Aangeboden 21 mei 2014
Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.702,1 (bedragen x € 1 miljoen)
Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 308,5 (bedragen x € 1 miljoen)
A. |
Algemeen |
7 |
|
1. |
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening |
7 |
|
2. |
Leeswijzer |
11 |
|
B. |
Beleidsverslag |
14 |
|
3. |
Beleidsprioriteiten |
14 |
|
4. |
Beleidsartikelen |
28 |
|
4.1. |
Beleidsartikel 1 Inzet |
28 |
|
4.2. |
Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten |
41 |
|
4.3. |
Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten |
45 |
|
4.4. |
Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten |
49 |
|
4.5. |
Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee |
54 |
|
4.6. |
Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht |
58 |
|
4.7. |
Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie |
66 |
|
4.8. |
Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra |
69 |
|
5. |
Niet-beleidsartikelen |
72 |
|
5.1. |
Niet-beleidsartikel 9 Algemeen |
72 |
|
5.2. |
Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat |
72 |
|
5.3. |
Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven |
74 |
|
5.4. |
Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien |
74 |
|
6. |
Bedrijfsvoeringsparagraaf |
75 |
|
C. |
Jaarrekening |
84 |
|
7. |
De verantwoordingsstaat |
84 |
|
8. |
De saldibalans |
85 |
|
Baten-lastenagentschappen |
91 |
||
9. |
De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen |
91 |
|
10. |
Defensie Telematica Organisatie |
92 |
|
11. |
Dienst Vastgoed Defensie |
100 |
|
12. |
Paresto |
108 |
|
Wet Normering Topinkomens |
115 |
||
13. |
Overzicht Wet Normering Topinkomens |
115 |
|
D. Bijlagen |
125 |
||
Bijlage 1: |
Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s |
125 |
|
Bijlage 2: |
Inhuur externen |
127 |
|
Bijlage 3: |
Afgerond Evaluatie- en overig onderzoek |
128 |
|
Bijlage 4: |
Integriteitsmeldingen |
129 |
|
Bijlage 5: |
Milieu |
130 |
|
Bijlage 6: |
Rapportage burgerbrieven |
144 |
|
Bijlage 7: |
Rapportage voortgang maatregelen Beleidsbrief 2011 |
146 |
|
Bijlage 8: |
Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013 |
152 |
|
Bijlage 9: |
Lijst met afkortingen |
156 |
AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING
Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2013 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;
2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
3. de financiële informatie in het jaarverslag;
4. de betrokken saldibalans;
5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;
2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Opzet jaarverslag
In het jaarverslag 2013 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2013 (Kamerstuk 33 400 X, nr. 1). Het jaarverslag bestaat uit de aanbieding en dechargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-) beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de agentschappen en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Functie Defensie afgegeven controleverklaring.
Beleidsprioriteiten
De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).
Beleidsartikelen
Budgettaire gevolgen van beleid
Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor artikel 1 Inzet en € 5 miljoen voor de overige beleidsartikelen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».
Investeringsprojecten
De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2013. Een toelichting wordt gegeven bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht «Voorzien in nieuw materieel» en «verkoopopbrengsten groot materieel» en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten).
Niet-beleidsartikelen
Dit betreft een toelichting op de artikelen «Algemeen», «Centraal apparaat», «Geheime uitgaven» en «Nominaal en onvoorzien».
Bedrijfsvoeringparagraaf
De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, de totstandkoming van beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.
De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de agentschappen. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.
Jaarrekening
In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen opgenomen. Tenslotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.
Bijlagen
Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht van externe inhuur (bijlage 2), een overzicht met afgerond Evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 3), een overzicht van Integriteitsmeldingen (bijlage 4), een bijlage milieu (bijlage 5), de rapportage burgerbrieven (bijlage 6), de rapportage over de voortgang van de maatregelen Beleidsbrief 2011 (bijlage 7), de rapportage over inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013 (bijlage 8) en een lijst met afkortingen (bijlage 9).
Groeiparagraaf
• Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr. 26). Dit heeft er onder andere toe geleid dat de tabellen budgettaire gevolgen van beleid zijn ingedeeld naar financiële instrumenten conform de definities in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Voor de verantwoording van de jaren 2009 tot en met 2012 zijn de gerealiseerde uitgaven omgerekend naar de uitgavencategorieën conform de begrotingsindeling 2013. Tevens is een koppeling gemaakt tussen de tabellen budgettaire gevolgen van beleid en de toelichtingen.
• De beleidsartikelen 1 tot en met 8 kregen bij de invoering van «Verantwoord Begroten» de status van «Grote Uitvoerende Dienst». Het gevolg hiervan is dat in deze artikelen zowel programma- als apparaatsuitgaven zijn opgenomen. Voor deze status en uitzondering heeft het Ministerie van Financiën toestemming verleend, omdat het Ministerie van Defensie voldeed aan de gestelde criteria (RBV Model 1.33f).
• De uitgaven voor huisvesting en infrastructuur en de uitgaven voor ICT zijn met ingang van 2013 overgeheveld naar beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie (DMO) en beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra (CDC). Het gevolg van deze overheveling is dat de materiële uitgaven van de beleidsartikelen 2 (CZSK), 3 (CLAS), 4 (CLSK) en 5 (KMar) en het niet-beleidsartikel 10 (Centraal apparaat) alleen nog betrekking hebben op de overige exploitatie. Een nadere uitsplitsing van de materiële uitgaven in de tabellen is daarom niet meer opportuun. Bij beleidsartikel 2 (CZSK) wordt dit nog wel gedaan voor de uitgaven die betrekking hebben op het Caribisch gebied.
• In de begroting 2013 zijn de personele uitgaven van de beleidsartikelen 2 (CZSK), 3 (CLAS), 4 (CLSK), 5 (KMar) en 7 (DMO) volledig geraamd onder «waarvan eigen personeel». Er is op deze artikelen geen externe inhuur geraamd. De externe inhuur voor de genoemde beleidsartikelen is binnen de apparaatsuitgaven verwerkt op de post «waarvan overige exploitatie» onder de materiële uitgaven. Vanaf de begroting 2015 wordt externe inhuur per artikel expliciet geraamd en verantwoord onder de post «waarvan externe inhuur».
• Verder is in de begroting 2013 een Centraal Investeringsartikel opgenomen: beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht. Hieronder vallen de investeringen uit beleidsartikel 7 (DMO), beleidsartikel 8 (CDC) en de investeringen voor Wetenschappelijk Onderzoek en Navo-bijdragen uit niet-beleidsartikel 9 Algemeen. In overleg met het Ministerie van Financiën zijn de tabellen met budgettaire gevolgen van beleid aangepast. Hierbij zijn ook de cijfers van voorgaande jaren omgezet in de nieuwe opzet van de tabellen. Dit komt de meerjarige vergelijking binnen het artikel ten goede.
• Oefen- en uitzendtoelagen zijn in de begroting 2013 als onderdeel van respectievelijk gereedstelling en inzet opgenomen onder de programma-uitgaven. Daar wordt in dit Jaarverslag bij aangesloten. In de begroting 2014 en verder worden deze toelagen conform de rijksbrede definities in lijn met andere departementen gepresenteerd als apparaatsuitgaven.
Inleiding
De begroting van 2013 is opgesteld door het kabinet Rutte I in demissionaire status. De beleidsagenda voor 2013 was daarom sober en vloeide voort uit de beleidsbrief Defensie na de kredietcrisis van 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1). Deze behelsde grootscheepse veranderingen voor Defensie. In dit jaarverslag informeer ik u onder meer daarover (zie tevens bijlage 7 voor de voortgang per maatregel). Bij de begroting van 2015, september a.s., ontvangt u een voortgangsrapportage die ook zal ingaan op de stand van zaken van de maatregelen die voortvloeien uit de nota In het belang van Nederland van 17 september 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 1).
Defensie heeft in 2013 de maatregelen uit 2011 voortvarend uitgevoerd. Ook is intensief gewerkt aan de nota In het belang van Nederland. Met de nota over de toekomst van de krijgsmacht, met als integraal onderdeel het besluit over de vervanging van de F-16, slaat het kabinet de weg in naar een operationeel en financieel duurzame krijgsmacht. Defensie en Financiën hebben samen gewerkt aan een gedegen financiële onderbouwing van de nota. Niet eerder heeft Defensie zoveel gedetailleerde financiële informatie over de belangrijkste wapensystemen bijeen weten te brengen. De nota bevat tal van maatregelen die ingrijpen op de omvang en samenstelling van de krijgsmacht. Door het begrotingsakkoord van oktober 2013 werd het mogelijk enkele van de pijnlijkste maatregelen terug te draaien. U bent daarover geïnformeerd op 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7). Tevens heeft Defensie eind 2013 samen met Economische Zaken een herijkte Defensie Industrie Strategie (DIS) aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 125, nr. 20).
De in de beleidsbrief 2011 aangekondigde bezuinigingen bedroegen structureel € 635 miljoen, waarvan in 2013 € 529 miljoen moest worden behaald. Daarbovenop kwamen structurele herschikkingen van € 135 miljoen om achterstanden op verschillende terreinen weg te werken. Voor het jaar 2013 betrof dit zelfs een bedrag van € 178 miljoen. Deze doelstellingen voor 2013 zijn behaald. De extra taakstelling uit het Lenteakkoord 2013 van € 84 miljoen voor 2013 en verder is verwerkt op niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien. Dit was mogelijk, omdat een deel van de risicoreservering voor de reorganisatie uit de beleidsbrief 2011 niet is gebruikt.
Zoals voorzien in de beleidsbrief 2011, is een deel van de bezuinigingen ten laste gebracht van het investeringsbudget, waardoor het investeringspercentage onder de 20 is gekomen. In 2013 was dat percentage 13,6 en daarmee lager dan voorzien (15,5). Dit is het gevolg van lagere opbrengsten uit materieelverkopen – waardoor het uitgavenkader is verlaagd – en van de vermindering op het budget van 2013 met de overrealisatie van 2012. Deze wijzigingen zijn tevens in de eerste suppletoire begroting gemeld (Kamerstuk 33 640-X, nr.2). De investeringsquote zal in de komende jaren stijgen naar nagenoeg 20 procent, zoals in de begroting 2014 is weergegeven.
Inzetbaarheid en inzet
Inzetbaarheid
Hoewel de operationele inzetbaarheid in 2013 aan beperkingen onderhevig is geweest, is de krijgsmacht zowel nationaal als internationaal onder uiteenlopende omstandigheden ingezet. Gedurende het gehele jaar 2013 heeft Defensie, ondanks de lopende reorganisaties, voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Enkele doelstellingen waren uitvoerbaar met beperkingen. De rapportage per inzetbaarheidsdoelstelling treft u in bijlage 8.
Internationale operaties en crisisbeheersing
Evenals in voorgaande jaren is de krijgsmacht ingezet tegen piraterij, in crisisbeheersingsoperaties en voor de opbouw van veiligheidsorganisaties in onder meer Afghanistan, Afrika, het Midden-Oosten en in de Balkan. In het kader van de zelfverdedigingstaak van de Navo zijn Nederlandse Patriots ingezet in Turkije. Tevens is in 2013 besloten deel te nemen aan een VN-operatie Minusma in Mali. Ook was de krijgsmacht actief in het Caribische deel van het Koninkrijk.
Afghanistan
In 2013 heeft Defensie bijdragen geleverd aan de geïntegreerde politietrainingsmissie (GPM) in Afghanistan. De vroegtijdige beëindiging in juli was mogelijk door het voorspoedige verloop van de overdracht van taken en verantwoordelijkheden aan de Afghanen en hield daarnaast verband met het besluit van de Duitse regering het troepenaantal in Afghanistan te reduceren. Het besluit betekent echter niet het einde van de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan. De regering heeft besloten enkele activiteiten tot in 2014 voort te zetten: het rule of law programma in de provincie Kunduz, de inzet van civiel en politiepersoneel in EUPOL, de militaire bijdrage aan het ISAF-hoofdkwartier en de inzet van de F-16’s in Mazar-e-Sharif.
EU Atalanta en Navo Ocean Shield
Nederland heeft in 2013 deelgenomen aan de strijd tegen piraterij. Het betrof de internationale maritieme operaties van de Navo (Ocean Shield) en de EU (Atalanta) en zelfstandige militaire teams (vessel protection detachments) ter bescherming van koninkrijksgevlagde schepen. De Navo- en EU-mandaten van beide missies gelden tot en met december 2014. Over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan beide missies is de Kamer op 15 november 2013 geïnformeerd.
EUTM Somalië
Nederland levert sinds 2013 een bijdrage aan de EU trainingsmissie (EUTM) Somalië. De EUTM heeft tot doel de training van Somalische veiligheidstroepen ter versterking van de Somali Federal Government. EUTM Somalië heeft inmiddels ruim 3.600 militairen opgeleid. Ook traint de EUTM het hogere kader en de civiele component van het Somalische Ministerie van Defensie ter bevordering van de civiele controle over de krijgsmacht. De Kamer is in december 2013 geïnformeerd over de voortzetting van de missie in Mogadishu.
United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)
Nederland levert sinds april 2012 bijdragen aan UNMISS. Dit omvat zowel een militair als een civiel deel. Het gaat om maximaal dertig personen, te weten vijftien marechaussees (UNPOL), vier civiele politiefunctionarissen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (UNPOL), twee tot drie civiele deskundigen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, twee militaire liaisonofficieren en zeven stafofficieren. De Nederlandse bijdrage is onlangs verlengd tot november 2014. Gezien de recente gebeurtenissen in Zuid-Sudan heeft de VN Veiligheidsraad besloten de sterkte van de missie tijdelijk te verhogen tot 12.500 militairen en 1.323 politiefunctionarissen. De VN onderzoekt en beoordeelt momenteel de mogelijke gevolgen van de huidige ontwikkelingen in Zuid-Sudan voor de missie.
European Union Trainings Mission Mali (EUTM Mali)
In januari 2013 heeft de Raad Buitenlandse Zaken van de EU ingestemd met de oprichting van EUTM Mali. Met de EUTM levert de EU een bijdrage aan de bevordering van de capaciteit van operationele eenheden en de hervorming van de commandostructuur van het Malinese leger. Op 18 februari 2013 is de missie begonnen. Nederland heeft één militair in deze missie. Het mandaat van de missie loopt tot en met 19 mei 2014.
Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA)
De internationaalrechtelijke basis voor MINUSMA is vastgelegd in resolutie 2100 (april 2013) van de VN Veiligheidsraad. De missie heeft een breed en geïntegreerd mandaat gekregen, voor een initiële periode van twaalf maanden (tot en met juni 2014). Het is waarschijnlijk dat de VN Veiligheidsraad de missie enkele jaren in stand houdt. Het kabinet heeft op 1 november 2013 bekendgemaakt te zullen deelnemen aan deze missie. De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA richt zich op de inlichtingenketen (informatievergaring). De Nederlandse bijdrage wordt vanaf januari 2014 opgebouwd. De Nederlandse bijdrage zal bestaan uit ongeveer 380 militairen, tien politiefunctionarissen en enkele functionarissen van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie voor de civiele component van MINUSMA.
Patriots Turkije
Op 7 december 2012 is de Kamer geïnformeerd over de inzet van Patriot-systemen in Turkije met als doel de bevolking en het grondgebied van Navo-bondgenoot Turkije te beschermen en bij te dragen tot de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap (Kamerstuk 32 623, nr. 76). De Nederlandse deelneming duurde in beginsel tot eind januari 2014. Op 8 november 2013 heeft Turkije de Navo verzocht om verlenging van de inzet van de Patriot-systemen. Op basis van dit verzoek heeft het kabinet besloten de plaatsing van twee Nederlandse Patriot-systemen in Turkije met een termijn van twaalf maanden te verlengen tot eind januari 2015 (Kamerstuk 32 623, nr. 117). Ook Duitsland en de Verenigde Staten hebben hun inzet verlengd.
NATO Response Force
Ook in 2013 heeft Defensie eenheden gereed gesteld voor de snelle reactiemacht van de Navo, de NATO Response Force (NRF). Het betrof de navolgende eenheden: een mijnenjager (twee maal drie maanden), acht F-16’s gedurende het gehele jaar, een brigadehoofdkwartier, een gemechaniseerd bataljon, een geniecompagnie, een artilleriebatterij, een medische role2-eenheid, een ISTAR-element en een logistiek element.
Nationale inzet
De open Nederlandse samenleving blijft kwetsbaar voor ontwrichtende invloeden en veiligheidsrisico’s. Defensie verricht dagelijks tal van activiteiten ten behoeve van de nationale veiligheid in Nederland. Behalve incidentele bijstand op verzoek van civiele autoriteiten voert de krijgsmacht een groot aantal reguliere taken uit, zowel in Nederland als in de Caribische delen van het Koninkrijk. Civiele autoriteiten weten Defensie steeds vaker te vinden, waardoor de vraag naar militaire bijstand en steunverlening toeneemt. Deze trend heeft zich in 2013 voortgezet. In 2013 is de krijgsmacht zo’n 2.300 keer nationaal ingezet (ruim 1.900 in 2012). Voorbeelden hiervan zijn de inzet van de marine voor de kust van Nederland en het Caribisch gebied tegen drugscriminaliteit en de inzet van Defensie in Noord-Amsterdam vanwege een hoog inbraakpercentage in dit stadsdeel. Search teams en spoorzoekers (combat trackers) worden steeds vaker ingezet op zoek naar verborgen goederen en forensische sporen. De toenemende inzet zorgt er wel voor dat evenals in 2012 ook in 2013 het budget Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) ontoereikend is geweest om de kosten van deze inzet te dekken. In 2013 waren de gegarandeerde militaire capaciteiten beschikbaar zoals overeengekomen in de bestuurlijke afspraken in het kader van het convenant civiel-militaire samenwerking. Vanzelfsprekend kon in noodgevallen een beroep worden gedaan op de gehele krijgsmacht. Het programma Versterking Civiel Militaire Samenwerking (VCMS) borduurt daarop voort.
Beleidsconclusie
Defensie heeft in 2013 voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen, zij het – zoals aangekondigd in de begroting – met enige beperkingen. Ook in een jaar waarin ingrijpende reorganisaties als gevolg van de beleidsbrief uit 2011 hun beslag kregen, hebben onderdelen van de krijgsmacht in 2013 opnieuw deelgenomen aan uiteenlopende operaties op verscheidene plaatsen in de wereld. In eigen land nam de vraag naar militaire bijstand en steunverlening verder toe en voerde de krijgsmacht naast reguliere tal van incidentele taken uit. Concluderend was de inzetbaarheid van de krijgsmacht in 2013 goed.
Heringericht en verkleind
Na de hervatting van het overleg met de centrales van overheidspersoneel in maart 2013, zijn de meeste reorganisatietrajecten in het afgelopen jaar voltooid. Enkele reorganisaties zijn door nadere afspraken binnen de overlegstructuur net over de jaargrens heengegaan, maar hebben kort daarna hun beslag gekregen. Een uitzondering is de reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie. Dit is gemeld in de brief van 20 januari jl. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40). De resterende vijftien procent van de reorganisaties zullen volgens planning later in 2014 en in 2015 worden voltooid. De Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) is in oktober 2013 opgericht, het Joint IV Commando (JIVC) in november.
In de begroting van 2013 is nog uitgegaan van een al dan niet gedwongen ontslag van ongeveer 6.000 medewerkers als gevolg van de reorganisaties. In de loop van 2013 is duidelijk geworden dat door een lagere instroom, een hogere irreguliere uitstroom en een actief personeelsbeheer de overtolligheid lager uitvalt. In totaal komt de prognose van de overtolligheid uit op 2.250 medewerkers die extern moeten worden bemiddeld. Van dit totaal zijn 1.750 medewerkers gerelateerd aan de maatregelen uit de beleidsbrief 2011 en 300–500 medewerkers als gevolg van de maatregelen uit de nota In het belang van Nederland. De exacte personele gevolgen zullen blijken uit de uitwerking van de maatregelen door de lijnverantwoordelijken.
De werking van de «numerus fixus» als bedrijfsvoeringsinstrument is in 2013 geëvalueerd. De belangrijkste conclusie is dat de «numerus fixus» heeft bijgedragen tot het op orde krijgen van de personele samenstelling van Defensie.
Defensie heeft in 2013 het besturingsmodel aangepast. Uitgangspunten daarvan zijn: (aan de voorkant) sturen op de operationele taakuitvoering, ruimte voor de operationele taakuitvoering en eenvoud van besturing. Door ruimte te geven aan de defensieonderdelen en de Bestuursstaf zich te laten richten op het formuleren van de te bereiken doelen en de kaders daarvoor, is het mogelijk de stafcapaciteit te verlagen. In november 2013 is de nieuwe organisatie en werkwijze van start gegaan.
In 2013 is gewerkt aan de doelstelling een moderne en aantrekkelijke werkgever te blijven. Zo is bij de reorganisatie van de Bestuursstaf een pilot uitgevoerd voor het nieuwe functiegebouw Defensie. In dat kader is het aantal functiebeschrijvingen (zowel voor burgers als militairen) binnen de Bestuursstaf drastisch verminderd van 617 naar 51. De functiebeschrijvingen sluiten nu zoveel mogelijk aan bij die van het Rijk, zodat wederzijdse doorstroom vooral voor burgermedewerkers wordt vergemakkelijkt. De ervaringen die daarbij zijn opgedaan worden gebruikt bij de verdere ontwikkeling van het functiegebouw Defensie. Voorts is begonnen met de ontwikkeling van loopbaanbeleid voor het burgerpersoneel. Eén van de maatregelen betreft het inzetten van loopbaanbegeleiders voor het burgerpersoneel.
In 2013 is overtollig defensiematerieel verkocht. Nadat begin 2013 een aantal Cheetah’s en Flycatchers aan Jordanië zijn verkocht, volgden later dat jaar vijftien F-16’s. Daarnaast kocht Finland een aantal Medium Range Antitank systemen en vorderden de onderhandelingen voor de verkoop van 100 Leopard 2A6-tanks dermate goed, dat in januari 2014 het verkoopcontract kon worden getekend. Het is niet gelukt voor het bevoorradingsschip Zuiderkruis een geschikte koper te vinden, waardoor Defensie genoodzaakt is dit schip voor sloop aan te bieden.
Defensie heeft besloten zowel de Lynx-helikopters als de derde DC-10 niet voor verkoop aan te bieden. De Lynx-helikopters hebben zoveel vlieguren dat de totaalopbrengst lager zal zijn dan wanneer de afzonderlijke componenten worden verkocht. De toestellen worden daarom ontmanteld en in onderdelen verkocht. Ook de derde DC-10 wordt ontmanteld, waarna de onderdelen worden toegevoegd aan de reservedelenvoorraad.
Op het gebied van het vastgoed is de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. De vastgoedmaatregelen zijn in verschillende fasen uitgewerkt, waarvan de resterende fasen 2b en 3 in 2013 aan de Kamer zijn aangeboden. Het plan is nu klaar. De aangekondigde maatregelen worden in de reguliere processen opgenomen en uitgevoerd. Zoals gemeld in de eerste halfjaarrapportage over het vastgoed (Kamerstuk 32 733, nr. 129 van 15 mei 2013) is de beoogde structurele besparing van € 61 miljoen op de exploitatie niet bereikt. Het totaal van de nu bekende maatregelen komt uit op € 41,9 miljoen. Het resterend tekort is in 2013 alsnog met maatregelen belegd in de nota In het belang van Nederland. Defensie informeert twee keer per jaar de Kamer over de projecten uit het herbeleggingsplan en uit de nota In het belang van Nederland en over andere relevante vastgoedmaatregelen en ontwikkelingen.
Beleidsconclusie
Defensie heeft in 2013 zo’n 85 procent van de reorganisaties weten te voltooien die voortvloeiden uit de beleidsbrief 2011. Het restant volgt in 2014 en 2015. Vooral de reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie vergt nog de nodige aandacht. De opbrengsten van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie bleken in 2013 uiteindelijk lager dan voorzien. Het verschil is gecompenseerd met maatregelen in de nota In het belang van Nederland. Ook de overtolligheid als gevolg van de reorganisaties bleek in 2013 lager uit te vallen dan eerder voorzien. Door het aanvullende verlies van arbeidsplaatsen als gevolg van de maatregelen in de nota In het belang van Nederland staat de uiteindelijke omvang van de overtolligheid nog niet vast. Concluderend: specifieke aandachtspunten daargelaten, heeft Defensie in 2013 goede vooruitgang geboekt met de voorgenomen herinrichting en verkleining.
Op orde
Voldoende voorraden voor inzet en oefeningen zijn van wezenlijk belang voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht en de motivatie van de defensiemedewerkers. Defensie werkt de tekorten die in de periode 2006 tot 2011 zijn ontstaan weg. Daarom is in 2013 verder gewerkt aan de normeringen voor inzetvoorraden voor de belangrijkste munitie, kleding en persoonsgebonden uitrusting en voor operationele rantsoenen. Het brand- en bedrijfsstoffenbedrijf en het defensiemunitiebedrijf voldeden in 2013 aan de leverbetrouwbaarheidsnorm. In 2013 is prioriteit gegeven aan kleding en uitrusting die benodigd zijn voor opkomsten van nieuw personeel en de uitvoering van missies, en aan pakketten die zijn gerelateerd aan specifieke functies. Deze doelstelling is gerealiseerd. Eveneens zijn in 2013 de meest urgente munitievoorraden aangevuld. Verder had de beschikbaarheid van reservedelen voor helikopters en vliegtuigen in 2013 de nodige aandacht. Om de beschikbaarheid te verbeteren zijn, op grond van de te maken vlieguren, meerjarige afspraken gemaakt met fabrikanten over leveringsvoorwaarden en de beschikbaarheid van onderdelen. Hiermee zal naar verwachting de beschikbaarheid van helikopteruren verbeteren, wat positieve gevolgen heeft voor de realisatie van de inzetbaarheidsdoelstellingen. De verwachting is dat de voorraden voor eind 2014 voor een belangrijk deel zijn aangevuld. Wel kampt Defensie met beperkte verwervingscapaciteit, tekorten aan technisch personeel en lange levertrajecten voor specifieke onderdelen van fabrikanten. Waar mogelijk wordt verwervingscapaciteit ingehuurd om de achterstanden zo spoedig mogelijk weg te werken.
De instroom van nieuw en jong personeel bij Defensie is voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht van groot belang. Door de nieuwe arbeidsmarktcommunicatiecampagne uit 2012 is in 2013 de interesse voor een baan en het aantal sollicitaties bij Defensie toegenomen. Als gevolg hiervan en door verbeteringen in het wervings- en selectieproces en de arbeidsmarktcommunicatie, is in 2013 85 procent van de aanstellingsopdracht van nieuw personeel gerealiseerd, tegenover 58 procent in 2012. Dit is een belangrijke positieve ontwikkeling, zeker gezien het feit dat de instroom van personeel in de afgelopen jaren aanzienlijk achterbleef. Het grotere aantal sollicitanten zorgt vooral voor een betere vulling van algemene functies. Voor de vulling van meer specialistische vacatures zijn aanvullende campagnes gehouden, gericht op de werving van technici, vliegers en medisch specialisten. Het succesvolle wervingsevenement Techbase in november 2013 trok 12.000 belangstellenden. Dit heeft geleid tot 150 sollicitaties en ruim 6.000 benaderbare jongeren voor de VeVa-techniekopleidingen. De voor VeVa interessante kandidaten zijn voor de kerst nog benaderd door de ROC’s om een voorlichting of open dag te bezoeken.
Beleidsconclusie
De inspanningen om de krijgsmacht voor eind 2014 op orde te krijgen zijn in 2013 onverminderd voortgezet. De maatregelen uit de nota In het belang van Nederland zijn daar mede op gericht. Terwijl de werving in 2013 aantrok, bleken knelpunten in de verwerving hardnekkig. Het zal nog de nodige tijd vergen om de beoogde verbeteringen in de materiële gereedheid te bewerkstelligen die, op hun beurt, vooral een positief effect zullen hebben op het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. Concluderend: stap voor stap wordt de krijgsmacht op orde gebracht; 2013 was zoals voorzien een moeilijk jaar waarin niet op alle fronten grote vooruitgang kon worden geboekt.
Vernieuwingen operationeel domein
De vernieuwing van het operationeel domein van de krijgsmacht is nodig om het hoofd te kunnen bieden aan nieuwe bedreigingen en de Nederlandse belangen en de internationale rechtsorde ook in de toekomst te kunnen beschermen. In 2013 is het vervangingsbesluit voor de F-16 genomen en is begonnen met de opleiding en training van personeel voor de F-35. Daarnaast zijn de volgende vorderingen gemaakt:
1. In 2013 is de voorstudie (B-fase) van het project MALE-UAV voltooid. Defensie zal voor de MQ-9 Reaper de gecombineerde studie- en verwervingsvoorbereidingsfase (C/D-fase) doorlopen.
2. Het project Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD), waarmee invulling wordt gegeven aan de beoogde intensivering tegen ballistische raketten, is in 2013 gecontinueerd. Samen met Duitsland, kennisinstituten en de industrie is een onderzoek opgezet naar de vraag hoe Europese partners kunnen samenwerken voor de verbeterde sensorcapaciteit van de Navo.
3. Op het gebied van counter-IED heeft Nederland een voortrekkersrol in het zoeken van innovatieve oplossingen. Nederland werkt samen met militaire partners, onderzoeksinstituten en de industrie. Zo is in 2013 de samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut verder uitgebreid. De mogelijkheden om te komen tot een multinationaal laboratorium voor forensisch onderzoek worden inmiddels onderzocht. Dit laboratorium is snel inzetbaar en bruikbaar voor opleidingen en kennisontwikkeling.
4. Defensie wil het operationeel energieverbruik reduceren. In 2013 zijn daartoe succesvol zonnecellen gebruikt in het uitzendgebied. Ook bij de verwerving van nieuw materieel wordt rekening gehouden met duurzaamheid. Zo is de verwerving van niet-operationele wielvoertuigen gericht op voertuigen die voldoen aan de hoogste euro-norm. Aggregaten worden vervangen door energiezuiniger exemplaren.
5. In 2013 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van gezamenlijke opleidingen en normen voor de operationele samenwerking tussen de Special Forces in Nederland. Daarnaast wordt meer eenduidigheid gecreëerd in de organisatie van de Special Forces.
6. De capaciteit voor psychologische operaties is in 2013 vergroot door de omvorming van het Civil Military Cooperation (CIMIC) bataljon van Defensie naar het Civiel en Militair Interactie Commando, inclusief een PsyOps-peloton.
7. Eind 2013 is de derde communicatiesatelliet voor de Advanced Extremely High Frequency (AEHF) satellietcommunicatiecapaciteit evenals ontvangstterminals in gebruik genomen.
Cyber
Het afgelopen jaar heeft Defensie forse stappen gezet om de digitale weerbaarheid te versterken en het vermogen cyberoperaties uit te voeren te ontwikkelen. Het zwaartepunt ligt in eerste instantie bij de bescherming van de netwerken, systemen en informatie van Defensie en de uitbreiding van de inlichtingencapaciteit in het digitale domein. Het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) is bijna op volle sterkte en ondersteunt de beveiliging van de meest kritieke defensienetwerken. Met het Nationaal Cyber Security Centrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een convenant getekend over de wederzijdse ondersteuning bij calamiteiten. In 2013 is het inlichtingenvermogen voor het digitale domein bij de MIVD verder versterkt met elf extra arbeidsplaatsen. Die capaciteit wordt in de toekomst verder uitgebreid. Inmiddels is een deel van de cyberintensivering bij de MIVD ondergebracht bij de gezamenlijke signals intelligence (SIGINT)-cybereenheid van de MIVD en de AIVD. Voor de noodzakelijk kennisontwikkeling en het integreren van cyber tijdens opleiding en training is medio 2013 het Defensie Cyber Expertise Centrum (DCEC) opgericht. Defensie zal het Defensie Cyber Commando (DCC) versneld oprichten, namelijk per 1 juli 2014. Defensie werft het benodigde personeel en leidt hen op. Tevens creëert Defensie een pool van cyberreservisten. In internationaal verband levert Defensie een bijdrage aan cyberprogramma’s van de Navo, de EU en aan de Nationale Cyber Security Research Agenda.
Beleidsconclusie
Defensie heeft in 2013 goede vorderingen gemaakt met de vernieuwing van het operationele domein. Aanhoudende vernieuwing is noodzakelijk om alert en slagvaardig te kunnen blijven reageren op veranderingen in de veiligheidssituatie. Conclusie: Defensie kan de komende jaren voortbouwen op de in 2013 bereikte resultaten. Dit is een doelstelling die velen motiveert.
Internationale defensiesamenwerking
In 2013 zijn op het gebied van internationale militaire samenwerking stappen gezet die voortbouwen op de beleidsnota van 11 mei 2012 (Kamerstuk 33 279, nr. 3). Deze samenwerking heeft het kabinet verder in het beleid verankerd met de Internationale Veiligheidsstrategie (Kamerstuk 33 694, nr. 1 van 21 juni 2013) en de nota In het belang van Nederland. De laatstgenoemde nota berust op het uitgangspunt dat Nederland niet in staat is op eigen kracht zijn veiligheid te verzekeren. Onze veiligheidsbelangen zijn verknoopt met de wereld om ons heen. Om dreigingen en risico’s ook in de toekomst het hoofd te kunnen bieden, is verdere verdieping van militaire samenwerking noodzakelijk, zowel met gelijkgezinde landen als in multinationaal verband. Ook in Europees verband zijn beleidsmatige stappen gezet. In 2013 betrof dit vooral de uitwerking van voorstellen in EU-kader voor de verdieping van de samenwerking op het terrein van veiligheid en defensie, ter voorbereiding op de Europese Raad van 19 en 20 december 2013. De Europese Raad heeft een groot aantal voorstellen op deze terreinen bekrachtigd en zal halverwege 2015 de voortgang bespreken.
Ten aanzien van bilaterale samenwerking richt Defensie zich in hoofdzaak op een aantal strategische partners. Dit zijn in eerste instantie België, Duitsland en Luxemburg. Met de ondertekening op 28 mei 2013 van de Declaration of Intent (DoI) met Duitsland is de toch al intensieve samenwerking met dit land op een nog hoger plan gebracht. In de DoI hebben beide landen de intentie vastgelegd om kansrijke samenwerkingsmogelijkheden uit te werken. Daarnaast zijn alle lopende en nieuwe samenwerkingsinitiatieven tegen het licht gehouden om daarmee de samenwerking te bewaken en te sturen. De meest in het oog springende ideeën zijn:
• Het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier ontwikkelen tot een Joint Task Force hoofdkwartier voor de Navo;
• Integratie van 11 Luchtmobiele Brigade in de op te richten Division Schnelle Kräfte;
• Integratie van de eenheden van de Grondgebonden Lucht- en Raketverdediging;
• Integratie van Duitse en Nederlandse vuursteuneenheden;
• Nauwere samenwerking op maritiem gebied.
Samen met België en Luxemburg zijn in 2013 de afspraken uit de Ministeriële Verklaring van april 2012 nader uitgewerkt. Inmiddels zijn verschillende overeenkomsten getekend over de uitwisseling van officieren bij de operationele commando’s en de Belgische en Nederlandse defensiestaven. De commandanten van de Belgische en Nederlandse luchtmachten hebben een overeenkomst getekend over de studie naar de inrichting van een Belgian Netherlands Coordination Cell voor de Nederlandse en Belgische helikoptereenheden. Verder zijn in 2013 stappen gezet naar de integratie van de parachutistenopleidingen en de oprichting van het Benelux Arms Control Agency (BACA). Daarnaast heb ik op 23 oktober 2013 met mijn Belgische collega een Letter of Intent getekend inzake de opstelling van een verdrag over gezamenlijke luchtruimbewaking.
Een ander speerpunt van samenwerking is het project voor de verwezenlijking van een multinationale Multi-Role Tanker Transport (MRTT) vloot. Nederland is lead nation van een van de vier pijlers van het project ter versterking van Europese Air-to-Air Refueling capaciteit. Negen EDA-lidstaten (België, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Luxemburg, Nederland, Polen, Portugal en Spanje) en Noorwegen hebben de Letter of Intent ondertekend. De bedoeling is door middel van een gezamenlijke verwerving van tankervliegtuigen een bijdrage te leveren aan vermindering van dit zowel door de Navo als de EU geconstateerde strategische tekort. Voor Nederland gaat het om de geplande vervanging van de KDC-10 vliegtuigen vanaf 2020.
In de Northern Group spreken Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden sinds 2011 regelmatig informeel over Navo- en EU-aangelegenheden. Hierbij is geen besluitvorming aan de orde; het gaat om informele gedachtewisselingen. In 2013 zijn de mogelijkheden onderzocht van nauwere samenwerking binnen de Northern Group, met als uitgangspunt zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande samenwerkingsverbanden.
Beleidsconclusie
Het jaar 2013 stond in het teken van de verdere intensivering van de internationale samenwerking. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is van meet af aan geweest dat samenwerking het handelingsvermogen van de betrokken partnerlanden vergroot. De samenwerking met vooral België en Duitsland schrijdt steeds verder voort. Door het besluit het F-16 jachtvliegtuig te vervangen door de F-35, zijn de vooruitzichten voor zowel operationele als industriële samenwerking met Europese partners verbeterd. Het Joint Support Ship (JSS) Karel Doorman wordt aangehouden met het oog op internationale samenwerking. Concluderend: de internationale samenwerking heeft in 2013 forse impulsen gekregen en er zijn concrete resultaten geboekt. Deze doelstelling is in 2013 gehaald.
Een slagvaardige organisatie
In 2013 is verder gewerkt aan vereenvoudiging. Defensie heeft in november 2013 een aangepast besturingsmodel ingevoerd. Om de bureaucratie te verminderen is de interne beradenstructuur veranderd.
Speer
Op 15 juli jl. is het programma SPEER beëindigd en is de uitvoering van de programmadoelen belegd in de lijn. De taken die nog moeten worden uitgevoerd, worden opgepakt door het JIVC en de defensieonderdelen. De uitvoerende processen die horen bij een ERP-invoering (ontwerp, bouw, migratie, beheer) maken deel uit van standaard werkwijzen. Defensie kan hierdoor vrijwel zelfstandig de basisimplementatie van ERP voltooien. Hoewel het programma SPEER daarmee is beëindigd, gaat de verdere realisatie van de programmadoelen onverminderd voort. In 2013 is de basisimplementatie bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) gerealiseerd. De materieellogistieke bedrijfsvoering van het CLAS wordt voor het overgrote deel ondersteund door ERP. De komende jaren volgen het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK). Ondersteunende bedrijfsprocessen voor de missie in Mali worden voor een groot deel al met ERP uitgevoerd.
Sourcing en samenwerking
Op 19 juli 2013 is overeenstemming met de bonden bereikt over het sociaal statuut uitbesteding (zie ook Kamerstuk 31 125, nr. 19 van 28 augustus 2013). Voor de vastgoeddiensten is in het tweede kwartaal van 2013 besloten aan te sluiten bij het initiatief om één Rijksvastgoedbedrijf (RVB) op te richten. Deze ontwikkeling past in het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. De aanbesteding van de prioritaire projecten DBBS (Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem), de Uitbesteding Catering Defensie en outsourcing IV/ICT is vertraagd en zal in 2014 starten. Voor IV- en ICT-dienstverlening wordt een gefaseerde aanpak gevolgd, waarbij het ICT-kavel als eerste naar de markt wordt gebracht. Voor de instandhouding van de operationele wielvoertuigen met een laadvermogen tot 7,5 kN is het contract in december 2013 getekend, zodat de transitie in het eerste kwartaal van 2014 kan beginnen. Over de voortgang van de sourcingprojecten bent u geïnformeerd op 13 december 2013 en op 21 februari jl. (Kamerstuk 31 125, nrs. 21 en 23).
Om sourcing structureel in te bedden in de defensieorganisatie is de afgelopen jaren met het tijdelijke Programmabureau Sourcing een impuls gegeven aan de kaders en de structuur voor het sourcingproces. Eind 2013 is sourcing in de lijn belegd en zijn de resterende activiteiten van het programmabureau overgenomen door de Hoofddirectie Bedrijfsvoering. Op deze manier is sourcing onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering geworden.
In 2013 ging de Port of Den Helder van start: het verzelfstandigde havenbedrijf. Onderdeel van Port of Den Helder is een planningcel, onder leiding van een medewerker van het CZSK, die schepen kaderuimte toewijst, in zowel de civiele- als de marinehaven.
Beleidsconclusie
Het programma SPEER is beëindigd, maar de doelstellingen zijn nog niet alle verwezenlijkt. Het werk zal de komende jaren in de lijn worden voortgezet. Nadat de basisimplementatie ERP is voltooid, zal Defensie in 2015 een evaluatie naar de Kamer zenden. Ook sourcing is ingebed in de organisatie en daarmee onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering geworden. Met de invoering van een nieuw besturingsmodel heeft Defensie de weg naar vereenvoudiging en ontbureaucratisering ingeslagen. Daarmee zijn in 2013, in overeenstemming met de doelstellingen, belangrijke stappen gezet om de slagvaardigheid van de defensieorganisatie verder te vergroten.
Beleidsdoorlichtingen
Artikel |
Realisatie |
Toelichting |
||
---|---|---|---|---|
2011 |
2012 |
2013 |
||
Artikel 1: Inzet |
||||
Inzet defensiepersoneel en materieel voor ISAF in het kader van eindevaluatie ISAF, inclusief evaluatie Bos en Van Geel-gelden. |
V |
|||
Kwetsbare scheepvaart nabij Somalië |
X |
De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2014 |
||
Artikel 4: CLSK |
||||
Strategische luchttransportcapaciteit |
V |
|||
Artikel 5: KMar |
||||
Mensenhandel/Mensensmokkel |
V |
|||
Artikel 8: CDC |
||||
Actieplan werving en behoud |
V |
X: In uitvoering
V: Voltooid
Toelichting
De beleidsdoorlichtingen «Strategische luchttransportcapaciteit», «Mensenhandel/Mensensmokkel» en «Actieplan werving en behoud» zijn in 2012 uitgevoerd. Deze beleidsdoorlichtingen zijn in het eerste kwartaal van 2013 verzonden aan de Kamer. De beleidsdoorlichting «Kwetsbare scheepvaart nabij Somalië» wordt in het tweede kwartaal van 2014 aan de Kamer verzonden.
Garanties en achterborgstellingen
Per 31 december 2013 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het Ministerie van Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2013 zijn er geen aanspraken geweest.
Financiële gevolgen
Stand begroting 2013 |
7.776.971 |
Beleidsmatige mutaties |
|
Doorwerking eindrealisatie 2012 |
121.328 |
Doorwerking HGIS eindrealisatie 2012 |
37.778 |
Bijstelling ontvangsten |
– 49.097 |
Kasschuif 2013 naar 2014 tot en met 2017 |
– 135.000 |
Overhevelingen tussen departementen |
10.003 |
Loonbijstelling |
6.375 |
Vrijgave niet relevant deel van de hoofdsom ABP lening |
– 23.146 |
Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS |
– 35.000 |
Subtotaal beleidsmatige mutaties |
– 66.759 |
Beleidsmatige mutaties na 2e suppletoire begroting |
|
Overhevelingen tussen departementen |
100 |
Totaal beleidsmatige mutaties |
– 66.659 |
Autonome mutaties |
|
Bijstelling ontvangsten |
– 16.283 |
Bijstelling uitgaven |
31.172 |
Bijstelling ontvangsten HGIS |
196 |
Bijstelling uitgaven HGIS |
– 23.310 |
Totaal autonome mutaties |
– 8.225 |
Totaal jaarrekening 2013 |
7.702.087 |
Toelichting
Doorwerking eindrealisatie 2012
Het defensiebudget is bijgesteld met € 121,3 miljoen als gevolg van de begrotingsuitvoering in 2012. Het HGIS-budget is bijgesteld met € 37,8 miljoen.
Bijstelling ontvangsten
De lagere ontvangsten worden vooral veroorzaakt door het verschuiven van de verkoopontvangsten (– € 91 miljoen) van roerende en onroerende goederen naar latere jaren als gevolg van afnemende mogelijkheden op de markt. Hier tegenover staan de hogere overige personele en materiële ontvangsten (€ 7 miljoen) en de winstafdracht van het baten-lastenagentschap DTO (€ 35 miljoen).
Kasschuif 2013 naar 2015 tot en met 2017
Bij de eerste suppletoire begroting 2013 is met een kasschuif een deel van de budgetten (€ 40 miljoen) voor de Sociaal Beleidskader (SBK) regelingen doorgeschoven naar 2014. In dat jaar wordt een hoger gebruik verwacht van de SBK-regelingen, vanwege de vertraging in de reorganisaties. Daarnaast worden de investeringen groot materieel van de DMO in 2013 verlaagd met een kasschuif. Hiermee worden de budgetten voor investeringen grootmaterieel verhoogd met € 30 miljoen in 2015, € 21 miljoen in 2016 en € 44 miljoen in 2017.
Overheveling van/naar andere departementen
Van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is € 15,3 miljoen ontvangen voor de bescherming van ambassadepersoneel door de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar) en de bijdrage vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het Advanced Passenger Information System (€ 5 miljoen). Hier tegenover staan de defensiebijdrage aan het project C2000 (€ 6,3 miljoen) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en aan het platform «rijksoverheid online» van het Ministerie van Algemene Zaken (€ 2,1 miljoen). Voor het overige betreft het diverse mutaties met een gering financieel volume.
Loonbijstelling
Dit betreft de reguliere uitkering van loonbijstelling voor de defensiebegroting.
Vrijgave niet relevant deel van de hoofdsom ABP lening
Vanwege het volledig op kapitaaldekking brengen van de militaire ouderdomspensioenen is het Ministerie van Defensie met het ABP een aantal leningen overeengekomen. Het Ministerie van Financiën stelt hiervoor de middelen beschikbaar. De lening voor 2013 is echter niet nodig en de hiervoor gereserveerde middelen vallen vrij aan het Ministerie van Financiën.
Bijstelling uitgaven crisisbeheersingsoperaties HGIS
De uitgaven voor verschillende missies zijn neerwaarts bijgesteld, voornamelijk als gevolg van het eerder stopzetten van de missie in Kunduz en de lagere uitgaven dan gepland voor de Patriotmissie in Turkije. Het saldo op de voorziening voor crisisbeheersingsoperaties valt vrij.
Beleidsmatige mutaties voor 2013
De beleidsmatige mutaties zijn de bijstelling voor het platform «rijksoverheid online» aan het Ministerie van Algemene Zaken (€ 0,4 miljoen) en de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (€ 0,5 miljoen) voor de inzet van twee KMar-liaisons op de locaties Peru (Lima) en Kenia (Nairobi). Het kas- en verplichtingenbudget is met deze mutaties aangepast.
Verder zijn er drie beleidsmatige mutaties op het verplichtingenbudget. Het verplichtingenbudget van het CDC is verhoogd met € 106,5 miljoen vanwege de bijstelling van het kostenplafond voor de Nederlandse bijdrage aan het Strategic Airlift Capability (SAC) C-17 programma. Het verplichtingenbudget van CLSK is bijgesteld door de FMS-case voor F16-opleidingen en trainingen in Tucson in de VS ($ 149 miljoen voor vijf jaar) en door het onderhoudscontract van de Makila 1A2 motoren voor de Cougar-helikopters (€ 34,6 miljoen voor de periode 2014 tot en met 2017). De Kamer is hierover geïnformeerd op 28 februari jl. (Kamerstuk 337 750-X, nr. 43).
Autonome mutaties voor 2013
Bijstelling ontvangsten
De neerwaartse bijstelling van ontvangsten met € 16,2 miljoen heeft voor een groot deel betrekking op het beleidsartikel DMO (€ 14 miljoen) voor materiële ontvangsten en BTW-ontvangsten. De overige (kleinere) ontvangsten komen voort uit personele en materiële ontvangsten bij de defensieonderdelen.
Bijstelling uitgaven
De met € 16 miljoen neerwaarts bijgestelde ontvangsten werken door op het uitgavenbudget. Daarnaast zijn de investeringen € 15 miljoen boven budget gerealiseerd. Dit komt deels doordat meer facturen (van reeds aangegane verplichtingen) dan verwacht ter betaling werden aangeboden en deels door overprogrammering (spanning). Ook zijn de SBK-regelingen € 14 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd, wat duidelijk werd nadat de reorganisatie per 1 november 2013 in was gegaan. De exploitatiekosten van de defensieonderdelen realiseren daarentegen € 13 miljoen lager, waarmee de tegenvaller bij de SBK-regelingen kon worden gedekt.
Bijstelling uitgaven HGIS
De uitgavenbudgetten voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties zijn neerwaarts bijgesteld, onder meer vanwege het kabinetsbesluit om de Geïntegreerde Politietrainingsmissie per 1 juli 2013 te beëindigen.
Algemene doelstelling
De krijgsmacht is er voor de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede voor de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde. Tevens ondersteunt de krijgsmacht civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. Om deze taken te kunnen uitvoeren stelt Defensie militaire eenheden gereed die daarvoor kunnen worden ingezet.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de beschikbaarstelling en inzet van eenheden om de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te handhaven. Verder is de Minister in samenwerking met bondgenoten verantwoordelijk voor de uitvoering van bijdragen aan missies voor conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Het Koninkrijk der Nederlanden draagt daarmee bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De eenheden kunnen ook worden ingezet voor nationale taken en het verlenen van (internationale) noodhulp.
Opzet artikel
Onder Beleidsartikel 1 Inzet wordt een overzicht geboden van de gehele inzet van de krijgsmacht. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel is daartoe uitgebreid met één niet-financieel overzicht voor de structurele inzet voor nationale en koninkrijkstaken, bijvoorbeeld door de KMar, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en de Kustwachten. In Beleidsartikel 1 is de verantwoording opgenomen van de additionele uitgaven voor inzet onder verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijkdrachten. In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor zeestrijdkrachten, landstrijdkrachten, luchtstrijdkrachten, de marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1.
Beleidsconclusie
De krijgsmacht is in 2013 ondanks de ingrijpende veranderingen in de organisatie ingezet voor alle drie de hoofdtaken van de krijgsmacht in meerdere operaties op verscheidene plaatsen in de wereld. Defensie heeft in 2013, met enkele beperkingen, voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. In de begroting was reeds aangekondigd dat Defensie in 2013 alleen met beperkingen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen zou kunnen voldoen. In bijlage 8 «Rapportage over inzetbaarheidsdoelstellingen in 2013» wordt hier nader op ingegaan.
Artikel 1 Inzet (Bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
Begroting 2013 |
Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
351.258 |
302.029 |
223.487 |
165.904 |
153.728 |
213.150 |
– 59.422 |
Programma-uitgaven |
360.093 |
318.319 |
186.102 |
191.231 |
177.246 |
213.150 |
– 35.904 |
Opdracht Inzet |
|||||||
– waarvan crisisbeheersingsoperaties (HGIS) |
360.093 |
318.319 |
186.102 |
185.351 |
170.420 |
190.500 |
– 20.080 |
– waarvan financiering nationale inzet krijgsmacht |
2.366 |
2.581 |
2.250 |
331 |
|||
– waarvan overige inzet |
3.514 |
4.245 |
20.400 |
-16.155 |
|||
Ontvangsten |
20.494 |
9.347 |
3.214 |
8.384 |
4.807 |
13.707 |
– 8.900 |
Programma-ontvangsten |
|||||||
– waarvan crisisbeheersingsoperaties (HGIS) |
20.494 |
9.347 |
3.214 |
4.286 |
1.603 |
1.407 |
196 |
– waarvan overige inzet |
4.098 |
3.204 |
12.300 |
– 9.096 |
Toelichting algemeen
Binnen artikel 1 worden alleen uitgaven voor inzet begroot en verantwoord:
(1) Voor zover deze uitgaven additioneel zijn. Dit betekent dat vormen van inzet budgettair niet zichtbaar zijn in dit artikel indien geen sprake is van aanvullende uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor gereedstelling en instandhouding binnen de artikelen van de operationele commando’s (bijvoorbeeld de inzet van helikopters voor Search and Rescue) of indien deze worden verrekend met tweeden of derden (bijvoorbeeld noodhulp die wordt verrekend met het Ministerie van Buitenlandse Zaken).
(2) Voor zover deze inzet onder directe verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten wordt uitgevoerd. Verschillende vormen van inzet zijn gemandateerd aan de operationele commando’s, zoals bijvoorbeeld de inzet voor de Kustwacht, en worden daarom in die artikelen begroot en verantwoord.
Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen op dit artikel valt € 59,4 miljoen lager uit dan begroot. In de begroting was € 51,5 miljoen voorzien voor nieuwe missies (HGIS). In 2013 is deze voorziening deels aangewend voor de financiering van de inzet Patriots in Turkije en EU NAVFOR ATALANTA, maar hiervan is € 20,1 miljoen niet nodig geweest voor missies en daardoor zijn er geen verplichtingen voor aangegaan. Het overige deel van de lagere realisatie op de verplichtingen wordt veroorzaakt door de kleinere inzet van VPD’s (– € 16,1 miljoen) en neerwaartse bijstelling van verplichtingen bij diverse overige missies (ISAF redeployment, GPM en missies algemeen).
Uitgaven
De uitgaven voor artikel 1 Inzet zijn met de ontwerpbegroting 2013 (Kamerstuk 33 400-X, nr. 2) vastgesteld op € 213,1 miljoen. In 2013 is voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 170,4 miljoen uitgegeven. Inclusief Contributies, Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) en Overige Inzet zijn de totale uitgaven in 2013 € 177,2 miljoen. De uitgaven per missie zien er als volgt uit:
Crisisbeheersingsoperaties (Bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
Begroting 2013 |
Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven missies |
|||||||
ISAF Redeployment |
64.146 |
51.514 |
29.974 |
11.755 |
15.900 |
– 4.145 |
|
GPM |
55.761 |
88.224 |
85.800 |
96.200 |
– 10.400 |
||
UNAMA |
46 |
90 |
50 |
40 |
|||
Ocean Shield |
4.386 |
7.788 |
21.191 |
6.043 |
2.800 |
3.243 |
|
EU NAVFOR ATALANTA |
5.951 |
11.049 |
3.297 |
6.188 |
21.148 |
0 |
21.148 |
EUFOR Althea |
7.291 |
7.281 |
6.105 |
312 |
206 |
50 |
156 |
KFOR |
713 |
538 |
561 |
489 |
452 |
452 |
|
CMF |
256 |
196 |
244 |
265 |
164 |
250 |
– 86 |
NLTC |
18 |
29 |
124 |
144 |
11 |
175 |
– 164 |
UNTSO |
520 |
587 |
559 |
551 |
571 |
600 |
– 29 |
EULEX |
376 |
588 |
606 |
501 |
598 |
598 |
|
NS2AU (voorheen AMIS) |
12 |
8 |
49 |
54 |
54 |
||
UNMISS |
1.266 |
1.514 |
1.400 |
114 |
|||
Inzet Patriots Turkije |
18.620 |
18.620 |
|||||
MFO |
234 |
234 |
|||||
EUTM Somalië |
372 |
372 |
|||||
EUAVSEC |
59 |
59 |
|||||
EUTM Mali |
43 |
43 |
|||||
UNDOF |
30 |
30 |
|||||
MINUSMA |
218 |
||||||
Missies Algemeen |
3.349 |
1.398 |
1.825 |
2.608 |
2.316 |
5.500 |
– 3.184 |
Beëindigde missies |
326.528 |
213.533 |
39.924 |
12.954 |
0 |
||
Totale uitgaven aan missies |
345.014 |
303.739 |
168.308 |
164.762 |
150.299 |
122.925 |
27.374 |
Uitgaven contributies |
15.079 |
14.580 |
17.794 |
20.589 |
20.121 |
16.000 |
4.121 |
Voorziening HGIS |
51.575 |
– 51.575 |
|||||
Totale uitgaven HGIS |
360.093 |
318.319 |
186.102 |
185.351 |
170.420 |
190.500 |
– 20.080 |
Hieronder worden de verschillen groter dan € 2,5 miljoen per missie toegelicht.
ISAF Redeployment
De realisatie op de redeployment ISAF is € 4,1 miljoen lager uitgekomen dan begroot, omdat er uiteindelijk minder materieel ter reparatie is aangeboden.
Geïntegreerde Politietrainingsmissie (GPM)
Met de tweede suppletoire begroting is het budget met € 14,5 miljoen neerwaarts bijgesteld van € 96,2 miljoen naar € 81,7 miljoen. Deze verlaging was het gevolg van het kabinetsbesluit om de GPM per 1 juli 2013 te beëindigen (Kamerstuk 27 925, nr. 480). De realisatie is € 85,8 miljoen, waarvan € 23,7 miljoen voor de redeployment GPM in 2013. Uiteindelijk is er een verschil met de begroting van € 10,4 miljoen. Een deel hiervan wordt naar 2014 doorgeschoven voor het herstel van het ingezette materieel.
Ocean Shield
De realisatie van de piraterijbestrijdingsmissies Ocean Shield is € 3,2 miljoen hoger uitgekomen dan begroot vanwege de verlenging van deze missie tot eind 2013. Op 7 december 2012 heeft het Kabinet de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerbrief 29 521 X nr. 198). De additionele uitgaven voor deze verlenging werden geraamd op € 7,2 miljoen, waardoor de stand na de eerste suppletoire begroting werd verhoogd naar € 10 miljoen. Met de tweede suppletoire begroting is deze raming met € 1,2 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 8,8 miljoen. De uiteindelijke realisatie bedroeg € 6 miljoen. Deze daling ten opzichte van de tweede suppletoire begroting wordt verklaard door minder uitgaven op diverse posten van de Zr.Ms. Van Speijk.
EU NAVFOR ATALANTA
Op 7 december 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verlenging van EU ATALANTA tot einde 2013 (Kamerbrief 29 521-X, nr. 198). De additionele uitgaven voor deze verlenging zijn geraamd op € 22,9 miljoen. Met de tweede suppletoire begroting is deze raming met € 1 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 21,9 miljoen. De realisatie is € 21,1 miljoen.
Patriots in Turkije
Op 21 november 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het verzoek van Turkije aan de Navo om bijstand voor het beschermen van de bevolking en het grondgebied van Turkije (Kamerstuk 32 623, nr.74) en op 7 december 2012 over het besluit van het kabinet om Nederlandse Patriot-systemen in Turkije te plaatsen (Kamerstuk 32 623, nr. 76). De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de Nederlandse inzet van Patriot-systemen voor een periode van twaalf maanden, werden initieel geraamd op € 42 miljoen in 2013, maar zijn met de eerste suppletoire begroting, neerwaarts bijgesteld naar € 25 miljoen. Deze verlaging komt mede doordat minder personeel benodigd bleek dan voorzien en dat Turkije als gastland (host nation) maximale ondersteuning levert op het gebied van lokaal transport, legering, beveiliging en infrastructuur. Met de tweede suppletoire begroting werd de raming, als gevolg van een verdere verlaging van het personeelsplafond en de doorwerking op de kostenposten voeding, transport en brandstof, met € 6 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 19 miljoen (Kamerstuk 33 640-X, nr. 2). De realisatie is € 18,6 miljoen.
Missies Algemeen
De realisatie op de Missies Algemeen is € 3,2 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit betreft lagere uitgaven voor diverse individuele kleine missies.
Uitgaven contributies
De realisatie op de Uitgaven contributies is € 4,1 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Het betreft deels een verhoging voor de bijdrage aan het budget Navo/AOM en deels de ontplooiing van trainingsmissies in Somalië en Mali door de EU.
Voorziening HGIS
Van de Voorziening HGIS (€ 51,6 miljoen) is in 2013 € 27,4 aangewend voor de hogere uitgaven aan missies. Verder is € 4,1 miljoen besteed aan de hogere uitgaven contributies. Het restant van € 20,1 miljoen valt vrij in de eindejaarsmarge HGIS.
Toelichting op ontvangsten
Ontvangsten HGIS
In 2013 is in totaal € 1,6 miljoen ontvangen. Dit betreft onder meer VN-, Navo- en EU-contributies, opbrengst van verkoop van materieel aan partnerlanden (ISAF) en ontvangsten van partnerlanden (EUFOR Althea).
Ontvangsten VPD’s (overige inzet)
Voor de inzet van VPD’s is in totaal € 3,2 miljoen van Nederlandse reders ontvangen. Deze ontvangst is € 9,1 miljoen minder dan begroot (€ 12,3 miljoen). Dit wordt veroorzaakt doordat er minder VPD’s zijn ingezet dan geraamd in de begroting.
Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)
In het kader van de levering van een bijdrage aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan verscheidene operaties. Hieronder worden de desbetreffende operaties beschreven.
Toelichting missies
• International Security Assistance Force (ISAF)
ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven en verbeteren van de veiligheid, zodat de Afghaanse regering en ontwikkelingsorganisaties in een veilige omgeving kunnen opereren.
• Geïntegreerde Politiemissie (GPM)
Nederland heeft tot 1 juli 2013 de Afghaanse politie in de provincie Kunduz, Noord-Afghanistan getraind (Kamerstuk 27 925, nr. 415). Daarvoor zijn per rotatie (maximaal) 545 personen uitgezonden die primair in de provincie Kunduz en Mazar-e-Sharif en deels in de hoofdstad Kabul zijn gestationeerd. De GPM is tot 1 juli 2013 opgebouwd uit de volgende elementen:
Police Training Group (PTG)
De PTG was gestationeerd in Kunduz. Het betrof hier 225 civiele en militaire opleiders en trainers, en vijf justitiële experts. Duitse eenheden in het gebied zorgden voor hun bescherming. Voor de medische, logistieke en stafondersteuning van de politietrainers stonden 125 Nederlandse militairen ter beschikking. Na 1 juli 2013 is de PTG begonnen met de redeployment en was op 8 september al het personeel terug in Nederland. Het materiaal van de PTG is verplaatst naar Mazar-e-Shariff en het zal tot de zomer van 2014 duren voordat al het materiaal terug is in Nederland.
Air Task Force (ATF)
De ATF is opgericht ter ondersteuning van ISAF en omvat vier Nederlandse F-16 vliegtuigen en 120 militairen die permanent voor (PTG) ISAF in Mazar-e-Sharif zijn gestationeerd. Primair fungeert de ATF als nationale doorzettingsmacht voor de PTG. Na het vertrek van de PTG uit Kunduz ondersteunt de ATF ISAF en ANSF eenheden, indien deze in nood verkeren. Sinds november 2013 vervult de ATF geen Recce Lite verkenningstaken meer.
Bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF
Nederland levert een personele bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF, het daaronder geplaatste operationeel hoofdkwartier (ISAF Joint Command – IJC) en aan de trainingsmissie NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A).
Overige eenheden ter ondersteuning van de missie in Afghanistan
European Union Police Mission (EUPOL)
In 2008 is begonnen met de EU Police Mission (EUPOL) in het zuiden van Afghanistan waarvoor de KMar een aantal functionarissen heeft geleverd. Deze functionarissen zijn ingezet voor de GPM. Daarnaast is personeel afkomstig van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken (specialisten) en Veiligheid en Justitie (Rule of Law) werkzaam in de provincie Kunduz.
United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA)
Nederland levert voor de VN-missie in Afghanistan sinds november 2011 een Police Advisor die is gestationeerd in Kunduz-stad. De Police Advisor is vanaf december 2013 teruggetrokken uit Kunduz en te werk gesteld in Kabul.
• Operatie Ocean Shield (OS)
In 2013 is Zr.Ms. van Speijk in de periode van 31 mei tot 11 augustus ingezet in de Navo-operatie Ocean Shield, gericht tegen piraterij in de omgeving van Somalië. (Kamerstuk 29 521, nr. 198). Nederland heeft daarmee bijgedragen aan het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij.
• United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)
UNMISS is opgericht na de Zuid-Soedanese onafhankelijkheid op 9 juli 2011. Resolutie 1996 (2011) geeft UNMISS het mandaat om de vrede en veiligheid te consolideren en de omstandigheden voor ontwikkeling te creëren in Zuid-Sudan. Met Resolutie 2109 (2013) is het mandaat van UNMISS met één jaar verlengd tot 15 juli 2014. De missie ondersteunt de Zuid-Soedanese autoriteiten met vredesconsolidatie, de bescherming van burgers door conflictpreventie en -beheersing, en de opbouw van de veiligheids- en justitiesector. UNMISS is een geïntegreerde missie waarin civiele en militaire inspanningen worden samengebracht en ingebed in de brede internationale inspanning in Zuid Sudan. De missie bestaat uit 7.000 militairen, 900 politiefunctionarissen en 900 civiele stafleden. Nederland draagt sinds april 2012 bij aan UNMISS (Kamerbrief 29 521, nr. 177 ). De Nederlandse bijdrage omvat zowel een militair als een civiel deel. Er is een politiek mandaat voor een Nederlandse bijdrage van maximaal dertig personen: vijftien marechaussees (UNPOL), vier civiele politiefunctionarissen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (UNPOL), twee tot drie civiele experts van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, twee militaire liaisonofficieren (MLO) en zeven stafofficieren. De Nederlandse bijdrage geldt voor de duur van twee jaar tot medio maart 2014.
• European Union Force (EUFOR)/Althea
Nederland leverde in 2013 drie militairen aan het trainingsgedeelte van de EU-missie EUFOR Althea in Bosnië-Herzegovina (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1306). De duur van het VN-mandaat is verlengd tot medio november 2014.
• United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO)
Nederland heeft in 2013 twaalf officieren geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon, en op het hoofdkwartier van UNTSO te Jeruzalem. De waarnemers hebben tot taak het toezien op de naleving van de bestaande bestandsafspraken. Nederland neemt al sinds 1956 deel aan deze VN-missie. De Nederlandse deelname aan deze missie is van onbeperkte duur (het Nederlands mandaat volgt het internationaal mandaat). De additionele uitgaven voor deze missie zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.
• European Union Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)
EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen om zo een bijdrage te leveren aan de bestendiging van de regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en aan de ontwikkeling van duurzame en democratische lokale instellingen (Kamerstuk 27 476, nr. 8). De Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo bestaat uit personeel van de KMar, politie, justitie, douane en enkele civiele experts. Het mandaat van de missie werd op 6 juli 2012 verlengd tot 14 juni 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 190).
• Kosovo Force (KFOR)
Ook in 2013 ondersteunde KFOR, naast het waarborgen van de stabiliteit en veiligheid in Kosovo, de opbouw van de Kosovo Security Forces (KSF). Zoals reeds gemeld (Kamerstuk 28 676, nr. 167, 1 november 2012) wordt de Nederlandse bijdrage aan KFOR heroverwogen zodra de gefaseerde reductie van KFOR aanvangt. Tot die tijd draagt Nederland bij met drie staffunctionarissen. De bijdragen aan zowel EULEX als KFOR worden ondersteund door een National Support Element (NSE) gevormd door twee marechaussees. Tevens was er in Pristina een National Intelligence Cell (NIC) gevormd door twee MIVD militairen. De regering heeft het mandaat in 2013 met een jaar verlengd tot 1 oktober 2014 (Kamerstuk 28 676, nr. 191).
• United States Security Coordinator (USSC)
De missie van USSC beoogt de Palestijnse veiligheidssector te professionaliseren, als basisvoorwaarde voor een levensvatbare toekomstige Palestijnse staat en om een veilige leefomgeving voor de Palestijnse burgers te creëren. Nederland leverde drie militairen. In november 2013 is het Nederlands mandaat voor een maximale bijdrage van vijf personen aan USSC met twee jaar verlengd tot 31 december 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1316).
• European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah – Gaza)
De EU Border Assistance Mission Rafah vormt de derde partij bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte en heeft als taak om de grensbewaking van het Rafah Crossing Point door de Palestijnse Autoriteit te monitoren en begeleiden. Nederland leverde in 2013 voor deze missie drie marechaussees. Zij stonden stand-by in Nederland. In 2013 is er door de EU geen beroep gedaan op het Nederlandse personeel. Er heeft in 2013 dan ook geen realisatie plaatsgehad. De Nederlandse bijdrage is in juni 2013 verlengd tot 30 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1274).
• Combined Maritime Forces (CMF)
De CMF richten zich op de strijd tegen het internationale terrorisme en op piraterijbestrijding. Nederland levert twee militairen aan de staf van het hoofdkwartier van de CMF in Bahrein. Deze deelneming is gekoppeld aan de Nederlandse deelname aan Ocean Shield of EU NAVFOR Atalanta.
• European Naval Force (EUNAVFOR) / Operatie ATALANTA
In 2013 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan anti-piraterijoperaties in de wateren omsloten door India, Afrika en het Arabisch schiereiland. In de periode van 7 februari tot 23 mei 2013 leverde Nederland een bijdrage met Zr.Ms. de Ruyter en van 4 augustus tot 6 december 2013 met Zr.Ms. Johan de Witt (Kamerstuk 29 521, nr. 198). Aan boord van Zr.Ms. Johan de Witt was de Nederlandse Force Commander, commandeur Lenselink, met zijn staf geëmbarkeerd en hij heeft in die periode het commando gevoerd over de eenheden van TF 465. Nederland heeft daarmee bijgedragen aan het beschermen van schepen van het VN World Food Program en de VN missie African Union Mission in Somalië, het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden, en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Sinds oktober 2010 levert Nederland ook een personele bijdrage aan het Operationele Hoofdkwartier (OHQ) in Northwood in het Verenigd Koninkrijk.
• Security Sector Development Burundi (SSD)
Op 10 april 2009 hebben Nederland en Burundi een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend. Dit MoU is het strategisch kader voor een bilaterale, meerjarige samenwerking (vier fasen van twee jaar) op het gebied van Security Sector Development (SSD). Het SSD-programma bestaat uit drie pijlers: de verbetering van het democratische toezicht op de veiligheidssector (good governance), de verdere professionalisering van het Burundese leger en van de Burundese politie. De vaste Nederlandse defensiebijdrage bestaat uit twee officieren, waarvan één als strategisch adviseur binnen het Burundese Ministerie van Defensie werkt en één als adviseur/coach bij de Burundese projectorganisatie, die in het kader van het MoU defensieprojecten voorbereidt en uitvoert. Additioneel worden ter ondersteuning van projecten Nederlandse militairen voor korte periodes ingezet. Voor Fase II (2011–2013) zijn vier strategische assen gedefinieerd: Defence Review, gender, ethiek en militair juridisch systeem. In 2013 lag de focus op de verdere uitwerking van de Defence Review en op local ownership van het Burundese leger.
Toelichting nieuwe en overige missies
• Ballistic Missile Defense Task Force (BMDTF)
In 2013 heeft Nederland Patriot-systemen in Turkije gestationeerd met als doel de bevolking en het grondgebied van Navo-bondgenoot Turkije te beschermen, en bij te dragen aan de de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap (Kamerstuk 32 623, nr. 76). Nederland deelt de bezorgdheid van de Turkse regering over de dreiging van de Syrische ballistische raketten en heeft om die redenen, samen met Duitsland en de Verenigde Staten de Patriot-systemen ontplooid. De ontplooiing duurde in beginsel twaalf maanden, maar deze inzet is op verzoek van Turkije verlengd met twaalf maanden en zal nu duren tot eind januari 2015 (Kamerstuk 32 623, nr. 117)
• Multinational Force and Observers (MFO) Sinaï
De MFO missie is een observatiemissie die sinds 1982 in de Sinaï (Egypte) actief is. Het mandaat bij MFO berust op het Egyptisch-Israëlisch vredesverdrag van 26 maart 1979, en het daarbij behorende Protocol van 3 augustus 1981. De taken van MFO zijn observeren, rapporteren en verifiëren van schendingen van het vredesakkoord. Nederland nam eerder tot en met 1995 deel aan de missie. In 2012 is besloten per 1 februari 2013 weer aan deze missie deel te nemen. De bijdrage betreft vier militairen voor de initiële periode van 18 maanden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1193).
• European Union Training Mission Somalia (EUTM Somalië)
De rechtsgrondslag voor EUTM Somalië wordt gevormd door uitnodigingen van Uganda en Somalië. Met twee brieven (18 november 2009 en 23 januari 2010) heeft de Transitional Federal Government (TFG) de oprichting van EUTM Somalië verwelkomd. In november 2012 heeft de Somali Federal Government (SNG) dit bevestigd. In de brief van 5 januari 2010 heeft Uganda de EU verzocht deel te nemen aan de opleidingsinspanning van de Somalische veiligheidstroepen in Uganda. De bijdrage van EUTM Somalië aan de training van Somalische veiligheidstroepen is door de VN-veiligheidsraad verwelkomd in resolutie 2036 (2012). Hoofdtaak van de missie is het trainen van Somalische veiligheidstroepen voor de versterking van de SFG. De missie bevordert met behulp van training-, mentor- en adviescapaciteit de ontwikkeling van de veiligheidssector van Somalië. EUTM heeft inmiddels ruim 3.600 militairen getraind in militaire vaardigheden. Door training van het hogere kader van de Somali National Army (SNA) en de staf van het Somalische Ministerie van Defensie ondersteunt EUTM de Somalische autoriteiten bij het versterken van de civiele controle over het leger. Deze activiteiten zijn om veiligheidsredenen niet in Somalië, maar in Oeganda uitgevoerd. Eind 2013 zijn de trainingsfaciliteiten in Uganda gesloten en wordt EUTM Somalië overgebracht naar Mogadishu (Somalië) en Nairobi (Kenia)(Kamerstuk 29 521, nr. 222) Vanaf april 2013 neemt Nederland deel aan de EUTM Somalië (Kamerstuk 29 521, nr. 205). De Nederlandse bijdrage bestond in 2013 uit negen militairen, waarvan vier trainers en vijf stafleden.
• European Union Aviation Security Mission (EUAVSEC)
Op 30 mei 2012 heeft Zuid-Soedan de EU uitgenodigd de European Union Aviation Security Mission in South Soedan (EUAVSEC South Sudan) op te zetten. Op 18 juni 2012 hebben de EU-lidstaten deze uitnodiging aanvaard en besloten tot een civiele missie onder het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Deze missie ondersteunt de Zuid-Soedanese autoriteiten bij de ontwikkeling van een adequaat en duurzaam veiligheidssysteem op de luchthaven van Juba. Nederland levert twee militairen van de KMar aan het hoofdkwartier in Zuid-Soedan (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1249). De Nederlandse inzet eindigt op 18 januari 2014.
• European Training Mission Mali (EUTM Mali)
In januari 2013 stemde de Raad Buitenlandse Zaken in met de oprichting van EUTM Mali. Met EUTM Mali levert de EU een bijdrage aan de bevordering van de capaciteit van operationele eenheden en de hervorming van de commandostructuur van het Malinese leger. Het mandaat van de missie loopt tot en met 19 mei 2014. Nederland levert vanaf juli 2013 een militair aan het Belgische detachement dat aan de trainingsmissie deelneemt (Kamerstuk 29 521, nr. 209). De bijdrage staat gepland tot het einde van het mandaat van de missie.
• United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF)
Nederland levert sinds september 2013 twee stafofficieren aan UNDOF. UNDOF is een VN-waarnemingsmissie die sinds 1974 op de Golan toeziet op de handhaving van het staakt-het-vuren tussen Syrië en Israël (VNVR-resolutie 350). Daarnaast levert UNDOF bescherming aan de UNTSO missie waaraan Nederland waarnemers levert. De twee Nederlandse officieren die aan deze missie deelnemen zijn binnen de staf van UNDOF werkzaam op het gebied van liaison en onderhouden derhalve contacten met zowel de Syrische als Israëlische autoriteiten. Het Nederlands mandaat loopt tot en met 31 augustus 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 123).
• United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA)
In november 2013 heeft de regering besloten om Nederlandse eenheden aan te bieden aan de VN-missie MINUSMA in Mali (Kamerstuk 29 521, nr. 213). De VN begeleidt Mali op weg naar een functionerende overheid die veiligheid en andere diensten aan de bevolking levert in het hele land. De Nederlandse bijdrage van 368 militairen ondersteunt de VN in de eerste fase van de VN-missie en levert een specifieke bijdrage om de VN-missie op de rails te krijgen. Met deze bijdrage, gericht op een militaire niche-capaciteit, te weten inlichtingen en verkenningen, kan Nederland voorzien in een kritieke behoefte van de VN. De Nederlandse bijdrage vergroot de effectiviteit (en daarmee de kans op succes) van de missie aanzienlijk. De Nederlandse bijdrage wordt in beginsel geleverd tot eind 2015, ervan uitgaande dat de VN Veiligheidsraad het mandaat van MINUSMA na 25 april 2014 verlengt.
• Africa Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA)
ACOTA is een door de Verenigde Staten geleid programma ter versterking van de capaciteit van Afrikaanse partnerlanden om VN/AU-gemandateerde vredesmissies in Afrika uit te voeren. Sinds 2008 steunt Nederland het programma financieel en sinds 2011 ook militair. In 2013 hebben militairen vijf trainingen in Uganda en zes in Burundi ondersteund.
Toelichting overige inzet
• Vessel Protection Detachments (VPD’s)
In 2013 hebben, behalve de eerder genoemde anti-piraterijoperaties in de hoorn van Afrika, ook de VPD’s hun bijdrage geleverd ter bescherming van koninkrijksgevlagde zeetransporten. In 2013 zijn in totaal 40 VPD’s ingezet en er waren geen kapingen. De financiële bijdrage die reders moeten betalen voor de inzet van een VPD is in 2013 constant gebleven. Er wordt planmatig rekening gehouden met de inzet van 175 VPD’s. In 2013 bleef het aantal aanvragen (64) en ook het aantal inzetten (40) achter bij dit planaantal. Daarom is tussentijds besloten om dit planaantal voor 2013 incidenteel bij te stellen naar 75 en later naar 60.
• FRONTEX
In 2013 heeft de KMar actief bijgedragen aan de Joint Operations onder coördinatie van het Europese Agentschap Frontex. De deelname was op nagenoeg alle terreinen: maritiem, lucht, land, opleidingen/trainingen, terugkeeroperaties, risicoanalyse en innovatieve ontwikkelingen. De operaties werden verricht op de grote EU luchthavens, de belangrijkste (land-zee)doorlaatposten en bij de cross border punten (grenzen van Italië, Spanje, Griekenland en Bulgarije). De KMar bekleedt permanent met twee vte’n het Frontex Nationaal Contact Point, waarlangs alle communicatie van en naar Frontex wordt georganiseerd en operationeel wordt aangestuurd. Het betreft de communicatie voor alle betrokken Nederlandse diensten (Ministerie van Defensie, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Veiligheid en Justitie (Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek), de Nederlandse Politie Eenheid Zeehavenpolitie). Verder vertegenwoordigt CKMar Nederland in de Frontex Management vergadering en wordt hij ondersteund door een beleidsadviseur. Het Opleidings- en trainingscentrum KMar is een partnership Academy van Frontex. Dit houdt in dat diverse activiteiten worden verricht voor Frontex trainingen (didactisch en ontwikkeling). Voorts levert de KMar één vte in deeltijd voor deelname aan het Frontex Analyse Netwerk. Buiten de niet afzonderlijk meetbare uren van inzet voor vergaderingen, besprekingen, evaluaties en trainingen heeft de KMar in 2013 ongeveer 150 grenswachters ingezet in Frontex verband. De KMar heeft één vte permanent geplaatst bij het Hoofdkwartier van Frontex in Warschau.
Toelichting op Nationale inzet
• Structurele nationale taken
Defensie heeft in 2013 structureel een aantal taken voor civiele overheden uitgevoerd, waaronder de taken van het CKMar, de Kustwacht in Nederland en het Caribisch Gebied en de Bijzondere Bijstandseenheden. Er hoeft voor deze taken geen apart verzoek om bijstand of steunverlening te worden ingediend. De structurele nationale taken van Defensie zijn vastgelegd in wet- of regelgeving, of er zijn specifieke afspraken over gemaakt. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie. In de volgende tabel is een overzicht van de realisatie van deze taken in 2013 opgenomen:
Taak |
Realisatie van 2013 |
Artikel |
||
---|---|---|---|---|
Structurele taken ter ondersteuning van de civiele autoriteiten op grond van wetgeving en formele afspraken |
||||
Explosievenopruiming |
Aantal ruimingen |
1857 |
CLAS / FNIK |
|
Patiëntenvervoer |
Aantal uitgevoerde transporten |
205 |
CLSK |
|
Luchtruimbewaking |
Aantal alerts (onbekend vliegtuig in Nederlands luchtruim) |
11 |
CLSK |
|
Aantal onderscheppingen |
3 |
CLSK |
||
Kustwacht Nederland |
Inzet schepen in vaardagen |
102 |
CZSK |
|
Inzet vliegtuigen in vlieguren |
1482 |
CLSK |
||
Aantal helikopterinzetten voor Search and Rescue |
39 |
CLSK |
||
Kustwacht Caribisch gebied |
Inzet stationsschip in vaardagen |
103 |
CZSK |
|
Incidentele militaire bijstand en steunverlening |
||||
Strafrechtelijke handhaving rechtsorde (Politiewet 2012) |
Aantal aanvragen |
99 |
Alle krijgsmachtdelen/FNIK |
|
Handhaving openbare orde (Politiewet 2012) |
27 |
Alle krijgsmachtdelen/FNIK |
||
Steunverlening in het openbaar belang |
42 |
Alle krijgsmachtdelen/FNIK |
||
Bijstand bij rampen en crisis (Wet Veiligheidsregio’s) |
3 |
Alle krijgsmachtdelen/FNIK |
||
Caribisch gebied (inclusief BES) |
15 |
Alle krijgsmachtdelen/FNIK |
• Militaire bijstand en steunverlening
Defensie is ook in 2013 veelvuldig ingezet ter ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid, of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Daarnaast verleende de krijgsmacht in 2013 hulp in het kader van het openbaar belang, bijvoorbeeld in geval van een ramp of zwaar ongeval, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Om de veelvoud aan inzet te illustreren zijn hieronder enkele concrete voorbeelden gegeven.
In januari kwamen duikers van de Defensie Duik Groep (DDG) in actie bij een zoektocht naar de zes nog vermiste opvarenden van de Baltic Ace. Dit schip zonk op 5 december 2012 na een aanvaring op de Noordzee. In die maand verleenden duikers van de DDG ook assistentie aan de recherche van Amsterdam bij een zoektocht naar bewijsmateriaal van een schietpartij. Het speuren leverde enkele relevante voorwerpen op, waaronder een vuurwapen. In januari assisteerde een Advanced Search Team (AST) de politie tijdens een doorzoeking in Eindhoven. Hierbij werden onder meer contanten, hennep en vuurwapens gevonden.
In februari ondersteunden opnieuw AST’s de politie en FIOD tijdens doorzoekingen. Met speciale apparatuur doorzochten deze teams woningen en loodsen. Hierbij werd onder andere een ondergrondse hennepkwekerij verkend en in kaart gebracht. In het Caribisch gebied hielp het ondersteuningsvaartuig Zr.Ms. Pelikaan de bevolking van Saba aan extra drinkwater. Het eiland kampte met een ernstig drinkwatertekort als gevolg van een lange periode van droogte en een defecte waterfabriek.
De maand mei was druk. Naast de inzet tijdens de troonswisseling en 4-5 mei, werden vooral veel zoekteams van Defensie ingezet. Zo ondersteunden combat trackers van het Korps Mariniers en militairen van de landmacht de politie in haar zoektocht naar twee vermiste kinderen. Ook een F-16, uitgerust met een Recce Lite systeem, is tijdens deze langdurige zoektocht ingezet. Andere zoekteams assisteerden de politie in meerdere onderzoeken naar hennepkwekerijen.
Tijdens de ruiming van een zware bom in de IJssel bij Westervoort werd in juli voor het eerst een onbemand Raven verkenningstoestel gebruikt. De politie hield met behulp van dit toestel de omgeving rond de bom in de gaten. Mede door deze inzet konden enkele personen uit de gevarenzone worden gehaald en kon het publiek op veilige afstand worden gehouden. De civiele autoriteiten hebben ook in de rest van 2013 veelvuldig een beroep gedaan op de steun van onbemande vliegtuigen. Zo is de Raven ingezet ter ondersteuning van de Politie bij onderzoeken naar illegale hennepkwekerijen, inbraken en brandstichtingen.
In oktober assisteerden specialisten van Defensie brandweer en politie bij een onderzoek naar gevaarlijke stoffen en oorlogsgassen. De chemicaliën waren opgeslagen in een kelder in Ede die toebehoorde aan een kort daarvoor overleden natuurkundedocent. Marineduikers van de DDG, ondersteund door Zr.Ms. Schiedam, borgen in deze maand twee stoffelijke overschotten uit het motorschip Maria. Dit schip was na een aanvaring op de Noordzee gezonken. Bij een spraakmakend onderzoek onderzochten militairen op verzoek van de politie een bosperceel op Voorne-Putten. In het bos troffen zij een ondergrondse, verborgen kelder aan.
Na de ontsporing van een goederentrein bij Borne in november, ondersteunden genisten van de Koninklijke Landmacht de bergingswerkzaamheden. Specialisten legden een noodweg aan zodat zwaar materieel ter plekke kon komen om de wagons te bergen.
In de laatste maand van 2013 ondersteunde een Oceangoing Patrol Vessel (OPV) op de Noordzee de politie bij de aanhouding van verschillende verdachten van drugssmokkel. Met behulp van twee motorboten probeerden de verdachten pakketten met cocaïne uit zee op te vissen die kort daarvoor door een containerschip over boord waren gezet. Naast de verdachten zijn enige honderden kilo’s cocaïne uit zee gevist.
Overzicht missies
Algemene doelstelling
De zeestrijdkrachten leveren operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit, zowel vloot als mariniers, voor nationale en internationale operaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten en van de mate van gereedheid van maritieme eenheden. Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De zeestrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.
Beleidsconclusie
Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CZSK heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.
In 2013 is het CZSK, ondanks aanhoudende spanningen op het personele en materiële vlak, in staat gebleken om de eenheden op te werken voor geplande inzet. Op het personele vlak liggen de tekorten bij (wapen)technisch personeel, medisch personeel en in de onderbouw. Materiële gereedheid is in 2013, naast het gebrek aan technici en de voortduring van de migratie ERP (invoering SAP), verder negatief beïnvloed door het effect van grote organisatieveranderingen.
Realisatie Operationele Doelstellingen
De operationele doelstellingen waar het CZSK conform de begroting aan moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.
Groep |
Organieke eenheid |
Totaal aantal eenheden |
Operationeel gerede (OG) eenheden |
Voortzettingsvermogen |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|
doelstelling |
realisatie |
doelstelling |
Realisatie |
||||
Staf |
NLMARFOR |
1 |
1 |
1 |
– |
– |
|
Vloot- eenheden |
Fregatten |
LC-fregat |
4 |
1,8 |
1,9 |
2,2 |
2,1 |
M-fregat |
2 |
0,5 |
0,8 |
1,5 |
1,2 |
||
Patrouilleschepen |
0 -> 4 |
0,6 |
1,8 |
3,4 |
2,2 |
||
Bevoorradingsschip |
1 |
0,3 |
0,4 |
0,7 |
0,6 |
||
Landing Platform Docks |
2 |
1,5 |
1,7 |
0,5 |
0,3 |
||
Onderzeeboten |
4 |
1,5 |
1,5 |
2,5 |
2,5 |
||
Ondersteuningsvaartuig OZD |
1 |
0,7 |
0,8 |
0,3 |
0,2 |
||
Mijnenbestrijdingsvaartuigen |
6 |
3 |
3,6 |
3 |
2,4 |
||
Hydrografische opnemingsvaartuigen |
2 |
1 |
1,4 |
1 |
0,6 |
||
Ondersteuningsvaartuig CARIB |
1 |
0,8 |
0,8 |
0,2 |
0,2 |
||
Mariniers-eenheden |
Mariniersbataljons |
2 |
1 |
1 |
1 |
1 |
|
Ondersteunende mariniersbataljons |
2 |
1 |
1 |
1 |
1 |
||
Unit Interventie Mariniers |
1 |
1 |
1 |
– |
– |
||
Marinierscompagnie CARIB |
1 |
1 |
1 |
– |
– |
||
Bootpeloton Caribisch Gebied |
1 |
1 |
1 |
– |
– |
||
Overige eenheden |
Defensie Duikgroep |
1 |
1 |
1 |
– |
– |
Toelichting
Inzet
Gedurende 2013 is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. Verder heeft het CZSK in 2013 inzet verricht voor de kustwacht in Nederland en de kustwacht in het Caribisch gebied. Dit betreft aan CZSK gemandateerde inzet.
Operationele gereedheid
Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, heeft het CZSK in 2013 de opgedragen gereedheid- en inzetdoelstellingen voor alle eenheden volledig gerealiseerd. In een aantal gevallen is de realisatie iets hoger dan de doelstelling uitgevallen. Substantieel hoger is de realisatie van de patrouilleschepen, omdat zij versneld zijn bemand en ingezet voor taken in het Caribisch gebied. Indien er sprake is van een geëmbarkeerde vluchteenheid (helikopter) aan boord van een schip, wordt daarover gerapporteerd in beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten.
Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
Begroting 2013 |
Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
644.982 |
599.001 |
573.652 |
679.465 |
697.563 |
714.076 |
– 16.513 |
Totaal Uitgaven |
638.348 |
613.849 |
590.214 |
671.975 |
711.618 |
714.076 |
– 2.458 |
Programma-uitgaven |
66.456 |
65.573 |
63.581 |
60.009 |
155.982 |
165.093 |
– 9.111 |
Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando ZSK 1 |
66.456 |
65.573 |
63.581 |
60.009 |
155.982 |
165.093 |
– 9.111 |
– waarvan inzet Kustwacht 2 |
8.017 |
7.564 |
7.943 |
8.147 |
5.610 |
8.429 |
– 2.819 |
– waarvan gereedstelling |
55.451 |
55.856 |
53.105 |
49.181 |
53.392 |
66.035 |
– 12.643 |
– waarvan instandhouding |
2.988 |
2.153 |
2.533 |
2.681 |
96.980 |
90.629 |
6.351 |
Apparaatsuitgaven |
571.892 |
548.276 |
526.633 |
611.966 |
555.636 |
548.983 |
6.653 |
Staven |
20.225 |
14.783 |
11.896 |
8.865 |
8.610 |
9.286 |
– 676 |
Operationele eenheden Commando ZSK |
545.047 |
528.100 |
509.989 |
598.370 |
547.026 |
539.697 |
7.329 |
Bijdragen aan SSO's 3 |
6.620 |
5.394 |
4.749 |
4.731 |
|||
Apparaat per uitgavencategorie |
571.892 |
548.277 |
526.634 |
611.966 |
555.636 |
548.983 |
6.653 |
personele uitgaven1 |
417.074 |
428.969 |
409.977 |
491.725 |
491.414 |
474.948 |
16.466 |
materiële uitgaven |
154.818 |
119.308 |
116.657 |
120.241 |
64.222 |
74.035 |
– 9.813 |
– waarvan huisvesting en infrastructuur |
36.840 |
32.387 |
31.692 |
30.689 |
4.707 |
4.090 |
617 |
– waarvan ICT |
23.029 |
23.707 |
25.151 |
24.583 |
2.139 |
1.574 |
565 |
– waarvan overige exploitatie |
94.949 |
63.214 |
59.814 |
64.969 |
57.376 |
68.371 |
– 10.995 |
Apparaatsontvangsten |
13.613 |
11.791 |
9.876 |
10.418 |
18.882 |
20.164 |
– 1.282 |
Het Marinebedrijf is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten;
Op dit budget zijn de vlieguren van Kustwacht Nederland (Dornier) en helicapaciteit Kustwacht CARIB gerealiseerd;
Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De lagere realisatie van de verplichtingen bedraagt € 16,5 miljoen. De lagere realisatie wordt verklaard doordat in 2013 minder meerjarige verplichtingen zijn aangegaan bij gereedstelling en bij overige exploitatie.
Uitgaven
Het CZSK heeft met een kleine onderschrijding van -€ 2,5 miljoen binnen de gestelde marge van haar budget haar taakuitvoering gerealiseerd. Wel zijn er binnen de opdracht gereedstelling (– € 12,6 miljoen), instandhouding (€ 6,3 miljoen) en apparaatsuitgaven (€ 6,7 miljoen) verschillen. Deze worden hieronder toegelicht.
Gereedstelling
De lagere realisatie is onder andere veroorzaakt doordat activiteitgebonden toelagen, voeding en operationele kosten (haven- sluis- en loodsgelden) zijn achtergebleven ten opzichte van de begroting. Door een lagere personele instroom in het begin van het jaar (met name mariniers) zijn opleidingen en oefeningen met kleinere eenheden uitgevoerd. In de tweede helft van 2013 konden geplande lanceeroefeningen niet doorgaan vanwege het niet beschikbaar zijn van (civiel gecontracteerde) oefendoelen. Ook ligt het aantal gerealiseerde VPD’s (40) aanzienlijk lager dan het planaantal.
Instandhouding
De hogere realisatie van de instandhoudingsuitgaven voor de zeesystemen is het gevolg van overlopende verplichtingen uit 2012 waarvan de betalingen in 2013 gerealiseerd zijn.
Apparaatsuitgaven
Bij de apparaatsuitgaven zijn de personele uitgaven (salarissen) bijgesteld door het deels repareren van de nadelige effecten van de Wet Uniformering Loonbegrip op de militaire salarissen en door de gewijzigde ABP premies en sociale lasten. De lagere realisatie van de overige exploitatie komt onder meer door overhevelingen van activiteiten en bijbehorende budgetten naar het CDC, specifiek op het gebied van gezondheidszorg, catering (koffie en thee voorzieningen) en werving.
Algemene doelstelling
De landstrijdkrachten leveren operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landstrijdkrachten en van de mate van gereedheid van de grondgebonden eenheden. Voor de grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De landstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.
Beleidsconclusies
Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLAS heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.
Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De knelpunten die zich hebben voorgedaan in de personele vulling zijn vooral van kwalitatieve aard, personeel heeft in dat geval niet de juiste functieopleiding(en). Dit geldt vooral bij technisch personeel. Daarnaast is er met name sprake van een tekort aan specifiek personeel op medisch gebied (kwantitatief).
De materiële gereedheid is negatief beïnvloed door lange levertijden van bepaalde reserveonderdelen en de impact van lopende reorganisaties in de materieeldienst. Ook het tekort aan gekwalificeerd technisch personeel speelt hierin een rol.
Realisatie Operationele Doelstellingen
De operationele doelstellingen waar het CLAS conform de begroting aan moet voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.
Groep |
Organieke eenheid |
Totaal aantal eenheden |
Operationeel gerede (OG) eenheden (inclusief inzet) |
Voortzettingsvermogen |
||
---|---|---|---|---|---|---|
Doelstelling |
Realisatie |
Doelstelling |
Realisatie |
|||
HRF(L)HQ |
NL deel staf HRF HQ |
1 |
1 |
1 |
||
CIS Battalion |
1 |
1 |
1 |
|||
Staff Support Battalion |
1 |
1 |
1 |
|||
Korps Commandotroepen |
Commandotroepen-compagnie |
4 |
2 |
2,3 |
2 |
1,8 |
Brigade HK |
Brigade Hoofdkwartier |
3 |
1 |
1 |
2 |
2 |
Luchtmobiele Brigade |
Infanteriebataljon Luchtmobiel |
3 |
1 |
1,1 |
2 |
1,9 |
Geniecompagnie |
1 |
0,3 |
0,7 |
0,7 |
0,3 |
|
Bevoorradingscompagnie |
1 |
0,3 |
0,4 |
0,7 |
0,6 |
|
Geneeskundige compagnie |
1 |
0,3 |
0,5 |
0,7 |
0,5 |
|
Herstelcompagnie |
1 |
0,3 |
0,4 |
0,7 |
0,6 |
|
Natres-bataljon |
1 |
1 |
1 |
|||
Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig) |
Pantserinfanteriebataljon |
4 |
1 |
1 |
3 |
3 |
Brigade verkenningseskadron |
2 |
1 |
1 |
1 |
1 |
|
Pantsergeniebataljon |
2 |
1 |
0,7 |
1 |
1,3 |
|
Geneeskundige compagnie |
2 |
1 |
0,8 |
1 |
1,2 |
|
Herstelcompagnie |
2 |
1 |
0,5 |
1 |
1,5 |
|
Natres-bataljons |
2 |
2 |
2 |
|||
Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL) |
Staf OOCL + Stafcompagnie |
1 |
0,4 |
1 |
0,6 |
|
VuursteunCommando 1 |
1 |
0,3 |
0,4 |
0,7 |
0,6 |
|
Geniebataljon |
1 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
|
JISTARC-modules |
5 |
2 |
2,7 |
3 |
2,3 |
|
CIS-bataljon (CIS-compagnie) |
3 |
1 |
0,7 |
2 |
2,3 |
|
Civil Effects Support Element |
6 |
2 |
2,3 |
4 |
3,7 |
|
Bevoorradings- en Transportbataljon |
2 |
1 |
0,7 |
1 |
1,3 |
|
Geneeskundig bataljon (Role 2 MTF) |
4 |
1 |
1 |
3 |
3 |
|
Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando (DGLC) |
Commando element |
1 |
1 |
1 |
||
Patriot |
3 |
2 |
2 |
1 |
1 |
|
AMRAAM |
2 |
1 |
1,5 |
1 |
0,5 |
|
Stinger |
3 |
2 |
2,5 |
1 |
0,5 |
|
Explosieven Opruimingsdienst (EOD) |
Ploegen |
48 |
12 |
29,3 |
36 |
18,7 |
VuursteunCommando: voorheen de Afdeling Veldartillerie. De Afdeling Veldartillerie is per 21 januari 2013 gereorganiseerd in het VuursteunCommando.
Toelichting
Inzet
Gedurende het jaar is door eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLAS heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.
Pantsergenie bataljons Gemechaniseerde Brigades
Sinds de reorganisatie van het CLAS is er binnen de pantsergeniebataljons gekozen de compagnieën aan de bataljonstaakgroepen te koppelen en de eenheden met een deels gezamenlijk oefenprogramma gereed te stellen. Door deze verandering is de doelstelling niet volledig gehaald.
Geneeskundige compagnieën Gemechaniseerde Brigades
Sinds de reorganisatie van het CLAS is er binnen de Geneeskundige eenheden gekozen de pelotons (van de geneeskundige compagnieën) aan de bataljonstaakgroepen te koppelen en zodoende met een deels gezamenlijk oefenprogramma gereed te stellen. Hierdoor is de doelstelling niet volledig gehaald.
Herstelcompagnieën Gemechaniseerde Brigades
De doelstelling is niet gehaald vanwege de reorganisatie van de herstelcompagnieën (juni 2013). De reorganisatie heeft geleid tot het opnieuw samenstellen van de eenheden. Het nieuwe personeel dient opnieuw opgewerkt te worden op het gewenste niveau. Op materieel gebied is er een achterstand in het onderhoudsproces ontstaan. Door de nadruk te leggen op het inhalen van het vredesonderhoud van het materieel, kon het opwerken van de pelotons niet worden bespoedigd.
101 CIS bataljon
De interne reorganisatie van 101 CIS bataljon heeft geleid tot veel vacatures op specialistische functies. Dit gecombineerd met de slechte materiele inzetbaarheid van de voertuigen en de lange herstelduur van het specifieke verbindingsmateriaal (TITAAN, SATCOM en MRRS), heeft ervoor gezorgd dat de eenheid de doelstelling niet heeft kunnen realiseren.
Bevoorradings- en Transportbataljon
De beperkingen in de materiële gereedheid en de lage inzetbaarheid van wielvoertuigen (diverse typen vrachtauto’s en aanhangwagens) heeft ertoe geleid dat de doelstelling niet gehaald is.
Artikel 3 Taakuitvoering Landstrijdkrachten (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
Begroting 2013 |
Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.392.558 |
1.349.347 |
1.261.386 |
1.273.299 |
1.175.948 |
1.135.839 |
40.109 |
Uitgaven |
1.371.357 |
1.384.682 |
1.280.930 |
1.277.277 |
1.155.056 |
1.135.839 |
19.217 |
Programma-uitgaven |
89.411 |
93.227 |
76.631 |
92.598 |
154.992 |
163.007 |
– 8.015 |
Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LAS |
89.411 |
93.227 |
76.631 |
92.598 |
154.992 |
163.007 |
– 8.015 |
– waarvan inzet |
0 |
||||||
– waarvan gereedstelling |
84.640 |
89.408 |
73.157 |
89.325 |
87.150 |
91.824 |
– 4.674 |
– waarvan instandhouding |
4.771 |
3.819 |
3.474 |
3.273 |
67.842 |
71.183 |
– 3.341 |
Apparaatsuitgaven |
1.281.946 |
1.291.455 |
1.204.299 |
1.184.679 |
1.000.064 |
972.832 |
27.232 |
Staven 1 |
6.825 |
5.857 |
6.236 |
7.950 |
8.098 |
18.048 |
– 9.950 |
Operationele eenheden Commando LAS 2 |
1.251.551 |
1.265.478 |
1.180.399 |
1.159.744 |
991.966 |
954.784 |
37.182 |
Bijdragen aan SSO's 3 |
23.570 |
20.120 |
17.664 |
16.985 |
|||
Apparaat per uitgavencategorie |
1.281.946 |
1.291.455 |
1.204.299 |
1.184.679 |
1.000.064 |
972.832 |
27.232 |
personele uitgaven |
967.883 |
1.026.819 |
966.045 |
951.777 |
931.372 |
877.185 |
54.187 |
materiële uitgaven |
314.063 |
264.636 |
238.254 |
232.902 |
68.692 |
95.647 |
– 26.955 |
Apparaatsontvangsten |
17.382 |
21.017 |
21.470 |
18.346 |
26.772 |
20.523 |
6.249 |
Het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen is in 2012 toegevoegd aan de formatie (exploitatie) en dat geldt in 2013 ook voor de gereedstellings- en instandhoudingsbudgetten;
Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De verplichtingen zijn € 40,1 miljoen hoger gerealiseerd dan begroot. De hogere realisatie wordt voor een deel verklaard door de hogere gerealiseerde uitgaven (€ 19,2 miljoen). Daarnaast heeft het CLAS in 2013 een meerjarige verplichting geboekt voor het uitbestede onderhoud voor het project «Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen» (€ 23 miljoen voor een periode van 10 jaar). Daarnaast is als gevolg van de oprichting van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando bij het CLAS de contributie voor de «Nato Missile Firing Installation» vastgelegd (€ 1,2 miljoen ten behoeve van Patriots). Het resterende verschil wordt veroorzaakt door neerwaarts bijgestelde verplichtingen.
Uitgaven
Gereedstelling
De realisatie van de gereedstelling is € 4,7 miljoen lager dan begroot, omdat oefeningen en activiteiten zijn gecombineerd en hierdoor zijn de uitgaven voor operationele toelages en voeding lager.
Instandhouding
De instandhouding is € 3,3 miljoen lager gerealiseerd door de invoering van SAP. Daarom konden gedurende zes weken door het materieellogistieke bedrijf geen verwervingsmutaties in de logistieke systemen worden verwerkt.
Apparaatsuitgaven
De hogere apparaatsuitgaven van € 27,2 miljoen worden veroorzaakt door de hogere personeelsuitgaven (€ 54 miljoen) vanwege het deels repareren van de nadelige effecten van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL), de gewijzigde herstelpremie ABP en sociale lasten. De lagere materiële exploitatie (– € 26 miljoen) is deels het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de opleidingsbudgetten in verband met de reorganisatie. Verder zijn er diverse ontvlechtingen naar andere defensieonderdelen, zoals de budgetten voor gezondheidszorg (€ 5 miljoen) en facilitaire activiteiten (€ 4,4 miljoen) naar het CDC.
Ontvangsten
De hogere realisatie (€ 6,3 miljoen) op het ontvangstenbudget wordt vooral veroorzaakt door de verkoop van boventallige reservedelen aan Navo-partners.
Algemene doelstelling
De luchtstrijdkrachten leveren lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en de samenstelling van de luchtstrijdkrachten en van de mate van gereedheid van de luchtstrijdkrachten.
Voor de lucht- en grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken.
Beleidsconclusies
Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CLSK heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk.
Het behalen van de operationele doelstellingen hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De materiële gereedheid is negatief beïnvloed door een tekort aan technisch personeel en een tekort aan reservedelen. Dit heeft er toe geleid dat vooral de doelstellingen voor helikopters niet volledig zijn behaald. Zie verder de toelichting bij de diverse helikoptertypes onder de tabel.
Realisatie operationele doelstellingen.
De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande matrix is per eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.
Groep |
Organieke eenheid |
Totaal aantal eenheden |
Operationeel gerede (OG) eenheden |
Voortzettingsvermogen |
||
---|---|---|---|---|---|---|
Doelstelling |
Realisatie |
Doelstelling |
Realisatie |
|||
Jachtvliegtuigen |
F-16 |
57 |
17 |
21,7 |
40 |
35,3 |
Helikopters (Defensie Helikopter Commando) |
AH-64D Apache |
21 |
7 |
0 |
14 |
21 |
CH-47 Chinook |
14 |
4 |
0 |
10 |
14 |
|
AS-532 Cougar |
8 |
4 |
0 |
4 |
8 |
|
AB-412SP (SAR) |
3 |
2 |
1,9 |
1 |
1,1 |
|
NH-90 NFH |
9 → 12 (10) |
3 → 6 (3) |
0 |
6 (7) |
10 |
|
Luchttransport |
(K)-DC10 |
3 |
1,5 |
1,4 |
1,5 |
1,6 |
C-130H Hercules |
4 |
2 |
1,4 |
2 |
2,6 |
|
Kustwacht Nederland |
Dornier DO-228 |
2 |
1 |
1,1 |
1 |
0,9 |
Force protection |
OGRV-eenheden |
3 |
1 |
1,8 |
2 |
1,2 |
Command & Control element |
2 |
1 |
2 |
1 |
0 |
|
Air C-4 ISR |
AOCS |
1 |
1 |
0,8 |
0 |
0,2 |
NDMC |
1 |
1 |
0,7 |
0 |
0,3 |
Toelichting
Inzet
Gedurende het jaar is door eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.
Operationele gereedheid.
De operationele doelstellingen voor 2013 zijn niet voor alle wapensystemen van CLSK behaald. Hieronder worden deze eenheden nader toegelicht.
Apache-helikopter
Bij de gevechtshelikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationele eenheden achtergebleven bij de planning. Door een gebrek aan reservedelen is er tot halverwege het jaar een lage inzetbaarheid van de Apaches geweest. De reservedelen situatie is in het tweede helft van het jaar verbeterd, resulterend in meer inzetbare Apaches. Ondanks de stijgende lijn in de materiële beschikbaarheid van de Apaches zijn er niet voldoende Apaches inzetbaar om de bemanningen het gehele oefenprogramma te laten uitvoeren. Hierdoor zijn de bemanningen niet volledige combat ready opgeleid en getraind. De oefenvoorbereidingen voor de uitzending naar Mali hebben ongehinderd doorgang gevonden. Een deel van de crews is Deployable Combat Ready (DCR). De DCR getraindheid is voldoende om binnen de gestelde reactietijd ISAF-achtige missies uit te voeren.
Chinook-helikopter
Bij de Chinook-helikopters is het afgelopen jaar de realisatie van het aantal operationeel gerede eenheden achtergebleven bij de planning. Door een gebrek aan reservedelen is er tot halverwege het jaar een lage inzetbaarheid van de Chinooks. Door het afsluiten van diverse contracten en de aflevering van de laatste (zesde) nieuwe Chinook is de beschikbaarheid van de Chinook in de tweede helft van het jaar toegenomen. Ondanks de stijgende lijn in de materiële beschikbaarheid van de Chinook zijn er niet voldoende Chinooks inzetbaar om de bemanningen het gehele oefenprogramma uit te laten voeren. Hierdoor zijn de bemanningen niet volledig combat ready opgeleid en getraind. Een deel van de crews is Deployable Combat Ready (DCR). De DCR getraindheid is voldoende om binnen de gestelde reactietijd ISAF-achtige missies uit te voeren.
Cougar-helikopter
Het tekort aan reservedelen, gecombineerd met een extra inzet voor de anti-piraterij missie hebben ervoor gezorgd dat onvoldoende materieel en personeel in Nederland aanwezig zijn om alle crews combat ready op te leiden. Hierdoor was de Cougar specifiek gereed in plaats van organiek gereed. Desondanks zijn de Cougar en haar bemanningen in staat geweest alle opdrachten in het kader van nationale en internationale inzet uit te voeren.
AB-412
De AB-412 kan haar taken uitvoeren, functioneert onder de doelstellingennorm. Dit wordt vooral veroorzaakt door onderbezetting. Op de momenten dat de AB-412 tijdelijk niet beschikbaar was is de Cougar ingezet voor de SAR en Patiëntenvervoer-taken.
NH-90 helikopter
De inzetbaarheid van de NH-90 is onvoldoende, slechts één NH-90 was gelijktijdig inzetbaar als boordhelikopter. De pijlen (zoals ook in de begroting opgenomen) geven aan dat het aantal beschikbare NH-90’s gedurende het jaar toeneemt van negen naar twaalf conform het afleverschema en dat de doelstelling voor het aantal operationeel gerede NH-90’s gedurende het jaar stijgt van drie naar zes. Vanwege het vertraagde afleverschema van de NH-90 zijn in 2013 uiteindelijk tien NH-90’s voor Defensie beschikbaar gekomen. De doelstelling van het aantal operationeel gerede NH-90’s voor 2013 is hierdoor niet boven drie uitgekomen. Dit resulteert in een doelstelling voor het voorzettingsvermogen van zeven NH-90’s. Over de NH-90 is de Kamer in de 13e jaarrapportage project NH-90 geïnformeerd (Kamerstuk 25 928, nr. 55 van 1 november 2013).
(K)DC-10 (tanker)transportvliegtuig
De (K)DC-10 (tanker)transportvliegtuigen hebben niet volledig kunnen voldoen aan de opgedragen doelstellingen. Tekorten aan reservedelen en het ontbreken van een aantal onderhoudscontracten hebben de inzetbaarheid van de (K)DC-10 beperkt. Halverwege het jaar is de laatste gemodificeerde KCD-10 afgeleverd en beschikte Defensie weer over de volledige strategische tanker/transportvloot.
C-130 transportvliegtuig
De C-130 transportvliegtuigen hebben niet volledig kunnen voldoen aan de opgedragen doelstellingen. Door het uitblijven van operationele subsystemen om te kunnen opereren met parachutisten en het nog niet beschikbaak hebben van zelfbeschermingsmiddelen kan de bemanning niet aan alle combat ready eisen voldoen. De C-130 heeft dit jaar wel kunnen voldoen aan alle opgedragen transporttaken.
AOCS
Het AOCS kan haar taken uitvoeren, maar scoort onder de doelstellingennorm. Dit wordt vooral veroorzaakt door vacatures.
Nationale Datalink Management Cell (NDMC)
De NDMC kan haar taken uitvoeren, maar scoort onder de doelstellingennorm. Dit wordt vooral veroorzaakt door vacatures.
Artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
Begroting 2013 |
Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
679.404 |
754.488 |
609.073 |
627.070 |
857.262 |
663.949 |
193.313 |
Uitgaven |
729.984 |
721.088 |
685.357 |
661.877 |
651.319 |
663.949 |
– 12.630 |
Programmauitgaven |
56.747 |
53.291 |
47.208 |
45.001 |
149.516 |
132.003 |
17.513 |
Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LSK |
56.747 |
53.291 |
47.208 |
45.001 |
149.516 |
132.003 |
17.513 |
– waarvan inzet |
|||||||
– waarvan gereedstelling |
36.019 |
38.897 |
33.372 |
25.971 |
20.538 |
19.388 |
1.150 |
– waarvan instandhouding |
20.728 |
14.394 |
13.836 |
19.030 |
128.978 |
112.615 |
16.363 |
Apparaatsuitgaven |
673.237 |
667.797 |
638.149 |
616.876 |
501.803 |
531.946 |
– 30.143 |
Staven 1 |
40.756 |
39.818 |
42.935 |
25.105 |
16.756 |
24.178 |
– 7.422 |
Operationele eenheden Commando LSK 2 |
621.076 |
619.272 |
586.758 |
584.512 |
485.047 |
507.768 |
– 22.721 |
Bijdragen aan SSO's 3 |
11.405 |
8.707 |
8.456 |
7.259 |
|||
Apparaat per uitgavencategorie |
673.237 |
667.797 |
638.149 |
616.876 |
501.803 |
531.946 |
– 30.143 |
personele uitgaven |
418.537 |
432.708 |
406.332 |
414.284 |
401.910 |
390.242 |
11.668 |
materiele uitgaven |
254.700 |
235.089 |
231.817 |
202.592 |
99.893 |
141.704 |
– 41.811 |
Apparaatsontvangsten |
9.970 |
15.986 |
13.556 |
13.854 |
15.256 |
15.286 |
– 30 |
De Definitie CLSK formatie staf CLSK is in 2012 aangepast vanwege een ge wijzigde begrotingsindeling. Onder Staf wordt nu verstaan Commandant, afdeling Kabinet en Financiën & Control.
Het Logistieke Centrum Woensdrecht is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstellings- en instandhoudingsbudgetten.
Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De hogere realisatie van de verplichtingen van € 193,3 miljoen is vooral het gevolg van de meerjarige verplichting (voor de periode 2014 tot en met 2018) voor F-16 opleidingen in Amerika ($ 149 miljoen) en het onderhoudscontract van de Makila motoren voor de Cougar-helikopters (€ 34,6 miljoen voor de periode 2014 tot en met 2017).
Uitgaven
Instandhouding
De uitgaven voor instandhouding zijn € 16,4 miljoen hoger vanwege de aanschaf van reservedelen voor de NH-90 helikopter (€ 11,7 miljoen). Ook is door interne herschikking het budget verhoogd en gerealiseerd om de instandhoudingsactiviteiten te kunnen uitvoeren.
Apparaatsuitgaven
Personele uitgaven
De personele uitgaven zijn € 11,7 miljoen hoger als gevolg van het voor een deel repareren van de nadelige effecten van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip en de gewijzigde ABP premies en sociale lasten.
Materiële uitgaven
De neerwaartse bijstelling van de materiële uitgaven (– € 41,8 miljoen) is onder meer een gevolg van herschikkingen en concentreren van activiteiten bij andere defensieonderdelen met de daarbij behorende budgetten. Zo zijn de activiteiten van de Groep Geleide Wapens (€ 6 miljoen) overgegaan naar het Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen. Het kleding en uitrustingsbudget is overgegaan naar het KPU- bedrijf (€ 4 miljoen); het wervingsbudget (€ 3,6 miljoen) en het budget commandantenvoorziening (€ 2,3 miljoen) zijn overgegaan naar het CDC. Verder is het opleidingsbudget naar beneden bijgesteld door het achterblijven van de aanvragen voor opleidingen.
Algemene doelstelling
De Koninklijke marechaussee (KMar) levert militaire politiecapaciteit voor nationale en internationale operaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De uitvoering is opgedragen aan het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar). Het gezag over de KMar berust, naast de Minister van Defensie, bij de Minister van Veiligheid en Justitie.
Het CKMar heeft een takenpakket in binnen- en buitenland en houdt zich bezig met beveiliging, handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder grenstoezicht, politietaken ten behoeve van Defensie en op burgerluchtvaartterreinen, samenwerking met en bijstand aan de politie en uitvoering van politietaken in het kader van internationale vredesoperaties. Naast het reguliere takenpakket fungeert het CKMar als strategische reserve voor de Nederlandse politie. Hiermee levert het CKMar direct of indirect een bijdrage aan de veiligheid van de Staat door optreden in binnen- en buitenland.
Beleidsconclusies
Het CKMar heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het CKMar heeft in 2013 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk
Indicatoren algemene doelstelling
De operationele doelstellingen waaraan het CKMar moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande tabel is weergegeven wat de operationele beschikbaarheid moest zijn en hoeveel daarvan gerealiseerd is. Waar het aantal eenheden gedurende het jaar varieert, is het rekenkundig gemiddelde in de tabel opgenomen.
Organieke eenheid |
Geplande inzet |
Totaal aantal eenheden (vte) |
Totaal aantal Operationeel gerede eenheden |
Voortzettingsvermogen |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Doelstelling |
Gem. Realisatie |
Doelstelling |
Gem. Realisatie |
Doelstelling |
Gem. Realisatie |
||
VTE’n voor politietaken Defensie uitgezonden eenheden |
ong. 7 |
8 |
50 |
25 |
25 |
25 |
25 |
VTE’n voor civiele politiemissies |
ong. 85 |
67 |
256 |
128 |
128 |
128 |
128 |
Peloton voor Crowd Riot Control (CRC) |
1 |
1 |
1 |
||||
VTE’n voor Close Protection Team (CPT) ter begeleiding van VIP’s in buitenland. |
ong. 13 |
8 |
26 |
13 |
13 |
13 |
13 |
VTE’n voor Close Protection Team (CPT) ter begeleiding ambassadepersoneel (convenant BZ) |
ong. 32 |
29 |
132 |
33 |
33 |
99 |
99 |
Toelichting
Door de redeployment uit Afghanistan is de realisatie van zowel de civiele politiemissies als de begeleiding van VIP’s in het buitenland achter gebleven bij de doelstelling. Het CKMar heeft wel voldaan aan de vraag. In het meerjarige convenant met het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de uitvoering van de beveiliging van ambassadepersoneel is vastgelegd dat voor de uitvoering van de taak jaarlijks budget naar het Ministerie van Defensie wordt overgeheveld in de eerste suppletoire begroting. Daarom is de doelstelling niet zichtbaar in de Ontwerpbegroting, maar komt hij wel terug in het Jaarverslag van Defensie.
Inzet
Gedurende 2013 is door eenheden van het CKMar deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 – Inzet. Het CKMar heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.
Operationele gereedheid
Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, heeft het CKMar in 2013 de opgedragen gereedheid- en inzetdoelstellingen voor alle eenheden volledig gerealiseerd.
Overige inzet
Het takenpakket van het CKMar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: bewaken en beveiligen, de grenspolitietaak en internationale en militaire politietaken. Het CKMar legt de nadruk op de veiligheid van de staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden.
Bewaken en beveiligen
Het CKMar draagt zorg voor de bewaking en beveiliging van bepaalde vitale objecten en personen. Zij doet dit in samenwerking met nationale en internationale publieke en private partners.
Kengetallen |
Prognose 2013 |
Realisatie 2013 |
---|---|---|
Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart |
100% |
100% |
Het aantal permanent te bewaken objecten |
7 |
7 |
Het servicepercentage beveiligde waardetransporten voor De Nederlandsche Bank |
100% |
100% |
Beschikbare operationele KMar-eenheden voor expeditionaire beveiligingsopdrachten |
(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling rij 4) |
(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling rij 4) |
Grenspolitietaak
CKMar richt zich op de bestrijding van illegale migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Deze taak wordt risicogestuurd, flexibel en efficiënt uitgevoerd door zowel de informatiepositie van de CKMar als de informatiepositie van de ketenpartners optimaal te benutten. Als grenspolitie wendt de KMar bedreigingen voor Nederland en het Schengengebied af bij de grens.
Kengetallen |
Prognose 2013 |
Realisatie 2013 |
---|---|---|
Aantal luchthavens waar grensbewaking wordt uitgevoerd |
8 |
8 |
waarvan permanent |
6 |
6 |
Aantal prioriteitsmeldingen (op luchthavens waar politietaken worden uitgevoerd) |
12.000 |
12.069 |
Aantal verwijderingen (directe verwijderingen en verwijderingen na aanlevering van DT&V) |
6.000 |
5.587 |
waarvan begeleid |
2.000 |
1.449 |
Het aantal verwijderingen is afhankelijk van het aanbod. Door het achterblijven van het aanbod in 2013 is de realisatie lager dan de prognose.
Internationale en militaire politietaken
Het CKMar is als één van de vier operationele commando’s van het Ministerie van Defensie mede verantwoordelijk voor de uitvoering van het buitenland- en veiligheidsbeleid van Nederland. Vanwege de specifieke organisatiekenmerken kan het CKMar met zowel de andere krijgsmachtsonderdelen als zelfstandige politieorganisatie in binnen- en buitenland optreden.
Kengetallen |
Prognose 2013 |
Realisatie 2013 |
---|---|---|
Aantal misdrijfdossiers (aangeleverd aan OM Arnhem) |
Op basis van criminaliteitsbeeldanalyse |
683 |
Beschikbare operationele KMar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties |
(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling rij 1 en 2) |
(zie tabel Indicatoren algemene doelstelling rij 1 en 2) |
Artikel 5 Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
399.720 |
381.059 |
398.677 |
388.505 |
329.085 |
317.618 |
11.467 |
Uitgaven |
407.274 |
403.414 |
400.456 |
392.326 |
328.658 |
317.618 |
11.040 |
Programmauitgaven |
7.454 |
6.681 |
7.366 |
7.140 |
2.252 |
2.285 |
– 33 |
Opdracht Inzet KMAR |
7.454 |
6.681 |
7.366 |
7.140 |
2.252 |
2.285 |
– 33 |
– waarvan gereedstelling |
7.454 |
6.681 |
7.366 |
7.140 |
2.252 |
2.285 |
– 33 |
Apparaatsuitgaven |
399.820 |
396.733 |
393.090 |
385.186 |
326.406 |
315.333 |
11.073 |
Staven 1 |
30.184 |
30.427 |
30.662 |
11.786 |
22.883 |
11.622 |
11.261 |
Operationele eenheden KMAR |
365.436 |
362.722 |
359.469 |
370.233 |
303.523 |
303.711 |
– 188 |
Bijdragen aan SSO's 2 |
4.200 |
3.584 |
2.959 |
3.167 |
|||
Apparaat per uitgavencategorie |
399.820 |
396.733 |
393.090 |
385.186 |
326.406 |
315.333 |
11.073 |
personele uitgaven |
271.776 |
288.843 |
292.357 |
289.364 |
288.490 |
270.721 |
17.769 |
materiële uitgaven |
128.044 |
107.890 |
100.733 |
95.822 |
37.916 |
44.612 |
– 6.696 |
Apparaatsontvangsten |
8.301 |
5.941 |
6.219 |
8.074 |
7.154 |
4.652 |
2.502 |
De Definitie formatie staf KMar is in 2012 aangepast n.a.v. wijziging begrotingsindeling. Onder Staf wordt nu verstaan Commandant, afdeling Kabinet en Financiën & Control.
Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen is € 11,5 miljoen hoger dan begroot. De oorzaak voor deze stijging is dezelfde als die voor de hogere apparaatsuitgaven, die hieronder wordt toegelicht.
Uitgaven
Apparaatsuitgaven
De hogere personele uitgaven van € 17,8 miljoen worden vooral veroorzaakt door de nadelige effecten van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (€ 6,6 miljoen), de gewijzigde herstelpremie ABP (€ 2,7 miljoen) en door de inzet van BSB personeel voor het beveiligen van ambassades in het buitenland, waaraan het Ministerie van Buitenlandse Zaken € 8,3 miljoen heeft bijgedragen.
De materiële uitgaven zijn € 6,7 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de ontvlechting van diverse budgetten naar andere defensieonderdelen, het achterblijven van diverse kleine exploitatieprojecten en knelpunten in het verwervingsproces.
Algemene doelstelling
Defensie voorziet in nieuw materieel, infrastructuur en ICT-middelen en zij verkoopt, indien aan de orde, groot materieel en infrastructuur.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor het tijdig voorzien in nieuw materieel, infrastructuur en ICT-middelen en de afstoting van overtollig groot materieel en infrastructuur.
Beleidsconclusie
In 2013 is de investeringsquote uitgekomen op 13,6 procent en dus lager dan het voorziene percentage van 15,5. Dit wordt veroorzaakt doordat enerzijds het totale defensie uitgavenbudget exclusief HGIS met € 54 miljoen is gedaald ten opzichte van de ontwerpbegroting (de noemer). Anderzijds zijn de investeringen met € 154 miljoen neerwaarts bijgesteld (de teller). Het investeringsbudget is naar beneden bijgesteld vanwege de technische verwerking van begrotingsmutaties. Het betreft lagere verkoopopbrengsten in 2013 (€ 87 miljoen) en de hogere investeringsuitgaven in 2012 (€ 67 miljoen). Beide mutaties zijn van invloed op het uitgavenbudget investeringen van 2013. De investeringsquote zal in de komende jaren stijgen naar nagenoeg 20 procent, zoals in de begroting 2014 is weergegeven.
Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.526.637 |
635.365 |
926.864 |
970.395 |
633.007 |
1.313.418 |
– 680.411 |
Uitgaven |
1.656.884 |
1.460.952 |
1.331.345 |
1.234.615 |
1.019.656 |
1.173.362 |
– 153.706 |
Programmauitgaven |
1.656.884 |
1.460.952 |
1.331.345 |
1.234.615 |
1.019.656 |
1.173.362 |
– 153.706 |
Opdracht Voorzien in nieuw materieel |
1.223.428 |
1.036.808 |
908.594 |
829.577 |
739.145 |
803.875 |
– 64.730 |
Opdracht Voorzien in infrastructuur |
220.069 |
219.435 |
240.239 |
255.481 |
142.451 |
193.384 |
– 50.933 |
Opdracht Voorzien in ICT |
90.826 |
88.300 |
78.518 |
62.042 |
47.460 |
79.486 |
– 32.026 |
Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek |
85.416 |
74.736 |
69.447 |
70.663 |
59.166 |
63.076 |
– 3.910 |
Bijdrage aan de NAVO |
37.145 |
41.673 |
34.547 |
16.852 |
31.434 |
33.541 |
– 2.107 |
Programmaontvangsten |
292.436 |
271.321 |
278.089 |
216.241 |
118.077 |
205.528 |
– 87.451 |
– waarvan verkoopopbrengsten groot materieel |
254.265 |
248.094 |
207.449 |
170.575 |
98.603 |
151.058 |
– 52.455 |
– waarvan verkoopopbrengsten infrastructuur |
27.715 |
19.234 |
63.176 |
30.706 |
13.736 |
52.600 |
– 38.864 |
– waarvan overige ontvangsten |
10.456 |
3.993 |
7.464 |
14.960 |
5.738 |
1.870 |
3.868 |
Een toelichting bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht Voorzien in nieuw materieel en verkoopopbrengsten groot materieel en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten) bij de geformuleerde doelstellingen in de begroting 2013:
Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
De realisatie van het verplichtingenbudget is € 680,4 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.
Medio 2013 is besluitvorming voorbereid voor de nota In het belang van Nederland. Gedurende dit traject is terughoudend omgegaan met het aangaan van verplichtingen. Dit duurde tot medio september. Een andere grote oorzaak van de lagere realisatie van de verplichtingen is de ondervulling van de DMO organisatie en de daarmee samenhangende capaciteitsproblemen binnen de gehele keten van het voorzien-in-proces. Hierdoor was het niet mogelijk om al de geplande verwervingsactiviteiten uit te voeren. De reorganisatie van de defensieorganisatie heeft hier in 2013 een versterkend effect op gehad. In de raming van de verplichtingenstand voor 2013 is hiermee onvoldoende rekening gehouden.
Daarnaast zijn er gedurende 2013 diverse wijzigingen geweest bij een groot aantal projecten die van invloed zijn geweest op de realisatie van de verplichtingen. Zo heeft de beperkte verwervingscapaciteit bij NATO Helicopter Management Agency (NAHEMA) bij het project NH-90 een onderrealisatie van € 31,5 miljoen veroorzaakt. Bij de projecten HV-brillen en Short Range Tactical UAV leidt de vertraging in DMP fase B/C tot een onderrealisatie van respectievelijk € 42,7 miljoen en € 19,2 miljoen. Vertraging bij de totstandkoming van contracten bij het project F-16 zelfbescherming ASE leidt tot een onderrealisatie van € 71,1 miljoen. Het project Chinook, uitbreiding & versterking heeft € 10,0 miljoen aan projectreserve vrijgegeven, waardoor deze niet meer tot realisatie komt.
Ook de aanpassing van de fasering van diverse andere projecten heeft geleid tot een onderrealisatie van € 17,9 miljoen. Daarnaast zijn projecten in voorbereiding met een verplichtingenbudget in 2013 (€ 60,0 miljoen), die nog niet in uitvoering zijn genomen. Tenslotte zijn diverse geplande projecten met een lang aanbestedingstraject tegen verwachting niet in 2013 tot een juridische verplichting gekomen.
Programma-uitgaven
Opdracht Voorzien in nieuw materieel
De realisatie van de programma-uitgaven bij voorzien in nieuw materieel is € 64,7 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.
Omschrijving project (Bedragen x € 1 miljoen) |
Projectvolume (begroting 2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
Instandhouding M-fregatten |
57,8 |
2014 |
28,9 |
14,0 |
12,5 |
– 1,5 |
FRISC |
28,6 |
2014 |
14,2 |
8,2 |
11,4 |
3,2 |
Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD) |
116,0 |
2019 |
13,3 |
26,0 |
24,3 |
– 1,7 |
Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) |
1.560,3 |
2015 |
1.532,6 |
8,4 |
13,8 |
5,4 |
LCF Munitie |
306.8 |
2017 |
303,8 |
– |
– |
|
Instandhouding Walrusklasse |
94,1 |
2018 |
21,6 |
12,5 |
4,5 |
– 8,0 |
Patrouilleschepen |
529,6 |
2014 |
476,0 |
16,1 |
26,8 |
10,7 |
Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS) |
407,9 |
2015 |
223,2 |
70,7 |
54,0 |
– 16,7 |
Bij de patrouilleschepen is de realisatie € 10,7 miljoen hoger dan begroot, doordat de overgelopen facturen 2012 in 2013 zijn betaald (€ 7,5 miljoen) en een herfasering heeft plaatsgevonden van diverse relatief kleine aanschaffingen (€ 3,2 miljoen) waaronder Integrated Logistic Support (ILS) aankopen en opleidingen.
Bij het Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS) is de realisatie € 16,7 miljoen lager dan begroot door vertraging in geplande werkzaamheden (€ 10,0 miljoen), het doorschuiven van mijlpaalbetalingen (€ 5,0 miljoen) van 2013 naar 2014 en het later dan voorzien verrichten van ILS aankopen. Dit geeft geen vertraging in de planning van het opleveren van het schip.
Omschrijving project (Bedragen x € 1 miljoen) |
Projectvolume (begroting 2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
Battlefield Managementsystem (BMS) |
62,7 |
2013 |
50,8 |
6,9 |
1,8 |
– 5,1 |
Datacommunicatie Mobiel Optreden |
42,8 |
2013 |
33,6 |
5,5 |
2,1 |
– 3,4 |
Groot Pantservoertuig (ontwikkeling) |
108,3 |
2013 |
105,3 |
0,5 |
1,4 |
0,9 |
Groot Pantserwielvoertuig (productie) |
735,5 |
2018 |
271,2 |
104,8 |
72,3 |
– 32,5 |
IGV (productie en training) |
1.118,1 |
2013 |
1.076,2 |
5,5 |
31,5 |
26,0 |
AGBADS |
126,0 |
2013 |
116,9 |
5,0 |
5,5 |
0,5 |
Vervanging genie- & doorbraaktank |
87,4 |
2013 |
43,8 |
7,4 |
3,3 |
– 4,1 |
Bij het Groot Pantserwielvoertuig (productie) is de realisatie € 32,5 miljoen lager dan begroot door twee belangrijke wijzigingen in het hoofdcontract van de Boxer ultimo 2012. Dit heeft ertoe geleid dat de betaling voor escalatie (€ 24,0 miljoen) uiteindelijk in 2012 is uitgevoerd in plaats van in 2013. Daarnaast is vanwege vertraging in de levering van de Boxer de verwerving van Support/Test Equipment, C4I middelen en de Boxer rijsimulator aangehouden (€ 8,5 miljoen).
Bij het IGV (productie en training) is de realisatie € 26,0 miljoen hoger dan begroot door uitbreiding TACTIS voor IGV. Levering en betaling werden oorspronkelijk verwacht in 2012, maar zijn uiteindelijk gerealiseerd in 2013.
Omschrijving project (Bedragen x € 1 miljoen) |
Projectvolume (begroting 2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
AH-64D verbetering bewapening |
25,6 |
2017 |
– |
3,9 |
0,4 |
– 3,5 |
F-16 M6.5 onderhoudstape |
21,9 |
2015 |
– |
5,7 |
2,3 |
– 3,4 |
AH 64D MTADS |
77,5 |
2013 |
76,5 |
0,1 |
0,6 |
0,5 |
AH 64D Upgrade |
118,0 |
2015 |
10,1 |
31,2 |
5,4 |
– 25,8 |
Chinook Uitbreiding & Versterking (4 + 2) |
364,6 |
2014 |
324,7 |
8,9 |
25,5 |
16,6 |
F-16 M5 modificatie |
46,3 |
2018 |
35,5 |
2,0 |
0,2 |
– 1,8 |
F-16 Mode 5 IFF |
39.3 |
2015 |
18,2 |
6,2 |
4,0 |
– 2,2 |
F-16 Verbetering Lucht-grondbewapening fase 1 |
58,8 |
2015 |
38,7 |
1,2 |
0,2 |
– 1,0 |
F-16 Zelfbescherming (ASE)** |
81,0 |
2015 |
7,3 |
25,0 |
0,8 |
– 24,2 |
Bij de AH 64D Upgrade valt de realisatie € 25,8 miljoen lager uit dan begroot doordat contracten bij de Amerikaanse overheid later tot stand zijn gekomen dan verwacht en de doorbelasting op facturen is achter gebleven bij de oorspronkelijke raming. De realisatie van de Chinook Uitbreiding & Versterking valt € 16,6 miljoen hoger uit dan begroot doordat de geplande leveringen van de zes Chinook-F helikopters in 2011 en 2012 vertraging hebben opgelopen door problemen met de ontwikkeling van de nieuwe ACMS Block 6 software. De laatste Chinook-F helikopters zijn in 2013 afgeleverd. Doordat contracten later tot stand komen dan aanvankelijk gepland, valt de realisatie van de F-16 Zelfbescherming (ASE) € 24,2 miljoen lager uit dan begroot.
Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding productie
Het project Vervanging F-16 heeft tot doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. Naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport, evenals de betaling van BTW. Met de nota In het belang van Nederland kiest Defensie voor de F-35 als opvolger van de F-16. Besloten is dat de sinds de beleidsbrief van april 2011 bestaande projectreservering van € 4,5 miljard. tevens het projectbudget wordt. In de Ontwerpbegroting voor 2014 is toegelicht welke effecten dit besluit heeft op de samenstelling van het projectbudget.
Defensie neemt reeds deel aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding (MoU) voor de F-35. Voorts heeft Defensie in mei 2008 een MoU getekend voor deelneming aan de Initial Operational Test and Evaluation (IOT&E), waarvoor ook twee testtoestellen zijn aangekocht die beide in 2013 in gebruik zijn genomen. In de huidige planning worden de eerste toestellen vanaf 2019 aan Nederland geleverd en kan Nederland een eerste capaciteit in 2021 operationeel gereed hebben. De twee afgeleverde (test)toestellen worden tot 2019 ingezet voor deelname aan de operationele testfase van het F-35 programma en de voorbereidingen daarop.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitgaven voor de PSFD, de IOT&E en de twee testtoestellen:
Omschrijving project (Bedragen x € 1 miljoen) |
Projectvolume (begroting 2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
Vervanging F-16 PSFD MoU |
169,5 |
2024 |
104,5 |
0,0 |
22,3 |
22,3 |
Vervanging F-16 NL IOT&E MoU |
22,2 |
2015 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Testtoestellen inclusief bijkomende middelen |
282,0 |
2013 |
197,5 |
41,6 |
59,6 |
18 |
Uit hoofde van het PSFD MoU voor het project vervanging F-16 wordt jaarlijks een bijdrage aan de programmakosten betaald. De overrealisatie van € 22,3 miljoen in 2013 wordt verklaard doordat de geraamde betaling voor 2014 in 2013 is uitgevoerd.
In het Jaarverslag 2012 is gemeld dat de realisatie in 2012 voor de testtoestellen is achtergebleven bij de planning, omdat een aantal facturen bij de eindejaarsrealisatie niet tot betaling is gekomen. Deze facturen zijn overgelopen en betaald in 2013, hetgeen heeft geleid tot een overrealisatie van € 18 miljoen.
Omschrijving project (Bedragen x € 1 miljoen) |
Projectvolume (begroting 2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
MILSATCOM lange termijn |
130,9 |
2017 |
102,8 |
9,0 |
6,6 |
– 2,4 |
Modernisering navigatiesystemen |
36,3 |
2015 |
15,5 |
5,0 |
2,2 |
– 2,8 |
NH-90 |
1.174,9 |
2018 |
860,3 |
103,7 |
63,8 |
– 39,9 |
MILSATCAP |
34,4 |
2018 |
8,2 |
7,0 |
4,7 |
– 2,3 |
Richtkijker schutter lange afstand |
30.5 |
2013 |
16,0 |
5,3 |
10,5 |
5,2 |
De realisatie van het project NH-90 is € 39,9 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit kwam door het later contracteren van behoeften voor modificaties om de NH-90 geschikt te maken voor transporttaken.
Investeringsquote
De investeringsquote bestaat uit het percentage van de investeringen (het totaal van de investeringen, inclusief het investeringsdeel «bijdragen aan de Navo» en «Wetenschappelijk onderzoek») ten opzichte van het gecorrigeerde defensiebudget (gecorrigeerd met de HGIS budgetten voor Crisisbeheersingsoperaties en Attaches). Het verloop van de investeringsquote van Defensie 2013 is in onderstaande grafiek weergegeven:
De investeringsquote is in 2013 uitgekomen op 13,6 procent. Dat is ten opzichte van de begroting 1,9 procent lager dan voorzien (15,5 procent). Het investeringsbudget is met € 154 miljoen gedaald ten opzichte van de ontwerpbegroting door de doorwerking van de hogere realisatie investeringsuitgaven uit 2012 (€ 67 miljoen). Daarnaast zijn de lagere verkoopopbrengsten (grootmaterieel en vastgoed) van invloed geweest op het uitgavenbudget (€ 87 miljoen).
Opdracht Voorzien in infrastructuur
De lagere uitgaven van € 50,9 miljoen worden verklaard door vertraging bij nieuwbouwprojecten als gevolg van onvoldoende capaciteit bij de DVD in de voorbereiding en gewijzigde regelgeving.
Investeringen Infrastructuur Projecten in uitvoering > € 25 miljoen (bedragen x € 1 miljoen) |
Project volume (2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde Uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
Nieuwbouw Schiphol |
140,4 |
2014 |
123,7 |
22,2 |
15,6 |
– 6,6 |
Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen |
234,7 |
2012 |
212,5 |
0,0 |
0,1 |
0,1 |
Infrastructuur en voorziening KMA |
52,3 |
2019 |
21,2 |
0,0 |
1,4 |
1,4 |
Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarktcomplex |
26,0 |
2012 |
22,4 |
0,0 |
2,2 |
2,2 |
Hoger onderhoud Woensdrecht |
76,9 |
2014 |
11,4 |
19,2 |
3,0 |
– 16,2 |
Nieuwbouw LOKKmar |
84,9 |
2015 |
21,6 |
20,9 |
11,7 |
– 9,2 |
EPA Maatregelen |
64,4 |
2019 |
11,4 |
8,7 |
8,7 |
0 |
Strategisch Vastgoedplan KMar |
51,3 |
2015 |
8,4 |
16,4 |
6,5 |
– 9,9 |
Toelichting bij de verschillen groter dan € 5 miljoen:
Door gewijzigde wetgeving bij aanbestedingen, capaciteitsproblemen bij de DVD in de voorbereiding en vertraging in realisatie zijn de projecten «Nieuwbouw Schiphol», «Hoger onderhoud Woensdrecht», «Nieuwbouw LOKKMar» en «Strategisch Vastgoedplan KMar» in de planning verschoven. Bij het project «Nieuwbouw LOKKMar» is tevens sprake van voordelige aanbestedingsresultaten. Vanwege de ontwikkelingen Informatie Gestuurd Optreden KMar is het project Strategisch Vastgoedplan KMar «on hold» gezet. Dit verklaart de lagere uitgaven bij deze projecten.
Opdracht Voorzien in ICT
Bij de opdracht Voorzien in ICT is de realisatie in totaal € 32,0 miljoen lager dan begroot. Deze lagere realisatie heeft betrekking op het niet volledig realiseren van diverse projecten. Dit wordt veroorzaakt door de reorganisatie, die veel capaciteit aan het reguliere proces onttrok. Bij geen van de individuele projecten uit de begroting 2013 wijkt de realisatie meer dan € 5,0 miljoen af van de verwachting:
Omschrijving project (bedragen x € 1 miljoen) |
Projectvolume (begroting 2013) |
Fasering tot |
Gerealiseerde uitgaven t/m 2012 |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil uitgaven 2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
ERP/M&F (SPEER) |
268,1 |
2014 |
248,1 |
14,6 |
14,5 |
– 0,1 |
Defensie vervanging C2000 Randapparatuur |
7,5 |
2013 |
3,6 |
3,9 |
0,4 |
– 3,5 |
DEFCERT fase 1 |
7,2 |
2013 |
3,8 |
1,1 |
0 |
– 1,1 |
EKMS (Cryptosleutel-management) |
18,0 |
2015 |
0,5 |
4,9 |
0,1 |
– 4,8 |
Legacy ERP (PALS) |
31,6 |
2014 |
24,8 |
4,2 |
1,5 |
– 2,7 |
Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek
2013 Omschrijving (bedragen in € 1000) |
Verwachte uitgaven in 2013 |
Gerealiseerde uitgaven in 2013 |
Verschil |
---|---|---|---|
Programmafinanciering TNO (en MARIN) |
33.533 |
33.533 |
0 |
Programmafinanciering NLR |
517 |
517 |
0 |
Contractonderzoek Technologie-ontwikkeling (TO) |
24.281 |
22.306 |
– 1.975 |
Contractonderzoek Kennisgebruik (KG) |
4.745 |
2.810 |
– 1.935 |
Totaal generaal |
63.076 |
59.166 |
– 3.910 |
Programmafinanciering TNO, MARIN en NLR
In 2013 is uitvoering gegeven aan het Research & Development Plan 2013, in lijn met de Strategie, Kennis & Innovatie Agenda van Defensie. Defensie blijft een hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht door te investeren in de opbouw en instandhouding van een Defensie specifieke kennisbasis. In 2013 is hieraan invulling gegeven door te investeren in kennis en kunde bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. In 2013 is gestart met 60 kennisopbouw programma’s. Hiervan zijn er zestien in de loop van het jaar voltooid. Daarnaast zijn er achttien nieuwe programma’s opgestart.
Contractonderzoek technologieontwikkeling
Naast de programmafinanciering is in 2013 gestart met 102 lopende technologie ontwikkelingsprojecten. Hiervan zijn er in de loop van 2013 38 afgerond. Daarnaast zijn er 31 nieuwe technologieprojecten gedurende 2013 opgestart. De onderrealisatie van € 1,9 miljoen is het gevolg van vertraging in de opstartfase (aanbesteding). Hoofdreden daarvan was de nieuwe belegging van verwerving als gevolg van de reorganisatie. Daarnaast kenden een aantal projecten een langere doorlooptijd dan voorzien.
Contractonderzoek kennisgebruik
In 2013 zijn er zes nieuwe kennisgebruiksprojecten opgestart en tien voltooid. Ook hier geldt dat de lagere realisatie van € 1,9 miljoen voornamelijk ontstaat door de reorganisatie, waardoor het proces soms vertraagde.
Bijdrage aan de Navo
De uitgaven hebben betrekking op de Nederlandse bijdrage in gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma’s. Ook de uitgaven voor de AWACS-vliegtuigen zijn hierin opgenomen. De lagere bijdrage aan de Navo (€ 2,1 miljoen) wordt vooral veroorzaakt doordat de realisatie van Navo Veiligheid Investeringsprojecten (NVIP) binnen de Navo-lidstaten lager uitviel dan begroot. Om die reden heeft de Navo lagere bijdragen (calls for funds) opgevraagd.
Verkoopopbrengsten groot materieel
Bij afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen strategische en niet-strategische roerende zaken. Overtollige strategische roerende zaken zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan gebeurt in goede samenwerking met Domeinen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie.
Ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2013 vallen de verkoopopbrengsten groot materieel € 52,4 miljoen lager uit. Dit heeft vooral te maken met de economische crisis, waardoor landen minder koopbereid zijn en er sprake is van grote internationale concurrentie van andere landen die defensiematerieel aanbieden.
Voor enkele soorten materieel zijn nog geen definitieve kopers gevonden. Wel hebben diverse landen belangstelling getoond voor materieel waaronder de Leopard-II tank (in januari 2014 gecontracteerd), Pantserhouwitser 2000, CV-90 en het bevoorradingsschip Zr.Ms. Amsterdam.
De gerealiseerde ontvangsten via Domeinen zijn uitgekomen op € 98,6 miljoen en daarmee € 4,6 miljoen minder dan verwacht. Dit komt door vertraagde boekingen van de bancaire ontvangsten aan Domeinen. Hierdoor valt een beperkt deel van de ontvangsten voor 2013 in 2014.
Verkoopopbrengsten infrastructuur
In 2013 zijn vanwege de slechte onroerend goed markt beduidend minder objecten verkocht dan voorzien, waardoor er € 38,9 miljoen minder is ontvangen. Zo zijn de verkopen van de objecten PWA kazerne, Officierscasino, MC Weesp, Marinekazerne Driehuis, Jagersborgh Roermond en diverse kleine objecten niet gerealiseerd.
Algemene doelstelling
De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor de verwerving van modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel en de beschikbaarstelling van ICT-middelen, brandstof, munitie en kleding en uitrusting aan de defensieonderdelen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.
Beleidsconclusie
Naar aanleiding van de beleidsbrief is de reorganisatie van het materieel logistieke veld in 2012 begonnen. De drie systeemlogistieke bedrijven (het Marinebedrijf in Den Helder, het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen (DBGS) voornamelijk gevestigd in Amersfoort) zijn overgedragen aan de operationele commandanten. De apparaatsuitgaven zijn grotendeels overgedragen met een Nota van Wijziging bij de Ontwerpbegroting 2012. De overige budgetten van de systeemlogistieke bedrijven zijn met deze begroting overgedragen aan de operationele commandanten. Daarnaast is met ingang van 2013 het Joint IV commando (JIVC) opgericht. Het JIVC, dat valt onder de DMO, gaat zowel de operationele als de niet-operationele defensiebedrijfsvoering ondersteunen. Daartoe heeft de DMO al in 2012 de zeggenschap gekregen over de taakuitvoering van IVENT en het programma SPEER.
Artikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.201.488 |
867.425 |
999.355 |
1.039.074 |
846.181 |
862.466 |
– 16.285 |
Uitgaven |
1.202.212 |
1.135.800 |
1.121.262 |
871.683 |
853.972 |
862.466 |
– 8.494 |
Programmauitgaven |
551.979 |
551.400 |
576.355 |
541.336 |
361.145 |
357.310 |
3.835 |
Opdracht Logistieke ondersteuning |
|||||||
– waarvan gereedstelling |
225.231 |
243.454 |
278.045 |
232.613 |
246.323 |
259.635 |
– 13.312 |
– waarvan afstoting |
16.683 |
13.894 |
15.516 |
8.787 |
0 |
0 |
0 |
– waarvan instandhouding |
310.065 |
294.052 |
282.794 |
299.936 |
114.822 |
97.675 |
17.147 |
Apparaatsuitgaven |
650.233 |
584.400 |
544.907 |
330.347 |
492.827 |
505.156 |
– 12.329 |
Staven 1 |
5.928 |
5.898 |
5.870 |
6.276 |
5.566 |
10.918 |
-5.352 |
Ondersteuning operationele eenheden 2 |
641.852 |
575.397 |
537.253 |
322.638 |
487.261 |
494.238 |
– 6.977 |
Bijdragen aan SSO's |
2.453 |
3.105 |
1.784 |
1.433 |
|||
Apparaat per uitgavencategorie |
650.233 |
584.400 |
544.907 |
330.347 |
492.827 |
505.156 |
– 12.329 |
personele uitgaven |
335.782 |
336.102 |
319.313 |
130.587 |
178.093 |
181.077 |
– 2.984 |
materiele uitgaven |
314.451 |
248.298 |
225.594 |
199.760 |
314.734 |
324.079 |
– 9.345 |
– waarvan huisvesting en infrastructuur 3 |
112876 |
102.960 |
105.867 |
87.242 |
|||
– waarvan ICT 4 |
24920 |
21.272 |
19.039 |
11.406 |
220.486 |
228.753 |
– 8.267 |
– waarvan overige exploitatie |
176.655 |
124.066 |
100.688 |
101.112 |
94.248 |
95.326 |
– 1.078 |
Apparaatsontvangsten |
45.975 |
44.822 |
52.532 |
58.451 |
59.554 |
42.667 |
16.887 |
De Definitie formatie staf DMO is in 2012 aangepast n.a.v. wijziging begrotingsindeling. Onder Staf wordt verstaan Directeur, afdeling Kabinet en Financiën & Control;
Ondersteuning operationele eenheden, gereedstelling en instandhouding zijn inclusief de logistieke bedrijven voor de periode 2009 tot en met 2012;
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De lagere realisatie van de verplichtingen (– € 16,3 miljoen) worden vooral veroorzaakt doordat er minder kortlopende verplichtingen voor ICT zijn aangegaan. Daarnaast zijn er minder verplichtingen aangegaan voor gereedstelling (munitie en brandstof).
Uitgaven
Gereedstelling
De realisatie van de post gereedstelling is € 13,3 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door de veranderingen vanwege de beleidsbrief «Defensie na de kredietcrisis» in combinatie met de doorgevoerde reorganisatie. Door de tijdelijk lagere capaciteit is het budget voor munitie en operationele zaken neerwaarts bijgesteld met respectievelijk € 7,2 miljoen en € 7,3 miljoen. Hier tegenover staan een aantal overhevelingen van andere departementen (circa € 1,2 miljoen).
Instandhouding
De realisatie van de post instandhouding is € 17,1 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt deels veroorzaakt door het overgaan van een deel van de instandhoudingsactiviteiten vanuit de operationele commando’s naar de DMO, inclusief de daarbij horende budgetten. Verder is door interne herschikking het budget verhoogd om de geplande activiteiten te kunnen uitvoeren.
ICT
De realisatie van de post ICT, onderdeel van de materiële uitgaven, is € 8,3 miljoen lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door het tijdelijke productieverlies vanwege de reorganisatie in 2013 (€ 2,3 miljoen) en door de lagere afroep van IV-diensten door de operationele commando’s (€ 6,0 miljoen).
Ontvangsten
De ontvangsten zijn € 16,9 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de extra afdracht van de winst van het agentschap DTO aan het moederdepartement.
Algemene doelstelling
Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht. Het CDC draagt zorg voor de levering van ondersteunende diensten aan de krijgsmacht, is wereldwijd actief en voorziet in randvoorwaarden en faciliteiten zodat de defensieonderdelen zich kunnen concentreren op hun kerntaken.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening binnen Defensie waaraan het CDC een bijdrage levert.
Beleidsconclusie
In de begroting voor 2013 is aangegeven dat IVENT is overgegaan van het CDC naar de DMO en ondergebracht in het Joint IV Commando. Tevens zijn de IV-budgetten bij de DMO gecentraliseerd. De facilitaire budgetten zijn gecentraliseerd bij het CDC als gevolg van de oprichting van het Facilitair Bedrijf Defensie. Ook de Paresto-subsidie en de infrastructuurbudgetten zijn gecentraliseerd bij het CDC. Het op beleidsartikel 8 uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in 2013 conform de verwachting.
Artikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra (bedragen x € 1.000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
838.272 |
783.389 |
807.989 |
940.428 |
1.111.277 |
939.434 |
171.843 |
Uitgaven |
855.198 |
852.022 |
911.032 |
906.135 |
1.040.029 |
939.434 |
100.595 |
Programmauitgaven |
1.087 |
12.984 |
7.600 |
5.834 |
1.766 |
||
Opdracht Dienstverlenende eenheden |
|||||||
– waarvan gereedstelling |
1.087 |
7.112 |
7.590 |
5.393 |
2.197 |
||
– waarvan afstoting |
5.058 |
||||||
– waarvan instandhouding |
814 |
10 |
441 |
– 431 |
|||
Apparaatsuitgaven |
855.198 |
852.022 |
909.945 |
893.151 |
1.032.429 |
933.600 |
98.829 |
Staf CDC 1 |
18.365 |
17.681 |
19.902 |
19.302 |
13.760 |
20.858 |
– 7.098 |
Ondersteuning operationele eenheden |
803.870 |
800.108 |
860.044 |
843.678 |
956.930 |
853.648 |
103.282 |
Bijdragen aan SSO's |
12.376 |
12.294 |
9.562 |
9.926 |
41.909 |
39.009 |
2.900 |
Attachés |
20.587 |
21.939 |
20.437 |
20.245 |
19.830 |
20.085 |
– 255 |
Apparaat per uitgavencategorie |
855.198 |
852.022 |
909.945 |
893.151 |
1.032.429 |
933.600 |
98.829 |
personele uitgaven |
336.630 |
337.765 |
477.234 |
475.274 |
424.809 |
441.432 |
– 16.623 |
– waarvan eigen personeel |
324.288 |
325.065 |
466.564 |
464.167 |
411.204 |
429.783 |
– 18.579 |
– waarvan attachés |
12.342 |
12.700 |
10.670 |
11.107 |
13.605 |
11.649 |
1.956 |
materiële uitgaven |
518.568 |
514.257 |
432.711 |
417.877 |
607.620 |
492.168 |
115.452 |
– waarvan huisvesting en infrastructuur 2 |
4.197 |
9.667 |
39.735 |
135.425 |
396.124 |
328.193 |
67.931 |
– waarvan ICT 3 |
127.384 |
143.840 |
142.247 |
134.198 |
0 |
||
– waarvan overige exploitatie |
378.742 |
351.511 |
240.962 |
139.116 |
205.271 |
155.539 |
49.732 |
– waarvan overige exploitatie attachés |
8.245 |
9.239 |
9.767 |
9.138 |
6.225 |
8.436 |
– 2.211 |
Apparaatsontvangsten |
57.703 |
49.682 |
68.106 |
75.041 |
55.319 |
44.319 |
– 11.000 |
Onder staf CDC wordt verstaan de commandant, ondersteuningsgroep, kabinet en Financiën & Control;
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen is € 171,8 miljoen hoger dan geraamd. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de bijstelling voor de Nederlandse bijdrage aan het Strategic Airlift Capability (SAC) C-17 programma (€ 106,5 miljoen tot en met 2013): In het Memorandum of Understanding (MoU) zijn zowel een kostenplafond (Cost Ceiling) als een nagestreefd kostenniveau (Cost Target) opgenomen. Sinds 2013 wordt niet langer gebruik gemaakt van het nagestreefde kostenniveau, maar van het kostenplafond. Dit is verwerkt in de financiële administratie en in de begroting van de Nederlandse bijdrage aan het programma. Het resterende deel hangt samen met de hogere apparaatsuitgaven, waarvan de posten hieronder worden benoemd.
Uitgaven
Personele uitgaven
De lagere personele uitgaven (– € 16,6 miljoen) worden vooral veroorzaakt door de overheveling van budget naar de post materiële uitgaven (verhuiscontract buitenland en medisch specialisten) die voorheen onder personele uitgaven werden geboekt.
Huisvesting en infrastructuur
De uitgaven voor huisvesting en infrastructuur zijn € 67,9 miljoen hoger dan begroot. Het budget voor energie en water was initieel te laag begroot en is met € 21,6 miljoen verhoogd. Aan de exploitatie van de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie is € 2,5 miljoen extra budget toegekend in verband met de herziene opdracht na vaststelling van de bewakingsplattegrond. Het budget voor instandhouding infrastructuur is met € 30,6 miljoen naar boven bijgesteld ter dekking van het exploitatietekort, waarvan € 21,1 miljoen door interne herschikking binnen de materiële uitgaven. De defensieonderdelen hebben ten behoeve van huisvestingsactiviteiten voor € 5,2 miljoen additioneel ontvlochten. Tenslotte is het budget verhoogd met € 8 miljoen vanwege de hogere ontvangsten en zijn de betreffende uitgaven gerealiseerd.
Overige exploitatie
De uitgaven voor overige exploitatie zijn € 49,7 miljoen hoger dan begroot. Door de defensieonderdelen is additioneel budget ontvlochten ten behoeve van facilitaire dienstverlening (€ 23,9 miljoen) en ten behoeve van werving (€ 13,9 miljoen). Voor € 4 miljoen is er sprake van hogere ontvangsten, het resterende bedrag betreft interne herschikkingen.
Ontvangsten
De hogere ontvangsten (€ 11 miljoen) worden veroorzaakt door hogere ontvangsten van de ingediende declaraties bij de zorgverzekeraar door de Defensie Gezondheidszorg Organisatie en de ontvangsten van IVENT voor de door het CDC geleverde facilitaire diensten.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 9 Algemeen
De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2013.
Artikel 9 Algemeen (bedragen x € 1000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
131.940 |
115.582 |
94.131 |
116.660 |
84.443 |
95.502 |
– 11.059 |
Uitgaven |
106.781 |
116.572 |
100.993 |
90.850 |
100.566 |
95.502 |
5.064 |
Programma-uitgaven |
|||||||
Subsidies en bijdragen |
14.610 |
19.697 |
21.554 |
21.904 |
21.682 |
19.695 |
1.987 |
Bijdrage NAVO en internationale samenwerking 1 |
43.372 |
37.061 |
35.740 |
30.077 |
39.906 |
44.898 |
– 4.992 |
Overige uitgaven |
48.799 |
59.814 |
43.699 |
38.869 |
38.978 |
30.909 |
8.069 |
Totaal programma-uitgaven |
106.781 |
116.572 |
100.993 |
90.850 |
100.566 |
95.502 |
5.064 |
Totaal ontvangsten 2 |
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen is € 11,1 miljoen lager dan was begroot. Door de reorganisatie zijn minder verplichtingen aangegaan dan verwacht.
Uitgaven
De lagere bijdrage aan de Navo en internationale samenwerking van € 5 miljoen heeft onder meer te maken met de laatste «Call for contribution military budget» die lager uitvalt dan was voorzien door de Navo. De hogere overige uitgaven hebben voor het merendeel betrekking op de overheveling van budget vanuit de operationele commando’s naar het Nationaal Militair Museum.
Op dit artikel zijn alle verplichtingen, personele en materiële uitgaven en ontvangsten van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen (waarvan een deel «niet relevant» dat betrekking heeft op de lening voor de kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen), wachtgeld, inactiviteitswedden en SBK-gelden.
Artikel 10 Centraal apparaat (bedragen x € 1000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
1.413.466 |
1.451.490 |
1.539.764 |
1.761.039 |
1.655.999 |
1.592.910 |
63.089 |
Uitgaven |
1.402.243 |
1.462.716 |
1.542.481 |
1.763.530 |
1.658.703 |
1.592.910 |
65.793 |
Apparaatsuitgaven |
|||||||
Bestuursstaf |
125.259 |
125.721 |
116.779 |
107.015 |
89.315 |
99.960 |
– 10.645 |
Militaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
70.723 |
70.848 |
72.751 |
70.670 |
59.437 |
56.879 |
2.558 |
Pensioenen en uitkeringen *) |
1.069.855 |
1.147.502 |
1.224.066 |
1.380.124 |
1.256.134 |
1.177.256 |
78.878 |
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden |
124.278 |
109.833 |
123.102 |
202.876 |
253.817 |
258.815 |
– 4.998 |
Ziektekostenvoorziening |
12.128 |
8.812 |
5.783 |
2.845 |
|||
Apparaat per uitgavencategorie |
1.402.243 |
1.462.716 |
1.542.481 |
1.763.530 |
1.658.703 |
1.592.910 |
65.793 |
personele uitgaven |
1.350.551 |
1.419.639 |
1.498.742 |
1.723.733 |
1.638.573 |
1.562.284 |
76.289 |
– waarvan eigen personeel |
144.291 |
153.494 |
145.790 |
137.888 |
128.622 |
126.213 |
2.409 |
– waarvan pensioenen, wachtgelden en uitkeringen |
1.206.260 |
1.266.145 |
1.352.952 |
1.585.845 |
1.509.951 |
1.436.071 |
73.880 |
materiële uitgaven |
51.692 |
43.077 |
43.739 |
39.797 |
20.130 |
30.626 |
– 10.496 |
– waarvan huisvesting en infrastructuur |
121 |
162 |
593 |
||||
– waarvan ICT |
16.524 |
17.174 |
21.213 |
20.404 |
|||
– waarvan overige exploitatie |
35.047 |
25.741 |
21.933 |
19.393 |
20.130 |
30.626 |
– 10.496 |
Totaal ontvangsten |
1.054 |
16.540 |
6.749 |
24.839 |
2.669 |
6.937 |
– 4.268 |
* waarvan niet relevant |
33.840 |
41.992 |
81.915 |
80.976 |
84.140 |
107.172 |
– 23.032 |
Toelichting op de instrumenten
De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.
Verplichtingen
De realisatie van de verplichtingen is € 63,1 miljoen hoger dan was voorzien als gevolg van de hogere uitgaven voor pensioenen en uitkeringen.
Uitgaven
De realisatie van de personele uitgaven is € 76,3 miljoen hoger dan begroot. Het merendeel hiervan (€ 73,9 miljoen) heeft betrekking op pensioenen en uitkeringen die zijn gestegen, onder andere vanwege de afhandeling van de uitkeringen voor de ereschuld veteranen. De realisatie van de overige exploitatie is € 10,5 miljoen lager dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de reorganisatie, waardoor verschillende activiteiten niet of later zijn gestart (onder andere opleiding, transport en uitbestedingen).
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven
De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2013.
Artikel 11 Geheime uitgaven (bedragen x € 1000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen en uitgaven |
2.245 |
2.236 |
6.238 |
5.251 |
5.264 |
5.264 |
0 |
Geheime uitgaven |
2.245 |
2.236 |
6.238 |
5.251 |
5.264 |
5.264 |
0 |
Totaal uitgaven en verplichtingen |
2.245 |
2.236 |
6.238 |
5.251 |
5.264 |
5.264 |
0 |
De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien
De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2013.
Artikel 12 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1000) |
Realisatie 2009 |
Realisatie 2010 |
Realisatie 2011 |
Realisatie 2012 |
Realisatie 2013 |
begroting 2013 |
verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen en uitgaven |
0 |
63.401 |
– 63.401 |
||||
Loonbijstelling |
|||||||
Prijsbijstelling |
|||||||
Nader te verdelen |
0 |
63.401 |
– 63.401 |
||||
Onvoorzien |
|||||||
Totaal uitgaven |
0 |
63.401 |
– 63.401 |
In dit begrotingsartikel worden de door het Ministerie van Financiën toegekende bedragen opgenomen. Met de tweede suppletoire begroting 2013 is het resterende bedrag volledig uitgedeeld naar de defensieonderdelen. Het saldo 2013 is nihil.
De bedrijfsvoeringsparagraaf kent vier verplichte onderdelen
1. Rechtmatigheid;
2. Totstandkoming beleidsinformatie;
3. Financieel beheer en materieel beheer;
4. Overige aspecten bedrijfsvoering.
De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast.
In de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden in de verplichtingen zijn binnen de interdepartementaal overeengekomen (artikel)toleranties gebleven. Om binnen deze toleranties te blijven is een correctie op de posten aangegane verplichtingen in de verantwoordingsstaat en de post openstaande verplichtingen in de saldibalans doorgevoerd waardoor de, statistisch gezien meest waarschijnlijke, fout in de saldibalans nihil is. Voor de uitgaven geldt dat bij vijf beleidsartikelen de rapportagetolerantie voor de onzekerheden zijn overschreden. Het betreft de beleidsartikelen 1 Inzet, 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten (CZSK), 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten (CLSK), 7 Defensie Materieel Organisatie (DMO) en 8 Commando DienstenCentra (CDC). Ook is er een overschrijding voor de onzekerheden bij de uitgaven op totaalniveau. De overschrijdingen van de (artikel)toleranties voor de onzekerheden in de uitgaven zijn voornamelijk het gevolg van de grootschalige en complexe reorganisatie van het financiële controlveld.
Op artikel 1 Inzet bestaat er een onzekerheid bij de uitgaven van € 15.221.000, waarbij de artikeltolerantie € 15.000.000 is. Dit is een overschrijding van 1,47 procent van de artikeltolerantie en 8,6 procent aan onzekerheden op een totaal van € 177.246.000 aan uitgaven op artikel 1.
Op artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten bestaat er een onzekerheid bij de uitgaven van € 27.988.000, waarbij de artikeltolerantie € 21.915.000 is. Dit is een overschrijding van 27,7 procent van de artikeltolerantie en 3,9 procent aan onzekerheden op een totaal van € 711.618.000 aan uitgaven op artikel 2.
Op artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten bestaat er een onzekerheid bij de uitgaven van € 29.861.000, waarbij de artikeltolerantie € 19.997.000 is. Dit is een overschrijding van 49,3 procent van de artikeltolerantie en 4,6 procent aan onzekerheden op een totaal van € 651.319.000 aan uitgaven op artikel 4.
Op artikel 7 Defensie Materieel Organisatie is er een onzekerheid bij de uitgaven van € 65.864.000, waarbij de artikeltolerantie € 27.406.000 is. Dit is een overschrijding van 140,3 procent van de artikeltolerantie en 7,7 procent aan onzekerheden op een totaal van € 853.971.000 aan uitgaven op artikel 7.
Op artikel 8 Commando DienstenCentra is er een onzekerheid van € 56.863.000, waarbij de artikeltolerantie € 32.860.000 is. Dit is een overschrijding van 73 procent van de artikeltolerantie en 5,5 procent aan onzekerheden op een totaal van € 1.040.029.000 aan uitgaven op artikel 8.
De rapporteringstolerantie van Defensie voor de onzekerheden in de uitgaven kent een tolerantiegrens van € 241.317.000. De onzekerheden bedragen € 358.464.000, hetgeen een overschrijding van 48,5 procent van de rapporteringstolerantie betekent en 4,7 procent aan onzekerheden op een totaal van € 7.702.087.000 aan uitgaven.
Daarnaast is de tolerantiegrens van € 15.000.000 voor rechtmatigheidsfouten voor de samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastenagentschappen overschreden. De geconstateerde onrechtmatigheden hebben in totaal een omvang van € 20.039.000. Dit is een overschrijding van 33,6 procent van de tolerantiegrens. Het totaal bestaat vooral uit de ophoging van het budget ad € 14.510.000 aan enkele doorlopende contracten van een project. Deze ophoging had voor voorafgaand toezicht voorgelegd moeten worden aan het Ministerie van Financiën, wat niet is gebeurd. Daarnaast is er een bedrag van
€ 5.529.000 aan overige rechtmatigheidsfouten aangetroffen.
Frauderisico’s financieel en materieel beheer en integriteitsschendingen
Bij Defensie worden vooral interne frauderisico’s onderkend, bijvoorbeeld op het gebied van regelingen op het personele en financiële gebied en verwervingsactiviteiten. Externe frauderisico’s zijn bij Defensie slechts beperkt aan de orde, aangezien Defensie bijna geen subsidies verstrekt. Defensie sluit aan op het Rijksbrede Uniform Subsidiekader. In de interne regelgeving en richtlijnen van Defensie zijn beheersmaatregelen opgenomen om de onderkende interne en externe frauderisico’s te beperken.
Vermoedens van integriteitschendingen (inclusief vermoedens van fraude) kunnen bij Defensie worden gemeld. Deze meldingen leiden tot onderzoek om vast te stellen of er sprake is van een integriteitsschending. Bij een vermoeden van het plegen van een strafbaar feit wordt aangifte gedaan. Een overzicht met het aantal geregistreerde meldingen en de getroffen maatregelen is opgenomen in bijlage 4 van het Jaarverslag van Defensie. De wijze van rapporteren hierover sluit aan op de systematiek van de sector Rijk.
In de brief van 14 februari 2013 (32 733, nr. 116) is toegezegd de Kamer vanaf 2013 bij het jaarverslag en de begroting te informeren over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen. De interne managementrapportagestructuur is hierop in 2013 aangepast. Het totstandkomingsproces van de gereedheidsinformatie was in 2013 ordelijk. De gereedheidsinformatie in de kwartaalrapportages is juist en volledig overgenomen in het jaarverslag.
Stuur- en verantwoordingsinformatie
In 2013 heeft het Ministerie van Defensie de verbetering van de informatie over de operationele gereedheid verder ter hand genomen. De gegevens over de personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid leiden tot de informatie over de operationele gereedheid van de krijgsmacht. Nadat de bepaling van de norm voor personele gereedheid is geüniformeerd, is in 2013 een gestandaardiseerde rapportage ontworpen voor de bepaling van de materiële gereedheid. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de hoofdwapensystemen. Deze rapportage wordt gefaseerd ingevoerd en is afhankelijk van de transitie van de hoofdwapensystemen naar ERP M&F. Dit is een meerjarig proces. In 2014 zullen de eerste resultaten hiervan zichtbaar worden.
Financieel beheer
Verwachte terugval financieel beheer als gevolg van reorganisatie financiële controlveld
In 2013 zijn de inspanningen in het financieel beheer gericht geweest op het reorganiseren van het financiële controlveld. Op 3 juni 2013 is het Financieel Administratie en Beheerkantoor (FABK) van start gegaan en 1 november 2013 is de reorganisatie van het gehele financiële controlveld afgerond. Door het grote aantal reorganisaties en de wijzigingen binnen het financiële controlveld is reeds gemeld 1 dat een tijdelijke dip in de kwaliteit van het beheer niet kon worden uitgesloten. De verwachte en als zodanig aan de Kamer gemelde dip in de kwaliteit van het beheer heeft zich in 2013 binnen de financiële processen daadwerkelijk voorgedaan.
Tijdigheid van betalen
In 2013 voldeed Defensie niet aan de rijksbrede norm dat minimaal 90 procent van de facturen binnen 30 dagen wordt betaald. Het gemiddelde percentage was 85,9 procent. In de opstartfase heeft het FABK een moeilijke periode gekend waarin de achterstand van het aantal te betalen facturen is opgelopen tot circa 12.000. De belangrijkste oorzaken hiervoor waren het grote aantal vacatures, met name op de locatie Eygelshoven, het opleiden van medewerkers (inclusief inhuur), de overdracht van dossiers en systeemstoringen. Gedurende de start van het FABK is de prioriteit gelegd bij het betalen van de leveranciers om continuïteit van leveringen te garanderen en liquiditeitsproblemen bij leveranciers te voorkomen. Daarbij is de verificatie van de facturen niet altijd op de juiste wijze uitgevoerd. Achterliggende documentatie ten aanzien van de betaalde facturen is niet in alle gevallen (volledig) aanwezig in de dossiers, waardoor er onzekerheden over de rechtmatigheid van de uitgaven bestaan. Deze situatie heeft geleid tot de overschrijding van de genoemde toleranties in de paragraaf rechtmatigheid.
Verplichtingenbeheer
Zoals hiervoor aangegeven heeft de prioriteit gelegen op het betaalproces. Voor het verplichtingenbeheer zijn met name de grotere dossiers met meerjarige kasreeksen beschouwd. Door deze focus op grote risico’s hebben de relatief kleine dossiers minder aandacht gekregen. Daardoor is het beheer van de verplichtingen in 2013 ten opzichte van 2012 verslechterd. Uit de bevindingen ten aanzien van de registratie van de verplichtingen blijkt dat mutaties vaker niet voor het juiste bedrag zijn vastgelegd (te hoog of te laag). Nadat in 2012 voor wat betreft de openstaande verplichtingen geen extracomptabele correctie nodig is geweest om binnen de wettelijke tolerantiegrenzen van de comptabele rechtmatigheid te blijven, is deze in 2013 wel nodig geweest om binnen de goedkeuringstolerantie te blijven. Dit betrof een correctie van met name onzorgvuldigheden op kleinere dossiers. Voor wat betreft de openstaande verplichtingen in de financieel omvangrijke dossiers was slechts in beperkte mate sprake van fouten.
Verbeterplan financieel beheer
Conform het groeipad uit het plan van aanpak Verbeteren Beheer zal het financieel beheer, inclusief het verplichtingenbeheer, met het volledig operationeel worden van het FABK vanaf 2014 structureel verbeterd worden. Eind 2013 zijn alle reorganisaties binnen het controlveld afgerond en kunnen de financiële processen verder worden genormaliseerd. Het is nu zaak om deze grootschalige en complexe reorganisatie te laten bezinken en de betrokken partijen hun nieuwe taken en verantwoordelijkheden goed op te laten pakken. Het FABK ondersteunt en bewaakt, door uniformering en concentratie van kennis en kunde, het administratieve proces van de begrotingsuitvoering. Daarvoor is een instrumentarium op basis van indicatoren ingericht om afwijkingen in de financiële processen tijdig te detecteren en te herstellen (interne kwaliteitsbewaking, ook wel «second line of defence» genoemd). Daarbij gaat het niet alleen om de interne bedrijfsvoering van FABK, maar ook om de procesbewaking op de gefaseerde uitvoering van de begroting. De aandachtspunten vanuit het samenvattend auditrapport 2012, met betrekking tot het betaalproces, de tijdigheid van de administratieve beheershandelingen en het op orde zijn van de verplichtingenadministratie, maken reeds integraal onderdeel uit van het hiervoor genoemde verbeterplan Financieel Beheer. Deze aandachtspunten zullen conform het tijdpad zoals is aangegeven in de Kamerbrief Beheer bij Defensie (zie voetnoot 1) worden uitgevoerd. In 2015 zal Defensie voor het eerst volledig werken volgens het einddoel zoals gemeld in het verbeterprogramma.
Inkoopbeheer / Europese aanbestedingsregels
Uit de controle van de Auditfunctie Defensie (AFD) zijn vijf dossiers aangemerkt als aanbestedingsfouten, waarvan drie boven de Europese drempel, met een totale opdrachtwaarde (inclusief BTW) van € 9.047.000. De secretaris-generaal heeft voor twee van de aanbestedingsfouten boven de Europese drempel via de zogenaamde SG-procedure vooraf toestemming gegeven om af te wijken van de plicht om Europees aan te besteden. Dit betroffen beiden overbruggingsovereenkomsten voor een beperkte periode met een totale omvang van € 2.314.000. Vanwege de mogelijke operationele gevolgen voor Defensie is ingestemd met het verzoek om af te wijken van de geldende aanbestedingsregels.
Interne financiële regelgeving
In 2012 heeft de Algemene Rekenkamer een onvolkomenheid toegekend vanwege het strijdig zijn van de interne financiële regelgeving met de interdepartementale regelgeving van Financiën. In 2013 is in samenspraak met het Ministerie van Financiën gezocht naar een oplossing. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de Aanwijzingsregeling Verplichting = Kas Rijksoverheid 2010, die op 14 februari 2014 is vastgesteld met terugwerkende kracht naar 1 januari 2013. Hiermee is de interne financiële regelgeving van Defensie weer in overeenstemming met de interdepartementale regelgeving.
Materieelbeheer
De nadruk bij het materieelbeheer lag in 2013, naast het behoud van de kwaliteit van het feitelijk beheer, op de bewustwording en de taakvolwassenheid (rolneming) van de lijn.
In 2013 is de Monitor Kwaliteit Materieelbeheer (MKM) zelfstandig toegepast door de doelgroepen, inbegrepen de toepassing van de MKM-module Sturing en Beheersing. Uit de MKM bleek dat de kwaliteit van het beheer stabiel was ten opzichte van 2012 en voldeed aan de gestelde norm. Uit onderzoek van de AFD is gebleken dat het door de lijn opgebouwde beeld van het materieelbeheer betrouwbaar is. De met de MKM zelf geconstateerde verbeterpunten uit 2012 bleken adequaat opgepakt. In ruim 95 procent van de onderzochte gevallen was (op het moment van controle) de aanpak van de tekortkomingen daadwerkelijk in gang gezet. Samen met de uitrol van de checklists Sturing en Beheersing is dit belangrijk voor de rolneming van de lijn.
In 2013 heeft het nieuwe Voorschrift Materieelbeheer Defensie (VMD 3.0) verder vorm gekregen. Naast de nieuwe structuur van het voorschrift en de aansluiting op het nieuwe besturingsmodel, is tevens de aansluiting van de beheersmaatregelen voor het feitelijk materieelbeheer getoetst aan de bovenliggende wet- en regelgeving. Hiermee is gewaarborgd dat de noodzakelijke beheersactiviteiten onderdeel van het kwaliteitssysteem vormen en dat onnodige beheerlast wordt uitgesloten.
De tweede helft van 2013 heeft in het teken gestaan van de overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar de lijn. Met de reorganisatie van 1 november 2013 is deze overdracht in belangrijke mate gerealiseerd. Het projectbureau Professionaliseren Materieelbeheer Defensie (PMD) blijft in 2014 beschikbaar voor expertise en advies. In deze periode worden de resterende taken en verantwoordelijkheden overgedragen.
Governance beheer
In het besturingsmodel van Defensie (BBD2013) is de regierol voor het beheer belegd bij de Hoofddirectie Bedrijfsvoering. De lijn is integraal verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering inclusief het beheer.
Verbeterprogramma
Conform afspraken met de Tweede Kamer rapporteert Defensie twee maal per jaar over het verbeterprogramma beheer. In een brief bij de Begroting en in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag.
Eind 2012 was duidelijk dat de vooruitgang bij het beheer niet voor alle thema’s snel genoeg werd gerealiseerd om de verbeterprogramma’s af te ronden binnen het gestelde tijdpad. Defensie heeft vervolgens begin 2013 de ambitie herijkt. Daarbij is niet alleen het verbeterprogramma bezien, maar vooral ook de samenhang met andere verandertrajecten binnen Defensie, zoals de lopende reorganisaties en de invoering van ERP (programma SPEER). Besloten is de doelen van het verbeterprogramma te behouden, maar wel een jaar extra te nemen voor de structurele borging en voltooiing van de verbeterprogramma’s. De uitvoering van de verbetermaatregelen loopt door tot en met 2014. In 2015 wordt voor het eerst voor alle beheeronderwerpen conform de verbeterde werkwijze gewerkt. De resultaten van de herijking zijn gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 733, nr. 116).
Gegeven alle veranderingen in de bedrijfsvoering waren de doelstellingen voor het beheer in 2013 dezelfde als in 2012. De uitzondering was de doelstelling voor het materieel beheer, die met 10 procent naar beneden is bijgesteld en gelijk is getrokken voor het gevoelig en het niet-gevoelig materieel. 70 procent van de eenheden diende minimaal redelijk te scoren op het feitelijk beheer in de MKM. De verbetertrajecten (onder meer de oprichting FABK, project P-dossiers) die in 2012 niet tot voltooiing waren gekomen, zijn in 2013 uitgevoerd.
Bij het Rapport bij het Jaarverslag over 2012 constateerde de Algemene Rekenkamer over de hele linie een verbetering bij het beheer. Van de 17 uit 2012 onvolkomenheden bleven er nog vijf staan. Drie bij het financieel beheer gericht op de verplichtingen bij DMO en CDC, de betalingen bij CDC 2 en op onduidelijkheden in de regelgeving, een bij het materieelbeheer waar het de rolneming van de lijn betreft en als laatste de onvolkomenheid inzake de kwaliteit van de personeelsdossiers. De onvolkomenheid bij de MIVD betreffende de verklaringen van geen bezwaar was opgelost, maar bleef wel als aandachtpunt staan, alsmede de juistheid van de veiligheidsmachtigingsniveaus van de medewerkers van de Bestuursstaf. Als laatste aandachtspunt merkt de Algemene Rekenkamer het autorisatiebeheer aan. De verbeterprogramma’s beheer zijn gericht op het oplossen van de onvolkomenheden. De aandachtpunten zijn los daarvan opgepakt door Defensie.
De AFD heeft de rapportage over de realisatie van de verbeterprogramma’s in 2013 getoetst aan de geleverde onderbouwing en hun eigen bevindingen. Dit onderzoek heeft niet geleid tot bevindingen ten aanzien van het gestelde in de voortgangsrapportage.
Personeelsbeheer
De onvolkomenheid van de Algemene Rekenkamer uit 2012 bij het personeelsbeheer betreft de kwaliteit van de personeelsdossiers. Het controleren, schonen en openstellen van de personeelsdossiers is conform planning in 2013 voltooid. De taken van de projectorganisatie zijn in oktober 2013 overgedragen aan de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD)/Diensten Centrum Human Resources (DC HR). Het project is hiermee beëindigd en de staande organisatie neemt de kwaliteitsbewaking over.
In de IV zijn checks ingebouwd om te waarborgen dat er geen aanstellingsbrieven worden aangemaakt zonder dat de wettelijk vereiste documenten in het digitale dossier aanwezig zijn. Inmiddels is vastgesteld dat de procedure in onvoldoende mate wordt nageleefd door het bevoegd gezag. Daarnaast wijst controle uit dat ongeveer 2.900 medewerkers nog moeten worden aangeschreven over de openstelling van hun dossier. Hierop is correctieve actie ondernomen. Tevens is het personeelsdossier als onderwerp opgenomen in het externe gedeelte van het functioneringsgesprek. De borging is hiermee onderdeel van het reguliere proces. De completering van de dossiers met de wettelijke documenten heeft veel aandacht gehad in 2013. Met de borgingsmaatregelen is de verwachting dat het percentage gecompleteerde dossiers (dit gaat om de wettelijke documenten) in 2014 verder zal stijgen.
De datakwaliteit is op een vergelijkbaar of hoger niveau dan in 2012. Door een verbeterde controle is de betrouwbaarheid beter gewaarborgd. Wel verdienen de handmatige beheersmaatregelen en de complexe P&O-regelgeving de aandacht.
Aandachtspunten beheer (onder meer veiligheidsonderzoeken)
In het Rapport bij het Jaarverslag over 2012 merkt de Algemene Rekenkamer de problematiek inzake de verklaringen van geen bezwaar niet langer aan als onvolkomenheid. Het aandachtspunt betreft de tijdigheid van afhandeling van aanvragen voor verklaringen van geen bezwaar (VGB’s). In 2013 is meer dan 90 procent van de aanvragen binnen acht weken afgehandeld, waarmee de (interne) norm is gehaald. In het proces zijn ook structurele aanpassingen getroffen, zodat nieuwe achterstanden worden voorkomen. Het gaat daarbij mede om een voorspelde werklast. De geïmplementeerde verbeteringen maken het mogelijk vanaf 2014 structureel te voldoen aan de (intern) gestelde en aan de Tweede Kamer 3 gemelde norm: minimaal 90 procent van de aanvragen veiligheidsonderzoeken worden voltooid binnen acht weken. Het aandachtspunt rondom de verklaringen van geen bezwaar bij medewerkers van de Bestuursstaf is opgepakt. Het aantal medewerkers met een verklaring van geen bezwaar die niet aansluit bij het veiligheidsmachtigingsniveau van de functie, of waarbij de verklaringen van geen bezwaar ontbreekt, is verminderd ten opzichte van 2012 door de genomen beheersmaatregelen. Het autorisatiebeheer wordt verbeterd.
Samenhang verbetering in de bedrijfsvoering met andere verandertrajecten
Er is een samenhang tussen verdere verbeteringen in de bedrijfsvoering en een aantal andere grote verandertrajecten die Defensie werden uitgevoerd. De reorganisatie en SPEER hebben hiervan de meeste impact gehad op de organisatie in 2013.
Op 15 juli jl. is het programma SPEER beëindigd en is de uitvoering van de programmadoelen belegd in de lijn. De taken die nog moeten worden uitgevoerd, zijn opgepakt door het JIVC en de defensieonderdelen. De taken en verantwoordelijkheden van de supervisor SPEER zijn overgedragen aan de Hoofddirectie Bedrijfsvoering. Met het stopzetten van het programma, spreken we niet meer over SPEER, maar over de voltooiing van de basisimplementatie ERP. De doelstellingen en afspraken blijven hierbij ongewijzigd, conform de tussenbalans uit 2010 en SPEER weer spits update 6. De reorganisatie heeft in november 2013 zijn beslag gekregen. De personele verschuivingen binnen het departement hebben voor een onrustige periode gezorgd. De reorganisatie in het control veld en de oprichting van het FABK hebben hun weerslag gehad op de kwaliteit van het financieel beheer. Ter ondersteuning van het materieel moet de noodzakelijke informatievoorziening zijn ingericht met behulp van ERP.
Grote ICT-projecten
De grote ICT-projecten worden binnen Defensie in uitvoering gegeven en gemonitord volgens de rijksbrede afspraken hieromtrent, die zijn gecommuniceerd met de Kamer 4 en die zijn vastgelegd in het Handboek PPM van het Rijk. Deze afspraken hebben ten doel de inherente risico’s die Defensie met deze projecten loopt, beheersbaar te krijgen. Een van deze afspraken betreft de jaarlijkse rapportage op het ICT-dashboard dat wordt beheerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het betreft projecten met een omvang van meer dan € 20 miljoen en projecten met een omvang van meer dan € 5 miljoen met een «hoog» risico. Voor projecten met een omvang groter dan € 20 miljoen die zijn gestart na 2012 is een Privacy Impact Assessment (PIA) van toepassing. Defensie heeft op dit moment zeven ICT-projecten lopen waarover gerapporteerd wordt in het ICT-Dashboard.
Alle lopende en voorgenomen projecten staan in het Defensie Investeringsplan (DIP). Voor de rapportage wordt uit dit DIP een selectie gemaakt. Alleen projecten «in realisatie» worden gerapporteerd. Ook vallen de projecten waarvan het product uitsluitend een militair-operationele toepassing krijgt (wapensysteem/inzet bij militaire conflicten), buiten de scope van de Rijks ICT-rapportage. Over deze projecten wordt namelijk al aan de Kamer gerapporteerd in het Materieelprojectenoverzicht.
Na 2012 zijn geen projecten > € 20 miljoen in realisatie gegaan. Daarom heeft Defensie geen Privacy Impact Assesments uit hoeven voeren. Mogelijke afbreukrisico’s voor Defensie bij het uitvoeren van grote ICT-projecten betreffen de impact op de logistieke en financiële bedrijfsvoering en impact op publieke dienstverlening en nationale veiligheid.
Genetwerkt Samenwerken
In 2013 is, op basis van de pilots bij CLAS en CDC, een besluit genomen over de wijze waarop Genetwerkt Samenwerken defensiebreed wordt ingevoerd. Besloten is om een beperkt aantal voorbereidende stappen te zetten om Genetwerkt Samenwerken breder te kunnen invoeren op de kantoorwerkplekken van Defensie. De nadruk ligt op een betere samenwerking op en tussen de verschillende defensielocaties. Ook wordt invulling gegeven aan de rijksbrede ambitie om in 2017 digitaal te werken binnen de overheid.
Audit Comité Defensie
Het Audit Comité Defensie is een adviesorgaan van de secretaris-generaal en een platform voor het bespreken van de sturings- en beheersingsvraagstukken. Het doel is de bedrijfsvoering op het gewenste niveau te krijgen en te houden. Ook biedt het een platform voor de producten van de Auditfunctie Defensie (AFD). Het Audit Comité is in 2013 zes keer bij elkaar gekomen. De voornaamste agendapunten betroffen het op orde krijgen en houden van het beheer (personeel, materieel en financieel) de defensiebrede risicoanalyse, de uniformering van stuur- en verantwoordingsinformatie en het auditplan en defensiebrede rapportages van de AFD.
Life Cycle Costing (LCC)
Ten behoeve van de financiële onderbouwing van de nota «In het belang van Nederland» is gebruik gemaakt van zogenoemde sjablonen voor de grote wapensystemen. Daarin zijn de investeringen, de relevante exploitatie en de ontvangsten in samenhang beschouwd over een periode van vijftien jaar. In 2013 heeft Defensie een grote inspanning geleverd om de financiële informatie over de grote wapensystemen bijeen te brengen. Op 1 november 2013 is de brief «Inzicht in kosten en uitgaven van wapensystemen en plan van aanpak daarvoor» (Kamerstuk 33 763, nr. 27) aangeboden aan de Tweede Kamer. In deze brief is een stappenplan opgenomen dat nader is uitgewerkt in een in plan van aanpak Financiële Duurzaamheid (en LCC). Daarmee wordt invulling gegeven aan de instandhouding van het evenwicht gedurende het komende uitvoeringsjaar. Het waarborgen van het evenwicht op lange termijn gebeurt door de vervolgstappen in het plan van aanpak nader uit te werken. De inbedding van de LCC-systematiek in de bedrijfsvoering (processen en systemen) vergt de komende jaren een structurele inspanning.
Baseline Informatiebeveiliging Rijk (BIR)
Defensie voldoet grotendeels aan de kaders in het BIR, maar is nog in afwachting van nadere informatie over de wijze waarop het BIR-verantwoordingsdossier moet worden ingericht. Zo is bijvoorbeeld de zogenaamde «explain-procedure» waarmee afwijkingen van het BIR moeten worden toegelicht pas eind februari 2014 ter vaststelling aan de departementen aangeboden.
Vastgoed
Naast de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie en de vastgoedbesluiten die volgen uit de keuzes in en de discussie over de nota In het Belang van Nederland, stond 2013 op het terrein van het vastgoed in belangrijke mate in het teken van de voorbereiding voor de vorming van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) in 2014. De Dienst Vastgoed Defensie (DVD) zal naar alle waarschijnlijkheid grotendeels opgaan in dit nieuwe Rijksvastgoedbedrijf. Met de oprichting van het RVB ontstaat een nieuwe situatie en een nieuw moment voor Defensie om het Vastgoedbeleid nader vorm te geven.
Departementale verantwoordingsstaat 2013 van het Ministerie van Defensie (X)
(1) |
(2) |
(3)=(2)-(1) |
|||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel Omschrijving |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 1) |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||||||
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Verplichtingen |
Uitgaven |
Ontvangsten |
|
TOTAAL |
7.776.971 |
373.783 |
7.702.087 |
308.490 |
– 74.884 |
– 65.293 |
|||
Beleidsartikelen |
6.019.894 |
366.846 |
5.937.554 |
305.821 |
-82.340 |
-61.025 |
|||
1. Inzet |
213.150 |
213.150 |
13.707 |
153.728 |
177.246 |
4.807 |
– 59.422 |
– 35.904 |
– 8.900 |
2. Taakuitvoering zeestrijdkrachten |
714.076 |
714.076 |
20.164 |
697.563 |
711.618 |
18.882 |
– 16.513 |
– 2.458 |
– 1.282 |
3. Taakuitvoering landstrijdkrachten |
1.135.839 |
1.135.839 |
20.523 |
1.175.948 |
1.155.056 |
26.772 |
40.109 |
19.217 |
6.249 |
4. Taakuitvoering luchtstrijdkrachten |
663.949 |
663.949 |
15.286 |
857.262 |
651.319 |
15.256 |
193.313 |
– 12.630 |
– 30 |
5. Taakuitvoering koninklijke marechaussee |
317.618 |
317.618 |
4.652 |
329.085 |
328.658 |
7.154 |
11.467 |
11.040 |
2.502 |
6. Investeringen krijgsmacht |
1.313.418 |
1.173.362 |
205.528 |
633.007 |
1.019.656 |
118.077 |
– 680.411 |
– 153.706 |
– 87.451 |
7. Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieelorganisatie |
862.466 |
862.466 |
42.667 |
846.181 |
853.972 |
59.554 |
– 16.285 |
– 8.494 |
16.887 |
8. Ondersteuning krijgsmacht door Commando Dienstencentra |
939.434 |
939.434 |
44.319 |
1.111.277 |
1.040.029 |
55.319 |
171.843 |
100.595 |
11.000 |
Niet-beleidsartikelen |
1.757.077 |
6.937 |
1.764.533 |
2.669 |
7.456 |
– 4.268 |
|||
9. Algemeen |
95.502 |
95.502 |
0 |
84.443 |
100.566 |
0 |
– 11.059 |
5.064 |
0 |
10. Centraal apparaat |
1.592.910 |
1.592.910 |
6.937 |
1.655.999 |
1.658.703 |
2.669 |
63.089 |
65.793 |
– 4.268 |
11 Geheime uitgaven |
5.264 |
5.264 |
0 |
5.264 |
5.264 |
0 |
0 |
0 |
0 |
12 Nominaal en onvoorzien |
63.401 |
63.401 |
0 |
0 |
0 |
0 |
– 63.401 |
– 63.401 |
0 |
31-12-2013 |
31-12-2012 |
31-12-2013 |
31-12-2012 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
Uitgaven ten laste van de begroting |
7.702.087 |
8.066.750 |
2 |
Ontvangsten ten gunste van de begroting |
308.490 |
433.648 |
3 |
Liquide middelen |
31.474 |
33.128 |
||||
4 |
Rekening-courant RHB |
4a |
Rekening-courant RHB |
7.347.676 |
7.593.708 |
||
5 |
Begrotings reserves |
||||||
6 |
Uitgaven buiten begrotings verband |
61.031 |
71.475 |
7 |
Ontvangsten buiten begrotings verband |
138.426 |
143.997 |
8 |
Kas trans verschillen |
||||||
9 |
Openstaande rechten |
9a |
Tegenrekening openstaande rechten |
||||
10 |
Extra-comptabele vorderingen |
289.832 |
278.500 |
10a |
Tegenrekening extra-comptabele vorderingen |
289.832 |
278.500 |
11a |
Tegenrekening extra-comptabele schulden |
11 |
Extra-comptabele schulden |
||||
12 |
Voorschotten |
3.128.409 |
3.131.788 |
12a |
Tegenrekening voorschotten |
3.128.409 |
3.131.788 |
13a |
Tegenrekening garantie verplichtingen |
13 |
Garantie verplichtingen |
||||
14a |
Tegenrekening openstaande verplichtingen |
3.566.714 |
3.727.887 |
14 |
Openstaande verplichtingen |
3.566.714 |
3.727.887 |
15 |
Deelnemingen |
15a |
Tegenrekening deelnemingen |
||||
Totaal |
14.779.547 |
15.309.528 |
Totaal |
14.779.547 |
15.309.528 |
Toelichting behorende bij de saldibalans van het Ministerie van Defensie per 31 december 2013 (alle bedragen x € 1.000).
ad 3. Liquide middelen.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 31.474 en bestaat uit de volgende saldi:
Kas |
9.638 |
Bank |
21.836 |
Totaal |
31.474 |
In de liquide middelen en de ontvangsten buiten begrotingsverband staat op een separate bankrekening € 3.007 opgenomen voor gelden die door het Duitse Bundesministerium der Verteidigung zijn verstrekt om het Duitse aandeel in het project Licht-Verkennings-en Bewakingsvoertuig (Fennek) te betalen.
ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 61.031.
Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).
Commando DienstenCentra
Voor de uitgaven buitenbegrotingsverband staat een contract open met een vordering groter dan € 10.000. Dit betreft een contract met de Bedrijfsgroep IVENT inzake salariskosten, waarvan de salarissen november en december ad € 22.754 nog te ontvangen was per 31-12-2013. Op 1 maart 2014 staat nog € 13.634 open.
ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 138.426. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 84.051) en daarnaast voor € 42.751 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven, de zogenoemde negatieve derdenrekeningen vorderingen. Het restant (€ 11.624) betreft grotendeels gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden waaronder € 3.007 voor het project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (Fennek).
ad 9. Openstaande rechten.
Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.
ad 10. Extra-comptabele vorderingen.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 289.832 (alle bedragen x € 1.000).
Aard van de vordering |
Bedrag |
---|---|
Personeel |
9.873 |
Baten-lastenagentschappen Defensie |
8.140 |
CMH/MRC |
5.065 |
Diversen |
17.673 |
Buitenlandse mogendheden |
14.140 |
Koninklijke Schelde Groep lening |
12.252 |
Verkoop overtollige goederen |
240.260 |
Subtotaal |
307.403 |
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen |
17.571 |
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2013 |
289.832 |
Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).
Defensie Materieel Organisatie
In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2013 tot en met 2020 via de Dienst Domeinen (Ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 240.260 tegoed. Hiervan is € 78.092 op korte termijn en € 162.168 op lange termijn opeisbaar. De Dienst Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.
De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van nominaal € 20.420. betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marine activiteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De termijn voor 2013 is niet ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 12.252.
Verdeling vorderingen naar ouderdom
De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 240.260 is buiten beschouwing gelaten.
Ouderdom vorderingen ultimo 2013: € 49.572 (alle bedragen x € 1.000).
Vorderingen groter dan € 2 miljoen die in 2013 buiten invordering zijn gesteld (alle bedragen x € 1.000).
Er zijn geen vorderingen groter dan € 2 miljoen buiten in vordering gesteld.
ad 11. Extracomptabele schulden.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
ad 12. Voorschotten.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.128.409.
De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.
Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € (alle bedragen x € 1.000).
Jaar van ontstaan |
Beginstand |
verstrekt |
verrekend |
Openstaand voorschot |
---|---|---|---|---|
<2010 |
439.834 |
249.145 |
190.689 |
|
2010 |
250.276 |
35.736 |
214.540 |
|
2011 |
458.833 |
158.978 |
299.855 |
|
2012 |
1.982.845 |
1.422.727 |
560.118 |
|
2013 |
1. 913.320 |
50.113 |
1.863.207 |
|
Totaal |
3.131.788 |
1.913.320 |
1.916.699 |
3.128.409 |
Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).
Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven is in 2013 een bedrag van € 1.202.879 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2013 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.
Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de ereschulden veteranen is in 2012 en 2013 een bedrag van € 220.894 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2013 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.
Voor de declaraties van KPMG met betrekking tot de wachtgelden is in 2013 een bedrag van € 109.355. betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2013 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.
Er staan een drietal voorschotten met betrekking tot het project vervanging F-16 open die groter zijn dan € 100.000. Een voorschot van € 160.206 betreft de aanschaf van het eerste Nederlandse F-35A toestel en een tweede voorschot van € 117.390 betreft de aanschaf van het tweede Nederlandse F-35A toestel. Beide toestellen zijn in 2013 afgeleverd door de leverancier en na acceptatie overgenomen van de Amerikaanse overheid. Eerder was voorzien dat deze voorschotten vanaf 2013 verrekend zouden worden. In 2013 is gebleken dat het verrekenen van de voorschotten nog enige tijd zal vergen, omdat hiervoor de financiële nacalculatie van de contracten moet zijn voltooid. Dit is aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 26 488, nrs. 320 en 335). Een derde voorschot betreft het Production, Sustainment & Follow-on Development Memorandum of Understanding (PSFD MoU) ter waarde van € 115.363. Met dit MoU uit 2006 wordt de samenwerking tussen Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden op het gebied van de F-35 voortgezet. Dit MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar en heeft tot doel de productie, instandhouding en doorontwikkeling van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het MoU afspraken over het management van het F-35 programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten.
Een voorschot van € 266.769 betreft de aanschaf van 200 Boxers (Groot pantser wielvoertuig). De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats tussen 2013 en 2017.
ad 13. Garantieverplichtingen
Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».
Per 31 december 2013 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2013 zijn er geen aanspraken geweest.
ad 14. Openstaande verplichtingen (alle bedragen x € 1.000)
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.566.714. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,758.
Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.
Verplichtingen 1/1/2013 |
3.727.887 |
Aangegane verplichtingen in verslagjaar |
7.913.110 |
Subtotaal |
11.640.997 |
Tot betaling gekomen in verslagjaar |
8.074.283 |
Openstaande verplichtingen per 31/12/2013 |
3.566.714 |
Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100.000 (alle bedragen x € 1.000).
Openstaande verplichtingen van € 107.706 hebben betrekking op het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De hoofdleverancier is NAHEMA en de levering heeft plaats in 2013 tot en met 2015. Modificaties van de geleverde toestellen loopt door tot 2018.
Openstaande verplichtingen van € 426.874 hebben betrekking op de aanschaf van 200 stuks Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) in meerdere uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. De leveringen zijn vanaf 2013 tot en met 2017.
Een openstaande verplichting van € 430.355 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de Navo waarbij gevlogen wordt met drie Boeing C-17 Globemasters van de NATO Airlift Management Agency (NAMA) naar missies in Kosovo, Afghanistan en Irak vanuit Hongarije. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.
Een openstaande verplichting van € 105.933 betreft een overeenkomst voor het opleiden en trainen van F16 vliegers in de VS. Het contract is aangegaan voor een periode van vijf jaar. De laatste betaling wordt in 2018 verwacht. Daarnaast staat er voor de oude overeenkomst voor het opleiden en trainen van vliegers in de VS nog een bedrag van € 9.111. Deze overeenkomst had een looptijd tot en met 2013.
ad 15. Deelnemingen
Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.
(Bedragen in € 1000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
|
|
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving |
Oorspronkelijke vastgestelde begroting 2013 |
Realisatie 2013 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2012 |
|
1 |
Baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie |
||||
Totale baten |
311.153 |
307.259 |
– 3.894 |
378.671 |
|
Totale lasten |
311.153 |
307.966 |
– 3.187 |
339.151 |
|
Saldo van baten en lasten |
0 |
-707 |
– 707 |
39.520 |
|
Totale kapitaalontvangsten |
60.000 |
27.791 |
– 32.209 |
12.588 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
100.000 |
91.389 |
– 8.611 |
80.401 |
|
2 |
Baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie |
||||
Totale baten |
220.255 |
219.318 |
– 937 |
240.099 |
|
Totale lasten |
220.255 |
220.187 |
– 68 |
239.411 |
|
Saldo van baten en lasten |
0 |
-869 |
– 869 |
688 |
|
Totale kapitaalontvangsten |
46.625 |
37.118 |
– 9.507 |
154.360 |
|
Totale kapitaaluitgaven |
53.786 |
37.015 |
– 16.771 |
164.265 |
|
3 |
Baten-lastenagentschap Paresto |
||||
Totale baten |
79.042 |
80.345 |
1.303 |
87.687 |
|
Totale lasten |
79.042 |
79.210 |
168 |
89.016 |
|
Saldo van baten en lasten |
0 |
1.135 |
1.135 |
– 1.329 |
|
Totale kapitaalontvangsten |
0 |
0 |
|||
Totale kapitaaluitgaven |
0 |
0 |
(Bedragen x € 1.000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
|
---|---|---|---|---|
Verlies en winstrekening |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2013 |
Verschil realisatie en begroting |
Realisatie 2012 |
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
273.008 |
270.638 |
– 2.370 |
335.401 |
Omzet overige departementen |
38.000 |
36.473 |
– 1.527 |
43.083 |
Omzet derden |
145 |
120 |
– 25 |
121 |
Rentebaten |
66 |
|||
Vrijval voorzieningen |
28 |
28 |
||
Bijzondere baten |
||||
Totaal baten |
311.153 |
307.259 |
– 3.894 |
378.671 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
165.000 |
153.025 |
– 11.975 |
164.446 |
Waarvan eigen personeel |
130.000 |
120.855 |
– 9.145 |
135.011 |
Waarvan inhuur |
35.000 |
32.170 |
– 2.830 |
29.435 |
– materiële kosten |
108.353 |
128.773 |
20.420 |
145.552 |
Waarvan apparaat ICT |
8.564 |
9.691 |
1.127 |
|
Waarvan bijdrage aan SSO’s |
550 |
550 |
||
Afschrijvingskosten |
||||
– immaterieel |
2.602 |
3.230 |
628 |
2.829 |
– materieel |
32.398 |
21.774 |
– 10.624 |
24.879 |
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
27 |
27 |
– |
|
– rentelasten |
2.800 |
642 |
– 2.158 |
1.327 |
– bijzondere lasten |
– |
495 |
495 |
118 |
Totaal lasten |
311.153 |
307.966 |
– 3.187 |
339.151 |
Saldo van baten en lasten |
– |
– 707 |
707 |
39.520 |
Toelichting op de staat van baten en lasten
Opbrengst moederdepartement
Binnen de omzetcategorieën zijn afwijkingen te zien maar op totaalniveau wijkt de omzet slechts 0,9 procent af van de begroting.
In 2012 werden de omzet en de kosten van de kas/verplichtingen onderdelen van IVENT in de jaarrekening opgenomen. In 2013 is weer een zuivere scheiding aangebracht en worden alleen de baten en lasten van het agentschap opgenomen.
Opbrengst overige departementen
Dienstverlening aan overige departementen vindt pas plaats na goedkeuring door de Secretaris Generaal van het Ministerie. De opbrengsten van overige departementen zijn ten opzichte van de begroting en het bedrijfsplan niet afwijkend.
Opbrengst derden
Een klein deel van de dienstverlening wordt verleend aan de Navo en haar partners. Deze dienstverlening is ten opzichte van het niveau van 2012 nagenoeg gelijk gebleven. De dienstverlening bestond in 2013 uit incidentele kleine opdrachten.
Vrijval voorzieningen
De vrijval voorzieningen wordt verklaard onder de voorraden op de balans.
Personele kosten
De uitgaven voor vaste medewerkers zijn lager dan vorig jaar en begroot. De belangrijkste oorzaak is het feit dat de ondersteunende stafdiensten als P&O en F&C niet meer ten laste van het agentschap komen maar in de kas/verplichtingen administratie zijn opgenomen.
Er loopt nog een dispuut met het moederdepartement over de doorbelasting van salarissen november die door DTO als kas/verplichtingen worden aangemerkt. Het dispuut bedraagt ca. € 0,7 miljoen.
Materiële kosten
De hogere directe kosten worden vooral veroorzaakt door een grotere klantvraag aan handelsgoederen dan in het plan was voorzien. Dit is direct gerelateerd aan de hogere omzet. De huisvestingskosten zijn € 2,7 miljoen hoger dan begroot, dit vindt zijn oorzaak in het feit dat in de begroting niet volledig rekening is gehouden met de doorbelasting van huisvestingskosten door het CDC.
De kosten hardware en software zijn € 7,7 miljoen hoger dan het plan. De oorzaak is achterblijvende investeringen, hierdoor moeten oude hard- en software contracten worden verlengd om de dienstverlening blijvend te kunnen garanderen.
De ICT kosten van het eigen apparaat wijken € 1,1 miljoen af van de begroting. De oorzaak is dat deze kosten niet als zodanig in de administratie van DTO worden geadministreerd.
Afschrijvingskosten
Evenals in 2012 zijn de investeringen in (im)materiële activa in 2013 achtergebleven bij de begroting, hierdoor zijn de afschrijvingskosten lager dan begroot.
Rentelasten
De rentelasten zijn ruim € 2 miljoen lager dan begroot door achterblijvende investeringen en het vervroegd aflossen van leningen.
Bijzondere lasten
Onder de bijzondere lasten is een bedrag opgenomen van € 0,5 miljoen, dit is het «verlies» op de begroting van de kas/verplichtingen delen.
Balans per 31 december 2013
Omschrijving |
Stand |
Stand |
---|---|---|
31-12-2013 |
31-12-2012 |
|
Activa |
||
Immateriële vaste activa |
11.258 |
10.482 |
Materiële vaste activa |
||
– gebouwen |
15.979 |
16.447 |
– inventaris/installaties |
4.630 |
6.340 |
– computer hardware en -software |
52.363 |
51.550 |
– overige materiele vaste activa |
33 |
1.100 |
Voorraden |
3.462 |
2.571 |
Debiteuren |
6.427 |
12.406 |
Overlopende activa / Nog te ontvangen |
31.356 |
28.764 |
Liquide middelen |
2.722 |
61.017 |
Totaal activa |
128.229 |
190.677 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
19.666 |
20.099 |
– exploitatiereserve |
12 |
|
– onverdeeld resultaat |
707- |
39.520 |
Subtotaal eigen vermogen |
18.959 |
59.631 |
Voorzieningen |
– |
– |
Leningen bij het MvF |
28.398 |
13.192 |
Crediteuren |
21.234 |
48.027 |
Overlopende passiva / Nog te betalen |
59.638 |
69.827 |
Totaal passiva |
128.229 |
190.677 |
Toelichting op de balans
Immateriële en materiële vaste activa
In 2013 is geïnvesteerd in (im)materiële vaste activa:
– voor het opwaarderen van het NAFIN glasnetwerk;
– voor de verbouwing van het rekencentrum Maasland;
– voor het C2000 netwerk;
– voor het noodzakelijk vervangen van eindgebruiker hardware conform lifecycle vervangingsplan;
– Voor de aanschaf van Cisco en HP licenties.
In 2013 heeft tevens een inventarisatie plaatsgevonden van vaste activa. Dit heeft in samenhang met de uitrol van thinclients geleid tot een aanzienlijke desinvestering van activa, voor het merendeel zonder boekwaarde. De opschoning is van belang voor een goed inzicht in de daadwerkelijke voorraad activa, niet in de laatste plaats met het oog op de komende sourcing.
Voorraden
De voorraden hebben betrekking op de voorraden in het centrale magazijn in Soesterberg en bij leverancier Morpho. Bij deze laatste liggen de voorraden nog niet gepersonifieerde smartcards. Een deel van deze voorraad smartcards is bestemd voor post-actieven. Gelet op de daadwerkelijke afname in de afgelopen jaren is een groot deel van deze voorraden te beschouwen als incourant en kan worden vernietigd. Deze incourante voorraad voor een bedrag van € 0,7 miljoen is vervat in de voorziening en die is in mindering geboekt op de boekwaarde naast een klein bedrag voor mogelijke incourantheid van de normale voorraad.
Voorzieningen |
Stand |
Dotaties |
Vrijval |
Onttrekkingen |
Stand |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2012 |
2013 |
2013 |
2013 |
31-12-2013 |
|
Voorraden |
787 |
27 |
– 28 |
– 43 |
743 |
Totaal aan voorzieningen |
787 |
27 |
– 28 |
– 43 |
743 |
Debiteuren
Door stringente bewaking van open posten is de omvang van de post debiteuren verder afgenomen ten opzichte van 2012. In de post debiteuren is een voorziening ad € 0,2 miljoen voor mogelijke oninbaarheid opgenomen. In de voorziening hebben geen mutaties plaatsgevonden. Het saldo open posten kan op hoofdlijnen als volgt worden gesplitst. Dit is exclusief het saldo-effect dat optreedt als gevolg van derden debiteuren en de getroffen voorziening.
Balanspost |
Moeder departement |
Andere departementen |
---|---|---|
Debiteuren |
4.787 |
1.680 |
Overlopende activa / nog te ontvangen
Onder de overlopende activa worden onder activa de posten «nog te factureren bedragen» voor € 6,5 miljoen en «vooruitbetaald onderhoud hardware en software» voor € 21,7 miljoen gepresenteerd. Deze laatste heeft vooral betrekking op vooruitbetaald onderhoud op Microsoft licenties tot een bedrag van € 10,5 miljoen, maar ook voor € 1,6 miljoen aan onderhoud voor de Defensiepas. Het bedrag van € 6,5 miljoen kan geheel toegerekend worden aan het moederdepartement.
Liquide middelen
De daling van de liquide middelen van 2012 naar de stand per ultimo 2013 wordt vooral veroorzaakt door de afdracht van het winstsaldo 2012 van € 39,6 miljoen, de vervroegde aflossing van leningen voor € 9 miljoen en de betaling van de thinclients voor € 6,8 miljoen.
In het laatste kwartaal van 2013 ontstond de dreiging dat DTO het boekjaar zou afsluiten met een negatief saldo op de rekening courant. Dit saldo mag volgens de regeling agentschappen maximaal € 0,5 miljoen negatief bedragen. Sinds de oprichting van het agentschap DCC in 1994 is dit niet eerder voorgekomen.
Voor 2014 en verdere jaren is stringente liquiditeitssturing vereist.
Eigen vermogen
Het saldo van baten en lasten over 2013 bedraagt € 0,7 miljoen negatief. Dit resultaat is verwerkt in het eigen vermogen dat dient om de gevolgen van de bezuinigingen en geïntensiveerde investeringen op te vangen.
Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar (€ 393,4 miljoen in 2011, € 378,6 miljoen in 2012 en € 307,2 miljoen in 2013) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 17,99 miljoen. Het nieuw ontstane surplus van € 1 miljoen zal in 2014 met het moederdepartement worden afgerekend.
Leningen bij het Ministerie van Financiën (langlopend)
Van het totaalbedrag aan leningen is een bedrag van € 8,6 miljoen overgeboekt naar kortlopende leningen (opgenomen onder balanspost crediteuren). Per ultimo 2013 is een bedrag van € 23,8 miljoen geleend voor de investeringen.
Crediteuren
De relatief lage stand van de crediteuren ten opzichte van 2012 wordt verklaard door grote facturen die per ultimo 2012 open stonden voor klantopdrachten, het salaris november 2012 inclusief eindejaarsuitkering en de aanschaf van thinclients.
Over 2013 zijn de facturen in 99,1 procent van de gevallen betaald binnen 30 dagen. Hiermee is de norm van 90 procent ruimschoots gehaald. De gemiddelde betaaltermijn lag net onder de 30 dagen.
De crediteuren aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Balanspost |
Moeder departement |
Andere departementen |
---|---|---|
Crediteuren |
1.364 |
1.885 |
Het restant van het saldo betreft de overige crediteuren niet zijnde crediteuren moederdepartement of andere departementen.
Overlopende passiva / nog te betalen
Onder de overlopende passiva zit de post «salarissen en sociale lasten» van € 27,5 miljoen, deze heeft betrekking op reserveringen voor vakantiedagen, opbouw van vakantiegeld en de verschuldigde salarissen van november en december. Ook is een bedrag opgenomen voor vooruitgefactureerde omzet van € 5,2 miljoen en een bedrag van € 0,1 miljoen voor nog te betalen dienstreizen. Het totaal van deze bedragen, een bedrag van € 32,8 miljoen is geheel verschuldigd aan het moederdepartement.
Onder de overlopende passiva zit verder de post «nog te ontvangen facturen» voor een bedrag van € 18,3 miljoen.
Kasstroomoverzicht over 2013
(Bedragen x € 1.000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
||
---|---|---|---|---|---|
Kastroomoverzicht |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2013 |
Verschil realisatie en begroting |
Realisatie 2012 |
|
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + |
61.017 |
61.017 |
0 |
69.761 |
stand depositorekeningen |
|||||
2. |
Totaal operationele kasstroom |
40.000 |
5.303 |
– 34.697 |
59.069 |
Totaal investeringen (–/–) |
– 25.000 |
– 27.395 |
– 2.395 |
– 22.445 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
1.200 |
3.991 |
2.791 |
428 |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 23.800 |
– 23.404 |
396 |
– 22.017 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– 39.965 |
– 39.965 |
0 |
– 21.124 |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
|||||
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 24.029 |
– 24.029 |
0 |
– 36.832 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
60.000 |
23.800 |
– 36.200 |
12.160 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– 3.994 |
– 40.194 |
– 36.200 |
– 45.796 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €) |
73.223 |
2.722 |
– 70.501 |
61.017 |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
Operationele kasstroom
In de operationele kasstroom is naast het resultaat en de afschrijvingen tevens de daling in het debiteurensaldo met € 5,3 miljoen en het crediteurensaldo met € 26,1 miljoen een belangrijke factor.
Investeringskasstroom
De gerealiseerde investeringen zijn in lijn met de begroting voor de kasstroom van 2013.
Financieringskasstroom
In 2013 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van Ministerie van Financiën voor een bedrag van € 23,8 miljoen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2013
Het overzicht doelmatigheidsindicatoren bestaat uit een generiek deel en een specifiek deel.
Omzetbedragen x € 1 miljoen |
||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Doelmatigheidsindicatoren |
||||||||
Realisatie |
Realisatie |
Budget |
Budget |
Budget |
Budget |
Budget |
Budget |
|
2012 |
2013 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
Omschrijving Generieke Deel |
||||||||
Omzet |
||||||||
Housing |
2,6 |
1,9 |
2,2 |
2,0 |
||||
Defensiepas / MFSC |
5,7 |
5,1 |
6,9 |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
Handelsgoederen |
16,4 |
19,9 |
2,1 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
2,0 |
Dienstontwikkeling en klantopdrachten |
7,0 |
6,5 |
4,9 |
5,0 |
5,0 |
5,0 |
5,0 |
5,0 |
Werkplekdiensten |
126,3 |
92,0 |
98,6 |
95,0 |
87,0 |
84,0 |
84,0 |
84,0 |
Communicatie |
27,5 |
20,1 |
23,0 |
22,0 |
21,0 |
20,0 |
20,0 |
20,0 |
Connectivity |
39,7 |
37,3 |
34,5 |
33,0 |
29,0 |
29,0 |
29,0 |
29,0 |
Totale omzet product(groep) Generiek |
225,2 |
182,8 |
172,2 |
166,0 |
151,0 |
147,0 |
147,0 |
147,0 |
Advies en applicaties |
21,6 |
14,1 |
8,7 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
8,0 |
IV Services |
92,1 |
86,3 |
100,9 |
101,0 |
86,0 |
83,0 |
83,0 |
83,0 |
IV-I (Inhuur + inkoop) |
39,1 |
23,5 |
28,4 |
27,0 |
23,0 |
23,0 |
22,0 |
22,0 |
Niet standaard aanvragen |
0,5 |
0,6 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
1,0 |
Totale omzet product(groep) Specifiek |
153,3 |
124,5 |
139,0 |
137,0 |
118,0 |
115,0 |
114,0 |
114,0 |
Totale omzet |
378,5 |
307,3 |
311,2 |
303,0 |
269,0 |
262,0 |
261,0 |
261,0 |
Tarieven in € |
||||||||
Gemiddeld gewogen tarief per uur |
€ 87,00 |
€ 79,39 |
€ 76,30 |
€ 76,40 |
€ 76,50 |
€ 76,60 |
€ 76,70 |
€ 76,70 |
Totaal aantal FTE per ultimo het jaar |
|
|
|
|
|
|
|
|
(exclusief inhuur) |
1.836 |
1.760 |
1.804 |
1.857 |
1.761 |
1.690 |
1.597 |
1.597 |
Saldo baten/lasten als percentage totale baten |
10% |
– 0,1% |
0% |
0% |
0% |
0% |
0% |
0% |
Betrouwbaarheid informatievoorziening |
99% |
99% |
97% |
97% |
97% |
97% |
97% |
97% |
Omschrijving Specifiek Deel |
||||||||
Ontwikkeling tarief werkplek Defensie (2007=100%) |
77% |
59% |
62% |
60% |
62% |
62% |
62% |
62% |
Gemiddeld gewogen kostprijs applicatietaken |
€ 71,80 |
€ 67,11 |
€ 67,00 |
€ 64,00 |
€ 64,10 |
€ 64,20 |
€ 64,30 |
€ 64,30 |
Gemiddeld gewogen kostprijs ontwikkeltaken |
€ 80,32 |
€ 72,93 |
€ 72,90 |
€ 69,90 |
€ 70,00 |
€ 70,10 |
€ 70,20 |
€ 70,30 |
Percentage niet facturabele medewerkers |
23% |
12% |
14% |
14% |
13% |
13% |
13% |
13% |
Declarabiliteit in uren per jaar |
1450 |
1450 |
1450 |
1450 |
1450 |
1450 |
1450 |
1450 |
Aantal externe inhuur t.b.v. eigen apparaat |
63 |
80 |
63 |
70 |
66 |
56 |
56 |
56 |
Aantal externe inhuur t.b.v. klant(opdrachten) |
99 |
138 |
159 |
142 |
115 |
132 |
132 |
132 |
Met ingang van de begroting 2014 zijn de doelmatigheidsindicatoren opgesteld in overeenstemming met model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Omzet
Bij de staat van baten en lasten is de omzet van DTO toegelicht.
Totaal aantal vte per ultimo 2013
Ultimo het jaar 2013 heeft DTO een bezetting van 1760 eigen medewerkers (1718 vte) gesplitst in 1.688 burgers en 72 militairen. In dit aantal van 1.760 zitten 30 herplaatsers die per 31 december 2013 de dienst verlaten.
Inhuur
Per ultimo 2013 waren 218 inhuurkrachten werkzaam waarvan 91 voor de nieuwe afdeling Transitie Organisatie Operations, 63 op organieke arbeidsplaatsen en de overige op klantopdrachten.
Prijs per werkplek
Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek in het jaar 2007 is gesteld op 100 procent. De daling van de kostprijs per werkplek is het gevolg van efficiencymaatregelen.
In 2013 is de prijs gedaald tot 59 procent ten opzichte van 2007.
(Bedragen x € 1.000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
|
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2012 |
|
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
71.437 |
70.866 |
– 571 |
78.321 |
Omzet inzake programmafacturen instandhouding |
131.450 |
140267 |
8.817 |
151.033 |
Omzet huisvesting |
17.368 |
4508 |
– 12.860 |
8.919 |
Omzet overige departementen |
0 |
1438 |
1.438 |
1.373 |
Omzet derden |
0 |
1 |
1 |
12 |
Mutatie onderhanden projecten |
– 193 |
– 193 |
– 2.954 |
|
Rentebaten |
43 |
43 |
||
Rentebaten huisvestingsactiviteiten |
||||
Vrijval uit voorzieningen |
37 |
|||
Bijzondere baten |
2.388 |
2.388 |
3.358 |
|
Totaal baten |
220.255 |
219.318 |
– 937 |
240.099 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
56.688 |
56.379 |
– 309 |
54.201 |
waarvan eigen personeel |
54.288 |
53.343 |
– 945 |
|
waarvan externe inhuur |
2.400 |
3.036 |
636 |
|
– uitbesteding |
2.512 |
2.512 |
3.909 |
|
– materiële kosten |
12.414 |
12.702 |
288 |
11.383 |
waarvan apparaat ICT |
5.688 |
159 |
– 5.529 |
2.206 |
waarvan bijdrage aan SSO's |
|
3.774 |
3.774 |
0 |
– programmagelden instandhouding |
131.450 |
142.261 |
10.811 |
153.889 |
Rentelasten investeringen DVD |
1.142 |
985 |
– 157 |
1.217 |
Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie |
11.646 |
2.681 |
– 8.965 |
6.737 |
Rentelasten rekening-courant |
0 |
0 |
0 |
4 |
Afschrijvingskosten |
0 |
|||
– materieel |
1.193 |
631 |
– 562 |
903 |
– materieel huisvestingsactiviteiten |
5.722 |
1.730 |
– 3.992 |
2.123 |
Overige lasten |
0 |
|||
– dotaties voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
15 |
– bijzondere lasten |
0 |
306 |
306 |
2.824 |
Totaal lasten |
220.255 |
220.187 |
– 68 |
239.411 |
Saldo van baten en lasten |
0 |
– 869 |
– 869 |
688 |
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement is opgebouwd uit het honorarium voor het totale dienstverleningspakket van de DVD. In 2013 is door het moederdepartement meer budget beschikbaar gesteld voor instandhouding dan in de begroting is opgenomen. De realisatie van de Commandantenvoorziening is gestegen omdat er meer geld beschikbaar is gekomen in 2013. De omzet Verwerving en Afstoting is gedaald ten opzichte van de begroting. Dit is het gevolg van vertraging in nieuwbouwprojecten, van gewijzigde regelgeving en van onvoldoende capaciteit.
Omzet huisvesting
De omzet huisvesting is de ontvangen tegemoetkoming voor het beschikbaar stellen van investeringen in gebouwen en werken & terreinen voor de «leenfaciliteitprojecten» (afschrijvingen en rente) en de rentebaten over de investeringen van nog niet opgeleverde leenfaciliteitprojecten (inclusief voorfinanciering). Door de vertraging in de uitvoering van deze projecten zijn er minder investeringen gedaan, waardoor minder leningen zijn opgevraagd en dus minder rente in rekening is gebracht bij het moederdepartement. Daarnaast is over het deel van de gebouwen die eind 2012 zijn overgedragen aan het moederdepartement geen huisvestingsvergoeding ontvangen terwijl deze wel begroot was.
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen betreft dienstverlening voor de bouw van een gevangenis op Bonaire voor de RGD, de uitleen van een servicemonteur aan de RVOB voor het voormalige Marine Vliegkamp Valkenburg, adviezen aan TNO en een reeks kleinere opdrachten, onder andere voor de politie.
Mutaties onderhandenprojecten
In de begroting is deze post nihil gesteld. Er is sprake van een negatieve mutatie als gevolg van het treffen van een voorziening voor een verliesgevend project.
Rentebaten
Over het positief saldo van rekening courant bij het Ministerie van Financiën is in 2013 rentevergoeding ontvangen.
Bijzondere baten
De incidentele baten zijn opbrengsten uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. De belangrijkste posten hierin worden gevormd door het nemen van omzet 2012 in 2013 (€ 0,3 miljoen), het ontvangen van een vergoeding voor juridische kosten in verband met een positieve uitspraak op een arbitrage zaak (€ 0,1 miljoen) en de verkoop van het wagenpark waardoor de getroffen reservering voor de restwaarde is komen te vervallen (€ 0,3 miljoen). Van het moederdepartement zijn geen inkoopfacturen ontvangen (€ 0,9 miljoen) en van DTO zijn geen inkoopfacturen ontvangen voor IV-projecten (€ 0,7 miljoen).
Uitbesteding
In de begroting is geen bedrag opgenomen voor uitbesteding. Voor een aantal projecten is de projectvoering echter uitbesteed.
Programmagelden instandhouding
De hogere lasten hangen samen met de extra gelden die door het moederdepartement beschikbaar zijn gesteld.
Rentelasten huisvestingsactiviteiten
Dit betreft de verschuldigde rente voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen. Voor de verklaring van de daling van € 12,9 miljoen wordt verwezen naar de omzet huisvesting.
Afschrijvingskosten materieel
Op automatiseringsmiddelen, transportmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan was voorzien in de begroting. De voorgenomen vervangingsinvesteringen zijn uitgesteld als gevolg van onzekere toekomstige ontwikkelingen en in verband met verkoop van het wagenpark aan het moederdepartement.
Bijzondere lasten
Dit zijn incidentele lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren. In totaal is een extra reservering € 0,1 miljoen getroffen voor de afwaardering van de panden Zwolle en Tilburg op basis van de WOZ-waarde en voor de extra lasten uit voorgaande jaren vanwege te lage transitoria (€ 0,2 miljoen).
Omzet per productgroep van het moederdepartement, overige departementen en omzet derden
Begroting 2013 |
Realisatie 2013 |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2012 |
|
---|---|---|---|---|
Expertise & Advies 1 |
6.321 |
8.503 |
2.182 |
8.562 |
Verwerving & afstoting |
22.013 |
15.366 |
– 6.647 |
19.106 |
Commandantenvoorziening (COVO) |
1.479 |
3.666 |
2.187 |
2.225 |
Instandhouding |
41.624 |
44.770 |
3.146 |
49.813 |
De producten Commandantenvoorziening en instandhouding genereren meer dan de helft van de omzet. De daling van de omzet ten opzichte van 2012 is een gevolg van minder nieuwbouwprojecten en minder door het moederdepartement beschikbaar gesteld budget voor instandhouding.
Balans per 31 december 2013
Omschrijving |
Balans 2013 |
Balans 2012 |
---|---|---|
Activa |
||
Materiële vaste activa |
||
– grond en gebouwen |
104.606 |
47.353 |
– gebouwen in aanbouw |
40.341 |
69.456 |
– transportmiddelen |
0 |
1.606 |
– overige materiële vaste activa |
134 |
203 |
Vlottende activa |
||
Onderhanden projecten |
6.984 |
7.177 |
Debiteuren |
1.627 |
1.038 |
Vorderingen op moederdepartement |
796 |
450 |
Overlopende activa |
1.809 |
7.440 |
Liquide middelen |
40.103 |
58.569 |
Totaal activa |
196.400 |
193.292 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
||
– exploitatiereserve |
1.391 |
701 |
– verplichte reserve |
0 |
|
– onverdeeld resultaat |
-869 |
688 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën |
142.506 |
110.318 |
Voorzieningen |
|
|
Crediteuren |
7.990 |
15.917 |
Schulden aan moederdepartement |
1.002 |
2.275 |
Overlopende passiva |
44.380 |
63.393 |
Totaal passiva |
196.400 |
193.292 |
Materiële vaste activa
Door de overdracht van gebouwen in aanbouw van de projecten KMar Schiphol en Hoger Onderhoud Woensdrecht aan het moederdepartement en het opstarten van nieuwe gebouwen in aanbouw is de boekwaarde van de materiële activa per saldo gedaald. Als gevolg van de verkoop van het wagenpark aan het moederdepartement is de boekwaarde van de transportmiddelen ultimo 2013 nihil.
Onderhanden projecten
De postonderhanden projecten omvat de apparaatskosten van de lopende projectfasen van nieuwbouwprojecten waarvan nog geen omzet is ontvangen. Ten opzichte van 2012 is deze post gedaald met € 0,193 mln voornamelijk als gevolg van het treffen van een voorziening op een verliesgevend project.
Overlopende activa
De post overlopende activa bedraagt ultimo 2013 € 1,8 miljoen. In 2012 was dit € 7,4 miljoen. De daling wordt vooral veroorzaakt door minder te vorderen programmageld doordat meer inkoopfacturen zijn verwerkt voor de kassluiting van het moederdepartement. Van dit bedrag is € 1,6 miljoen een vordering op het moederdepartement en € 0,2 miljoen een vordering op derden.
Debiteuren
De post debiteuren bestaat voor € 1,3 miljoen uit vorderingen op overige departementen en voor € 0,3 miljoen uit vorderingen op derden.
Eigen vermogen
Het negatief resultaat van de DVD kan worden opgevangen binnen het eigen vermogen. In 2014 komt een eind aan een langdurig en intensief reorganisatietraject en wordt gestart met een organisatie die voorbereid is op de veranderende omstandigheden. In de begroting voor 2014 is rekening gehouden met een hogere productiviteit. Dit moet leiden tot een (licht) positief bedrijfsresultaat. Het jaar 2014 zal ook in het teken staan van de vorming van het rijksvastgoedbedrijf (RVB) met een daarbij horende eigen begroting. Op basis van vijf procent van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 11,2 miljoen. De stand eind 2013 bedraagt € 0,5 miljoen.
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Stand 31-12-2013 |
Stand 31-12-2012 |
|
---|---|---|
Leningen bij het Ministerie van Financiën |
||
Vermogensconversielening |
5.180 |
5.210 |
Investeringsleningen |
137.326 |
105.108 |
Totaal leningen |
142.506 |
110.318 |
Met de leningen van het Ministerie van Financiën worden de materiële vast activa gefinancierd. De looptijden van de leningen worden bepaald in overeenstemming met de economische levensduur van de materiële vast activa. De vermogensconversielening loopt tot 2038 met een rente van 5 procent. De overige leningen hebben een looptijd variërend van drie jaar tot vijftig jaar tegen rentepercentages variërend van 1,7 procent tot 5,6 procent.
Voorzieningen
Stand 31-12-2012 |
Dotaties 2013 |
Vrijval 2013 |
Onttrekkingen 2013 |
Stand 31-12-2013 |
|
---|---|---|---|---|---|
Garantieverplichtingen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Wachtgelduitkeringen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
FPU 57+ voorziening |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Totaal aan voorzieningen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Crediteuren
Het saldo van de crediteuren bedraagt € 8,0 miljoen (2012: € 15,9 miljoen). De daling is het gevolg dat leveranciers sneller een inkoopfacturen sturen en ook de maatregelen die zijn genomen om de doorlooptijd van de inkoopfacturen te verkorten.
Overlopende passiva
Stand 31-12-2013 |
Stand 31-12-2012 |
|
---|---|---|
Aflossing leningen Ministerie van Financiën |
3.119 |
6.264 |
Vooruitontvangen bedragen |
10.225 |
11.592 |
Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen bedragen |
27.574 |
39.340 |
Te betalen vakantiegelden |
1.698 |
1.711 |
Betalingen onderweg |
41 |
2.747 |
Te betalen vakantiedagen |
1.723 |
1.739 |
Totaal overlopende passiva |
44.380 |
63.393 |
De post «Aflossing leningen Ministerie van Financiën» is ten opzichte van 2012 gedaald met € 3,1 miljoen. Dit wordt voornamelijk verklaard door een extra aflossing van € 2,8 miljoen in verband met de afwaardering van twee gebouwen.
De post «met betrekking tot huidig boekjaar te betalen» bestaat onder meer uit te betalen programmagelden Instandhouding en te betalen apparaatskosten en producteindafrekeningen. De daling van de te betalen programmagelden ten opzichte van 2012 ad € 7,3 miljoen wordt verklaard doordat leveranciers facturen eerder indienen en door verbeterde doorlooptijden van verwerking van facturen. De nog te betalen apparaatskosten en eindafrekeningen dalen met € 4,4 miljoen vanwege de versnelde afwikkeling van diverse eindafrekeningen.
De post «overlopende passiva» wordt nader uitgesplitst in € 16,6 miljoen als te betalen bedrag aan het moederdepartement, € 1,2 miljoen als te betalen bedrag aan overige departementen en € 26,6 miljoen als te betalen bedrag aan derden.
Kasstroomoverzicht
(Bedragen x € 1.000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
|
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen |
52.545 |
58.569 |
6.024 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
1.500 |
– 18.570 |
– 20.070 |
|
Totaal investeringen (–/–) |
– 46.625 |
– 30.482 |
16.143 |
|
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
0 |
1.543 |
1.543 |
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– 46.625 |
– 28.939 |
17.686 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
0 |
0 |
||
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
0 |
|||
Aflossingen op leningen (–/–) |
– 7.161 |
– 6.532 |
629 |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
46.625 |
35.575 |
– 11.050 |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
39.464 |
29.043 |
– 10.421 |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2013+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
46.884 |
40.103 |
– 6.781 |
Kasstroom uit operationele activiteiten
De liquiditeit uit operationele activiteiten is gedaald ten opzichte van het plan. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de effecten van de sterke daling van crediteuren en overlopende passiva. Leveranciers zenden de facturen gemiddeld sneller in, maar ook zijn er maatregelen genomen om de doorlooptijd van de facturen te verkorten.
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
Het betreft hier vooral investeringen in activa en gebouwen. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lagere afroep van de leenfaciliteit in verband met vertraging van het project Hoger Onderhoud Woensdrecht, kazerne KMar Schiphol en Opleidingscentrum KMar.
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen lager dan geraamd. Verder zijn leningen aan het Ministerie van Financiën afgelost in verband met de verkoop van het wagenpark aan het moederdepartement.
Doelmatigheidsparagraaf
realisatie |
Oorspronkelijke begroting |
||||
---|---|---|---|---|---|
omschrijving generiek deel |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2013 |
VTE-totaal |
1408 |
1008 |
849,0 |
858,5 |
855,0 |
Saldo van baten en lasten (%) |
– 2,0% |
– 3,5% |
0,6% |
– 0,4% |
0,0% |
Servicelevels (norm = 90%) |
85% |
81% |
74% |
65% |
85% |
Projecttevredenheid (norm = 90%) |
94% |
95% |
98% |
95% |
95% |
Productiviteit (omzet K€ per directe medewerker) |
87,9 |
80,7 |
103,7 |
104,6 |
90% |
omschrijving specifiek deel |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2013 |
kostprijzen per product(groep) |
|||||
Expertise & Advies |
76,69 |
81,96 |
77,25 |
75,95 |
|
Verwerving & afstoting |
73,24 |
69,94 |
71,55 |
70,81 |
|
COVO |
62,07 |
53,87 |
63,00 |
63,45 |
|
Instandhouding |
59,67 |
63,97 |
64,59 |
61,3 |
|
Gemiddelde kostprijs per product |
65,18 |
64,18 |
65,07 |
65,07 |
|
Omzet per productgroep (pxq) in K€ |
|||||
Expertise & Advies (honorarium) |
8.219 |
9.059 |
8.562 |
7.413 |
6.321 |
Verwerving & afstoting excl ohw) |
28.011 |
20.394 |
19.106 |
15.366 |
22.013 |
COVO |
4.310 |
1.980 |
2.225 |
3.666 |
1.479 |
Instandhouding |
45.226 |
45.262 |
49.813 |
44.770 |
41.624 |
Beveiliging |
28.141 |
– |
– |
– |
– |
Overig |
1.230 |
– |
– |
1.090 |
– |
Kostprijs per productgroep
De kostprijzen per productgroep, de tarieven per uur, zijn in 2013 nagenoeg hetzelfde als in 2012.
Het baten-lastenagentschap DVD streeft naar verbetering van doelmatigheid. Het uitgangspunt is dat de kwaliteit van de dienstverlening minimaal overeind blijft. In dit doelmatigheidsstreven in combinatie met de kwaliteit wordt gewerkt langs de volgende sporen:
– de periodieke uitvoering van benchmarkonderzoeken;
– het voortdurend nastreven van productiviteitsgroei;
– de sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid.
Benchmarkonderzoeken
In de jaarrekening 2012 werd nog gesproken over een sourcingtraject. In het kader van dit onderzoek past een benchmarkonderzoek met de markt. Inmiddels is de situatie sterk veranderd omdat in 2013 het besluit is gevallen de DVD op te nemen in het Rijks Vastgoed Bedrijf. In het kader hiervan worden ook benchmark activiteiten uitgevoerd met de overige partners (RGD en RVOB). De resultaten hiervan zijn nog niet bekend.
Productiviteit
De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden projecten en exclusief programmagelden instandhouding en expertise en advies en huisvestingsactiviteiten) en de hiervoor benodigde directe vte’n. De in 2011 ingezette lichte stijging van de bouwmarktprijzen heeft zich in (2012 en) 2013 voortgezet. Dit effect (van herstel) was ook in enige mate terug te zien in aanbestedingsresultaten van de DVD dit jaar ten opzichte van 2012.
Kwaliteitsindicatoren (sturing op serviceniveaus, project- en klanttevredenheid)
Naast een periodiek uit te voeren klanttevredenheidsonderzoek worden diverse servicelevels bijgehouden: de snelheid van reageren op en het opheffen van defecten en storingen en de snelheid waarmee een behoefte wordt omgezet in een daadwerkelijke raming of offerte. De norm is in 2010 in overleg met de klant gewijzigd van 90 procent naar 80 procent door budgetproblematiek bij de defensieonderdelen. In 2013 is dit percentage verder gedaald naar een gemiddelde van 65 procent. Deze uitslag van het servicelevel lijkt aan te geven dat de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende is. De werkelijkheid is genuanceerder. Het niet behalen van de norm is een direct gevolg van een tekort aan capaciteit om storingen af te melden. Het betreft administratieve achterstanden waar inmiddels een oplossing voor is gevonden (na de stop op het plegen van inhuur).
Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto (Bedragen x € 1.000)
(Bedragen x € 1.000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
|
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2012 |
|
Baten |
||||
Omzet moederdepartement |
77.416 |
77.479 |
62 |
86.155 |
Omzet overige departementen |
||||
Omzet derden |
700 |
642 |
– 58 |
700 |
Rentebaten |
42 |
77 |
35 |
52 |
Overige omzet |
883 |
942 |
59 |
668 |
Vrijval voorzieningen |
||||
Bijzondere baten |
1.204 |
1.204 |
112 |
|
Totaal baten |
79.042 |
80.344 |
1.303 |
87.687 |
Lasten |
||||
Apparaatskosten |
||||
– personele kosten |
45.399 |
42.385 |
– 3.014 |
50.586 |
waarvan eigen personeel |
43.982 |
39.080 |
– 4.902 |
|
waarvan externe inhuur |
1.417 |
3.305 |
1.888 |
|
– materiële kosten |
33.580 |
33.884 |
304 |
35.669 |
waarvan apparaat ICT |
2.484 |
1.421 |
– 1.063 |
|
waarvan bijdrage aan SSO's |
1.004 |
1.004 |
||
Rentelasten |
||||
Afschrijvingskosten |
||||
– immaterieel |
||||
– materieel |
63 |
73 |
10 |
934 |
– desinvesteringen |
||||
Overige lasten |
||||
– dotaties voorzieningen |
2.830 |
2.830 |
1.397 |
|
– rentelasten |
||||
– bijzondere lasten |
39 |
39 |
430 |
|
Totaal lasten |
79.042 |
79.210 |
168 |
89.016 |
Saldo van baten en lasten |
– |
1.135 |
1.135 |
– 1.329 |
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement bestaat uit twee delen, namelijk de omzet bedrijfsvoering (verkopen) ad € 44,6 miljoen en de omzet bijdrage defensieonderdelen ad € 32,9 miljoen.
Omzet bedrijfsvoering (verkopen)
Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor in het boekjaar verrichte leveranties en diensten.
(Bedragen x € 1000) |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Realisatie 2013 |
---|---|---|
Omzet regulier |
25.626 |
25.401 |
Omzet niet-regulier |
6.254 |
8.759 |
Omzet logistieke ondersteuning |
9.742 |
10.408 |
Totaal opbrengst verkopen |
41.622 |
44.568 |
De omzet bedrijfsvoering is wat betreft de opbrengst verkopen onder te verdelen naar de volgende productgroepen:
– De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties;
– De niet reguliere omzet is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties worden gehouden;
– De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.
De reguliere omzet blijft achter op de begroting door het eerder dan gepland sluiten van locaties en het mede daardoor met 8,6 procent ten opzichte van de begroting gedaalde gastenaantal (naar 5,8 miljoen; 6,0 miljoen in 2012). De besteding per gast is wel gestegen ten opzichte van de begroting, met 1,7 procent naar € 3,14 (€ 3,08 in 2012). Ook is de omzet afhaalmaaltijden sterk gestegen. De niet-reguliere omzet is met € 8,8 miljoen 40,1 procent hoger uitgevallen dan begroot (€ 8,4 miljoen in 2012). In de begroting was rekening gehouden met terughoudendheid in het verbruik van de niet-reguliere budgetten bij de eenheden, maar in de realisatie was dat nog niet te merken. De omzet Logistieke ondersteuning ligt hoger dan de begroting doordat er te voorzichtig is begroot.
Omzet bijdrage Defensieonderdelen
De omzet bijdrage defensieonderdelen betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties.
Omzet derden
De omzet derden betreft de omzet die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor de cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum. Het CDC berekent deze als ziektekosten door aan de ziektekostenverzekeraars.
Rentebaten
Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,26 procent) en de lopende rekening courant met het Ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage bedraagt 0,11 procent).
Overige omzet
Deze post betreft voornamelijk de retour ontvangen bedragen conform de contractuele afspraken met de grootste leveranciers en de producentenbonussen van toeleveranciers.
Bijzondere baten
Het betreft hier incidentele baten en minder kosten vanuit het vorige boekjaar, te weten een leveranciersbonus (€ 0,3 miljoen), vrijval van kosten dienstvervoer (€ 0,2 miljoen), lagere automatiseringskosten (€ 0,2 miljoen), vrijval van een reorganisatiereservering
(€ 0,3 miljoen), correctie belastingaangifte (€ 0,2 miljoen) en diverse kleine baten.
Personele kosten
De realisatie van gemiddelde bezetting over 2013 ten opzichte van de begroting is als volgt:
Budget |
Realisatie |
|||
---|---|---|---|---|
Vte'n |
Prijs per vte |
Vte'n |
Prijs per vte |
|
Militair personeel |
136 |
54.180 |
135 |
51.943 |
Burgerpersoneel |
701 |
47.925 |
688 |
45.945 |
Overige categorieën: |
||||
Inhuur en uitzendkrachten |
28 |
51.288 |
58 |
57.026 |
Herplaatsers en SBK |
63 |
47.925 |
38 |
45.945 |
Totaal/Gemiddeld |
928 |
48.942 |
919 |
47.526 |
In de loop van de reorganisatie van mei 2013 hebben meer medewerkers de dienst verlaten dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Tevens is de reservering met betrekking tot de ingeschatte vertraging van de reorganisatie in 2013 vrijgevallen. De loonsom van inhuurkrachten is hoger dan begroot door inhuur van management op operationele knelpunten in de operatiën en op het servicekantoor.
Materiële kosten
De materiële kosten bevatten de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit kosten ingrediënten (€ 29,7 miljoen), automatiseringskosten (€ 2,4 miljoen) waarvan € 1,0 miljoen automatiseringskosten DTO die als bijdrage aan SSO’s zijn verantwoord en overige exploitatiekosten (€ 1,8 miljoen).
De materiële kosten zijn hoger dan de begroting (zie tabel Staat van Baten en Lasten) door de hogere omzet verkopen.
Overige lasten
Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen, rentelasten en bijzondere lasten. De dotaties voorzieningen bestaan uit een donatie van € 0,2 miljoen voor externe expertise met betrekking tot het project outsourcing, een dotatie van € 0,6 miljoen met betrekking tot het vervangen van het betaalmiddel chipknip en een dotatie van € 2,0 miljoen voor de verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS. Er zijn in 2013 geen rentelasten geweest. De bijzondere lasten bestaan voornamelijk uit incidentele lasten uit het vorige boekjaar.
Bijzondere lasten
De bijzondere lasten betreffen incidentele lasten, te weten een distributiefee over vorig boekjaar, een nagekomen factuur CAOP en afkoop van watercoolers.
Resultaatbestemming.
Het resultaat over 2013 bedraagt € 1,1 miljoen. Het resultaat wordt conform de vigerende regelgeving toegevoegd aan het eigen vermogen. De grens voor de exploitatiereserve voor 2013 is € 4,2 miljoen, te weten maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. Paresto komt eind 2013 met € 0,7 miljoen boven de gestelde grens voor de exploitatiereserve uit. Dit bedrag wordt in 2014 afgedragen aan het moederdepartement.
Balans per 31 december 2013
Omschrijving |
Balans 2013 |
Balans 2012 |
---|---|---|
Activa |
||
Immateriële activa |
||
Materiële vaste activa |
12 |
86 |
– grond en gebouwen |
||
– installaties en inventarissen |
12 |
59 |
– overige materiële vaste activa |
27 |
|
Voorraden |
1.493 |
1.957 |
– voorziening incourante voorraden |
– 50 |
– 174 |
Debiteuren |
465 |
779 |
Nog te ontvangen |
3.543 |
3.125 |
Liquide middelen |
18.461 |
15.396 |
Totaal activa: |
23.924 |
21.169 |
Passiva |
||
Eigen Vermogen |
||
– exploitatiereserve |
3.738 |
5.067 |
– onverdeeld resultaat |
1.135 |
– 1.329 |
Voorzieningen |
4.974 |
2.197 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën |
||
Crediteuren |
7.086 |
9.100 |
Nog te betalen |
6.991 |
6.134 |
Totaal passiva |
23.924 |
21.169 |
Materiële vaste activa
Deze post bevat nog enkele ICT-activa.
Voorraden
Op de balans zijn de voorraden op de locaties van Paresto en de voorraden van de logistieke centra in Bathmen en Den Helder opgenomen. De afname wordt veroorzaakt door herrubricering tussen de voorraden en de overlopende activa van Bathmen.
Debiteuren
De debiteuren worden uitgesplitst in vorderingen op het moederdepartement (€ 0,2 miljoen), op andere departementen (€ 0,2 miljoen) en op derden en overig (€ 0,1 miljoen).
Nog te ontvangen
Deze post is nader te specificeren in nog te ontvangen van het moederdepartement (€ 1,4 miljoen), van andere departementen (€ 0.1 miljoen) en derden (€ 2,1 miljoen).
Liquide middelen
De post liquide middelen omvat de gelden in rekening courant bij het Ministerie van Financiën (€ 18,4 miljoen) en overige departementen (€ 0,1 miljoen).
Eigen Vermogen
In 2013 is geen uitkering aan het moederdepartement geweest. De grens voor de exploitatiereserve voor 2013 is € 4,2 miljoen (maximaal vijf procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar). Het eigen vermogen bedraagt € 4,9 miljoen, dit betekent dat in 2014 € 0,7 miljoen wordt afgedragen aan het moederdepartement.
Leningen
Alle door Paresto opgenomen gelden bij Ministerie van Financiën (leningen) zijn volledig afgelost.
Voorzieningen
Stand 31-12-2012 |
Dotaties 2013 |
Vrijval 2013 |
Onttrekkingen 2013 |
Stand 31-12-2013 |
|
---|---|---|---|---|---|
Externe expertise outsourcing |
597 |
212 |
0 |
– 52 |
757 |
Verlieslatende overdracht voorraad Logistieke ondersteuning |
1.600 |
1.974 |
0 |
0 |
3.574 |
project vervanging chipknip |
644 |
0 |
0 |
644 |
|
Totaal aan voorzieningen |
2.197 |
2.830 |
0 |
– 52 |
4.975 |
In 2013 is gedoteerd aan de voorziening voor externe expertise met betrekking tot het project outsourcing ter waarde van € 0,2 miljoen en aan de voorziening verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS ter waarde van € 2,0 miljoen. Tevens is een nieuwe voorziening aangelegd ter waarde van € 0,6 miljoen in verband met de te maken kosten in het kader van afschaffing van de chipknip. De onttrekking betreft facturen van de ingehuurde partijen met betrekking tot het project outsourcing.
Crediteuren
Het crediteuren saldo ad € 7,1 miljoen bestaat voor € 4,4 miljoen uit schulden aan het moederdepartement en voor € 2,7 miljoen uit schulden aan derden.
Nog te betalen
Stand 31-12-2013 |
Stand 31-12-2012 |
|
---|---|---|
Vakantieverplichting personeel |
2.367 |
2.725 |
Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen |
0 |
0 |
Restitutie defensieonderdelen |
0 |
0 |
Overige schulden |
4.624 |
3.409 |
Totaal nog te betalen |
6.991 |
6.134 |
De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,3 miljoen te betalen aan vakantiedagen en € 1,1 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De stijging van de overige schulden is te verklaren door de salariskosten december, waarvoor nog geen factuur is ontvangen van het moederdepartement.
In totaal is € 5,6 miljoen te betalen aan het moederdepartement en € 1,4 miljoen aan andere departementen.
Kasstroomoverzicht
(Bedragen x € 1.000) |
1 |
2 |
3=2–1 |
|
---|---|---|---|---|
Oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Realisatie |
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
||
1. |
Rekening-courant RHB 1 januari 2013+ stand depositorekeningen |
11.286 |
15.285 |
3.999 |
2. |
Totaal operationele kasstroom |
63 |
3.078 |
3.015 |
|
||||
Totaal investeringen (–/–) |
– |
– |
||
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) |
– |
– |
– |
|
3. |
Totaal investeringskasstroom |
– |
– |
– |
|
||||
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–) |
– |
– |
– |
|
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) |
– |
– |
– |
|
Aflossingen op leningen (–/–) |
– |
– |
– |
|
Beroep op leenfaciliteit (+) |
– |
– |
– |
|
4. |
Totaal financieringskasstroom |
– |
– |
– |
5. |
Rekening-courant RHB 31 december 2013+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4) |
11.349 |
18.363 |
7.014 |
Kasstroom uit operationele activiteiten
Onder de kasstroom uit operationele activiteiten zijn opgenomen de kasstroom uit bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. De operationele kasstroom is hoger dan begroot door de dotatie aan de voorziening verlieslatende overdracht van de voorraden logistieke ondersteuning.
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
In 2013 zijn er geen investeringen of desinvesteringen gedaan.
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
In 2013 zijn er geen activiteiten geweest die een wijziging in een financiële kasstroom tot gevolg hebben.
Doelmatigheidsparagraaf
De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en hierdoor dus geen kostprijs per product. De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de brutomarge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.
realisatie |
oorspronkelijke begroting |
||||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving generieke deel |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2013 |
Omzet verkopen (x € 1000) |
57.331 |
43.840 |
45.054 |
44.568 |
41.622 |
Vte'n totaal |
1.272 |
1.122 |
1.062 |
918 |
928 |
– waarvan in eigen dienst |
1.195 |
1.085 |
1.024 |
860 |
900 |
– waarvan inhuur |
76 |
36 |
38 |
58 |
28 |
saldo baten/lasten als % van totale baten |
2,0% |
– 0,1% |
– 1,5% |
1,40% |
0,00% |
Omschrijving specifiek deel |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2013 |
Aantal locaties |
130 |
125 |
108 |
85 |
110 |
Productiviteit per medewerker (omzet per vte) |
45.087 |
39.082 |
42.422 |
48.536 |
44.886 |
% Ziekteverzuim |
8,6% |
8,9% |
8,3% |
7,6% |
8,0% |
% Bruto marge locaties |
32,8% |
37,7% |
37,4% |
37,3% |
37,7% |
Gasttevredenheid 1 |
7,3 |
– |
– |
– |
– |
Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo doelmatig als mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).
De doelmatigheid van Paresto is verder toegenomen door de stijging van de productiviteit per medewerker. Ook wisten de locaties hetzelfde hoge percentage bruto marge te behalen als in de afgelopen jaren.
Op grond van de artikelen 4.1 en 4.2 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) is een overzicht opgenomen van de bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen en van andere functionarissen indien hun bezoldiging in het verslagjaar meer bedroeg dan het bezoldigingsmaximum.
Het bezoldigingsmaximum is opgenomen in artikel 2.3 van de Wnt (bedrag voor 2013 is € 228.599) en wordt jaarlijks per 1 januari gewijzigd.
Voor dit departement heeft de publicatieplicht die voorkomt uit artikel 4.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt), betrekking op de onderstaande topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen. Dit geldt op grond van artikel 4.2. Wnt eveneens voor onderstaande functionarissen wier bezoldiging in het verslagjaar, na herrekening naar een voltijds dienstverband op jaarbasis, meer bedroeg dan het wettelijke bezoldigingsmaximum. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld en worden ingevolge artikel 4.2, zesde lid, tussen haken de gegevens over het voorafgaande boekjaar vermeld. Voor leden van de TMG wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft bij brief van 27 februari 2014 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een ministeriële regeling over de Wnt (inclusief beleidsregels toepassing Wnt) heeft opgesteld. In de begeleidende brief is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een sluitende oplossing te vinden voor de uitvoeringsproblematiek ten aanzien van de vermelding van de gegevens over personen die anders dan op grond van een dienstbetrekking een functie vervullen als niet-topfunctionaris (externe niet-topfunctionarissen). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt daarom voor het verslagjaar 2013 als gedragslijn voor dat niet volledig aan de verplichting tot openbaarmaking kan en hoeft te worden voldaan. Het Ministerie van Defensie heeft overeenkomstig deze gedragslijn uitvoering gegeven aan de Wnt. Dit leidt tot een onzekerheid in de verantwoording vanwege het ontbreken van een praktisch toepasbare normstelling voor dit onderdeel van het Wnt-overzicht. De onzekerheid betreft uitsluitend het achterwege laten van de vermelding van de gegevens over externe niet-topfunctionarissen.
Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen
Naam Orgaan |
Functie(s) |
Aard v/d Functie |
Naam |
Beloning |
Onkosten |
Voorzieningen |
Datum begin |
Datum einde |
Vte’n |
Interim |
Motivering overschrijding |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
MINDEF |
HOOFD PMV-NAVO/EU |
Meulman, Frederik H |
61.508,53 |
0,00 |
13.454,77 |
31-5-2013 |
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
PLAATSVERVANGEND COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN |
Wehren, Johan H |
128118,35 |
44,15 |
32.291,45 |
1,00 |
N.v.t. |
||||
MINDEF |
COMMANDANT LUCHTSTRIJDKRACHTEN |
Schnitger, Alexander |
140894,79 |
220,75 |
37.063,47 |
1,00 |
N.v.t. |
||||
MINDEF |
DIRECTEUR SZVK |
Gerbranda, Nel |
84.467,30 |
0,00 |
22.635,72 |
1,00 |
N.v.t. |
||||
MINDEF |
DIRECTOR GENERAL EUMS |
Osch, Anton G D van |
95.407,27 |
0,00 |
16.145,73 |
30-6-2013 |
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
COMMANDANT CORPS |
Loon, Antonie J H van |
115905,42 |
0,00 |
24.218,59 |
30-9-2013 |
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
CHIEF Of STAFF (COS) |
Tieskens, Richard G |
128388,69 |
105,52 |
32.291,45 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
HOOFDDIRECTEUR PERSONEEL |
Water, Willem A G van de |
135277,25 |
0,00 |
29.600,50 |
30-11-2013 |
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
COMMANDANT LANDSTRIJDKRACHTEN |
Kruif, Mart de |
125493,03 |
220,75 |
32.291,45 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
HOOFD PMV-NAVO/EU |
Broeks, Jan |
124166,05 |
0,00 |
29.720,11 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN |
Middendorp, Thomas A |
159.863,86 |
0,00 |
34.742,65 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
COMMANDANT KMAR |
Leijtens, Hans |
122758,91 |
309,05 |
32.291,45 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
SUPERVISOR SPEER |
Burg, Jan van der |
128124,35 |
176,60 |
32.291,45 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
COMMANDANT CDC |
Kopp, Erik |
129590,18 |
0,00 |
30.141,69 |
31-10-2013 |
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
COMMANDANT ZEESTRIJDKRACHTEN |
Borsboom, Matthieu |
127778,17 |
0,00 |
32.291,45 |
|
1,00 |
N.v.t. |
|||
MINDEF |
INSPECTEUR GENERAAL DER KRIJGSMACHT |
Ede, Ton van |
125938,79 |
176,60 |
32.291,45 |
|
1,00 |
N.v.t. |
Overige functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt
Onderstaande tabel geeft een weergave van de functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt. Voor al de opgenomen functionarissen geldt dat ze slechts een deel van 2013 in dienst zijn geweest bij het Ministerie van Defensie. De norm op jaarbasis is naar rato omgerekend naar het aantal dagen dat de functionaris in dienst is geweest, waardoor de bezoldiging op jaarbasis boven de pro-rato norm uitkomt. In onderstaande gevallen gaat om enkele dagen tot enkele maanden. Bij de motivering wordt toegelicht wat de reden is van de overschrijding.
Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed |
Functies |
Beloning |
Belastbare vaste en variabele onkosten-vergoeding |
Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn |
Datum aanvang dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing) |
Datum einde dienstverband in het boekjaar (indien van toepassing) |
Omvang dienst-verband (in vte) |
Interim |
Motivering overschrijding norm |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
MINDEF |
OFFICER NAEW |
47.886,15 |
2.033,55 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
NMR/C-NAK |
27.735,14 |
2.199,23 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
UNITMNGR PROJECTEN I&S |
21.095,40 |
1.343,50 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
OFF GEVECHTSLEIDING |
49.593,77 |
3.813,87 |
28-02-2013 |
1,0 |
VERGOEDING TEGOED SPAARUREN |
|||
MINDEF |
OFF WEGTRANSPORT |
54.460,06 |
3.195,76 |
28-02-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING TEGOED SPAARUREN |
|||
MINDEF |
HFD REGIO |
34.989,99 |
2.687,00 |
28-02-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
OFF ALVD PATRIOT |
73.194,19 |
7.899,70 |
30-04-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
HFD LCT |
20.040,45 |
880,07 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
SR BELEIDSMEDEWERKER |
36.961,85 |
2.984,80 |
28-02-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
KRIJGSMACHTRAADSMAN/VROUW |
8.643,60 |
89,56 |
02-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
OFF LOG GNK |
71.325,47 |
88,30 |
2.441,99 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING TEGOED SPAARUREN |
||
MINDEF |
HOOFD REG BUREAU TELEMATICA |
19.464,51 |
1.343,50 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
KRIJGSMACHTRAADSMAN/VROUW |
21.117,80 |
1.597,88 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
HOOFD STAF MJD KRIJGSMACHT |
24.462,74 |
44,15 |
2.199,23 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
||
MINDEF |
PROJ CRD |
39.958,58 |
3.949,85 |
28-02-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
PROJECT COORDINATOR SSR |
93.819,69 |
11.444,73 |
30-04-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
OFFICIER VEILIGHEIDSREGIO |
23.739,09 |
1.343,50 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
MDW PL |
19.568,40 |
880,07 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
OFF SPEC |
23.552,04 |
880,07 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING TEGOED SPAARUREN/VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN |
|||
MINDEF |
PROVOST MARSHAL & SECT HEAD |
28.031,36 |
1.597,88 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
OFF SPEC |
41.798,20 |
3.195,76 |
28-02-2013 |
1,0 |
VERGOEDING TEGOED SPAARUREN |
|||
MINDEF |
INSTRUCTEUR KETENLOGISTIEK |
31.549,63 |
982,68 |
12-02-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE /VERGOEDING TEGOED SPAARUREN |
|||
MINDEF |
TERMINAL MANAGEMENT SPECIALIST |
5.468,45 |
214,06 |
06-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
MDW MPZ DUITS |
3.496,80 |
57,25 |
03-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
OO LOG GNK |
23.053,54 |
281,99 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
ASS WAPENTECH KKW EN MUNITIE |
7.979,86 |
63,44 |
09-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
AFDELINGSMNGR |
3.836,10 |
206,01 |
06-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
ENGR TECHN SPEC W |
5.450,27 |
223,22 |
07-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
DOCENT BV HF TECHNIEKEN KM |
20.173,63 |
1.285,34 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
COORDINATION OFFICER |
19.065,31 |
1.974,93 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
HFD SIE SEC |
42.063,34 |
3.842,18 |
28-02-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
OFF ZEEDNST |
25.535,17 |
1.597,88 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
OFF ZEEDNST |
26.662,16 |
1.597,88 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
ADV SAP-BEDRIJFSVOERING |
3.627,91 |
22,55 |
01-01-2013 |
0,5 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
STOO KWALBORG/DPS |
20.802,47 |
706,40 |
31-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
OFF ZEEDNST |
16.859,30 |
447,84 |
10-01-2013 |
1,0 |
DIENSTTIJDGRATIFICATIE |
|||
MINDEF |
UNIVERSITAIR DOCENT |
20.790,28 |
1.343,50 |
31-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
KPL OGRV HONDENGELEIDING |
7.766,21 |
60,68 |
09-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
KPL BEWAKER |
7.952,62 |
60,68 |
09-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
KPL BEWAKER |
7.507,48 |
60,68 |
09-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
BRANDWACHT |
5.748,36 |
38,40 |
06-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
CHAUFFEUR |
7.859,11 |
20,23 |
03-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
LRS-BEDIENAAR |
1.876,58 |
19,90 |
02-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
PLV C-PANTSERGENIEGROEP/CONSTR |
1.460,73 |
16,60 |
02-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
JR FUNCT BEH |
1.360,22 |
20,52 |
01-01-2013 |
1,0 |
VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
MATR 1 BDWSR |
9.301,59 |
96,20 |
14-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BBT-PREMIE |
|||
MINDEF |
PLV C-UITGESTEGEN GROEP |
1.801,71 |
9,00 |
01-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
CHAUFFEUR WIELVOERTUIG |
1.740,29 |
6,74 |
01-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
GN PONT/TIMMERMAN NIV1 |
1.501,42 |
0,00 |
01-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/VAKANTIEUITKERING |
|||
MINDEF |
MDW SCHEEPSDIENST NLBEOPS |
3.593,32 |
53,04 |
03-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BHV-TOELAGE |
|||
MINDEF |
MDW ALG DIENST |
3.889,45 |
63,98 |
03-01-2013 |
1,0 |
VERGOEDING NIET VERLEENDE VAKANTIEUREN/BHV-TOELAGE |
Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
In 2013 heeft het Ministerie van Defensie geen uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstrekt.
Het Ministerie van Defensie kent twee rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) en de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON).
De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht heeft als taak te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen.
Eind 2011 is de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) opgericht. Deze stichting ziet in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toe op het wetenschappelijke niveau van het onderwijs en onderzoek op de Nederlandse Defensie Academie. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor en master programma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen. Vanaf 2013 wordt de bijdrage aan de stichting (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde «om niet» middelen) expliciet opgenomen in de begroting en het jaarverslag. In 2013 heeft de stichting haar werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd. Defensie heeft de stichting daarbij ondersteund door 115 formatieplaatsen ter beschikking te stellen met een gemiddelde bezetting van 102. Op basis van extracomptabele berekening wordt dit in totaal gewaardeerd op € 14,5 miljoen.
Naam organisatie |
RWT |
ZBO |
Functie |
Begrotingsartikel |
Financiering(realisatiecijfers) 1(1) |
Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO |
Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen |
Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
begroting |
Premies (€) |
Tarieven |
||||||||
SZVK |
X |
Ziektekostenverzekering Krijgsmacht |
Wordt per defensieonderdeel betaald uit de post salarissen en sociale lasten |
92.057.916,77. |
|
|
√ |
|||
SWOON |
X |
Toezicht wetenschappelijk niveau onderwijs en onderzoek |
Beleidsartikel 8 voor wat betreft de personele en materiële uitgaven. Beleidsartikel 9 voor wat betreft de subsidie. |
14.528.898,43 22.000,- (1) |
√ |
Het Ministerie van Defensie heeft voor € 14,5 miljoen middelen «om niet» ter beschikking gesteld ten behoeve van personele en materiële uitgaven van de stichting. Deze middelen zijn geborgd binnen Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra. Tevens heeft het Ministerie van Defensie de stichting in 2013 ondersteund met een subsidie van € 22.000 uit Niet-beleidsartikel 9 Algemeen.
Programma- en apparaatskosten |
||
---|---|---|
1. Interim-management |
0 |
|
2. Organisatie- en formatieadvies |
2.097 |
|
3. Beleidsadvies |
293 |
|
4. Communicatieadvisering |
0 |
|
Beleidsgevoelig |
2.390 |
|
5. Juridisch advies |
1.420 |
|
6. Advisering opdrachtgevers automatisering |
751 |
|
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie |
917 |
|
(Beleids)ondersteunend |
3.088 |
|
8. Uitzendkrachten (formatie en piek) |
78.280 |
|
Ondersteuning bedrijfsvoering |
78.280 |
|
Totaal uitgaven inhuur externen |
83.758 |
In 2013 gaf het Ministerie van Defensie € 83,7 miljoen uit aan externe inhuur. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 3,119 miljard. Het totaalbedrag komt uit op € 3,203 miljard. Het inhuurpercentage van Defensie, conform de Rijksbrede normering, komt uit op 2,5 procent.
Inhuur externen buiten mantelcontracten 2013 |
|
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief |
1 |
Toelichting |
In 2013 heeft het baten-lastenagentschap DTO een order geplaatst bij van Doorne advocaten en juristen voor een totaalbedrag van € 1.419.783,76. Het betreft de inhuur van juristen die worden ingezet op het project outsourcing IV/ICT. Het uurtarief bedraagt € 315 per uur exclusief BTW. De order heeft betrekking op 3.725 uur. |
In deze bijlage bij het jaarverslag wordt een overzicht opgenomen van de onderzoeken die in het begrotingsjaar (t) zijn gestart dan wel zijn voltooid. Het overzicht maakt onderscheid tussen onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en ander onderzoek. Binnen het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden beleidsdoorlichtingen apart vermeld. Ook ex-ante en ex-post evaluatieonderzoek naar de doeltreffendheid en/of doelmatigheid wordt opgenomen.
Soort onderzoek |
Titel / Onderwerp |
Artikel |
Start/afronding |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|
1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid |
||||
1.a Beleidsdoorlichtingen |
Kwetsbare Scheepvaart nabij Somalië. |
Artikel 1 (Inzet) |
Gereed. De Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting in het tweede kwartaal van 2014 |
Volgt later |
Strategische Luchttransportcapaciteit |
Artikel 4 (CLSK) |
Gereed. |
||
Mensenhandel/Mensensmokkel |
Artikel 5 (KMar) |
Gereed. |
||
Actieplan Werving en behoud |
Artikel 8 |
Gereed. |
||
1.b Ander onderzoek |
Tussentijdse evaluatie overige operaties 2012. |
Artikel 1 (Inzet) |
Gereed. |
|
Tussentijdse evaluatie GPM. |
Artikel 1 (Inzet) |
Gereed. |
||
Eindevaluatie GPM. 1 |
Artikel 1 (Inzet) |
Gereed. |
||
Evaluatie Nederlandse inzet in de anti-piraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van september 2011 tot en met december 2012. |
Artikel 1 (Inzet) |
Gereed. |
Deze eindevaluatie was niet in de begroting van 2013 opgenomen, omdat deze missie aanvankelijk tot midden 2014 zou duren. Deze missie is echter op 1 juli 2013 beëindigd. De eindevaluatie Geïntegreerde Politietrainingsmissie is daarom ook in deze tabel opgenomen.
Sinds 2012 heeft Defensie de rapportagesystematiek inzake integriteit in overeenstemming gebracht met de sector Rijk. In 2013 zijn 435 meldingen in de registratiesystemen over een vermoedelijke integriteitschending gedaan.
De drie meest voorkomende geregistreerde typen van vermoedelijke integriteitschendingen zijn het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of de overschrijding interne regels, misdragingen in de privésfeer en financiële schendingen. De meldingen over misdragingen in de privésfeer zijn vaak meldingen die betrekking hebben op gedragingen in de vrije tijd van de medewerkers en daarbij is er geen directe relatie met de uitoefening van de functie. De meldingen over het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of overschrijding interne regels gaan voornamelijk over overschrijding van interne regels, zoals drugsbeleid. De meldingen over financiële schendingen gaan voornamelijk over interne diefstal of vermissing.
Type |
Aantal meldingen van vermoedens van schendingen |
|
---|---|---|
2013 |
2012 |
|
Financiële schendingen |
84 |
71 |
Misbruik positie en belangenverstrengeling |
4 |
10 |
Lekken en misbruik van informatie |
6 |
20 |
Misbruik van bevoegdheden |
6 |
2 |
Misbruik van geweldsbevoegdheid |
3 |
2 |
Ongewenste omgangsvormen |
64 |
65 |
Misdragingen in de privésfeer |
143 |
131 |
Oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/ overschrijding interne regels |
125 |
133 |
Misstand volgens de klokkenluidersregeling |
– |
– |
Totaal |
435 |
434 |
Bron: registratiesysteem «Melding Voorvallen» en «Politie Bedrijfs Processen Systeem»
Naar aanleiding van deze vermoedens zijn in totaal 331 integriteitonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn er in totaal 302 integriteitschendingen daadwerkelijk geconstateerd.
De volgende maatregelen zijn in 2013 naar aanleiding van een integriteitschending genomen:
• 84 werknemers zijn ontslagen;
• In 126 zaken is een ambtsbericht opgemaakt of is de medewerker berispt;
• 7 werknemers zijn verplaatst;
• In 103 zaken is een andere maatregel genomen;
• In 71 zaken is geen maatregel genomen.
In de overige gevallen is over de afdoening van het incident nog niet besloten of de afdoening is nog niet geregistreerd. In een aantal gevallen is ook aangifte gedaan bij de Koninklijke Marechaussee.
Algemeen
Defensie meet en registreert de milieubelasting als gevolg van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodem –, water- en luchtverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Daarnaast volgt Defensie hiermee de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009). Deze informatie gebruikt Defensie zowel voor verantwoording via dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.
Sinds 1993 voert het Ministerie van Defensie een specifiek beleid op milieugebied, voortgezet in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009. De looptijd van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 bedraagt vier jaar, namelijk van 2009 tot en met 2012. Uitgangspunt voor het duurzaamheidsbeleid van Defensie is het voldoen aan wet- en regelgeving en uitvoering van het Rijksbeleid. Hierbij geldt als belangrijke randvoorwaarde dat het primaire doel van de defensieorganisatie, de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven. De drie belangrijkste elementen van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 betreffen energiebesparing en gebruik van duurzame energie, duurzaam inkopen en milieumanagement.
In 2011 is een tussentijdse evaluatie van het duurzaamheidsbeleid van Defensie uitgevoerd die heeft geleid tot bijsturing van het beleid in 2012. Daarbij zijn van invloed de wijziging van het Rijksbeleid onder het kabinet-Rutte II, nieuwe Europese en nationale regelgeving, inkrimping van en bezuiniging op de defensieorganisatie, toepassen van het «Nieuwe Werken» en de invoering van Systeemgericht Toezicht, gezamenlijk met de Inspectie Leefomgeving en Transport. Bij de evaluatie is geconstateerd dat de uitvoering van de maatregelen uit de DDN2009 vertraagd is als gevolg van verlaging van budgetten en capaciteitsgebrek in de uitvoeringsorganisaties. Tevens is met deze evaluatie een aanzet gegeven voor de nieuwe duurzaamheidsnota: de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota 2014–2017.Door een interne reorganisatie van de Bestuursstaf is deze nota nog niet geformaliseerd. Daarom wordt in deze rapportage opnieuw gerapporteerd over en getoetst aan de doelstelling van de Defensie Duurzaamheidsnota 2009.
Energie en klimaat
De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op Rijksbeleid en wettelijke verplichtingen. De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen. Op energiegebied is de belangrijkste beleidswijziging dat Nederland het minimale percentage duurzame energie ten opzichte van het totale energieverbruik heeft bijgesteld naar 16 procent in het jaar 2020. Dit is gelijk aan de Europese doelstelling. Ook de normen voor CO2-uitstoot zijn bijgesteld naar 20 procent in 2020 ten opzichte van 1990.
Doelstellingen energie |
Eindjaar |
---|---|
D1 Defensie realiseert bij de combinatie van vastgoed en voertuigen een energiebesparing van 2% per jaar. |
jaarlijks |
D2 Defensie zal in 2012 wat betreft het gebruik van elektriciteit, aardgas en huisbrandolie voor verwarming van gebouwen 100% duurzaam zijn. |
2012 |
Toelichting Doelstelling 1 (Energiebesparing)
De energiecijfers van gas en elektriciteit bij het onroerend goed zijn in 2012 bij de grote aansluitingen met behulp van op afstand afleesbare elektronische meters vastgelegd. Dit levert kwalitatief goede en betrouwbare gegevens op. Aan het aanbrengen van op afstand afleesbare meters bij kleinverbruikers wordt gewerkt maar er zijn in 2013 slechts enkele aansluitingen gerealiseerd.
Figuur 1. Totaal energieverbruik (in 1.000 GJ), onderverdeeld in het energieverbruik van roerende en onroerende goederen.
Het totale energieverbruik in 2013 is ten opzichte van 2012 met 1,7 procent gedaald. Daarbij zijn de hoeveelheden brandstof voor het roerend goed ruim 2 procent gedaald en de hoeveelheid energie ten behoeve van het onroerend goed is nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks de lagere gemiddelde temperatuur in 2013 (7 procent meer graaddagen dan in 2012) is ongeveer een gelijke hoeveelheid aardgas gebruikt en minder propaan. Het elektriciteitsverbruik is gelijk gebleven.
Ten opzichte van 2009 is de doelstelling van jaarlijks twee procent energiebesparing bij het onroerend goed en de voertuigen niet gerealiseerd. Er is een besparing van bijna 8 procent gerealiseerd en dat had 10 procent moeten zijn.
Figuur 2. Energie-efficiency onroerende zaken ten behoeve van ruimteverwarming (excl. electriciteit)
Als gevolg van nieuwbouw, het uitvoeren van energiebesparende maatregelen aan de gebouwen en door afstoting van energetische slechte gebouwen is de energie-efficiency van de ruimteverwarming van het gebouwenbestand (gecorrigeerd naar de strengheid van de winters) het afgelopen jaar opnieuw verbeterd. Van het energiebesparingsprogramma bij het vastgoed is nu ruim een derde deel uitgevoerd.
Toelichting Doelstelling 2 (100% duurzame energie in de gebouwde omgeving)
In 2013 is 100 procent van de extern opgewekte elektriciteit duurzaam ingekocht. Een klein deel van het elektriciteitsverbruik wordt door Defensie zelf in de warmtekracht(WKK)-centrale te Den Helder en in een aantal kleinere WKK-installaties met behulp van aardgas opgewekt. De WKK-installaties produceren naast elektriciteit ook warm water voor het verwarmen van gebouwen. Aan het eind van 2013 is de totale door Defensie verbruikte hoeveelheid aardgas verduurzaamd door het aanschaffen van Verified Emission Rights. Er is voor deze manier gekozen omdat er onvoldoende duurzaam geproduceerd gas op de markt aanwezig is. Hiermee is het aandeel duurzaam geproduceerde energie voor het onroerend goed gestegen van 96 procent in 2012 naar 97 procent in 2013. De laatste procenten worden veroorzaakt door huisbrandolie en propaan dat gebruikt wordt voor verwarming van gebouwen die te ver van het aardgasnetwerk liggen. Er is vooralsnog niet gekozen voor het verduurzamen van deze brandstoffen.
In 2011 zijn de drie windturbines in Coevorden in gebruik genomen. Het totaal vermogen van het windturbinepark bedraagt 9 Megawatt. In 2013 is 16,1 miljoen kWh duurzame elektriciteit geproduceerd, goed voor 4,5 procent van het defensieverbruik in 2013.
Defensie berekent op basis van het energieverbruik onder andere de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxiden en koolmonoxide. Hierbij is de belangrijkste indicator voor broeikasgassen de emissie van kooldioxide (CO2). De uitstoot van CO2 is in 2013 met bijna 3 procent gedaald ten opzichte van 2012. Dit is voor het grootste deel toe te rekenen aan een verminderd gebruik van brandstoffen in de wapensystemen. Figuur 3 Emissie kooldioxide (CO2) in ton, onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende en onroerende zaken
Ozonlaag-aantastende stoffen
Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, CFK’s en HCFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten. In 2013 is de emissie van ozonlaagaantastende stoffen uit zowel de roerende zaken als de onroerende zaken gedaald. Vanuit het roerend goed lekte afgelopen jaar 3,9 procent van de geïnstalleerde hoeveelheid weg. Bij het onroerend goed was dit 2,0 procent.
Geluid
Doelstellingen geluid |
Eindjaar |
---|---|
D3 Defensie zal niet meer indirect geluidruimtebeslag hebben dan voor haar taakuitoefening noodzakelijk is. |
jaarlijks |
D4 Defensie zal zich inzetten om uiterlijk 2012 voor het Infanterie Schietkamp en het Artillerie Schietkamp geluidszones voor schietgeluid door VROM te laten vaststellen. |
2012 |
Toelichting doelstelling 3 (Geluidruimtebeslag)
Vanaf 31 december 2008 ziet Defensie erop toe dat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag van vliegvelden en Wm-inrichtingen niet stijgt. Bij alle objecten waar op grond van de Wet geluidhinder een 50dB(A)-zone is vastgesteld, is de oppervlakte berekend en wordt bezien of de zone kan worden aangepast. Dit vindt plaats gekoppeld aan de actualisatie van de omgevingsvergunning. Over 2013 is met betrekking tot dit onderwerp geen informatie aangeleverd zodat niet bepaald kan worden of het indirect geluidruimtebeslag gestegen of gedaald is. Voor acht militaire luchthavens dient een luchthavenbesluit op grond van de Wet luchtvaart te worden vastgesteld. Het luchthavenbesluit is een algemene maatregel van bestuur die op voordracht van de Minister van Defensie in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu wordt gemaakt. Voor een aantal luchthavens wordt voorafgaand een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereidingen van de luchthavenbesluiten voor de militaire luchthavens. Het Besluit militaire luchthavens krijgt per luchthaven doorwerking op het moment dat voor die luchthaven een luchthavenbesluit is vastgesteld. Ingevolge de overgangsbepalingen van de Wet luchtvaart moet voor elke luchthaven het luchthavenbesluit uiterlijk 1 november 2014 zijn vastgesteld.
Toelichting doelstelling 4 (Schietgeluid)
De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangeleverd. In september 2010 is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in overleg met Defensie een aangepast beleidsstandpunt «militair schietgeluid» vastgesteld. In 2013 is door deze partijen verder gewerkt aan de juridische inpassing van de nieuwe rekenmethodiek in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. De voorgestelde wijzigingen worden meegenomen in de vierde tranche met wijzigingen van het Activiteitenbesluit. De inwerkingtreding is voorzien op 1 juli 2015.
Gevaarlijke stoffen
Doelstelling gevaarlijke stoffen |
Eindjaar |
---|---|
D5 Defensie beperkt het gebruik van ongewenste stoffen en draagt zorg voor een veilig gebruik van gevaarlijke stoffen. |
jaarlijks |
Toelichting doelstelling 5 (Veilig gebruik gevaarlijke stoffen)
Vanaf 2009 heeft Defensie haar aandacht gericht op een inventarisatie van de stoffen die zij van buiten de EU importeert boven de in REACH vermelde drempelwaarde van één ton per jaar. Uiteindelijk betreft het één stof propane-1,2-diyl dinitrate (PGDN), een element van de torpedobrandstof. Voor deze stof zal een registratieproces moeten worden doorlopen bij het Europese Chemie Agentschap. Als eerste stap heeft een pre-registratie plaatsgevonden. Uiterlijk juni 2018 moet een registratiedossier zijn ingediend. Tevens wordt op basis van deze informatie in overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu onderzocht op welke wijze een dossier voor eventueel toekomstige Defensie uitzonderingen moet worden ingericht.
Luchtkwaliteit
Doelstelling luchtkwaliteit |
Eindjaar |
---|---|
D6 Defensie neemt ter verbetering van de luchtkwaliteit bij nieuw en bestaand materieel technische maatregelen waardoor de uitlaatgassen minder schadelijk zijn. |
jaarlijks |
Toelichting doelstelling 6 (Luchtkwaliteit)
Bij de keuze van nieuw materieel zijn regels gesteld voor het meenemen van energie-efficiency van de motoren. Dit behoort intussen tot de normale werkzaamheden waardoor bijvoorbeeld binnen het rijksbrede contract voor personenauto’s ook elektrische en hybride dienstauto’s aangeboden worden.
Bodem
Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en bij nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Op basis van nationaal beleid moeten «spoedlocaties» uiterlijk in 2015 zijn gesaneerd.
Doelstellingen bodem |
Eindjaar |
---|---|
D7 Defensie zal eind 2012 alle oriënterende bodemonderzoeken hebben afgerond en 60% van de spoedeisende bodemverontreinigingen hebben gesaneerd. De einddatum voor afronding van de bodemsaneringsoperatie blijft gehandhaafd op 2023. |
2012 2023 |
D8 Defensie besluit in 2011 over invoering van maatregelen om bodemverontreiniging door schietoefeningen met klein kaliber wapens te verminderen. |
2011 |
Toelichting doelstelling 7 (Bodemsaneringsoperatie)
Eind 2013 was het aantal nog te onderzoeken locaties van het bodemprogramma van Defensie gedaald tot ongeveer 0,5 procent. Van de 3.800 onderzochte verdachte locaties is inmiddels 89 procent gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek is gebleken dat de locatie schoon was of dat de noodzakelijke sanering is voltooid.
Figuur 4. Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 2000 en 2016
In 2013 is er bij graaf- en bouwactiviteiten slechts 1 nieuwe verdachte locaties bijgekomen. Defensie ligt nog steeds op schema om de spoedeisende saneringen in 2015 te hebben afgerond en alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen in 2023 gesaneerd of beheerst te hebben. Het aantal ernstige en spoedeisende bodemsaneringslocaties is in 2013 met 5 procent afgenomen tot 59 stuks. Het grootste deel hiervan is ernstig en moet dus in 2023 zijn voltooid.
Toelichting doelstelling 8 (Bodemverontreiniging door schietoefeningen)
Over 2013 zijn geen nieuwe ontwikkelingen over dit onderwerp te melden.
Water
Doelstellingen water |
Eindjaar |
---|---|
D9 Defensie zal uiterlijk 2012 een besparing op het leidingwaterverbruik realiseren van 5% t.o.v. 2008. |
2012 |
D10 Defensie zal uiterlijk in 2010 onderzoek hebben afgerond naar de mogelijkheden voor infiltratie en gescheiden afvoer van hemelwater en zal uiterlijk in 2012 130 watertoetsen en -balansen hebben opgesteld. |
2010 |
D11 Defensie zal uiterlijk in 2012 uitvoering hebben gegeven aan 50% (in kosten) van de maatregelen met een hoog milieurendement uit de ruim twintig waterbeheerplannen (DMB2004) en zijn gestart met uitvoering van de maatregelen uit de in doelstelling D10 genoemde onderzoeken. |
2012 |
Toelichting doelstelling 9 (Besparing op leidingwatergebruik)
Over 2013 is een stijging van het leidingwaterverbruik met 56 procent gerapporteerd. Dit lijkt onwaarschijnlijk en er zal nader onderzoek moeten plaatsvinden naar de betrouwbaarheid van dit gegeven.
Toelichting doelstelling 10 (Onderzoek, watertoetsen en -balansen)
Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond-, drink- en afvalwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, het drinkwaterbedrijf, de provincie en overige belanghebbenden. In 2013 zijn 26 nieuwe watertoetsen en -balansen opgesteld waardoor van nu 56 procent van het programma is gerealiseerd. Hiermee is het doel van 100 procent in 2012 niet gehaald.
Toelichting doelstelling 11 (Uitvoering waterbesparende maatregelen)
In 2008 zijn 21 waterbeheerplannen op de grotere kazernes en vliegbases afgerond. Met de uitvoering van waterbesparende voorzieningen, die in de plannen worden geadviseerd, is in 2009 gestart. Bij de voorzieningen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterbesparende douchekoppen, beperking doorspoelhoeveelheden van toiletten en bemetering. Ongeveer 39 procent van de maatregelen is tot nu toe in uitvoering genomen en afgerond. Dit is minder dan de beoogde 50 procent in 2012.
Geconcludeerd moet worden dat de uitvoering van de waterdoelstellingen vertraagd is.
Afval
Defensie heeft gekozen voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt vooral gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval.
Doelstellingen afval |
Eindjaar |
---|---|
D12 Defensie implementeert het nationale en EU-beleid op het gebied van afvalstoffen. De overgang van beheersen naar preventie wordt vormgegeven binnen de organisatorische en operationele mogelijkheden. |
Jaarlijks |
D13 Defensie produceert in 2012 niet meer restafval dan in 2007. |
2012 |
Toelichting doelstelling 12 (Implementatie afvalbeleid)
De totale hoeveelheid afval die Defensie produceert, daalt al een aantal jaren. In het verslagjaar is de hoeveelheid bedrijfsafval echter fors gestegen, in totaal met 17 procent. Hierbij is de hoeveelheid gevaarlijk afval gestegen met 11 procent en de hoeveelheid bedrijfsafval met 20 procent.
Figuur 5. De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval
Toelichting doelstelling 13 (Reduceren hoeveelheid restafval)
Het milieubeleid van Defensie stuurt op het verminderen van de hoeveelheid restafval door een betere scheiding van afval aan de bron en door middel van preventie. Door aanhoudende aandacht voor afvalscheiding is in 2013, ondanks de sterk gestegen hoeveelheid bedrijfsafval, slechts 1 procent extra restafval afgevoerd. Aan de doelstelling wordt nog steeds ruim voldaan.
Figuur 6. Hoeveelheid restafval (in ton)
Externe veiligheid
Doelstelling externe veiligheid |
Eindjaar |
---|---|
D14 Defensie zal in 2012 in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu extern veiligheidsbeleid geïmplementeerd hebben voor munitiecomplexen, luchtvaartterreinen met voornamelijk vaste vleugelvliegtuigen en buisleidingen. |
2012 |
Toelichting doelstelling 14 (Implementatie extern veiligheidsbeleid)
Veiligheidszones rondom munitiecomplexen zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening dat in 2011 in werking is getreden. In 2013 is in overleg met Ministerie van Infrastructuur en Milieu verder gewerkt aan algemene regels om de externe veiligheid rondom de opslag van munitie bij de krijgsmacht te borgen. Deze algemene regels worden in de vierde tranche met wijzigingen van het Activiteitenbesluit opgenomen. Verwacht wordt dat deze op 1 juli 2015 in werking treden.
De sinds 2005 toegepaste berekeningsmethodiek voor militaire vaste vleugelvliegtuigen is door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium in 2012 geëvalueerd. Hierbij zijn verbeteringen en aanbevelingen naar voren gekomen die in de komende jaren worden geïmplementeerd. De ontwikkeling van een berekeningsmethodiek externe veiligheid voor militaire helikopters is nog steeds niet afgerond. Probleem blijft het vinden van een geschikte database met helikopterongevallen.
De Wet luchtvaart bepaalt dat een luchthavenbesluit voor militaire luchthavens een externe veiligheidszone kan bevatten. Zolang bovenstaande methodieken nog niet zijn vastgesteld worden de luchthavenbesluiten voorbereid zonder externe veiligheidszone.
Biodiversiteit en natuur
Doelstellingen biodiversiteit en natuur |
Eindjaar |
---|---|
D15 Defensie wil, bij het ontplooien van haar activiteiten en het beheer van haar terreinen, naar vermogen blijven bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland en aan de doelstellingen van Natura2000. |
Jaarlijks |
D16 Defensie zal, bij haar activiteiten voor vrede en veiligheid, de (Noord)zee op een duurzame manier blijven gebruiken om daarmee bij te dragen aan een goede milieukwaliteit op zee. |
Jaarlijks |
Toelichting doelstelling 15 (Biodiversiteit)
Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen vindt op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en te behouden. Defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat deze terreinen, als gevolg van het specifieke gebruik en beheer, gekenmerkt worden door de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna. Defensie heeft veertien terreinen waarop een monitoringsverplichting rust.
In 2012 is door het Ministerie van Economische Zaken vastgesteld dat Defensie waarschijnlijk voor een aantal terreinen een significante bron is binnen de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In 2013 is het overleg over de PAS voortgezet.
Defensie heeft in 2013 de uitwerking van de toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet voor militaire vliegactiviteiten voortgezet.
Toelichting doelstelling 16 (Milieu op zee)
Een bron van onderwatergeluid die een bedreiging kan vormen voor zeezoogdieren zijn onderwaterexplosies. Defensie laat een tot twee keer per week oude munitie springen op zee. Deze munitie is vooral afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog. Defensie heeft in 2013 het onderzoek naar de impact van onderwaterexplosies op zeezoogdieren voortgezet.
Milieumanagement
Goed werkende milieumanagementsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de gestelde milieudoelen. De milieumanagementsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14001 norm voldoen. Defensie zal haar milieuzorgsystemen extern laten certificeren.
Doelstellingen milieumanagement |
Eindjaar |
---|---|
D17 Defensie verbetert voor de gehele organisatie de aantoonbaarheid van de goede werking van milieumanagementsystemen. |
Jaarlijks |
Toelichting doelstelling 17 (Milieumanagement)
In 2013 zijn de milieumanagementsystemen verder ontwikkeld en onderhouden. De Koninklijke Marine en de Koninklijke Marechaussee hebben hun certificaten behouden. Voor het opslaan van milieucijfers is in 2013 de het systeem MiMiS (Milieu Management-informatie Systeem) verder ontwikkeld. MiMiS haalt de benodigde informatie zoveel mogelijk uit bestaande bronsystemen over energieverbruik, brandstof leveringen, installaties etc.
Handhaving
Uiteindelijk moet milieuzorg leiden tot minder overtredingen van milieuregels en daardoor minder milieubelasting. De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is verantwoordelijk voor de handhaving van milieuregels op de defensieobjecten met een nationaal belang. De overige objecten vallen onder het bevoegd gezag van de gemeente. Inspecteurs bezoeken de objecten en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het niet tijdig opheffen daarvan het voornemen tot het opleggen van een dwangsom verbonden.
In 2013 is door de ILT en Defensie verder gewerkt aan de invoering van «Systeemgericht Toezicht» bij Defensie. Hierbij wordt door de ILT gebruik gemaakt van controles die door Defensie zelf zijn uitgevoerd en wordt bezien of de milieumanagementsystemen goed genoeg werken om het voldoen aan wet- en regelgeving te garanderen. Er is een start gemaakt met het opzetten van een geautomatiseerd systeem dat controlelijsten genereert en dat de resultaten van interne controles vastlegt. Zowel de ILT als Defensie zal dit systeem, dat de werktitel NaBoS (Naleving Borgings-Systeem) heeft gekregen, gaan gebruiken.
In 2013 zijn door het bevoegd gezag 94 inspectiebezoeken uitgevoerd, zowel klassiek als systeemgericht. In 19 gevallen (20 procent) is een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Dit heeft in eenmaal tot het opstellen van een dwangsombeschikking geleid die vervolgens ook daadwerkelijk geïnd is. Figuur 7. Percentage van het aantal voornemens tot het opleggen van een dwangsom ten opzichte van het aantal milieu handhavingsbezoeken.
Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties
Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu.
Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties |
Eindjaar |
---|---|
D18 Defensie zal bij oefeningen en operaties milieuaspecten vroegtijdig in de planning meenemen en een eenvoudig milieumanagementsysteem implementeren. |
Jaarlijks |
D19 Defensie zal de bedrijfsprocessen van militaire kampementen op milieuaspecten analyseren en verbeteren. De resultaten worden in orders, aanwijzingen en instructies opgenomen. |
Jaarlijks |
Toelichting doelstelling 18 (Oefeningen en operaties)
Binnen de Navo is de afgelopen jaren milieubeleid ontwikkeld en op het hoogste militaire niveau vastgesteld. Dit beleid gaat er van uit dat tijdens de planning en de uitvoering van oefeningen en operaties binnen de operationele mogelijkheden zoveel mogelijk rekening gehouden wordt met milieuaspecten. Het beleid is uitgewerkt in Navo-procedures op het gebied van milieumanagement, afvalmanagement en brandstofbehandeling tijdens operaties. Deze Standardization Agreements (STANAG’s) zijn gericht op de milieuverantwoordelijkheden van de operationele commandant in het veld en dienen als basis voor de milieubijlage van operatiebevelen voor oefeningen en operaties. Elk Nederlands schip heeft een eigen milieumangementsysteem voor aan boord. Bij de overige operaties in 2013 werd over het algemeen gebruik gemaakt van faciliteiten van bondgenoten.
Toelichting doelstelling 19 (Milieu op compounds)
In 2013 heeft Defensie deelgenomen aan de NATO Science for Peace and Security projecten. Nieuwe inzichten op milieugebied voor compounds worden in de interne defensieregelgeving verwerkt.
Materieel
Doelstellingen materieelkeuzeproces |
Eindjaar |
---|---|
D20 Defensie streeft binnen de kaders van operationele geschiktheid en bescherming van het personeel naar toepassing van milieu- en sociale criteria bij de keus van militair materieel. Alle overige inkopen en investeringen van Defensie voldoen vanaf 2010 aan de beschikbare criteria voor duurzaam inkopen. |
Jaarlijks 2010 |
Toelichting doelstelling 20 (Milieuaspecten bij materieelkeuze)
Materieel kan duurzaam ingekocht worden. Dit betekent dat een organisatie bij haar inkoopbeslissingen, naast prijs en kwaliteit, ook rekening houdt met de milieu- en sociale aspecten van de aan te schaffen producten en diensten. Hierbij lopen duurzaamheidsaspecten gezamenlijk op met operationele eisen. Tijdens operaties betekent een laag energieverbruik van kampementen en materieel bijvoorbeeld minder logistieke opvoer van brandstof onder gevaarlijke omstandigheden. Als ondersteuning voor de inkopers en verwervers is een werkinstructie Duurzaam Inkopen opgesteld. Er wordt actief gestreefd om bij aanschaf van materieel en materialen de milieu- en sociale criteria een rol te laten spelen. Dit alles met behoud van operationele doelstellingen. In 2013 is dit beleid bestendigd.
Infrastructuur
Defensie is beheerder van ongeveer 12.000 gebouwen en is verantwoordelijk voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel bij nieuwbouw als in de exploitatiefase, worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij douches en toiletten), hergebruik van sloopmaterialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de vastgoednormen van Defensie is het aspect Duurzaam Bouwen dwingend voorgeschreven.
Doelstelling infrastructuur |
Eindjaar |
---|---|
D21 Defensie hanteert vanaf 2010 bij het ontwerp van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten de door het Ministerie van VROM vastgestelde GPR Gebouw®-minimumscores. |
2010 |
D22 Defensie draagt er vóór 2010 zorg voor dat het aspect duurzaamheid is opgenomen in alle vastgoedplannen en programma’s van eisen en dat alle infrastructurele projecten inhoudelijk en procedureel voldoen aan het beleid op het gebied van duurzaam inkopen. |
2009 |
Toelichting doelstelling 21 (Toepassing GPR)
Het softwareprogramma GPR-Gebouw, waarmee de duurzaamheid van een gebouwontwerp kan worden vastgesteld, is bij vrijwel alle nieuwbouw- en renovatieprojecten toegepast. De door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vastgestelde minimumscore van 7 punten wordt bij de gangbare ontwerpsystematiek van Defensie goed gehaald. In 2013 bleek de score voor het toepassen van duurzaam bouwen principes in nieuwbouw- en onderhoudsprojecten op 94 procent te liggen.
Het aandeel HR-ketels in het gebouwenbestand van Defensie is in 2013 met 4 procent gegroeid.
Figuur 8: Percentage opgesteld vermogen naar type ten behoeve van ruimteverwarming onroerend goed
Toelichting doelstelling 22 (Duurzaamheid in Programma’s van Eisen en vastgoedplannen)
In 2012 is door de Dienst Vastgoed Defensie een oriënterende studie uitgevoerd naar energieneutraal bouwen. Dit is nodig vanwege de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen die eist dat bepaalde typen nieuwbouw zoals kantoren en legeringsgebouwen vanaf 2018 vrijwel geen fossiele energie meer gebruiken. In 2013 is besloten dat de Dienst Vastgoed Defensie vanaf juli 2014 samengevoegd wordt met de overige vastgoeddiensten van de Rijksoverheid in het Rijks Vastgoed Bedrijf. Het Rijks Vastgoed Bedrijf wordt een onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het effect van deze samenvoeging op het duurzaamheidbeleid voor het vastgoed van Defensie is nog niet geconcretiseerd.
Naar aanleiding van een inspectie van de ILT in 2012 naar de concernbenadering op het gebied van energiebesparende maatregelen, is geconcludeerd dat het energie- en milieubeleid van Defensie adequaat en op orde is. De uitvoering van energiebesparende maatregelen blijft, door de omvang van de toegekende budgetten, achter bij de planning. De belofte aan de ILT om een nieuwe milieu- en energiebeleidsnota op te stellen is tot op heden niet nagekomen. Dit onderwerp wordt in 2014 verder opgepakt.
Aantal verslagjaar 1 |
Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Aantal ontvangen ingebreke-stellingen |
Aantal betaalde dwangsommen |
---|---|---|---|---|
2.948 |
2.900 |
98 |
4 |
0 (€) |
Aanvragen veiligheidsonderzoeken met betrekking tot sollicitanten en toegangsverleningen zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze onderzoeken grotendeels betrekking hebben op de relatie werkgever-werknemer en bovendien door onderdelen van Defensie worden aangevraagd.
Aantal verslagjaar 1 |
Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Aantal ontvangen ingebreke-stellingen |
Aantal betaalde dwangsommen |
---|---|---|---|---|
71 |
7 |
10 |
22 |
16.750 (€) |
De bezwaarschriften met betrekking tot veiligheidsonderzoeken zijn buiten beschouwing gelaten (zie voetnoot 1).
Aantal verslagjaar |
Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
---|---|---|
668 |
623 |
93 |
Andere brieven. Hierover kan niet in aantallen worden gerapporteerd. 5
Aantal verslagjaar 1 |
Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn |
Aantal ontvangen ingebreke-stellingen |
Aantal betaalde dwangsommen |
---|---|---|---|---|
422 |
366 |
87 |
17 |
7.590 (€) |
Aantal ontvangen in Postbus 51 in verslagjaar |
Aantal doorgestuurd naar Defensie |
Percentage doorgestuurd naar Defensie |
---|---|---|
11.216 |
1.165 |
10.4% |
Uit het bovenstaande overzicht kan worden opgemaakt dat het merendeel van alle burgerbrieven ruim binnen de, al dan niet verdaagde, wettelijke termijn werd afgedaan. De eerder ingezette trend van geleidelijke toename van het aantal aanvragen is doorgezet. Over 2013 zijn er 2.984 aanvragen ingediend, tegenover 2.439 in 2012 en 2191 in 2011.
Opvallend is dat, hoewel het aantal bezwaarschriften met ongeveer de helft ten opzichte van 2012 is afgenomen, het grootste deel niet binnen de wettelijke termijn afgedaan kon worden. Dit hangt waarschijnlijk samen met de personele verschuivingen rondom de reorganisatie. Het aantal ingebrekestellingen is met de helft toegenomen. De hoogte van de uitgekeerde dwangsommen is aanmerkelijk toegenomen.
Verder valt op dat hoewel het aantal klaagschriften fors is toegenomen 93 procent toch binnen de termijn afgedaan werd. Met betrekking tot de Wob-verzoeken is het belangrijk op te merken dat het aantal verzoeken bijna is verdubbeld, maar dat desondanks vrijwel alle verzoeken binnen de termijn afgehandeld konden worden.
Postbus 11, email en telefonische verzoeken zijn eveneens toegenomen.
Spoor 1 Bestuur
Nadat het overleg met de centrales van overheidspersoneel in maart 2013 was hervat, zijn de meeste reorganisatietrajecten in het afgelopen jaar voltooid. Enkele reorganisaties zijn door nadere afspraken binnen de overlegstructuur net na de jaargrens uitgevoerd. Uitzondering daarop vormt de vertraagde reorganisatie van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie, zoals gemeld in de brief van 20 januari jl. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40). Het restant van de reorganisaties zal volgens planning later in 2014 en in 2015 worden voltooid.
Spoor 2 Ondersteuning
Eerder voltooide maatregelen
• Materieellogistiek;
• Opleidingen (zakgeldregeling);
• Ceremonieel;
• Postverzorging;
• Afzien van aanschaf vaartuig (KMar);
• Kazernelogistiek.
Personeelslogistiek
In de beleidsbrief 2011 is aangekondigd dat Defensie een reorganisatie in het P&O-domein uitvoert. Dit houdt in dat de uitvoerende P&O-taken grotendeels worden samengevoegd in de nieuwe DPOD bij het CDC. De oprichting van de DPOD kent twee fasen. De eerste fase heeft geresulteerd in de oprichting van de DPOD-organisatie op 15 oktober 2013 en behelst de organisatiedelen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur, de ondersteuning, de uitvoering van het programma en de regie daarover. Ook gaat een groot deel van de huidige dienstencentra één op één over naar de DPOD. De tweede fase betreft de doorontwikkeling van de DPOD om uiteindelijk de benodigde reducties te behalen. De doorontwikkeling van de DPOD wordt eind 2015 voltooid. Voor deze fasering is gekozen zodat de DPOD eerst de andere reorganisaties operationeel kan ondersteunen. De Kamer is hierover onder andere geïnformeerd in de antwoorden op de schriftelijke vragen over het jaarverslag 2012 (Kamerstuk 33 605-X, nr. 5 van 7 juni 2013).
Aanpassing vullingspercentage
In 2013 waren net als in 2012 niet alle functies gevuld. Met deze geplande ondervulling is tijdelijk een extra besparing behaald. Vanaf 2014 is geen sprake meer van een geplande ondervulling. Defensie beoogt de organisatie op termijn weer volledig te vullen. Het tempo waarmee dat mogelijk is, hangt af van de werving en het verdere verloop van de reorganisatie.
Reservisten
Defensie wil het adaptieve vermogen van de krijgsmacht vergroten om zich sneller te kunnen aanpassen aan gewijzigde omstandigheden. Om de flexibiliteit op personeelsgebied te vergroten en bovendien de maatschappelijke verankering te versterken, zal in de toekomst slimmer en meer gebruik worden gemaakt van reservisten. In 2013 zijn decentrale bijeenkomsten georganiseerd om over dit onderwerp te praten met reservisten, hun achterban en werkgevers. Tevens is op 2 december 2013 een groot congres over dit onderwerp gehouden. Alle informatie uit deze gesprekken en bijeenkomsten wordt gebruikt om het toekomstig beleid vast te stellen. In het voorjaar van 2014 zal het aangepaste reservistenbeleid gereed zijn.
Informatievoorziening
De oprichting van het JIVC maakt deel uit van de reorganisatie van de DMO, is in november 2013 gerealiseerd.
Reducties op werkplekken worden bereikt door middel van de defensiebrede reductie op vte’n en de invoering van een lagere werkpleknorm. Inmiddels zijn nieuwe, goedkopere, computerwerkplekken in vrijwel de gehele de kantooromgeving ingevoerd.
Control & Audit
De reorganisatie van het controlveld behelst de verkleining van het personeelsbestand en de verdere professionalisering van de controlfunctie. Deze maatregel is verwerkt in diverse reorganisatieplannen. De nieuwe afdelingen financiën & control zijn eind 2013 opgericht. De reorganisatie van de auditfunctie is gericht op de interne herstructurering en de overgang van de Audit Dienst Defensie naar de Audit Dienst Rijk. Per 1 juni jl. is de Audit Functie Defensie opgericht, waarmee de interne herstructurering is voltooid. Per 1 april 2014 gaat de Audit Functie Defensie over naar de Audit Dienst Rijk.
Infrastructuur
Voor de uitvoering van maatregelen in het vastgoeddomein is een Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie opgesteld. Dit plan is inmiddels voltooid. De aangekondigde maatregelen worden in de reguliere processen opgenomen en uitgevoerd. Zoals gemeld in de eerste halfjaarrapportage over het vastgoed (Kamerstuk 32 733, nr. 129 van 15 mei 2013) is de beoogde structurele besparing van € 61 miljoen op de exploitatie niet bereikt. Het totaal van de nu bekende maatregelen kwam uit op € 41,9 miljoen. Het resterend tekort is in 2013 met maatregelen belegd in de nota «In het belang van Nederland» en daarmee opgelost. De Kamer ontvangt twee keer per jaar informatie over de projecten uit het herbeleggingsplan en de nota «In het belang van Nederland», alsmede over andere relevante vastgoedmaatregelen en -ontwikkelingen.
Opleidingsveld
De maatregel is voor een belangrijk deel voltooid. Defensie benut de civiele certificering van functieopleidingen, de Leergang Topmanagement Defensie is opgeheven en het opleidings- en trainingsveld is heringericht. Tevens is het aantal gereserveerde leerlingenplaatsen aanzienlijk verminderd. De maatregelen zijn per defensieonderdeel verwerkt in de financiële en formatiekaders. Defensie streeft ernaar de maatregel om militairen langer op functie te laten zitten vóór 2018 te voltooien.
Gezondheidszorg
Het uitgangspunt van de maatregel is dat, door een doelmatige inrichting en besturing, de kwaliteit en de beschikbaarheid van de geleverde zorg wordt verbeterd, gericht op de inzetbaarheid van de individuele militair en operationele eenheden. Dit wordt mede bereikt door de concentratie van reguliere zorgcapaciteiten bij het CDC en de verankering van operationele elementen bij de operationele commando’s. Hierbij is er een sterke relatie tussen de reguliere en operationele zorg en is sprake van wederzijdse ondersteuning.
Als gevolg van een verschil van inzicht met de centrales van overheidspersoneel over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg bij Defensie kunnen vier van de onderdelen van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) niet verder met het reorganisatietraject. Het gaat om de eerste- en tweedelijns zorg, de tandheelkundige zorg en het Instituut Defensie Geneeskundige Opleidingen. De overige delen zijn of worden inmiddels volgens plan gereorganiseerd. De vertraging heeft gevolgen voor het CZSK, het CLAS en het CLSK. De operationele commando’s zijn genoodzaakt hun oude medische organisaties langer in stand te houden. Overleg tussen de operationele commando’s en de inmiddels opgerichte staf DGO zorgt ervoor dat aan de inzetbaarheidsdoelstellingen kan worden voldaan. Om het verschil van inzicht over het voorzieningenniveau te overbruggen, is luitenant-generaal b.d. Leijh verzocht te bemiddelen tussen Defensie en de centrales van overheidspersoneel. De Kamer is over de vertragingen bij de reorganisatie DGO geïnformeerd met de brief van 21 januari 2014. (Kamerstuk 33 750-X, nr. 40).
Bladen, media
Defensie heeft het aantal interne bladen teruggebracht tot de Defensiekrant en één maandblad per defensieonderdeel. Als tweede stap wordt de digitalisering van deze resterende bladen voorbereid. De digitalisering van de bladen stond gepland voor midden 2013. Uit een marktverkenning is echter gebleken dat interdepartementale samenwerking voordelen heeft voor de bedrijfsvoering. Dit heeft geleid tot een nieuwe planning die inhoudt dat de digitalisering begin 2014 een feit zal zijn.
Militaire muziek
De reductie van het aantal muzikanten en de harmonisatie van de exploitatie van de muziekkorpsen is conform plan uitgevoerd. Een deel van de reductie moet in de staven van de operationele commando’s worden behaald. Hiervoor worden alternatieve functies gereduceerd. Dit deel van de maatregel is gerealiseerd bij de omklap van de staven. Daarmee is de maatregel voltooid.
Traditiekamers
Defensie verkleint het ruimtebeslag van traditiekamers en historische verzamelingen met ten minste 15.000 m² bruto vloeroppervlak. Verschillende initiatieven zijn genomen om het ruimtebeslag inderdaad te verminderen. Hiervoor zullen de collecties in omvang worden gereduceerd. Deze maatregel maakt deel uit van het project Nationaal Militair Museum en de uitvoering zal nog enkele jaren in beslag nemen. De opgedragen financiële reductie is verwerkt in de begroting.
Combineren functies (sportinstructeurs)
In overeenstemming met de motie-Hernandez c.s. (Kamerstuk 32 733, nr. 19) wordt minder bezuinigd op sportinstructeurs dan aanvankelijk voorzien. Per saldo vervallen de functies van 79 vte’n sportinstructeurs en 82 vte’n chauffeurs. De taakstelling voor sportinstructeurs is onderdeel van de reorganisatie van de Sportorganisatie van het CLAS. Deze reorganisatie is in december 2013 voltooid. De afname van het aantal chauffeursfuncties is verwerkt in de reorganisatietrajecten van de defensieonderdelen. Deze maatregel is daarmee voltooid.
Poolen operationele wielvoertuigen
Defensie richt een pool in van operationele wielvoertuigen. Het CLAS heeft een eerste pilot uitgevoerd. Momenteel worden voertuigen in een Pool Operationele Wielvoertuigen gevoegd. Gelijktijdig aan deze fysieke inrichting wordt een mechanisme uitgewerkt zodat eenheden tijdig over de juiste voertuigen (kwalitatief en kwantitatief) kunnen beschikken. De eerste resultaten daarvan worden niet eerder dan begin 2015 verwacht en zijn mede bepalend hoe dit concept defensiebreed kan worden ingevoerd.
Poolen civiele voertuigen
Defensie heeft eind 2013 het aantal civiele dienstauto’s met 1.200 stuks teruggebracht. Daarnaast versobert Defensie het voertuigenassortiment. Door de inrichting van centrale regievoering en de onderbrenging van de civiele voertuigen in decentrale pools ontstaat inzicht in de bezettings- en benuttingsgraad van de voertuigen en kunnen deze doelmatiger worden ingezet. Tevens biedt de centralisatie mogelijkheden tot verdere schaalvoordelen op het gebied van verwerving en instandhouding. Vanaf 1 april jl. verzorgt het Centraal Wagenparkbeheer de centrale regievoering. Momenteel wordt een studie uitgevoerd naar de plaatsing van civiele dienstauto’s in decentrale pools. De uitvoering van de maatregel wordt naar verwachting in februari 2015 voltooid. Dit is enkele maanden later dan voorzien vanwege vertraging in het reorganisatietraject.
VIP-vervoer
De maatregel VIP-vervoer betreft een versobering en doelmatiger inrichting van het VIP-vervoer, waarmee 30 procent wordt bespaard. De maatregelen zijn vrijwel uitgevoerd en de opgedragen reductietaakstelling is behaald. De centrale pool voor VIP-vervoer is per 1 januari jl. opgericht. De taxikaart voor de regio Den Haag is afgeschaft. Het actuele bestand aan personenchauffeurs is gereduceerd.
Operationele catering
Defensie beperkt zowel het voorzieningenniveau als het voortzettingsvermogen van de capaciteit voor operationele catering. Het CLAS voert voortaan centraal (als single service manager) de operationele catering voor landgebonden operaties uit. In juli 2013 is de eerste fase daarvan voltooid. De doorontwikkeling zal naar verwachting in september 2014 worden voltooid.
Operationele kennis
De kennisinfrastructuur in het operationele domein wordt opnieuw ingericht, waarbij de regie over de kennisontwikkeling wordt versterkt. Bij de defensieonderdelen wordt de kennis per domein of deskundigheidsterrein gebundeld. Deze maatregelen zijn verwerkt in de reorganisaties van de defensieonderdelen. In de toekomst zal de besluitvorming over kennis en innovatie integraal deel uitmaken van de beleid-, plannen- en begrotingsprocedure binnen de Bestuursstaf. Daarmee stuurt de Bestuursstaf de kennis- en innovatieketen aan. Defensiebrede kennisnetwerken over specifieke onderwerpen, waarin ook de industrie en kennisinstituten participeren, blijven bestaan. Bij de operationele commando’s zijn Warfare Centres opgericht. Zij worden ondersteund vanuit onder meer TNO en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en vormen de centrale kennisorganisaties binnen de operationele commando’s. Momenteel wordt bezien hoe de Nederlandse Defensie Academie een rol kan spelen in het vergroten van de toegankelijkheid van kennis. Defensie is nu lerende hoe met die nieuwe structuur om te gaan. Daarmee is deze maatregel afgerond.
Afname militaire politietaken KMar
De afname van het aantal eenheden, functies en locaties bij Defensie gaat gepaard met een afname van de capaciteit voor de militaire politietaak. Op dit moment wordt de reorganisatie van de Militaire Politie Dienst van de KMar voltooid. De verwachting is nu dat begin 2014 de capaciteit van de Militaire Politie Dienst overeenkomt met de per operationeel commando vereiste (gereduceerde) capaciteit. Met de overige militaire politiecapaciteit kunnen de andere diensten worden gewaarborgd.
Spoor 3 operationele capaciteiten
Eerder voltooide maatregelen
• Luchtverdediging (Stinger);
• Aanpassing capaciteiten CLAS (MRAT, GLVD, OOCL);
• Lucht- en raketverdediging (Patriot);
• Grondgebonden vuursteun;
• Reductie constructiegeniecapaciteit;
• Opheffing artillerie ondersteuningsbatterij.
Inlichtingen & veiligheid
Alle defensiebrede operationele inlichtingencapaciteiten vallen sinds 2011 onder het Joint ISTAR Commando (JISTARC). Het JISTARC wordt gevormd door het ISTAR-bataljon van het CLAS, het Tactical Air Reconnaissance Centre (TARC) van het CLSK en een deel van de inlichtingencapaciteit van het CZSK en de KMar. Daarnaast zijn de opleidingen die waren ondergebracht bij het Defensie Inlichtingen en Veiligheidsinstituut (DIVI) overgeheveld naar het JISTARC. De reorganisatie is in november 2013 voltooid.
Internationale samenwerking (functies)
Defensie reduceert het bestand internationale functies, mede in het licht van de verkleining van de commandostructuur van de Navo. Ook wordt het aantal functies op de posten in het buitenland verminderd. Deze vermindering is onderdeel van de reorganisaties van de defensieonderdelen en daarin verwerkt.
Duits-Nederlands legerkorps
Nederland verlaagt het aantal functies in het Duits-Nederlandse legerkorps. De functies die Nederland niet langer vult, worden aangeboden aan partners. De uitvoering van de plannen is afhankelijk van afspraken die konden worden gemaakt over de Nederlandse bijdrage. Dit heeft geleid tot de verlaging van de taakstelling van 40 naar 24 vte’n. Deze taakstelling zal per 1 mei 2014 een feit zijn. Het niet behaalde gedeelte van de reductie is ten laste gebracht van de risicovoorziening.
Afstoten operationele wapensystemen
In 2013 is veel overtollig defensiematerieel verkocht. Nadat begin 2013 een aantal Cheetah’s en Flycatchers aan Jordanië zijn verkocht, konden later dat jaar ook vijftien F-16’s worden verkocht. Daarnaast kocht Finland een aantal Medium Range Antitank-systemen en vorderden de onderhandelingen voor de verkoop van 100 Leopard 2A6-tanks dermate goed dat in januari 2014 het verkoopcontract kon worden getekend. Helaas is het niet gelukt voor het bevoorradingsschip Zuiderkruis een geschikte koper te vinden, waardoor Defensie genoodzaakt is dit schip voor sloop aan te bieden.
Defensie heeft besloten zowel de Lynx-helikopters als de derde DC-10 niet voor verkoop aan te bieden. De Lynx-helikopters hebben zo veel vlieguren dat de totaal opbrengst lager zal zijn dan wanneer de afzonderlijke componenten worden verkocht. De toestellen worden daarom ontmanteld en in onderdelen verkocht. Ook de derde DC-10 wordt ontmanteld, waarbij de vrijgekomen onderdelen worden toegevoegd aan de reservedelenvoorraad.
Voor de begroting 2013 golden de negen inzetbaarheidsdoelstellingen uit de beleidsbrief 2011 die tot uitdrukking brengen wat de krijgsmacht moet kunnen binnen de financiële kaders. Bij de begroting en in het jaarverslag rapporteert Defensie over de realisatie daarvan. Hoewel de operationele inzetbaarheid in 2013 aan beperkingen onderhevig is geweest, is de krijgsmacht zowel nationaal als internationaal onder uiteenlopende omstandigheden ingezet. Gedurende het gehele jaar 2013 heeft Defensie, ondanks de lopende reorganisaties, voldaan aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Enkele doelstellingen waren uitvoerbaar met beperkingen. Op hoofdlijnen is het beeld eind 2013 gelijk aan dat van halverwege het jaar waarover de Kamer is geïnformeerd met de brief van 17 september 2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 143).
De krijgsmacht kampte in 2013 met een aantal beperkingen die invloed hadden op de mogelijkheid operaties langdurig uit te voeren. Ook de mogelijkheid gelijktijdig verschillende operaties uit te voeren is aan beperkingen onderhevig. Hieronder ga ik daar nader op in.
In de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsbrief 2011 en opgenomen in de begroting 2013, is sprake van een aantal algemene beperkingen. Deze hangen niet samen met knelpunten in de gereedstelling, maar met de omvang en samenstelling van de krijgsmacht zoals vastgelegd in de beleidsbrief 2011. De beperkingen betreffen vooral ondersteunende eenheden.
• Voor eenmalige en langdurige bijdragen wordt geput uit dezelfde basiscapaciteiten. Zij kunnen daarom niet gelijktijdig in maximale omvang worden geleverd.
• Gelijktijdige eenmalige inzet van een brigade, een maritieme taakgroep en/of een squadron jachtvliegtuigen in verschillende operatiegebieden is mogelijk mits internationaal kan worden samengewerkt op het gebied van directe gevechtsondersteuning (Combat Support, CS) of indirecte logistieke ondersteuning (Combat Service Support, CSS).
• Langdurige operaties op land of op zee kunnen gelijktijdig worden uitgevoerd, mits sommige CS en CSS-capaciteiten voor de tweede missie gedeeltelijk of volledig door partners worden geleverd.
Specifieke knelpunten werden in 2013 geconstateerd op de volgende gebieden.
• Beschikbaarheid helikopters. De beschikbaarheid van de Apache, Chinook en Cougar-helikopters was in 2013 onvoldoende voor de gereedheidsdoelstellingen van deze wapensystemen en het volledig opleiden van bemanningen. De beschikbaarheid van NH-90 helikopters was vooral laag omdat het de ingebruikneming van een nieuw wapensysteem betreft. In 2013 was slechts één NH-90 gelijktijdig inzetbaar als boordhelikopter. De geoefendheid van de bemanningen van de Chinook is in 2013 toegenomen.
• CS/CSS eenheden. In 2013 waren er beperkingen met de beschikbaarheid van de CIS-bataljons (communicatie- en informatiesystemen), herstelcompagnieën, grond-lucht-verdediging, medische eenheden (role 2), het vuursteuncommando en luchttransport, JISTAR en bevoorradings- en transportbataljons. De hoofdoorzaken zijn de uitvoering van reorganisaties en tekorten aan reservedelen.
• Reservedelen. Ondanks aanvullende budgetten en overige maatregelen waren er in 2013 nog tekorten aan reservedelen. Hieraan liggen verschillende problemen binnen de verwervingsketen ten grondslag waarvoor maatregelen zijn getroffen of deel uitmaken van verbeterplannen. In veel gevallen blijkt er sprake van complexe en langdurige aanbestedingen, waardoor aanvulling veel tijd vergt. Tevens wordt personeel ingezet voor de invoering van EPR. Voor landoperaties zal bij inzet een groot deel van de aanwezige oefenvoorraad moeten worden gebruikt. Voor helikopteronderdelen heeft Defensie in 2013 een aantal nieuwe, meerjarige contracten kunnen sluiten. Hoewel ook bij het CLSK nog materiele tekorten bestaan, verbetert de materiele gereedheid van de Apache en de Chinook gaandeweg.
• Personeel. Ondanks dat de werving en aanstelling een positieve tendens tonen, was bij alle defensieonderdelen sprake van een kwalitatief tekort aan specifiek personeel. Hierbij gaat het vooral om technisch en medisch personeel.
Realisatie inzetbaarheidsdoelstellingen 2013
Hieronder worden per inzetbaarheidsdoelstelling de eventuele concessies of aandachtpunten beschreven.
1. De bescherming – en zo nodig verdediging – van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen.
Ad 1.
Deze doelstelling, die de inzet betreft van alle eenheden (operationeel gereed of niet), was haalbaar.
2. Eenmalige bijdragen aan internationale interventieoperaties met: – een taakgroep van brigadeomvang, inclusief helikopters; – een squadron jachtvliegtuigen; – een batterij Patriot-raketverdediging;– een maritieme taakgroep, inclusief helikopters. Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk.
Ad 2.
Deze doelstelling was in 2013 uitvoerbaar met de volgende opmerkingen:
• Afhankelijk van de missie waren er beperkingen op het gebied van vuursteun, CIS en herstelcapaciteit.
• Eenmalige inzet van een squadron jachtvliegtuigen was mogelijk.
• Aan de inzetoptie van de Patriots is invulling gegeven met de operatie Active Fence in Zuid-Turkije.
• Het was mogelijk een maritieme taakgroep (vloot en mariniers) in te zetten. Hieraan kon maximaal één maritieme helikopter deelnemen. Transporthelikoptercapaciteit kon worden betrokken uit het Cougarbestand. Indien gelijktijdig een brigadetaakgroep en een amfibische taakgroep zou worden ontplooid, moest voor één van beide mogelijk via bondgenoten worden voorzien in vuursteun, grondluchtverdediging, medische faciliteiten en luchttransport.
3. Langdurige bijdragen aan stabilisatieoperaties. Het gaat hierbij in het bijzonder om bijdragen:
• aan maximaal twee operaties te land met bataljonstaakgroepen;
• aan één operatie in de lucht met jachtvliegtuigen, waarbij als uitgangspunt gemiddeld acht toestellen worden ingezet;
• met een eenheid bewapende helikopters en een eenheid transporthelikopters;
• aan maximaal twee operaties op zee met, afhankelijk van de operationele vereisten, een fregat, een ander groot oppervlakteschip, Alkmaar-klasse Mijnenbestrijdingsvaartuig (AMBV) of een onderzeeboot.
De krijgsmacht kan hiermee ook langdurig bijdragen aan de bescherming, in het bijzonder tegen piraterij, van aanvoerlijnen die van belang zijn voor de Nederlandse economie, de handhaving van een embargo of een vliegverbod en de bewaking van de buitengrenzen van de Europese Unie (Frontex). Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk. Voor de logistieke ondersteuning is de krijgsmacht vooral bij langdurige operaties gedeeltelijk afhankelijk van derden. In het geval van een beroep op de krijgsmacht ten behoeve van een interventieoperatie, kan het nodig zijn bijdragen. aan stabilisatieoperaties – tijdelijk – te verminderen of te beëindigen.
Ad 3.
Deze doelstelling was in 2013 uitvoerbaar met de volgende opmerkingen:
• Het was mogelijk twee langdurige operaties te land op bataljonstaakgroepniveau uit te voeren. Een deel van de ondersteunende capaciteiten voor de tweede operatie zou echter moeten worden geleverd door een bondgenoot, als die operatie in een ander operatiegebied is. Het gaat dan om vuursteun, CIS- en herstelcapaciteit, medische faciliteiten en luchttransport. Afhankelijk van de missie kon het voortzettingsvermogen worden beperkt door tekorten aan reservedelen.
• Het is mogelijk langdurig met acht jachtvliegtuigen deel te nemen aan een operatie. Vier F-16’s zijn momenteel ingezet in Afghanistan.
• Het was mogelijk een eenheid bewapende helikopters en transporthelikopters in te zetten. Door de geringe materiële gereedheid van helikopters was het voortzettingsvermogen echter beperkt tot twee rotaties.
• Behoudens de inzet van boordhelikopters was het mogelijk invulling te geven aan twee langdurige maritieme operaties.
4. Het optreden als leidinggevende natie (lead nation) op het niveau van een brigade of een maritieme taakgroep en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau. Ook moeten in de domeinen zee, land en lucht staffunctionarissen kunnen worden geleverd aan internationale operationele staven.
Ad 4.
Aan de maritieme optie van deze doelstelling kon worden voldaan. Voor de landoptie waren er beperkingen op het gebied van de gereedheid van het CIS-bataljon. Voorbeelden uit 2013 van kleinschalige inzet zijn bijdragen aan de hoofdkwartieren van ISAF (Afghanistan), KFOR (Kosovo) en aan de Combined Maritime Force Component Command/Task Force 151 (Bahrein).
5. De uitvoering van speciale operaties in het buitenland ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, met inbegrip van contraterrorisme-operaties en operaties ter evacuatie van Nederlandse staatsburgers.
Ad 5.
Het was mogelijk uitvoering te geven aan speciale operaties. Het voortzettingsvermogen ervan werd bepaald door de vraag of tegelijkertijd andere missies moesten worden ondersteund met Special Forces.
6. Deelneming aan politiemissies, waaronder die van de European Gendarmerie Force (EGF), met functionarissen en eenheden van de Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter.
Ad 6.
Hieraan kon worden voldaan. De geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz is hiervan een voorbeeld.
7. Het op voortdurende basis beschikbaar stellen van deskundigen uit de staande organisatie ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen.
Ad 7.
Hieraan kon worden voldaan. Recente voorbeelden zijn bijdragen aan UNMISS in Zuid-Soedan en EUTM Somalië.
8. Bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:
• de uitvoering van structurele nationale taken, zoals de politietaken van de Koninklijke marechaussee (onder meer het grenstoezicht, de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie), het beheer van de kustwachten in Nederland en in de Caribische delen van het Koninkrijk, de ruiming van explosieven op het land en te water en de bestrijding van het luchtvaartterrorisme (in het bijzonder met behulp van de quick reaction alert taak van jachtvliegtuigen);
• militaire bijstand bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid evenals de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, zoals door middel van de structurele bijdrage aan de bijzondere bijstandseenheden;
• militaire bijstand bij de bestrijding van branden, rampen, crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, in overeenstemming met de bestuurlijke en wettelijke afspraken.
Ad 8.
In 2013 is continu aan nationale inzet voldaan. Beperkingen hadden kunnen optreden indien CIS-, helikopter- en medische capaciteit op grotere schaal expeditionair ingezet zouden zijn geweest. Dat is niet voorgekomen.
9. Het op verzoek van civiele autoriteiten met beschikbare middelen bijdragen aan internationale noodhulpoperaties.
Ad 9.
Hieraan kon worden voldaan.
AC |
= |
Aanmeldcentrum |
AD |
= |
Algemene Dienst |
AE |
= |
Aanhoudingseenheid |
AFD |
= |
Audit Functie Defensie |
AMB |
= |
Air Manoeuvre Brigade |
AMBV |
= |
Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse |
AMET |
= |
Aero Medical Evacuation Team |
AMISOM |
= |
African Union Mission in Somalia |
AOM |
= |
Allied Operations and Missions |
AOCS (NM) |
= |
Air Operations Control Station (Nieuw Milligen) |
ATF |
= |
Air Task Force |
BE |
= |
Bijstandseenheid |
BG |
= |
Battle Group |
BG |
= |
Bedrijfsgroep |
BINUB |
= |
Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi |
BLOW |
= |
Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie |
BMS |
= |
Battlefield Management System |
BTW |
= |
Belasting Toegevoegde Waarde |
CARIB |
= |
Caribisch Gebied |
CDC |
= |
Commando DienstenCentra |
CFK |
= |
Chloorfluorkoolstoffen |
CFMCC |
= |
Combined Force Maritime Component Command |
CIED |
= |
Counter Improvised Explosive Devices |
CIMIC |
= |
Civil-military Cooperation |
CIS |
= |
Communicatie- en Informatiesystemen |
CKMAR |
= |
Commando Koninklijke Marechaussee |
CLAS |
= |
Commando Landstrijdkrachten |
CLSK |
= |
Commando Luchtstrijdkrachten |
CMH |
= |
Centraal Militair Hospitaal |
COID |
= |
Centrale Organisatie Integriteit Defensie |
CONTCO |
= |
Contingentscommando |
CSTC(A) |
= |
Combined Security Transition Command Afghanistan |
CTF |
= |
Commander Task Force |
CUP |
= |
Capability Upgrade Programme |
CZSK |
= |
Commando zeestrijdkrachten |
DBBO |
= |
Defensie Beveiligings- en Bewakingsorganisatie |
DBV |
= |
Dienst Beveiliging Vastgoed |
DCHR |
= |
Dienstencentrum Human Resources |
DCIVB |
= |
Dienstencentrum IV-beheer |
DCOID |
= |
Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie |
DDG |
= |
Duik- en Demonteergroep |
DDN |
= |
Defensie Duurzaamheidsnota |
DGI |
= |
Defensiegerelateerde industrie |
DHC |
= |
Defensie Helikopter Commando |
DIS |
= |
Defensie Industrie Strategie |
DMO |
= |
Defensie Materieel Organisatie |
DMP |
= |
Defensie Materieelkeuze Proces |
DR&D |
= |
Defence Research & Development |
DRC |
= |
Democratische Republiek Congo |
DTO |
= |
Defensie Telematica Organisatie |
DUBO |
= |
Duurzaam Bouwen |
DVD |
= |
Dienst Vastgoed Defensie |
EATC |
= |
European Air Transport Command |
EDA |
= |
Europees Defensie Agentschap |
EGF |
= |
Europese Gendarmerie Force |
EODD |
= |
Explosieven Opruimingsdienst Defensie |
EOV |
= |
Elektronische oorlogsvoering |
EPA |
= |
Energie Prestatie Adviezen |
ERP |
= |
Enterprise Resource Planning |
EU |
= |
Europese Unie |
EUBAM |
= |
EU Border Assistance Mission |
EUFOR |
= |
European Force |
EULEX |
= |
European Union Rule of Law Mission (Kosovo) |
EUMM |
= |
European Union Monitor Mission |
EUNAVFOR |
= |
EU Naval Force |
EUPM |
= |
European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina) |
EUPOL |
= |
European Police |
EUSEC |
= |
European Security |
EVDB |
= |
Europees Veiligheids- en Defensiebeleid |
FBUH |
= |
Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners |
FCSS |
= |
Fast Combat Support Ship |
FES |
= |
Fonds Economische Structuurversterking |
FGBADS |
= |
Future Ground Based Air Defence System |
FHQ |
= |
Field Headquarters |
FINAD |
= |
Financiële Administratie |
FMS |
= |
Foreign Military Sales |
FPS |
= |
Flexibel Personeelssysteem |
FPU |
= |
Flexibel Pensioen en Uittreden |
GVKKA |
= |
Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie |
HGIS |
= |
Homogene Groep Internationale Samenwerking |
HLD |
= |
High Level Design |
HQ |
= |
Headquarter |
HRF(L)HQ |
= |
High Readiness Forces (Land) Headquarters |
HRM |
= |
Human Resource Management |
ICMS |
= |
Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking |
IED |
= |
Improvised Explosive Devices |
IG |
= |
Innovation Game |
IGV |
= |
Infanterie Gevechtsvoertuig |
ILS |
= |
Integrated Logistic Support |
IND |
= |
Immigratie- en Naturalisatie Dienst |
INK |
= |
Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg |
IPU |
= |
Integrated Police Unit |
ISAF |
= |
International Security Assistance Force |
ISR |
= |
Information Storage and Retrieval |
ISTAR |
= |
Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance |
IV |
= |
Informatievoorziening |
IVENT |
= |
Informatievoorziening en Telematica |
JISTARC |
= |
Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command |
JSF |
= |
Joint Strike Fighter |
JTFC |
= |
Joint Task Force Counter |
KAF |
= |
Kandahar Airfield |
KFOR |
= |
Kosovo Force |
KMA |
= |
Koninklijke Militaire Academie |
LCF |
= |
Luchtverdedigings- en Commandofregat |
LCW |
= |
Logistiek Centrum Woensdrecht |
LOKKMAR |
= |
Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR |
LOT |
= |
Liaison and Observation Team |
LRIP |
= |
Low Rate Initial Production |
LSV |
= |
Luchtmobiel Speciaal Voertuig |
LZV |
= |
Landelijk Zorgsysteem Veteranen |
MARIN |
= |
Maritiem Research Instituut Nederland |
ME |
= |
Mobiele eenheid |
MECHBRIG |
= |
Gemechaniseerde Brigade |
MGGZ |
= |
Militair Geestelijke Gezondheidszorg |
MIA |
= |
Maatschappelijke Innovatie Agenda |
MILSATCOM |
= |
Militaire Satellietcommunicatie |
MIVD |
= |
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
MKB |
= |
Midden- en Kleinbedrijf |
MoU |
= |
Memorandum of Understanding |
MRAT |
= |
Medium Range Anti-Tank |
MRC |
= |
Militair Revalidatie Centrum |
MTADS |
= |
Modernized Target Acquisition and Designation Sight |
NAHEMA |
= |
NATO Helicopter Management Agency |
NATO |
= |
North Atlantic Treaty Organisation |
NATRES |
= |
Nationale Reserve |
NAVO |
= |
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie |
NBC |
= |
Nucleair, Biologisch, Chemisch |
NDMC |
= |
Nationale Datalink Management Cel |
NEC |
= |
Network Enabled Capabilities |
NFO |
= |
Normal Framework Operations |
NGO |
= |
Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie |
NH-90 |
= |
Naval Helicopter – 90 |
NIC |
= |
National Intelligence Cell |
NIMCIS |
= |
Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem |
NIST |
= |
National Institute for Standards and Technology |
NLMARFOR |
= |
Netherlands Maritime Forces |
NLR |
= |
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium |
NLTC |
= |
Netherlands Liaison Team Centcom |
NRF |
= |
NATO Response Force |
NSE |
= |
National Support Element |
NTM-A |
= |
NATO Training Mission Afghanistan |
NTM-I |
= |
NATO Training Mission Iraq |
NTP |
= |
Nationaal Technologie Project |
OD |
= |
Operationele doelstelling |
OGRV |
= |
Operationele Grondverdediging |
OHQ |
= |
Operational Headquarters |
OM |
= |
Openbaar Ministerie |
OMLT |
= |
Operational Mentoring and Liaison Teams |
OOCL |
= |
Operationeel Ondersteuningscommando Land |
OPCO |
= |
Operationeel Commando |
PAC |
= |
Patriot Advanced Capability |
PAM |
= |
Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit |
PMD |
= |
Professionaliseren Materieelbeheer Defensie |
POP |
= |
Persoonlijk Ontwikkelplan |
PPS |
= |
Publiek-Private Samenwerking |
PRT |
= |
Provincial Reconstruction Team (Afghanistan) |
PSFD |
= |
Production, Sustainment and Follow-on Development |
RCA |
= |
République Central Africaine |
RCP |
= |
Rafah Crossing Point |
RC(S) |
= |
Regional Command (South) |
RDTF |
= |
Redeployment Task Force |
R&D |
= |
Research and Development |
RHB |
= |
Rijkshoofdboekhouding |
ROC |
= |
Regionaal Opleidingscentrum |
RPV |
= |
Remotely Piloted Vehicles |
RWT |
= |
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak |
SAR |
= |
Search and Rescue |
SBIR |
= |
Small Business Innovation Research |
SBK |
= |
Sociaal Beleidskader |
SFIR |
= |
Stabilization Force Iraq |
SLA |
= |
Service Level Agreement |
SPEER |
= |
Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering |
SSD |
= |
Security Sector Development |
SSR |
= |
Security Sector Reform |
STANAG |
= |
Standardisation Agreement |
STARS |
= |
Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security |
SVP |
= |
Strategisch Vastgoedplan |
SZVK |
= |
Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht |
TACTIS |
= |
Tactische Indoor Simulator |
TF(U) |
= |
Task Force (Uruzgan) |
TNO |
= |
Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek |
UAV |
= |
Unmanned Aerial Vehicle |
UNAMID |
= |
United Nations African Union Mission in Dafur |
UNIFIL |
= |
United Nations Interim Forces in Lebanon |
UNMIS |
= |
United Nations Mission in Sudan |
UNPOL |
= |
United Nations Police |
UNTSO |
= |
United Nations Truce Supervision Organisation |
VIP |
= |
Very Important Person |
VMS |
= |
Veiligheidsmanagementsysteem |
VN |
= |
Verenigde Naties |
VTE |
= |
Voltijdsequivalent |
ZBO |
= |
Zelfstandig Bestuursorgaan |
ZUIS |
= |
Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem |