maatregelen in de vleesketen en het vervallen van enkele verplichtingen bij I&R Runderen. Er zijn natuurlijk ook een aantal maatregelen getroffen die een toename hebben veroorzaakt. Die 0,6 miljoen is wat wij overhouden na het plussen en minnen. Met name het antibioticagebruik en het invoeren van een I&R Hond zijn maatregelen die voor een verhoging van de lasten hebben gezorgd. Die stonden dus aan de andere kant. De maatregelen die ik noemde, gelden specifiek voor de landbouw. Een aantal maatregelen uit het kabinetsprogramma, zoals de vereenvoudigde aangifte van de winstbelasting, hebben een generieke werking, maar tellen net zo hard mee voor de agrosector. De ondernemers daar hebben net zo veel profijt van zo'n maatregel als elke andere ondernemer. Wij hebben met de sector overleg over de vermindering van de regeldruk. Wij zijn een zogenaamde maatwerkaanpak gestart. Daarin wordt met brancheorganisaties naar concrete oplossingen gezocht voor ervaren regeldrukproblemen. In totaal zijn in het tijdsbestek van half december tot half april bijna 100 meldingen van knelpunten binnengekomen. Deze knelpunten worden nader bestudeerd. In overleg en samenwerking met het bedrijfsleven zullen wij bekijken welke wij daarvan kunnen oplossen. Vandaag hebben wij bekend kunnen maken dat wij de kosten voor dierrechtentransacties per 1 juli aanstaande verlagen. Het is een kleine maatregel, maar het draagt allemaal bij. Het is het gevolg van een slimme inzet van een individuele pluimveehouder, mevrouw Briene. Soms leiden suggesties van individuele ondernemers die te maken hebben met beleid, tot een verlichting van de administratieve lasten. Ik heb het idee dat dat best gewaardeerd wordt.

Dan de vragen over apurement. Het is altijd een mooi onderwerp, want ik weet dat de leden belangstelling hebben voor de pot. Mijn vaste houding is: blijf er alsjeblieft vanaf. Ik zal proberen uit te leggen waarom. EZ moet financiële correcties die door de EU worden opgelegd, zelf kunnen opvangen. Als wij te maken krijgen met beleid en problemen waardoor wij uit Brussel boetes krijgen, dan kunnen wij niet naar de Minister van Financiën rennen met een soort smeekbede: help ons alsjeblieft. Nee, dan zullen wij dat gewoon moeten oplossen. Daarom zien wij ook dat die correcties sterk in omvang variëren. Om die reden hebben wij al een hele tijd geleden een begrotingsreserve voor apurement ingesteld. De opgelegde correcties zijn voor een belangrijk deel het gevolg van tamelijk complexe EU-subsidieregelgeving, waarbij nationale interpretaties achteraf niet door de Commissie worden gedeeld. In het weekend hebben alle leden wat over de schoolfruitregeling kunnen lezen. Het is een goed voorbeeld van wat ik bedoel.

Bij de marktordening groente en fruit zijn wij ook nog niet helemaal klaar. De Commissie heeft nog diverse onderzoeken lopen naar de uitvoering van EU-subsidieregelingen. Die onderzoeken zijn nog niet afgerond en er komen nog nieuwe onderzoeken aan. In december 2013 heb ik de Kamer bij brief geïnformeerd over een pakket aan financiële correcties van in totaal 35,2 miljoen. In die brief gaat het om correcties in verband met het perceelsregister en het vorderingenbeheer. Die zijn in 2014 aan de Commissie afgedragen en daarom komen ze dit jaar ten laste van het apurementartikel. Het is niet gezegd – ik hoop van wel, maar ik denk het niet – dat het gereserveerde bedrag overbodig is. Wij voeren nog spannende gesprekken met de Commissie over een aantal onderwerpen waarop men ons ook nog denkt te moeten vinden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik kan deze uitleg goed volgen, maar het verschil tussen de raming en het bedrag is dusdanig groot, dat ik wil pleiten voor een betere raming.

Staatssecretaris Dijksma: Het kleine bedrag betreft de voeding die permanent in het fonds wordt gestopt. Het grote bedrag wordt uit het fonds, uit deze spaarpot gehaald. Dat verklaart het verschil. Beter ramen is gewoon echt niet te doen. Als wij denken dat wij het allemaal goed doen, zouden wij eigenlijk op nul moeten ramen. Dit zijn tegenvallers. Ik vind ook weleens wat van de interpretaties. Wij laten dat bij tijd en wijle zeker weten, maar daarmee voorkomen wij gewoon niet alle boetes. En die moeten uiteindelijk wel gewoon betaald worden. Daar hoort een ordentelijke manier van boekhouden bij. Dat doen wij door een fonds te voeden met een begrotingsbijdrage. De kosten gaan uit het fonds, maar de begrotingsbijdrage zien de leden terug in de begroting.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dan vind ik het woord «raming» een beetje misleidend. In feite gaat het gewoon om de inleg voor het fonds.

Staatssecretaris Dijksma: Het gaat om een reservering. Wij gaan kijken of wij dat een volgende keer tekstueel kunnen wijzigen. Puntje voor mevrouw Jacobi.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik zal proberen mijn tweede termijn nog korter te maken door nu te vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer het IBO naar de Kamer komt. Het zou medio mei bij ons arriveren.

Staatssecretaris Dijksma: Dat wordt na de zomer.

Mevrouw Lodders (VVD): September, oktober?

Staatssecretaris Dijksma: Zoiets.

Mevrouw Lodders (VVD): Voor de begrotingsbehandeling?

Staatssecretaris Dijksma: Dat denk ik wel.

Ik kom op de intensieve veehouderij en het dierenwelzijn. Mevrouw Lodders en de heer Van Gerven hebben gevraagd hoe het precies zit met die transitie. Er zouden geen doelstellingen en indicatoren zijn. Gaat het om verlaging van emissies of iets anders? Er is wel degelijk een indicator, namelijk de duurzame stallen. Daarin komen in principe alle elementen samen. Hoe zit het met de subsidiegelden? Naar aanleiding van het IBO heb ik al gezegd dat wij de bereidheid moeten hebben om dingen te veranderen als blijkt dat wij geld niet efficiënt inzetten. De middelen voor ammoniakreductie zijn beschikbaar gesteld in het kader van de PAS. Dat doen wij om de ammoniakbelasting rond Natura 2000-gebieden verder terug te dringen. Dat is een heel effectieve inzet van middelen, want daarmee creëren wij ontwikkelingsruimte. Het zijn maatregelen waar je als ondernemer en als sector veel baat bij hebt.

Mevrouw Lodders heeft gevraagd of ik tevreden ben met de ongewijzigde administratieve lasten in de visserijsector. Op zichzelf willen wij altijd verdergaand inzetten op vermindering van administratieve lasten. In het kader van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid heb ik mij daarvoor ingezet. Dat zal ik ook doen bij de implementatie. Het is een van de zaken die ik vaak opbreng bij de Commissie. Bij de toepassing van subsidies in het kader van het Europese Visserijfonds wil ik echt inzetten op die vereenvoudiging en vermindering van lasten. Ik wil wel een winstpuntje noemen. Via de invoering van de elektronische vispas besparen wij structureel € 400.000 en eenmalig € 500.000, omdat er geen boekjes meer hoeven te worden bijgedrukt. Het geldt weliswaar voor de sportvissers, maar het gaat voor een hoop mensen om een lastenverlichting.

Dan de doelstelling voor de integraal duurzame stallen. Uit de zesde monitor Integraal duurzame stallen van de Universiteit Wageningen die ik op korte termijn naar de Kamer zal sturen, blijkt dat op 1 januari 2014 10,3% van de stallen integraal duurzaam was. De beleidsdoelstelling van 8% duurzame stallen eind 2013 en 10% duurzame stallen eind 2014 is hiermee dus gerealiseerd. Dus het gaat de goede kant op.

De heer Van Gerven heeft gevraagd of voor de transitie van de verduurzaming van de veehouderij niet eerder gedacht zou moeten worden aan het in het leven roepen van een agrarische investeringsbank dan aan bijvoorbeeld het financieren van luchtwassers. De financiële ondersteuning is op dit moment geheel gericht op integraal duurzame stallen, mede op basis van de maatlat duurzame veehouderij en de investeringsregeling duurzame stallen. Het is dus niet alleen een milieumaatregel, want er moet ook worden voldaan aan extra maatregelen op het terrein van dierenwelzijn en diergezondheid. Dit is dus wel een onderwerp waarmee we, gelet op de cijfers die ik net noemde, echt vorderingen maken. Het is tegelijkertijd een breed concept. Het is dus geen smal of eng pad waar je op loopt. Het is tevens iets wat we in overleg met de sector hebben gerealiseerd. Het heeft dus ook draagvlak.

De heer Van Gerven heeft verder gevraagd naar de naleving op het punt van dierenwelzijnsovertredingen. Hij heeft daarbij specifiek de voedselproblematiek rond kippen aangeroerd. In het plan van aanpak NVWA hebben we al aangegeven dat we tot een effectievere handhaving op ook dit terrein willen komen door meer risicogerichte en bestuursrechtelijke handhaving waardoor we echt vaker lik-op-stukbeleid kunnen introduceren, en door het verhogen van boetes en sancties. Ook is er een inzet op verbetering van de huisvestingssystemen waardoor welkzijnsproblemen kunnen worden voorkomen. Hoewel de eerste verantwoordelijkheid bij ondernemers ligt, speelt de overheid verderop in de keten haar rol.

Mevrouw Lodders heeft gezegd dat er geen eenduidige interpretatie is van het begrip «duurzaamheid». Wij hanteren een integrale benadering waarbij milieu, dierenwelzijn, dier- en volksgezondheidsaspecten en inpassing in de lokale omgeving van belang zijn. Het is dus een dynamisch begrip en het niveau van duurzaamheid wordt stapsgewijs omhoog gebracht en dat doen we met name met het gebruik van innovaties.

Mevrouw Ouwehand vroeg mij naar de stand van zaken met betrekking tot het verbod op wilde dieren in het circus. Zij wilde ook nog een reflectie. Zoals ik al eerder heb gezegd, is er een onderzoek gaande naar de zeeleeuw in het kader van de circussen. Ik verwacht dat ik de Kamer na het zomerreces kan informeren over de voortgang. Dus er wordt aan gewerkt. Reflectie doe ik graag op het moment dat er een voorstel ligt. Dan reflecteer ik van harte met u mee.

Mevrouw Lodders heeft gevraagd hoe ik aankijk tegen de stijging van de kosten in de glastuinbouw. Ik wil haar graag verwijzen naar een recente brief die naar de Kamer is gestuurd over de faillissementen in de glas- en tuinbouw. De situatie in de glas- en tuinbouw wordt beïnvloed door de algemeen slechte economische situatie. Er is ook een aantal sectorspecifieke knelpunten, waaraan we in onze tuinbouwbeleidsbrief ook aandacht hebben besteed. Ik noem de versnipperde afzetstructuur en de relatief veel bulkproducten. Er zijn eigenlijk meer waardeketens gewenst. Daarbij is nu echt het bedrijfsleven aan zet, maar we proberen wel met eigen initiatieven het bedrijfsleven zo goed mogelijk te steunen, want dat is wel van groot belang.

Dan het punt van de vergisters. Zoals de heer Van Gerven terecht zei, is daaraan door de Rekenkamer uitgebreid aandacht besteed. Ik heb de Kamer op 10 juni een brief gestuurd over onder meer de controleresultaten. De NVWA heeft overtredingen vastgesteld met name ten aanzien van de normen voor zware metalen. Het gaat dan over bijmengen. Het is een verontrustend signaal. De sector moet hierin nu echt verantwoordelijkheid nemen. Als we willen verduurzamen zullen we echter ook dit soort vormen van mestvergisting nodig hebben. Je moet voor reststoffen namelijk een nuttige toepassing realiseren. Heel veel mensen in dit land willen van alles en nog wat verduurzamen, ook bijvoorbeeld energie, maar zodra het concreet wordt, zoals bij windenergie, dan wordt gezegd: maar liever niet hier of niet daar of eigenlijk helemaal niet. Dat schiet dan natuurlijk niet op. We willen deze reststoffen nuttig toepassen maar het moet wel goed en veilig gebeuren. Om die reden heb ik dus besloten om het gebruik van de zogenaamde G-lijststoffen, waar potentieel dus dit soort gedoe mee kan ontstaan, niet toe te staan tenzij bedrijven gecertificeerd zijn. Daarnaast zullen we de Kamer in het eerste kwartaal van 2015 een evaluatie toesturen. Op basis van die evaluatie kunnen we nagaan of dat systeem werkt en of dat gehandhaafd kan worden. In ieder geval hebben we actie ondernomen op het punt van de bevindingen en mogen alleen gecertificeerde bedrijven deze G-lijststoffen gebruiken. Het signaal dat er onder zat was te serieus om niet in actie te komen.

De heer Van Gerven (SP): Aan de basis ligt natuurlijk het feit dat we te veel mest hebben waar we iets mee moeten. Daar zou dus ook naar gekeken moeten worden. Wat betreft de biovergisting is het de vraag of je die over moet laten aan de individuele boer. Het is namelijk toch een behoorlijk industrieel proces. Als je zoiets doet, zou je dat dan toch niet moeten concentreren op bepaalde plaatsen en moet je dat dan niet bedrijfsmatig goed aanpakken met verstand van zaken? Het kan toch niet zo zijn dat het bij een op de drie boeren niet deugt maar er toch zo veel subsidie naartoe gaat? Met zo'n grote marge van zaken waarbij het niet goed gaat, ondermijn je natuurlijk het systeem volledig.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is precies de reden waarom ik ook ingegrepen heb. Ik heb vastgesteld dat de lijst met kwetsbare stoffen, waar de problemen zich ook bij voordoen, alleen nog maar gebruikt mag worden door bedrijven die gecertificeerd zijn, dus bedrijven die het goed doen. Ik denk dat dit de weg is. Dat is dus een forse stap die is gezet. Als het gaat om de vergunningverlening voor dit soort installaties zal in het kader van het omgevingsrecht afgewogen worden of zo'n installatie past op die plek en in die omgeving. Dat kan ik echter niet vanuit mijn positie beïnvloeden. Dat is een zaak die vooral lokaal wordt besloten. De heer Van Gerven heeft gelijk dat we een mestverwerkingsplicht hebben. Als we bijvoorbeeld mest zouden kunnen hergebruiken in de vorm van bijvoorbeeld droge korrels als alternatief voor kunstmest, dan kunnen we ook weer een bijdrage leveren aan het voorkomen van het importeren van kunstmest uit, ik noem maar een dwarsstraat, Latijns-Amerika. Als we met verwerkingsinitiatieven ervoor zorgen dat we ook innovatief goede alternatieven creëren waarbij dierlijke mest kan worden ingezet als kunstmestvervanger, maken we daar ook een enorme milieuwinst mee. Dus ik zou het grote verhaal in die zin dan ook graag onder de warme aandacht van de heer Van Gerven willen aanbevelen.

De heer Van Gerven (SP): Als het in 30% van de gevallen misgaat – dat was het cijfer dat we hebben gezien, ook via de Rekenkamer – dan moet je je ernstig afvragen of het wel op deze manier goed georganiseerd is. Ik maak mij daar dan ook grote zorgen over. Kan deze manier van mestverwerking via biovergisting wel op een dergelijke schaal zoals nu in de praktijk vaak gebeurt? Moet het niet veel grootschaliger en planmatiger aangepakt worden, bijvoorbeeld in overleg met provincies et cetera, zodat we dat beter op orde krijgen, zodat én potentiële criminele of gevaarlijke activiteiten minder plaatsvinden én het professioneler kan gebeuren?

Staatssecretaris Dijksma: Met dat laatste ben ik het zeer eens. Dat is precies de reden waarom ik heb verordonneerd dat alleen gecertificeerde bedrijven nog op deze wijze hun gang kunnen gaan. Daarmee is die professionaliseringsslag die de heer Van Gerven beoogt, ook onderdeel geworden van de voorwaarden waaronder men kan opereren met deze stoffen. Dat is dus ook een manier om het te regelen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik schrik eigenlijk wel van de beantwoording van de Staatssecretaris over het verbod op wilde dieren in circussen. Dat verbod zou er al voor de zomer van 2013 zijn. De Staatssecretaris heeft het nu over na de zomer. Kunnen we dan wellicht een datum afspreken?

Staatssecretaris Dijksma: Ik probeer het gewoon zo snel mogelijk bij u te hebben maar het zijn heel veel stukken die richting de Kamer gaan, niet in de laatste plaats de antwoorden op alle vragen van mevrouw Ouwehand zelf en allerlei andere leden. Het lukt in alle gevallen niet om alles op tijd klaar te hebben maar we doen wel ons best.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris stuurt het niet totdat ze het stuurt, maar ze had niet dat aanvullend onderzoek naar zeeleeuwen behoeven te doen. Ook zeeleeuwen horen niet in het circus, dat weet zij best. Als zij dan meent dat er zo veel vragen worden gesteld, zou ik haar willen vragen om nog even in te gaan op de vragen die ik zojuist heb gesteld over het permanent aanbinden van koeien en de zogenaamde koetrainers die nog steeds in groepstallen worden gebruikt en waarbij sprake is van elektrische schokken.

Staatssecretaris Dijksma: Ik vind het lastig om op dat laatste punt specifiek in te gaan, omdat ik op dit moment niet goed weet wat de reikwijdte is en hoe vaak zich dat precies voordoet. Anders zou ik als het ware een schot hagel organiseren en dat lijkt mij niet verstandig.

Mijn volgende blokje is natuur. Mevrouw Jacobi heeft gevraagd naar de verdeelsleutel voor de ILG-budgetten. In het bestuursakkoord Natuur is afgesproken dat het ILG per 1 januari 2011 wordt afgerekend volgens de methodiek van de daadwerkelijk geleverde prestaties tegen een reëel normkostenniveau. Het budget gaat uit van werkelijke bestedingen per 1 januari 2011 en dat was 2 miljard. De laatste stap in het verantwoordings- en controleproces waarover in het bestuursakkoord afspraken zijn gemaakt, is nu de eindrapportage van het Comité van Toezicht ILG. Dat comité verwacht zijn eindrapportage voor de zomer af te kunnen ronden en mij aan te kunnen bieden. Het Rijk zal zich voorafgaand aan de eindbeschikking een oordeel vormen over de rechtmatigheid van provinciale ILG-bestedingen ten laste van de rijksbijdragen. Op het moment dat alle informatie er is, kunnen we definitief gaan afrekenen. Op het moment dat er een eindoordeel ligt zal ik de Kamer informeren over de wijze waarop die afrekening vormgegeven wordt.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Op zich begrijp ik het traject, hoewel het wel erg ver van 2011 komt te liggen, maar dat zij dan zo. Ik heb ook nog gevraagd naar de verdeling per provincie. Ik heb eerder, volgens mij zelfs per motie, verzocht ervoor te zorgen dat de provincies tot een goede verdeling zouden komen mede op grond van de intensiteitsverschillen op het terrein van natuurbeheer. Ik heb er daarna echter nooit meer iets over gehoord. De heer Remkes heeft destijds de toezegging gedaan om er zelf ook mee aan de slag te gaan.

Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij was het budget verdeeld. In principe blijft dat ook zo, maar dat is altijd gebaseerd op daadwerkelijke investeringen. Het is dus niet een soort van politiek feest. Ik stel voor deze vraag in ieder geval mee te nemen in de eindverantwoording. Dan kunnen we het ook precies aan u laten zien. Dat lijkt mij het beste.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Of om het terug te laten komen in de Natuurvisie. We zouden in ieder geval terug gerapporteerd willen krijgen wat de uitslag zou zijn. Wat is bijvoorbeeld het resultaat van het interne overleg daaromtrent?

Staatssecretaris Dijksma: Het lijkt mij het beste om dat terug te laten komen op het moment dat we met de eindafrekening ILG naar de Kamer komen. Dan kunnen we ook laten zien hoe de provincies dat onderling met elkaar willen regelen, want het is ook hun zaak.

Mevrouw Jacobi is evenals ikzelf enthousiast over het programma Naar een Rijke Waddenzee. Binnenkort zullen we met de Kamer bespreken hoe we daarmee verdergaan, maar ik ben er positief over.

Mevrouw Jacobi heeft specifiek gevraagd naar de vergunning met betrekking tot zoutwinning. De vergunningaanvraag is in behandeling. Op basis van haar motie hebben we een extra check gedaan op alle ecologische aspecten die bij deze afweging betrokken moeten worden. Net als zij hecht ik aan een zorgvuldige procedure. Bij dit soort vergunningen geldt het volgende. Als uit onderzoeken blijkt dat er geen grond tot zorg is, ook niet na een extra check, heb ik geen titel om een vergunning niet te verlenen. Zo is het en niet anders.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dat is precies het punt. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de Staatssecretaris en de natuurorganisaties elkaar voor de rechter gaan treffen. Wel wijs ik erop dat Deltares, een zeer gedegen instituut dat veel kennis heeft van de Wadden, aangeeft dat gelet op de ligging en de geaardheid van het desbetreffende gebied er alle reden voor is om niet zozeer een extra check als wel een gedegen onderzoek te doen naar de effecten op de Ballastplaat. Bij de Staatssecretaris beproef ik echter toch een beetje een houding dat ze dat niet echt nodig vindt. En daar zouden we toch wel een beetje gedoe door kunnen krijgen.

Staatssecretaris Dijksma: Ik vind heel gek wat u nu zegt. U hebt eerder een motie ingediend die ertoe heeft geleid dat we aanvullende vragen hebben gesteld en er aanvullend onderzoek is gedaan. Op basis van dat aanvullend onderzoek zal nu moeten blijken of er wel of geen reden is tot zorg. Het is van tweeën een. Als er reden is tot zorg, heb je een titel om bijvoorbeeld een vergunning niet te verlenen of om partijen te vragen bepaalde zaken op orde te brengen. Als er geen reden tot zorg is, is er geen andere weg dan het verlenen van een vergunning. Gerealiseerd moet worden dat het gaat om zienswijzen die worden ingediend en die allemaal onderdeel zijn van het hele onderzoek. Ik maak mij overigens geen enkele illusie, in de zin dat ik met dit soort onderzoeken vermoedelijk altijd bij een rechter terecht zal komen. De ene of de andere partij in dat hele verhaal zal vermoedelijk de gang naar de rechter maken. Dat vind ook ik heel jammer, maar dat is volgens mij niet te voorkomen. U vraagt specifiek naar Deltares. Kennelijk vindt Deltares het MER-onderzoek niet goed, maar ik wijs er dan wel op dat dit onderzoek volgens de spelregels verloopt zoals we die al heel lang kennen en die ook voor iedereen gelijk zijn. Ook hiervan zou ik zeggen: laten we dit debat voeren op het moment dat u het voorstel met alle gegevens kent. Zorgvuldigheid is van groot belang.

Mevrouw Jacobi (PvdA): De boodschap is helder, ook van mijn zijde.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Mevrouw Lodders heeft gevraagd naar de PAS en de ontwikkelingsruimte in dat kader. Op dit moment verkeert het ontwerp van de Programmatische Aanpak Stikstof in een afrondende fase en zijn we bezig met het doen van de laatste berekeningen. Er start een traject om ook bestuurlijk overeenstemming te bereiken over het ter inzage leggen van het programma. Het streven is om de inspraak van het ontwerp-PAS na de zomer te starten. De Eerste Kamer moet het wetsvoorstel nog wel aanvaarden. Vervolgens kan bijvoorbeeld de AMvB grenswaarden aan beide Kamers worden voorgelegd wanneer deze uitgewerkt is en de benodigde procedure daarvoor is doorlopen. De Kamer krijgt de PAS in totaliteit overigens nog voorgehangen. Dat zal naar verwachting in december 2014 of wellicht januari 2015 zijn. Het is de bedoeling dat de PAS meteen daarna in werking treedt. We koersen dus nog steeds strak aan op «zo snel mogelijk», maar het is een weerbarstig traject. We doen wat we kunnen. Ook hierbij geldt: het moet wel zorgvuldig gebeuren.

Mevrouw Jacobi en de heer Van Gerven hebben specifiek gevraagd wat er op het punt van de natuur precies bereikt is. Voor het doelbereik Natuur is een biodiversiteitsindicator in de begroting en het jaarverslag opgenomen. Deze volgt jaarlijks en de Kamer zal ook via het jaarverslag de resultaten ontvangen vanuit de monitoring van het Natuurpact. De provincies leggen het Natuurnetwerk nu vast en voor het AO over het Natuurnetwerk in september zal ik de Kamer graag een totaalbeeld geven.

Verder is gevraagd of de natuurvisie is terug te vinden in de wijziging van de Natuurbeschermingswet. Het is uiteindelijk aan de Kamer om dat te beoordelen. Beide stukken liggen inmiddels voor. Uiteraard is het mijn bedoeling om zaken met elkaar te verbinden en in elkaars verlengde te zien. De Natuurvisie geeft een visie op de toekomst en de Natuurbeschermingswet legt de basis onder die visie. Dus dat is de wettelijke basis. Met provincies, maatschappelijke organisaties, burgers en ondernemers proberen we daar natuurlijk op voort te bouwen. De beleidsdoorlichting Natuur start in de tweede helft van 2014 en die loopt door in 2015. Ik heb begrepen dat daarin een variant wordt meegenomen. Ik merk er nog wel bij op dat de afgelopen jaren de besparingsvariant in het gehele natuurdomein al lustig is geëffectueerd.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik had specifiek gevraagd wanneer de Kamer invloed zou kunnen uitoefenen op die beleidsdoorlichting op het gebied van natuur. Verder ben ik blij met de toezegging dat de desbetreffende variant er in zit. Het geldt overigens ook voor andere departementen dat de bezuinigingen er aardig huis hebben gehouden. Dus als we met elkaar die afspraak maken, geldt die voor alle onderdelen.

Staatssecretaris Dijksma: Het lijkt mij met het oog op het AO in september goed dat als u op dit punt nog suggesties hebt, u die ons meegeeft.

De voorzitter: Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Dan gaan we thans over tot de tweede termijn, te beginnen met de inbreng van de leden, waarbij er gelegenheid is tot het indienen van moties. Ik geef daartoe allereerst het woord aan mevrouw Lodders van de VVD die nog ruim anderhalve minuut spreektijd heeft.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor haar uitgebreide beantwoording. Wat betreft de PAS ben ik blijkbaar op het verkeerde pad gebracht door de tekst in het jaarverslag, maar ik ben in ieder geval blij met de toezegging. Ik hoop dat de PAS, uiteraard met inachtneming van de zorgvuldigheid, in december/januari naar de Kamer komt.

Over het begrip «duurzaamheid» komen we in het kader van de begroting vast nog wel nader te spreken, want ik mis daarin nog steeds het economische aspect. Volgens mij is economische duurzaamheid ook van groot belang.

Ik had nog een vraag openstaan over het onderzoek inzake de investeringsregeling fijnstofmaatregelen.

In het jaarverslag staat dat er ten aanzien van het ILG een kader wordt opgesteld vanuit het Ministerie. Ik sluit mij wat dat betreft aan bij de vraag van mevrouw Jacobi hierover.

Ik sluit af. De Nederlandse land- en tuinbouw draagt in belangrijke mate bij aan de BV Nederland en de sector is als primaire producent verantwoordelijk voor de voedselproductie. Zij doet dat op efficiënte, hoogwaardige en duurzame wijze. We moeten kritisch zijn op de kwaliteit maar tegelijkertijd mag deze sector een overheid verwachten die ruimte geeft aan ondernemers, een overheid die scherp stuurt op het verlagen van regels en lastendruk, en een overheid die ruimte biedt aan het ondernemerschap en daarmee aan de innovatie. Dat was een streven in het afgelopen jaar en dat blijft wat mijn fractie betreft ook voor de toekomst de boodschap.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, met een voorstel te komen om met meer en betere indicatoren in jaarverslag en begroting, een verbeterd inzicht te geven in de voortgang van natuurrealisatie en biodiversiteitsbehoud in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33 930-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, dierenwelzijn van een doelstelling en indicator te voorzien in jaarverslag en begroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33 930-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, bij de beleidsdoorlichting van artikel 16, de optie van een agrarische investeringsbank voor de uitrol van duurzame en diervriendelijke stalconcepten te onderzoeken bij de vraagstelling welke instrumenten in de toekomst het best kunnen worden aangewend voor de transitie naar een volledig duurzame veehouderij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33 930-XIII).

De heer Van Gerven (SP): De Staatssecretaris zal zich wellicht afvragen waarom ik al die moties indien omdat ze toch al heel veel antwoorden heeft gegeven die deze moties wellicht overbodig maken. Welnu, het heeft er ook mee te maken dat een jaarverslag en een begroting een bepaalde functie hebben. Als het gaat over natuurbeleid debatteren we natuurlijk ook over de resultaten van dat beleid. Vandaar de moties.

De VVD vraagt zich af waarom er niet meer zaken over economie in staan. De SP heeft echter de vraag waarom er juist wel zo veel zaken over economie in staan. Moet er niet meer gekeken worden naar duurzaamheid, dierenwelzijn en dat soort indicatoren?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In het kader van coherentie van beleid heb ik de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderzoek van EFSA (Welfare of cattle kept for beef production and the welfare in intensive calf farming systemen, EFSA 2012) concludeert dat grupstallen, waarbij de dieren permanent worden aangebonden, van alle huisvestingssystemen het welzijn van koeien het meest aantasten;

overwegende dat binnen de ontwikkeling naar een Duurzame Veehouderij geen huisvestingssystemen passen die het welzijn van dieren ernstig aantasten;

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen om het permanent aanbinden van koeien uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33 930-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks een verbod dat al dateert uit 1948, in Nederland nog steeds elektrische stroomdraden (koetrainers) worden gebruikt om aangebonden koeien op bestemde plekken te laten mesten en urineren;

constaterende dat de elektrische schokken van deze koetrainers angst, pijn en stress veroorzaken bij de dieren;

verzoekt de regering, een einde te maken aan het gebruik van koetrainers en de NVWA hierop te laten controleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (33 930-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds wilde dieren worden verhuurd voor evenementen als bedrijfsfeestjes of winkelopeningen;

verzoekt de regering, het verhuren van wilde dieren te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (33 930-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Wet dieren de intrinsieke waarde van het dier wordt erkend, wat betekent dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen;

verzoekt de regering, een einde te maken aan tradities in het teken van volksvermaak en folklore die ten koste gaan van het welzijn van dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (33 930-XIII).

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de duidelijke beantwoording.

Ten aanzien van het Natuurpact en de decentralisaties is monitoring van groot belang. In dit kader zou ik ook graag bijzondere aandacht willen vragen voor Natura 2000-beheerplannen. De Staat der Nederlanden is verantwoordelijk voor de gang van zaken op dat gebied. Er zijn op dit moment nog maar zes beheerplannen vastgesteld. Dat betekent dat we er nog 156 te gaan hebben. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat die ook in de monitoring een plek hebben, zodat de Kamer er inzicht in heeft en er mede sturing aan kan geven.

Ik heb niet voor niets aandacht gevraagd voor de zoutwinning in de Waddenzee; het wordt straks zomer. Het is nu nog het moment om nog even de puntjes op de i te zetten. In november heb ik samen met collega Vos een motie ingediend waarin wordt gevraagd geen vergunning te verlenen bij de geringste twijfel over significante effecten op de natuur. De Staatssecretaris geeft aan alles te onderzoeken. Als ik de deskundigen zo hoor, zou er wel degelijk nog een kleine opening moeten blijven om zo nodig te kijken naar de situatie rond de Ballastplaat. We moeten daarbij zorgvuldig tewerk gaan. Het zijn kombergingsgebieden. De Waddenzee is daarin uniek. De effecten zijn groot. Het is dan ook van belang om ook naar de deskundigen te luisteren en om het NIOZ en Deltares nog even te raadplegen hierover. Ik heb weliswaar de neiging om een motie hierover in te dienen, maar ik doe het toch niet.

De voorzitter: Het staat u uiteraard vrij om dat niet te doen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Mevrouw Lodders sprak over het begrip «duurzaamheid» in de bredere betekenis van het woord. Voor ons geldt dat we hier ook «People Planet Profit» onder verstaan. Ik denk wel dat het goed is om dat met elkaar vast te stellen. De investeringsregeling fijnstofmaatregelen valt bij mijn weten onder de verantwoordelijkheid van I en M.

Mevrouw Lodders (VVD): Maar deze staat toch echt in de begroting van EZ genoemd onder «ander onderzoek».

Staatssecretaris Dijksma: Daar zal ik dan nog even naar kijken. Dat kunnen we nu in ieder geval niet uit onze mouw schudden met elkaar. Dus u stelt een interessante vraag, maar het komt goed.

Op het ILG kom ik nader terug op het moment dat de Kamer de brief ter zake krijgt.

De heer Van Gerven heeft drie moties ingediend. En hij voelde het al goed aan toen hij zei te verwachten dat de Staatssecretaris gaat zeggen dat ze overbodig of onuitvoerbaar zijn. Dat klopt. Zijn motie op stuk nr. 8 verzoekt de regering om met meer en betere indicatoren in het jaarverslag en de begroting te komen wat betreft de voortgang van de natuurrealisatie en het biodiversiteitsbehoud. De huidige indicator wordt inmiddels met betere statistieken onderbouwd en jaarlijks worden door PBL – dat laten we extern doen – zaken aangeleverd. Ik heb echt het vertrouwen erin dat dit gaat bijdragen aan datgene wat de heer van Gerven zelf het verbeterd inzicht noemt. Ofwel de heer Van Gerven is het daarmee eens en dan is deze motie overbodig. Ofwel hij is het er niet mee eens, maar dan vraagt de heer Van Gerven meer van mij en moet ik de motie ontraden. We zijn al aan de slag. We gaan proberen het zo goed mogelijk te regelen. Dus ik zou zeggen: wacht even af waar we mee komen. Als het dan niet goed is, horen we het wel weer. Anders moet ik deze motie ontraden.

De heer Van Gerven (SP): We zijn in blijde verwachting. Dus dan houd ik deze motie aan.

De voorzitter: Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (33 930-XIII, nr. 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. De motie op stuk nr. 9 over dierenwelzijn als doelstelling en indicator moet ik ontraden. In de beleidsbrief Dierenwelzijn hebben we al ambities geformuleerd. Het is niet altijd een indicator of in percentage aan te geven. Soms kan dat wel, namelijk als er sprake is van heel strakke voorstellen, maar je kunt het niet in algemene zin doen. Ik heb overigens toegezegd dat ik begin 2015 met een standvanzakenbrief zal komen, zodat de Kamer ook een beeld krijgt van wat we bereiken op dit punt. Ik moet de motie derhalve ontraden maar ik ga wel proberen volgend jaar te laten zien waar we op dat moment materieel staan.

De heer Van Gerven (SP): Er is al onderzoek gedaan naar het aantal voedselaandoeningen bij bijvoorbeeld vleeskuikens, waaruit een bepaald percentage naar voren kwam. Je zou dan toch een maximaal percentage aan voedsellaesies kunnen afspreken? Dat kun je toch veel concreter maken?

Staatssecretaris Dijksma: Als de overheid zou verdubbelen, dan kan dat, maar dat zou natuurlijk een enorme lastenverzwaring met zich brengen. Je zult dan per potentiële overtreding moeten gaan vaststellen wat een legitiem percentrage is dat je moet halen. Vervolgens moet je dan op basis van dat percentage gaan handhaven. We zijn het erover eens dat we op het punt van dierenwelzijn echt forse stappen moeten zetten, wat ook is terug te zien in de beleidsbrief. Dat dit soms gekoppeld is aan heel harde percentuele doelstellingen – zie de antibiotica – is ook een feit. Echter, als we dat voor elk onderdeel van het totale beleid op die manier moeten gaan doen, dan zeg ik dat ik dat gewoon niet kan waarmaken. Dat gaat niet, in ieder geval niet in deze setting.

In zijn motie op stuk nr. 10 verzoekt de heer Van Gerven de optie van een agrarische investeringsbank te onderzoeken. Ik zie niet zozeer een meerwaarde van zo'n bank ten opzichte van het huidige instrumentarium. Bovendien is het echt een verantwoordelijkheid van private partijen om een investeringsbank in het leven te roepen. Ik kan dan ook niet anders dan deze motie ontraden.

Mevrouw Ouwehand heeft een vraag gesteld over het verbieden van stroomschokken en heeft er vervolgens een motie over ingediend. Het geven van stroomschokken met een veeprikker is onder bepaalde voorwaarden toegestaan; het moet kortdurend zijn en het moet heel zorgvuldig gebeuren. Er is begin van dit jaar een schriftelijk overleg geweest. Daarin heb ik gezegd dat ik de NVWA heb gevraagd om hier strikt op te handhaven. De motie moet ik ontraden. De veeprikker is onder bepaalde omstandigheden toegestaan. In feite vraagt mevrouw Ouwehand in haar motie een geheel andere beleidsinzet en die kan ik niet plegen.

In de motie op stuk nr. 12 verzoekt mevrouw Ouwehand om een plan van aanpak om het permanent aanbinden van koeien uit te faseren. Ook deze motie moet ik ontraden, want Europese regelgeving voor de biologische veehouderij verbiedt het aanbinden van dieren in grupstallen maar met uitzondering van kleine bedrijven. In de gangbare veehouderij komen deze grupstallen op deze wijze ook nauwelijks voor. Ik vind een verbod daarom te ver gaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Volgens onze informatie gaat het om nogal wat stallen waarin koeien permanent staan aangebonden. Een van onze geweldige medewerkers heeft gebeld met een bedrijf dat die koetrainers verkoopt. Op de vraag of je zo'n koetrainer zo kan aanschaffen of dat je er eerst een ontheffing voor moet aanvragen was het antwoord: ontheffing?, nee hoor, die dingen lopen als een dolle. Dus ik zou de Staatssecretaris willen aanbieden om deze twee moties aan te houden maar dat zij de Kamer er in de tussentijd wel over informeert om hoeveel dieren het gaat, wat precies het tempo is waarmee die grupstallen en het permanent aanbinden daadwerkelijk verdwijnen, hoe vaak die stroomdraden nog worden gebruikt en hoe de controle daarop is.

Staatssecretaris Dijksma: Als u, een partijgenoot van u of iemand anders het gevoel heeft dat er tegen de regels in bepaalde zaken gebeurens, zou ik willen zeggen: meld dat bij de NVWA. Dat is echt belangrijk. Soms wordt hier geprobeerd iets bij motie te managen terwijl het misschien veel beter is om het bij de handhavende instantie te melden. Ik heb nu overigens geen beeld van de precieze cijfers. Ik weet ook niet heel erg zeker of het lukt om een en ander te inventariseren. Dat zouden we aan de NVWA moeten vragen. Ik kan het dus wel navragen. Mijn indruk is overigens dat het echt om heel kleine percentages gaat. Dus als we die informatie snel zouden kunnen leveren, is dat geen punt. Echter, als ik daar een enorm onderzoek naar moet laten doen, dan ben ik daar niet toe bereid, want daar hebben we gewoon geen capaciteit voor.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan houd ik de moties even aan als de Staatssecretaris kan toezeggen om in ieder geval te laten weten of het gaat lukken of niet.

Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat is goed.

De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33 930-XIII, nr. 11) en haar motie (33 930-XIII, nr. 12) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. In haar motie op stuk nr. 13 verzoekt mevrouw Ouwehand het verhuren van wilde dieren te verbieden. Ik wil deze motie ontraden. Ik heb zo-even gezegd dat we in het regeerakkoord een verbod op het gebruik van wilde dieren in het circus hebben vastgelegd. Ik heb ook toegezegd dat ik na de zomer met mijn voorstel ter zake kom. Laten we op basis van dat voorstel dan het debat voeren en niet op voorhand op basis van moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan hoop ik dat deze motie overbodig blijkt omdat in het voorstel ook een verbod is opgenomen op het verhuren van wilde dieren. Ik houd de motie aan en hoop dat dit niet al te lang hoeft te zijn.

De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33 930-XIII, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. In haar motie mop stuk nr. 14 verzoekt mevrouw Ouwehand om een eind te maken aan tradities in het teken van volksvermaak en folklore die ten koste gaan van het welzijn van dieren. Ook die motie moet ik ontraden. Het welzijnsaspect wordt altijd in ogenschouw genomen en soms wordt de NVWA ook actief benaderd om te handhaven, maar niet elke traditie of folklore is per definitie iets wat tot een aantasting van het welzijn van dieren leidt. Ik vind het niet verstandig om deze motie op deze manier aan te nemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als er geen sprake is van aantasting van de integriteit of het welzijn van dieren is er ook niets aan de hand. Ik heb echter sterk de indruk dat een aantal van de dingen die we nog steeds normaal vinden in Nederland, toch niet geheel in lijn zijn met de geest van de Wet dieren, die toch duidelijk aangeeft dat de intrinsieke waarde inhoudt dat geen welzijnsaantastingen worden toegestaan als het doel dat er tegenover staat niet helemaal redelijk is. Ik vraag mij af of de Staatssecretaris kan uitsluiten dat dit soms toch gebeurt.

Staatssecretaris Dijksma: Dat laatste zou ik nooit kunnen uitsluiten. Dat kan niemand. Tegelijkertijd is de rechter in ons land degene die toetst of iets in overeenstemming is met de wet. Dat lijkt mij ook de geëigende route.

De voorzitter: Wat betekent dit voor de motie?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik denk niet dat ik deze ga aanhouden.

Staatssecretaris Dijksma: Speciaal voor mevrouw Lodders hebben we de mouwen nog wat extra leeggeschud. De investeringsregeling fijnstofmaatregelen is in het voorjaar 2014 opengesteld voor 5 miljoen. Daarop zijn 150 aanvragen ingediend. Er is ruim overtekend en de beoordeling van de aanvragen loopt op dit moment.

Mevrouw Lodders (VVD): Uit het jaarverslag maakte ik op dat ook deze regeling onderzocht werd onder de noemer «ander onderzoek». Het gaat dan niet zozeer over het openstellen en het toewijzen van aanvragen. Als we op dit punt overigens nu niet verder komen, mag het ook op een ander moment.

Staatssecretaris Dijksma: Bij mijn weten worden in principe alle regelingen onderzocht als onderdeel van een beleidsartikelonderzoek. Dus dat geldt breed. Dus het antwoord is ja.

De voorzitter: Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van de tweede termijn van de Staatssecretaris.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik heb nog een reactie gemist op mijn verzoek om de voortgang van het aantal beheerplannen op te nemen in de monitor. Ik neem aan dat dit gewoon gebeurt.

Staatssecretaris Dijksma: Daar heeft mevrouw Jacobi een punt. Wij en bijvoorbeeld de provincies zijn nu bezig met heel veel van die beheerplannen. Er liggen er een heleboel gereed om te worden vastgesteld. Het lijkt mij goed om bij de jaarlijkse evaluatie van het Natuurpact u een beeld te geven van de ontwikkelingen op dat punt. Dat is ook niet zo moeilijk want dat is een kwestie van even kijken waar we dan staan. Dus dat kan ik u toezeggen. Voor het overige heb ik uiteraard goed naar u geluisterd. Dus daarover geen misverstand. Alle ecologische aspecten, ook die welke zijn verwoord in uw motie rondom de zoutwinning, nemen we echt allemaal mee.

De voorzitter: Ik lees nog kort de toezeggingen voor.

  • De Staatssecretaris zal voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van EZ het IBO Agro naar de Kamer zenden.

  • De Staatssecretaris zal de monitor integrale duurzame stallen binnenkort naar de Kamer zenden.

  • Na de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang inzake de onderzoeken met betrekking tot het gebruik van wilde dieren in het circus.

  • Zodra het eindoordeel inzake de vormgeving met betrekking tot de afrekening van het ILG bekend is, zal de Kamer hierover geïnformeerd worden.

  • De Kamer wordt nader geïnformeerd over het gebruik van koetrainers.

Volgende week dinsdag zal er gestemd worden over de drie overgebleven moties.

Hiermee is een eind gekomen aan dit wetgevingsoverleg, ruim op tijd voor de klassieker Griekenland-Ivoorkust. Veel plezier.

Sluiting 20.55 uur.

Volledige agenda

  • 1. Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken 2013, onderdeel Landbouw en Natuur

    Kamerstuk 33 930-XIII, nr. 1 – Brief regering d.d. 21-05-2014

    Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

  • 2. Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over het Ministerie van Economische Zaken 2013, onderdeel Landbouw en Natuur

    Resultaten verantwoordingsonderzoek 2013 bij het Ministerie van Economische Zaken (XIII) 2014D18378, onderdeel Landbouw en Natuur

    Kamerstuk 33 942, nr. 1 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 21-05-2014

    president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

  • 3. Slotwet Ministerie van Economische Zaken 2013, onderdeel Landbouw en Natuur

    Kamerstuk 33 930-XIII – Begroting d.d. 21-05-2014

    Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

  • 4. Jaarverslag Diergezondheidsfonds 2013

    Kamerstuk 33 930-F, nr. 1 – Brief regering d.d. 21-05-2014

    Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

  • 5. Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over het Diergezondheidsfonds 2013

    Resultaten verantwoordingsonderzoek 2013 bij het Diergezondheidsfonds (F) 2014D18366

    Kamerstuk 33 942, nr. 1 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 21-05-2014

    president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

  • 6. Slotwet Diergezondheidsfonds 2013

    Kamerstuk 33 930-F – Begroting d.d. 21-05-2014

    Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

  • 7. Jaarverslag Faunafonds 2013

    Kamerstuk 29 446, nr. 88 – Brief regering d.d. 19-05-2014

    Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

  • 8. Beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken, onderdeel Landbouw en natuur 2013

    Kamerstuk 33 930-XIII, nr. 7 – Brief regering d.d. 11-06-2014

    Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

  • 9. Beantwoording vraag commissie over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken, onderdeel landbouw en natuur 2013

    Kamerstuk 33 942, nr. 11 – Brief regering d.d. 11-06-2014

    Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

  • 10. Beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Diergezondheidsfonds 2013

    Kamerstuk 33 930-F, nr. 5 – Brief regering d.d. 11-06-2014

    Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

  • 11. Aanbieding van het jaarverslag 2013 van het Programma Naar een Rijke Waddenzee

    Kamerstuk 29 684, nr. 113 – Brief regering d.d. 06-06-2014

    Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma