Kamerstuk 33930-VII-1

Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Wonen en Rijksdienst 2013

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Wonen en Rijksdienst 2013

Gepubliceerd: 21 mei 2014
Indiener(s): Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33930-VII-1.html
ID: 33930-VII-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII) EN VAN WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

Aangeboden 21 mei 2014

     

blz.

   

JAARVERSLAG VAN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

5

     

A.

Algemeen

7

 

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

7

 

2. Leeswijzer

11

       

B.

Beleidsverslag

13

 

1. Beleidsprioriteiten

13

 

2. Beleidsartikelen

19

   

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

19

   

Artikel 2 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

23

   

Artikel 6 Dienstverlenende en innovatieve overheid

26

   

Artikel 7 Arbeidszaken en overheid

36

 

3. Niet-beleidsartikelen

41

   

Artikel 11 Centraal apparaat

41

   

Artikel 12 Algemeen

44

   

Artikel 13 Nominaal en onvoorzien

46

   

Artikel 14 VUT-fonds

47

 

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

48

     

C.

Jaarrekening

55

 

1. a. De departementale verantwoordingstaat

55

 

1. b. De samenvattende verantwoordingstaat agentschappen

56

 

2. Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2013

57

 

3. De saldibalans

63

 

4. Topinkomens

72

       

D.

Bijlagen

78

 

1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO’s/RWT’s)

78

 

2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek

80

 

3. Externe inhuur

81

 

4. Overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2013

84

       

JAARVERSLAG WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

85

       

E.

Algemeen

87

 

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

87

 

2. Leeswijzer

91

       

F.

Beleidsverslag

93

 

1. Beleidsprioriteiten

93

 

2. Beleidsartikelen

98

   

Artikel 1 Woningmarkt

98

   

Artikel 2 Woonomgeving en bouw

106

   

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

114

   

Artikel 4 Uitvoering Rijkshuisvesting

118

   

Artikel 5 Beheer materiële activa

121

 

3. Bedrijfsvoeringsparagraaf

125

       

G.

Jaarrekening

129

 

1. a. De verantwoordingstaat W&R

129

 

1. b. De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

130

 

2. Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2013

132

 

3. De saldibalans

197

 

4. Topinkomens (Zie hiervoor de topinkomens behorende bij het jaarverslag van W&R)

207

       

H.

Bijlagen

208

 

1. Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO’s/RWT’s)

208

 

2. Afgerond evaluatie en overig onderzoek

209

 

3. Externe inhuur (Zie hiervoor de bijlage externe inhuur behorende bij het jaarverslag van W&R)

210

 

4. Extra-comptabel overzicht Stedenbeleid 2013

211

JAARVERSLAG VAN KONINKRIJKSRELATIES

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (x € 1.000)

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein 				  (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein (x  € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein (x  				  € 1.000)

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26). Het jaarverslag is vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten.

Bij nota van wijziging is door middel van een splitsing van het oorspronkelijke wetsvoorstel tot vaststelling van de begrotingsstaten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013 een nieuw voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) gecreeërd.

Voor het toelichten van verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is de absolute norm aangehouden van € 1 mln.

Groeiparagraaf

Er zijn dit jaar geen nieuwe ontwikkelingen voor de groeiparagraaf te melden.

Het beleidsverslag

In het beleidsverslag wordt teruggekeken op de resultaten uit 2013. Het beleidsverslag bestaat uit de beleidsprioriteiten, de beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Begrotingsstructuur en budgettaire gevolgen van beleid

Dit jaarverslag is vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten. Door de nieuwe indeling zijn in de tabellen geen gegevens opgenomen voor de jaren 2011 en daarvoor.

Baten-lastenagentschappen

De begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kent in 2013 het baten-lastenagentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

De begroting voor Wonen en Rijksdienst kent in 2013 de baten-lastenagentschappen Logius, P-Direkt, De Werkmaatschappij, FMHaaglanden, Shared Service Centrum-ICT, Rijksgebouwendienst, Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf en de Dienst van de Huurcommissie.

In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de baten-lastenagentschappen opgenomen. In de jaarrekening wordt voor deze agentschappen middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht, financiële verantwoording afgelegd over 2013. Tevens worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie toegelicht.

Opbouw Jaarverslag 2013

Het jaarverslag 2013 is als volgt opgebouwd:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening.

  • B. het beleidsverslag 2013 over de prioriteiten en de beleidsartikelen.

    In deel B is tevens de bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen.

  • C. de jaarrekening 2013.

    Deel C bestaat uit de verantwoordingsstaten van het departement en de baten-lastenagentschappen, de departementale saldibalans en het overzicht van de gefinancierde topinkomens.

  • D. de bijlagen:

    • 1. overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

    • 2. afgeronde evaluatie en overig onderzoek;

    • 3. externe inhuur;

    • 4. overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2013;

B. BELEIDSVERSLAG

1. BELEIDSPRIORITEITEN

1. Inleiding

In 2013 is gestart met de voorbereiding voor de beoogde decentralisaties op het gebied van de participatiewet naar werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzaken. Met betrokken ministeries en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is gewerkt aan een aanbod om gemeenten bij hun nieuwe taken te ondersteunen. Ook is in 2013 een perspectief geschetst voor de vorming van provincies nieuwe stijl.

Om ruimte en vertrouwen te bieden aan maatschappelijke initiatieven zijn in 2013 door Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belemmeringen in regelgeving weggenomen en is kennisuitwisseling en netwerkvorming op lokaal en regionaal niveau gefaciliteerd. Daarnaast is gewerkt aan het verminderen van de administratieve lasten. Dat is bereikt door betere (digitale) dienstverlening, toezicht en bestuurlijke samenwerking.

Het werkgeverschap in de publieke sector is meer gemoderniseerd. Er is een akkoord bereikt tussen sociale partners over de aanpassing van de ABP-pensioenregeling. Daarnaast is de Wet Normering Topinkomens (WNT) in werking getreden, waardoor de inkomens van topfunctionarissen – van onder de WNT vallende instellingen – worden gemaximeerd tot 130% van het ministersalaris.

2. Moderniseren Openbaar Bestuur

Decentralisaties naar gemeenten

Met de in het regeerakkoord «Bruggen slaan» voorgenomen decentralisaties krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden op het gebied van participatie naar werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzaken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in het sociale domein een stelselverantwoordelijkheid ten opzichte van de andere departementen. In 2013 is de voorbereiding van de voorgenomen decentralisaties ter hand genomen:

  • in opdracht van het kabinet en de VNG heeft het Centraal Planbureau de financiële risico’s en kansen als gevolg van drie voorgenomen decentralisaties geïnventariseerd (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 400 B nr. 16, 33 400 B nr. 22 en 33 750 B nr. 5);

  • er is besloten tot het oprichten van een sociaal deelfonds voor de bekostiging van de te decentraliseren verantwoordelijkheden (Kamerstukken II, 2012–2013, 33750 VII, nr. 9);

  • onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, is interdepartementaal gewerkt aan de gewenste juridische borging van gegevensuitwisseling en privacy in het sociaal en justitieel domein;

  • in samenwerking met de VNG is de aansluiting tussen de gemeentelijke informatievoorziening, de sectorale informatievoorziening en de generieke voorzieningen voor e-overheid tot stand gebracht;

  • samen met de betrokken ministeries en de VNG, is tevens een breed aanbod ter ondersteuning van gemeenten ontwikkeld en verspreid. Dit heeft onder meer geleid tot samenwerkingsverbanden met 40 gemeenten.

Effectief Middenbestuur

Op 14 december 2012 startte het kabinet met de procedure tot het samenvoegen van de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht (vorming Noordvleugelprovincie). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft begin 2013 overleg gevoerd met betrokken partijen: provincies (provinciale en gedeputeerde staten), gemeenten, waterschappen, inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Vanaf medio 2013 is het overleg aangegaan met de betrokken provincies over de taken en bevoegdheden waarmee de nieuw te vormen provincie zal kunnen worden uitgerust. De uitkomsten van dit overleg worden verwerkt in het wetsvoorstel Noordvleugelprovincie dat medio 2014 ter behandeling aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Het perspectief voor de vorming van overige provincies nieuwe stijl verwoordde het kabinet in november 2013 als reactie op de motie Vliegenthart (Kamerstukken I, 2013–2014, CII H).

Burgerschap

Het kabinet biedt ruimte en vertrouwen aan maatschappelijke initiatieven en actief bijdragen aan het zelforganiserend vermogen van de samenleving. In 2013 zijn daartoe de volgende activiteiten ontplooid:

  • samen met het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners en Platform 31 zijn projecten opgezet, gericht op het wegnemen van belemmeringen in regelgeving, aansprakelijkheid in de openbare ruimte en maatschappelijke aanbestedingen;

  • een tiental leerkringen is ingericht, waarbinnen gemeenteprofessionals ervaringen op het terrein van overheidsparticipatie kunnen delen;

  • door partnerschappen met ondersteuningsorganisaties is kennisuitwisseling en netwerkvorming tussen initiatiefnemers en overheidsprofessionals versterkt;

  • in samenwerking met 15 andere partners is de internationale leerconferentie Borders to Cross, rondom democratische vernieuwing en burgerschap, georganiseerd. Borders to Cross bracht 300 overheidsprofessionals, academici en initiatiefnemers uit heel Europa bijeen rond 40 innovatieve projecten op het gebied van de veranderende relatie overheid, samenleving en markt.

Verkiezingen en politieke partijen

Voor de eerstkomende verkiezing van de leden van het Europees parlement op 22 mei 2014 kunnen Nederlanders die op Aruba, Curaçao of Sint Maarten wonen zich registreren bij de Vertegenwoordiging van Nederland in deze landen. Daarvoor is in 2013 de Kieswet aangepast. Ook wordt bij deze verkiezing een experiment gehouden met een nieuw model stembiljet. Kiezers in het buitenland kunnen bij de registratie opgeven of zij het stembiljet per mail willen ontvangen. Het mailen van het stembiljet heeft het voordeel dat de kiezer snel het stembiljet ontvangt en dan nog voldoende tijd heeft om de stem op tijd per post uit te brengen. Door deze maatregelen wordt het stemmen voor Nederlanders uit het buitenland gemakkelijker.

Met ingang van mei 2013 is de Wet financiering politieke partijen in werking getreden. Deze wet stelt onder andere eisen aan de transparantie van giften aan politieke partijen. Zo moeten landelijke politieke partijen giften boven 4.500 euro met naam en toenaam in hun jaarverslag openbaar maken. Een uitbreiding van de wet om ook transparantieregels te stellen voor lokale politieke partijen en lokale afdelingen van landelijke partijen is eind 2013 in consultatie gegaan.

Verdieping van het constitutioneel bestel

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staat garant voor de borging van de kernwaarden van de democratie en de rechtsstaat, met de Grondwet als basis. In 2013 zijn hiervoor verschillende voorstellen verder uitgewerkt, zoals:

  • het voorstel tot opneming in de Grondwet van het recht op een eerlijk proces en op toegang tot de rechter;

  • het wetsvoorstel tot modernisering van artikel 13 (onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim);

  • initiatiefvoorstellen tot wijziging van de Grondwet met betrekking tot invoering van een correctief referendum;

  • het treffen van een wettelijke regeling ter invoering van een raadgevend referendum in het voorjaar van 2014;

  • op 10 december 2013 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het eerste Nationale Actieplan Mensenrechten aan de Tweede Kamer aangeboden.

3. Nationale Veiligheid

De onderzoeksprioriteiten van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) voor 2013 waren de internationale jihadistische-, terroristische- en cyberdreigingen.

De snel groeiende deelname, van bijna 100 Nederlanders, aan de burgeroorlog in Syrië, bleek een concrete bedreiging voor de nationale veiligheid. Een deel van deze Syrië-gangers is in de loop van het jaar teruggekeerd. Hun ervaringen en gelegde contacten met internationaal opererende jihadistische netwerken, maakt dat zij bij terugkeer naar ons land een potentiële dreiging vormen. Voor deze teruggekeerde personen is een integrale aanpak ontwikkeld, waarmee de dreiging op zowel landelijk als lokaal niveau is tegengegaan. Hierbij werkten de AIVD, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), gemeenten, politie en het Openbaar ministerie nauw samen.

Onderzoek naar digitale spionage vormde een belangrijk aandachtsgebied. De AIVD verkreeg meer inzicht in daders, doelwitten, intenties en methoden. Dit inzicht werd vervolgens gebruikt ten behoeve van een betere detectie en beveiliging. Veel digitale spionageaanvallen zijn gericht op overheidsinstanties. Deze aanvallen richten zich op het vergaren van politieke inlichtingen over het defensie-, energie-, economisch en buitenlandbeleid. Daarnaast zijn digitale aanvallen gericht op het intimideren, manipuleren en/of bespioneren van dissidentengroeperingen en mensenrechtenorganisaties. Steeds meer digitale spionageaanvallen waren op het bedrijfsleven gericht. Ook hoogwaardige ICT-infrastructuur in Nederland is op zichzelf mikpunt. Deze wordt gebruikt voor digitale spionage- en sabotageaanvallen op doelwitten buiten Nederland.

Op 2 december 2013 heeft de commissie-Dessens haar rapport van de evaluatie van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) aangeboden aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie. Hun reactie op de bevindingen van het rapport is in maart 2014 aan de Kamer aangeboden.

In het begrotingsakkoord 2013, tussen VVD, PvdA en de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, is de taakstelling op de AIVD vastgesteld op structureel € 34 mln. vanaf 2018. Door aanvullende efficiencymaatregelen, verregaande versobering en een gedeeltelijke bijstelling van taken, heeft de AIVD in 2013 voor een bedrag van structureel € 23 mln. reeds ingevuld. Daartoe is een pakket aan maatregelen vastgesteld, waarbij ook wordt gesneden in de organisatie: circa 200 fte, met name in de staf- en ondersteunende functies (Kamerstukken II, 2012–2013, 30 977, nr. 54).

4. Overheid en Dienstverlening

In 2013 is ingezet op het wegnemen van regeldruk, de aanpak van fraude en de modernisering van het werkgeverschap.

Verbeteren van de dienstverlening van de overheid en het verminderen van de regeldruk

In 2013 realiseerde de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een besparing van € 352 mln. in de administratieve lastendruk voor burgers. Dit is ondermeer bereikt door betere (digitale) dienstverlening, toezicht en bestuurlijke samenwerking.

De landelijke toepassing van een informele aanpak binnen besluitvormingsprocedures en bij behandeling van klachten en bezwaren is verder uitgebreid. Inmiddels zijn 450 pilotprojecten actief binnen het project «Prettig contact met de overheid». Om bestuursorganen te ondersteunen en te stimuleren bij het toepassen en implementeren van deze aanpak, is door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in samenwerking met de Minister van Veiligheid en Justitie, een nieuwe handleiding uitgebracht. Uit onderzoeksresultaten, gebundeld in de uitgave «Prettig contact met de overheid 5», blijkt dat burgers de informele aanpak als eerlijker en rechtvaardiger ervaren. Ook neemt het vertrouwen van burgers in de overheid toe.

Fraude

Ter voorkoming en bestrijding van fraude is het kabinet gestart met het versterkt inzetten van de kwaliteitsagenda Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) (Kamerstukken II, 2012–2013, 17 050, nr. 435). In 2013 leidde dit tot de volgende resultaten:

  • de gegevens uit de GBA zijn gecombineerd met actief DigiD-gebruik en signalen van mogelijke fraude in de keten. Dat heeft in 6.000 gevallen geleid tot vermoedens van fraude en uiteindelijk tot het afsluiten van 167 DigiD’s;

  • via de centrale verstrekkingsvoorziening wordt gecontroleerd op risicopatronen bij inschrijvingen en is gestuurd op meer samenwerking in de keten van afnemers van de GBA;

  • gemeenten hebben inzage gekregen in adresgegevens van werknemers bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de zogenaamde Suwi-inkijk. Daar maakten 184 gemeenten 19.500 keer gebruik van;

  • het kabinet investeerde € 1 mln. extra in opleidingen en examens van 1.200 gemeentelijke burgerzaken-ambtenaren gericht op het bestrijden van fraude (Kamerstukken II, 2013–2014, 29 911, nr. 450);

  • op basis van ruim 5.000 adresbezoeken zijn risicoprofielen ontwikkeld en actief gedeeld met alle gemeenten. Deze profielen gebruiken gemeenten bij nieuwe adresonderzoeken.

(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

In 2013 is gewerkt aan de (door)ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen en het voldoen aan de steeds wijzigende eisen omtrent veiligheid en toenemend gebruik. Ten opzichte van 2012 is het gebruik van DigiD met ruim een derde gestegen. In 2013 is het voor Nederlanders die wonen in het buitenland mogelijk geworden om een DigiD aan te vragen en zo digitaal zaken te doen met de overheid.

Moderniseren van werkgeverschap publieke sector

In september 2013 is een akkoord bereikt tussen sociale partners in de publieke sector over een aanpassing van de ABP-pensioenregeling aan fiscale kaders die per 1 januari 2014 gelden. In ruil voor de versobering van de ABP-pensioenregeling is een lastenverlichting voor overheidswerknemers afgesproken wat leidt tot een gemiddelde koopkrachtstijging van 2% in 2014. Daarnaast is door geen uitkering te geven voor loonbijstelling een besparing van ongeveer € 750 mln. gerealiseerd op de rijksbegroting. Het kabinet heeft voor het eerst overheidswerkgevers gelegenheid gegeven om door modernisering van secundaire arbeidsvoorwaarden toch budgettaire ruimte te creëren voor primaire loonstijging.

Op 27 juli 2013 is de Wet aanpassing pensioenleeftijd Algemene Pensioenwet Politieke Ambtdragers (APPA) in werking getreden. De pensioengerechtigde leeftijd van politieke ambtsdragers loopt nu in lijn met de verhoging van de AOW-leeftijd. Pensioenen van politieke ambtdragers volgen voortaan de ontwikkelingen van de overheidspensioenen. Ook is het middelloonstelsel ingevoerd. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt de duur van de voortgezette uitkering van politieke ambtsdragers teruggebracht van tien naar vijf jaar. In december 2013 is dit wetsvoorstel voor (internet)consultatie aangeboden.

Beperken Topinkomens Publieke Sector

Per 1 januari 2013 is de Wet Normering Topinkomens (semi-)publieke sector (WNT) in werking getreden. Het inkomen van topfunctionarissen, van de onder de WNT vallende instellingen, wordt gemaximeerd tot 130% van het ministersalaris. Vakministers kunnen voor instellingen van onder hen ressorterende sectoren een lagere normering vaststellen. Verder dient een overzicht van de inkomens van topfunctionarissen te worden opgenomen als bijlage bij de departementale jaarverslagen 2013. Dit geldt ook voor de inkomens van niet-topfunctionarissen die het bezoldigingsmaximum van de WNT overschrijden.

Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen om gegevens te verzamelen voor de eerste WNT-rapportage. De WNT voorziet in een jaarrapportage over de gehele (semi) publieke sector aan de Staten-Generaal over het voorafgaande jaar. In 2014 wordt de eerste WNT-rapportage (over 2013) gepresenteerd.

Integere en veilige publieke taakuitoefening

In 2013 is de metamonitor Veilige Publieke Taak uitgevoerd1. De resultaten zijn gebaseerd op beschikbare, sectorale en landelijke onderzoeken. Hieruit blijkt dat het percentage werknemers met een publieke taak dat slachtoffer is geweest van agressie en geweld tussen 2011 en 2012 gelijk is gebleven.

Het slachtofferschap tussen de sectoren loopt sterk uiteen. Bij de sector veiligheid lijkt er sprake van een toename van het percentage slachtoffers, terwijl er in het stads- en streekvervoer een afnemend slachtofferschap wordt gerapporteerd. In de overige sectoren is de omvang van het slachtofferschap ongeveer stabiel in vergelijking met eerdere jaren.

De implementatie en doorwerking van agressie- en geweldsbeleid laat een stijgende lijn zien.

Het afgelopen jaar hebben 435 mensen contact gezocht met het Adviespunt Klokkenluiders. In ongeveer 75% van de gevallen betrof het een verzoek om advies. Daarnaast richtte het Adviespunt zich op signalerings- en voorlichtingstaken op dit specifieke gebied. De Onderzoeksraad Integriteit Overheid heeft zich als extern meldpunt voor de publieke sector gepositioneerd en nieuwe sectoren hebben hierbij aansluiting gezocht. Naast de sectoren Rijk, Politie, Defensie en de Provincies hebben nu ook de sectoren gemeenten en waterschappen de Onderzoeksraad Integriteit Overheid aangewezen als extern meldpunt.

5. Realisatie Beleidsdoorlichtingen

Realisatie Beleidsdoorlichtingen H VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Artikel

Realisatie

Toelichting

 

2011

2012

2013

 

1. Openbaar bestuur en democratie

       

1.2 Bestuurlijke en financiële verhoudingen

     

De beleidsdoorlichting is in 2013 uitgevoerd en begin 2014 afgerond. Reeds in maart 2014 verzonden aan de Tweede Kamer.

1.2 Participatie

       

2. Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

       

2.1 Apparaat

       

2.2 Geheim

       

6. Dienstverlenende en innovatieve overheid

       

6.1 Verminderen regeldruk

x

     

6.2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

x

     

6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

x

     

6.4 Burgerschap

 

x

   

6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

       

7. Arbeidszaken overheid

       

7.1 Overheid als werkgever

     

De beleidsdoorlichting is in 2013 uitgevoerd en begin 2014 afgerond. Verzending aan de Tweede Kamer staat gepland voor maart 2014.

7.2 Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

       

2. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

A Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een goed functionerend openbaar bestuur en democratie.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur, zowel op centraal als op decentraal niveau en binnen de kaders van de regelgeving van de Europese Unie. De minister is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen), maar ook voor goede bestuurlijke en financiële verhoudingen. Daarmee schept de Minister van BZK randvoorwaarden voor voldoende bestuurskrachtige gemeenten en provincies, die in staat zijn hun taken – zowel in autonomie als in medebewind – goed te kunnen uitvoeren. Dat draagt bij aan de legitimatie van ons bestuurlijke stelsel.

Het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering vormt daarnaast een belangrijke pijler van de legitimatie van het Nederlands openbaar bestuur. In dat kader waarborgt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het functioneren van het constitutionele bestel, waaronder het stelsel van de representatieve democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus. De Minister van BZK zorgt tevens voor zodanige toerusting van de Kiesraad dat deze zijn wettelijke taken adequaat kan vervullen.

C Beleidsconclusies

Decentralisaties

Het Ministerie van BZK blijft nauw betrokken bij de decentralisatieoperatie in het sociaal domein. Naast de klassieke verantwoordelijkheden zoals opgenomen in gemeentewet en financiële verhoudingswet, heeft de Minister van BZK in het constituerend beraad ook een coördinerende rol gekregen. Deze coördinerende rol richt zich op de samenhang tussen de drie decentralisaties, jeugd, maatschappelijke ondersteuning en participatie, en op het goed laten landen van de nieuwe verantwoordelijkheden bij bestuurskrachtige en uitvoeringskrachtige gemeenten. De Minister van BZK kent ook een inhoudelijke verantwoordelijkheid in relatie tot een aantal belangrijke randvoorwaarden bij het goed laten landen van de decentralisaties. Zo is hij verantwoordelijk voor onderwerpen als een bestuurskrachtig binnenlands bestuur met de juiste schaal, de juiste bestuurlijke verhoudingen, het beheer van het gemeentefonds, interbestuurlijk toezicht, vermindering van regeldruk, kaders voor een goede implementatie van gegevensuitwisseling en privacyvraagstuk ten behoeve van regie en vroegsignalering over alle te decentraliseren domeinen, en het faciliteren en bevorderen van burgerparticipatie en overheidsparticipatie.

Het Kabinet heeft, onder leiding van de Minister van BZK, een aantal uitgangspunten geformuleerd in de zogeheten «Decentralisatiebrief» van 19 februari 2013. Deze uitgangspunten brengen samenhang binnen de drie genoemde decentralisaties op onderwerpen als verantwoording, interbestuurlijk toezicht, vermindering van regeldruk en financiën. De uitgangspunten zoals opgenomen in de decentralisatiebrief zijn meegenomen in de besluitvorming omtrent de decentralisatiewetgeving, daarnaast worden deze gebruikt bij de vormgeving die bij inwerkintreding van de decentralisaties van belang worden zoals een overall monitor sociaal domein. Als voorbeeld wordt de samenhang op het terrein van financiën bereikt door het opnemen van de middelen in het sociaal deelfonds. De middelen in het deelfonds worden tijdelijk, voor een periode van drie jaar, verstrekt via een apart begrotingsartikel in het gemeentefonds en kunnen gedurende deze periode alleen worden besteed aan de onderscheiden doelen van het sociaal domein.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.1 Openbaar bestuur en democratie
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

31.897

45.581

25.102

20.479

                 

Uitgaven:

     

25.209

30.373

25.102

5.271

1.1

Bestuurlijke en financiële verhouding

     

6.806

11.947

7.999

3.948

 

Subsidies

     

4.246

6.794

3.349

3.445

 

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

     

0

13

0

13

 

Diverse subsidies

     

1.600

605

854

– 249

 

Oorlogsgravenstichting (OGS)

     

2.646

6.176

2.495

3.681

 

Opdrachten

     

2.560

5.016

4.650

366

 

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

     

2.560

5.016

4.650

366

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

     

0

137

0

137

 

Bijdragen internationaal

     

0

137

0

137

                 

1.2

Participatie

     

18.403

18.426

17.103

1.323

 

Subsidies

     

14.599

15.749

16.033

– 284

 

Politieke partijen

     

14.599

15.749

16.033

– 284

 

Opdrachten

     

3.803

2.677

1.070

1.607

 

Kiesraad

     

540

245

420

– 175

 

Verkiezingen

     

3.263

2.432

650

1.782

                 

Ontvangsten

     

24.694

24.816

49.465

– 24.649

E Toelichting op de financiële instrumenten
1.1 Bestuurlijke en financiële verhoudingen

Subsidies

Diverse subsidies

De stichting Europa Decentraal heeft in 2013 gemeenten en provincies ondersteund in de omgang met de Brusselse regels omtrent staatssteun, en hier een subsidie voor ontvangen.

Het actieprogramma Lokaal Bestuur heeft naar aanleiding van de verantwoording over 2012 een nabetaling ontvangen voor een subsidie. Deze subsidie is toegekend ten behoeve van de begeleiding aan raden/raadsleden en wethouders om op een adequate manier invulling te geven aan hun veranderende rollen en taken.

Oorlogsgravenstichting (OGS)

Namens de Nederlandse overheid heeft de Oorlogsgravenstichting in 2012 wereldwijd ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers beheerd. Deze graven liggen in meer dan 50 landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Ook verzorgde de stichting ruim 10.000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland. Naast de € 2,5 mln. structurele subsidie heeft de Oorlogsgravenstichting in 2013 € 2,9 mln. aan incidentele subsidies ontvangen: € 1,9 mln. voor de uitbreiding van ereveld Loenen en het onderhoud aan de paden aldaar en € 0,8 mln. voor het aanboren van derde geldstromen en/of het reorganiseren van de werkzaamheden. Omdat de Oorlogsgravenstichting kampt met wisselkoersrisico’s is daarnaast een incidentele subsidie van € 0,2 mln. voor de vorming van een egalisatiereserve gedaan.

1.2 Participatie

Subsidies

Politieke partijen

Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Voor subsidie komen alleen partijen in aanmerking die ten minste 1.000 leden hebben, die hebben deelgenomen aan de voorgaande Kamerverkiezingen en daarbij in één van beide Kamers minimaal één zetel hebben behaald.

De Wfpp is op 1 mei 2013 in werking getreden, en kan worden gezien als de opvolger van de Wet subsidiëring politieke partijen (Wspp). In de Wfpp staan niet alleen de regels over de subsidiëring aan politieke partijen, maar zijn ook nieuwe, aangescherpte regels opgenomen over de financiering van partijen door derden (door middel van bijvoorbeeld donaties).

Tabel 1.2 Subsidies op grond van de Wet subsidiering politieke partijen

Partij

Waarde 2009 (in €)

Waarde 2010 (in €)

Waarde 2011 (in €)

Waarde 2012 (in €)

Waarde 2013 (in €)1

VVD

2.204.470

2.323.101

2.737.052

2.743.998

3.629.949

PvdA

3.123.645

3.084.084

2.769.171

2.780.432

3.538.686

SP

2.394.179

2.334.912

1.696.472

1.666.193

1.606.728

CDA

3.689.447

3.455.182

2.129.837

2.110.184

1.710.428

D66

684.230

872.433

1.273.866

1.273.909

1.530.066

CU

986.719

971.370

855.600

849.163

921.981

GL

967.414

1.003.867

1.149.221

1.137.367

833.945

SGP

816.707

800.842

737.401

738.740

855.725

PvdD

540.977

558.401

538.847

540.732

613.973

50PLUS

   

224.936

377.943

441.608

OSF

375.589

374.426

377.161

376.975

360.890

X Noot
1

Definitieve vaststelling van de bedragen over 2013 moet nog plaatsvinden.

Opdrachten

Verkiezingen

In het voorjaar van 2013 is extra budget vrijgemaakt ten behoeve van het onderzoek naar een nieuw stembiljet dat elektronisch geteld kan worden. De Tweede Kamer heeft eind 2013 het verslag van het onderzoek ontvangen (Kamerstukken II, 2013–2014, 31 142 nr. 37). De Minister van BZK heeft het onderzoek, voor zover het gaat om de invoering van een nieuw stembiljet in het stemlokaal «on hold» gezet lopende de advisering van de commissie Van Beek die moet adviseren over de vraag of het mogelijk is om elektronisch stemmen in het stemlokaal in te voeren. Deze commissie heeft op 18 december 2013 advies uitgebracht. De planning is om in maart 2014 het kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer toe te sturen. Voor de kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen wordt bij de verkiezing van de leden van het europees parlement geëxperimenteerd met een van de, in het onderzoek, ontwikkelde modellen voor een nieuw stembiljet. In dit experiment kan het nieuwe model van het stembiljet per mail worden gezonden aan de kiezers die zijn geregistreerd.

Nederlanders die in Curaçao, Aruba of Sint Maarten woonachtig zijn kunnen zich registreren bij de Vertegenwoordiging van Nederland in deze landen. De Kieswet is daarvoor aangepast. Medio 2013 is (Kamerstukken II, 2012–2013, 31 142 nr. 35) aan de Tweede Kamer bericht dat toegewerkt zal worden naar de realisatie van een permanente registratie voor de kiezers die vanuit het buitenland mogen stemmen. Doel is de permanente registratie gereed te hebben voor de eerstkomende reguliere verkiezing waaraan de kiezers in het buitenland mogen deelnemen. Dat is de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2017.

Ontvangsten

In het financieringsarrangement mGBA/ORRA was een ontvangst van € 25 mln. van agentschap BPR voorzien in verband met de inbeheername van de Online Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie (ORRA). Deze inbeheername heeft in 2013 niet plaatsgevonden, omdat er een pas op de plaats is gemaakt met de ontwikkeling van de ORRA; de met de inbeheername samenhangende ontvangst heeft derhalve ook niet plaatsgevonden.

Artikel 2. Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

A Algemene doelstelling

Tijdige onderkenning van niet direct waarneembare dreigingen en risico’s voor de (inter)nationale veiligheidsbelangen van de Nederlandse staat en samenleving, en daarop gebaseerde informatieverstrekking aan de partners van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), die daardoor worden aangezet om passende maatregelen te nemen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de taakuitvoering van de AIVD. De Minister legt zo veel als mogelijk in het openbaar verantwoording af aan de Tweede Kamer. Waar dat niet kan, vanwege geheimhoudingsnoodzaak, gebeurt dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

De AIVD staat voor de nationale veiligheid door tijdig dreigingen, politieke ontwikkelingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn. Hiervoor verricht de AIVD onderzoek in binnen- en buitenland met behulp van algemene inlichtingenmiddelen (open bronnen) en bijzondere inlichtingenmiddelen. Op basis van de onderzoeksresultaten zet de AIVD bestuurders, beleidsmakers en andere belanghebbenden op lokaal, nationaal en internationaal niveau aan tot handelen. Hiertoe informeert en adviseert de AIVD zijn afnemers met ambtsberichten en analyses (waaronder openbare publicaties) en door gericht relatiemanagement.

Tabel 2.1 Kengetallen
 

Waarde 2012

Waarde 2013

Aantal openbare publicaties

6

3

Aantal ambtsberichten exportcontroles1

38

30

Aantal ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie

42

42

Aantal ambtsberichten (overige afnemers)

23

35

Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van stelsel bewaken en beveiligen (art 6.2.e Wiv 2002)2

163

115

Aantal dreigingsinformatie-producten ten behoeve van beveiligingsbevorderende taak (art 6.2.c Wiv 2002)

12

13

Aantal inlichtingenproducten over ontwikkelingen in de landen van het aanwijzingsbesluit buitenland

530

427

Aantal aangewezen vertrouwensfuncties

63.948

61.417

Aantal door AIVD in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken

8.497

7.929

Aantal geweigerde Verklaringen van Geen Bezwaar (VGB)3

990

716

[Bron AIVD]

X Noot
1

Dit zijn berichten in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use) aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen DGBEB.

X Noot
2

De gerapporteerde stelselproducten bewaken en beveiligen zijn: dreigingsinschatting, dreigingsanalyse, risicoanalyse en mededelingen. (De definitie is aangepast en gecorrigeerd voor 2012.)

X Noot
3

Hiervan hebben in 2013 664 weigeringen betrekking op B-vertrouwensfuncties in de burgerluchtvaart.

C Beleidsconclusies

De beoogde verregaande samenwerking met de nationale politie aangaande de personele en technische inrichting van de tien Regionale Inlichtingendiensten en de Landelijke Inlichtingendienst heeft in 2013 vertraging opgelopen door reorganisaties bij zowel de AIVD als de nationale politie. In 2013 heeft wel een ICT-pilot bij één Regionale Inlichtingendienst (RID) plaatsgevonden. Het doel was de effectiviteit en efficiency van de inzet van RID-en te versterken. Verder zijn de resultaatgebieden nagenoeg allemaal beschreven. Deze zullen door de nationale politie en de AIVD vanaf 2014 stap voor stap worden doorgevoerd bij de RID’s.

In 2013 is een kwartiermaker aangesteld in het kader van de samenwerking tussen de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de AIVD inzake de Nationale Sigint Organisatie (NSO) en de operationele ondersteuning van de beide diensten op het gebied van cybersecurity. Daarmee is ook een aanvang gemaakt met de gezamenlijke uitvoering van deze taken. Naar verwachting zal in het voorjaar van 2014 de gezamenlijke eenheid formeel worden opgericht. De commissie Dessens heeft geadviseerd de bevoegdheden van de I&V-diensten met betrekking tot kabelinterceptie uit te breiden. Nadat het kabinet een reactie heeft geformuleerd op het advies kan eventueel een wijziging van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) worden ingediend. Materiële uitbreiding van specifieke expertise en technieken die nodig zijn om de toenemende datastromen te kunnen verwerken en analyseren zijn op beperkte schaal gerealiseerd. Van personele uitbreiding hiervoor was geen sprake. In 2013 is een pilot voor netwerk detectie bij het Rijk in samenwerking met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de MIVD voorbereid.

De situatie in Syrië maakt het belang van een I&V-dienst met een zelfstandige inlichtingenpositie nog eens duidelijk. De Nederlandse regering moet in staat worden gesteld, zonder volledig afhankelijk te zijn van de informatie van andere landen, besluiten te nemen over de Nederlandse inzet in EU of VN-kader ten behoeve van internationale maatregelen. Dit was onder ander het geval ten aanzien van Syrië, over het gebruik van chemische wapens in dat land, over de regionale implicaties van de burgeroorlog en over de tegen Europa gerichte dreiging.

Met inlichtingenberichten en analyses draagt de AIVD bij aan kennisopbouw en kan de AIVD waarschuwen voor mogelijke dreigingen tegen de Nederlandse belangen. Ook heeft de AIVD frequent presentaties en briefings gegeven voor betrokken ministers (in de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en op ad hoc basis), voor de Commissie Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer en voor betrokken hoge ambtenaren.

De AIVD heeft in 2013 de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken herijkt. Dit was nodig omdat de behoefte aan screening toenam en daarmee de vraag om uitbreiding van functies waarvoor een veiligheidsonderzoek is benodigd. Evenwel is het veiligheidsonderzoek een kostbaar en op de privacy inbreukmakend middel dat enkel in het kader van de nationale veiligheid kan worden ingezet. In samenspraak met de andere departementen is nieuw beleid ontwikkeld voor de aanwijzing van vertrouwensfuncties. Het nieuwe beleidskader zorgt voor eenduidige, scherpe aanwijscriteria waarmee de verschillende ministers in hun eigen domein functies, waarbij de mogelijkheid bestaat de nationale veiligheid te schaden, als vertrouwensfunctie aan wijzen. De nieuwe leidraad sluit aan op de rijksbrede Strategie Nationale Veiligheid. Aan de hand van nieuw ontworpen risicoprofielen zorgt de AIVD voor nog meer maatwerk in de uitvoering van veiligheidsonderzoeken.

In 2013 is door de Minister in samenwerking met de Minister van Defensie een wetsvoorstel ingediend om tarifering ook in de private sector mogelijk te maken. De Raad van State heeft positief geadviseerd over het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is vertraagd en ligt ter behandeling in de Tweede Kamer.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 2.1 Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst
           

Realisatie

Oorspronkellijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

200.112

197.486

199.621

– 2.135

                 

Uitgaven:

     

198.945

195.142

199.621

– 4.479

2.1

Apparaat

     

188.302

185.758

190.237

– 4.479

2.2

Geheim

     

10.643

9.384

9.384

0

                 

Ontvangsten

     

3.170

7.440

8.214

– 774

E Toelichting op de financiële instrumenten
2.1 Apparaat

De opstart van de gezamenlijke eenheid van de MIVD en de AIVD is later van start gegaan dan gepland. De beschikbare middelen zijn doorgeschoven naar 2014 (€ 1,5 mln.). Daarnaast zijn in 2013 zijn middelen vrij gespeeld binnen de dienst met het oog op de financiering van de frictiekosten van de reorganisatie als gevolg van de taakstelling op de dienst. (€ 6 mln.). Ten opzichte van deze mutaties is de begroting volledig gerealiseerd.

Ontvangsten

Vanaf 1 januari 2013 zijn de kosten die samenhangen met de uitvoering van veiligheidsonderzoeken voor de publieke sector in rekening gebracht aan de werkgevers. In totaal heeft de AIVD in 2013 € 5,7 mln. in rekening gebracht, waarmee er sprake was een tegenvaller van € 1,3 mln. op de ontvangsten als gevolg van vraaguitval. De overige ontvangsten zijn apparaatsgerelateerd.

Artikel 6. Dienstverlenende en innovatieve overheid

A Algemene doelstelling

Een compacte overheid door minder regeldruk, voorzieningen voor efficiënt gebruik van overheidsinformatie en het bevorderen van burgerschap.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van BZK heeft een regierol voor het verminderen van administratieve lasten en regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden.

De Minister is systeemverantwoordelijk voor het stelsel van basisregistraties en is vanuit de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens verantwoordelijk voor een goed functionerende Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en vanuit de Paspoortwet verantwoordelijk voor betrouwbare reis- en identiteitsdocumenten. De Minister stelt voor de basisregistratie het beleid vast en is verantwoordelijk voor de uitvoering.

De Minister is coördinerend verantwoordelijk voor het gebruik en de implementatie van e-overheidvoorzieningen en is als opdrachtgever verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van diverse e-overheidvoorzieningen.

De Minister heeft een regierol bij het bevorderen van burgerschap en stimuleert hiervoor veranderingen binnen de overheid.

In Caribisch Nederland is de Minister vanuit de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES verantwoordelijk voor een goed functionerende bevolkingsadministratie (PIVA) en vanuit de Wet identiteitskaarten BES voor een betrouwbare identiteitskaart (sedula).

C Beleidsconclusies

Open Overheid

Nederland is in 2011 lid geworden van het Open Government Partnership (OGP), het internationale verband dat zich richt op het transparanter en toegankelijker maken van overheden. In september 2013 heeft Nederland een visie en actieplan Open Overheid opgesteld dat actieve openbaarheid van overheidsinformatie als uitgangspunt heeft.

Deze visie en actieplan Open Overheid biedt de basis voor het werken met verschillende partijen binnen en buiten de overheid aan een meer open overheid.

De visie en actieplan Open Overheid is door het kabinet aan de Tweede Kamer gestuurd en omarmt.

Open data (herbruikbare openbare overheidsinformatie) is één van de uitgangspunten van de visie op Open Overheid en levert een belangrijke bijdrage aan economische innovatie, versterking burgerschap, goed bestuur en een efficiëntere overheid. In 2012 is een begin gemaakt met pilots en het op elkaar laten aansluiten van vraag en aanbod van Open data. In 2013 is actief ingezet op het wegnemen van belemmeringen bij het aanbieden van data, op het verspreiden van goede voorbeelden van vraag en aanbod en op kennisdeling. In 2013 is binnen het departement voortgang geboekt door het gebruik van open data. Er zijn meer bestanden beschikbaar zoals topinkomens in de publieke sector en nieuwe data met betrekking tot leefbaarheid. Vanuit de eigen BZK organisatie is een team Open data actief om data open te maken. BZK inventariseert bij ieder ministerie welke datasets openbaar worden gemaakt. Uit internationale vergelijkingen blijkt dat Nederland veel datasets beschikbaar stelt, maar op het terrein van financiële transparantie – open spending – nog achterblijft. Hiermee is in 2013 een start gemaakt.

Het aantal open data bestanden wat vindbaar is in 2013 via data.overheid.nl is flink groter geworden. Het open data aanbod is toegenomen van 150 datasets eind 2012 naar ruim 6.000 datasets eind 2013. Er is hard gewerkt aan de bekendheid van open data. Op veel agenda's van uitvoeringsagenda's, gemeenten en andere overheden is Open data een thema geworden. In 2013 is niet alleen het vergroten van het aanbod van data leidend geweest, maar ook de toepassing ervan in maatschappelijke vraagstukken. Hiervoor zijn onder andere twee pilots opgestart om de invloed van open data bij de oplossing van maatschappelijke vraagstukken vast te kunnen stellen. Daarbij is er het Gronings open data portaal geopend. Het als open data beschikbaar stellen van aardbevingsdata speelt een rol in het gesprek over aardbevingen in provincie Groningen. Daarnaast is in samenhang met de departementen Economische Zaken (EZ), Infrastructuur en Milieu (IenM) en BZK gestart met het doorbraakproject open data. Doel is om op basis van een aantal thema's vraag en aanbod bij elkaar te brengen. De thema's voor 2014 zijn Water, Energie en Smartcities.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6.1 Dienstverlenende en innovatieve overheid
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

193.538

102.722

125.848

– 23.126

                 

Uitgaven:

     

145.866

125.526

125.848

– 322

6.1

Verminderen regeldruk

     

3.711

2.849

4.300

– 1.451

 

Opdrachten

     

3.711

2.004

4.300

– 2.296

 

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

     

3.711

2.004

4.300

– 2.296

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

     

0

845

0

845

 

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

     

0

845

0

845

                 

6.2

Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

     

37.699

31.562

22.129

9.433

 

Opdrachten

     

30.066

27.429

22.129

5.300

 

(door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

     

29.593

15.065

18.348

– 3.283

 

Aanpak fraudebestrijding

     

0

5.270

0

5.270

 

Baten-lastenagentschap Logius

     

473

0

0

0

 

Implementatie NUP (VNG)

     

0

7.094

3.781

3.313

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

     

7.632

4.133

0

4.133

 

(door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen (Logius)

     

626

58

0

58

 

Baten-lastenagentschap Logius

     

7.006

4.075

0

4.075

6.3

Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

     

50.967

52.073

42.950

9.123

 

Opdrachten

     

9.915

7.270

7.746

– 476

 

Beheer e-overheidsvoorzieningen

     

7.023

3.630

4.545

– 915

 

Officiële publicaties en wettenbank

     

2.893

3.640

3.201

439

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

     

41.052

44.803

35.204

9.599

 

Baten-lastenagentschap BPR

     

2.973

7.393

3.394

3.999

 

Baten-lastenagentschap Logius

     

37.166

32.897

30.410

2.487

 

Baten-lastenagentschap Werkmaatschappij

     

0

4.513

0

4.513

 

Beheer e-overheidsvoorzieningen (Logius)

     

913

0

1.400

– 1.400

                 

6.4

Burgerschap

     

5.136

6.324

5.134

1.190

 

Subsidies

     

4.831

5.533

4.384

1.149

 

Comité 4/5 mei

     

140

109

109

0

 

Huis voor Democratie en rechtstaat

     

3.898

0

4.253

– 4.253

 

ProDemos

     

0

5.019

22

4.997

 

Programma burgerschap

     

793

405

0

405

 

Opdrachten

     

305

791

750

41

 

Programma burgerschap

     

305

791

750

41

                 

6.5

Reisdocumenten en basisadministratie personen

     

48.354

32.718

51.335

– 18.617

 

Subsidies

     

179

40

0

40

 

Beleid GBA en reisdocumenten

     

179

40

0

40

 

Opdrachten

     

27.111

20.581

34.435

– 13.854

 

Beleid GBA en reisdocumenten

     

9.834

5.840

4.288

1.552

 

Modernisering GBA

     

16.376

14.741

5.147

9.594

 

ORRA

     

900

0

25.000

– 25.000

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

     

21.064

12.097

16.900

– 4.803

 

Baten-lastenagentschap BPR

     

21.064

12.097

16.900

– 4.803

 

Beleid GBA en reisdocumenten

     

0

0

0

0

                 

Ontvangsten

     

21.569

17.480

500

16.980

E Toelichting op de financiële instrumenten
6.1 Verminderen regeldruk

Opdrachten

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

Met het programma «beter en concreter» worden gemeenten rechtstreeks ondersteund bij het terugdringen van regeldruk. «Beter en concreter» is een gezamenlijk programma van de ministeries van BKZ en EZ en de VNG voor het verminderen van regeldruk en het verbeteren van dienstverlening en de kwaliteit van regels.

In het regeerakkoord is opgenomen dat de regeldruk per 2017 met € 2,5 miljard wordt verlaagd (ten opzichte van 2012) voor bedrijven, professionals en burgers. De afgelopen maanden is het deel voor burgers en professionals verder ingevuld tot € 352 mln. De teruggang in het cijferbeeld (was € 400 mln.) wordt verklaard doordat de regeldrukeffecten van enkele maatregelen door beleidsverandering in negatieve zin moesten worden bijgesteld. Met de Najaarsrapportage Regeldruk eind 2013 is de Tweede Kamer in vervolg op de programmabrief «Goed Geregeld» over de voortgang van deze kwantitatieve vermindering geïnformeerd (Kamerstukken II, 29 362, nr. 212).

Het kabinet heeft met de zogenaamde maatwerkaanpak ingezet op vermindering van regeldruk in die sectoren en domeinen waar de regeldruk als onevenredig hoog wordt ervaren. Zo is in 2013 gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen in het openbaar vervoer voor mensen met een beperking en aan de aanpak van belemmeringen voor vrijwilligers. Deze aanpak loopt door, c.q. wordt (ten dele) afgerond in 2014. In de Najaarsrapportage Regeldruk is de voortgang van de maatwerkaanpak, de regeldrukvermindering bij medeoverheden en de nadere uitwerking van de voorstellen ter verbetering van de wetgevingskwaliteit geschetst.

In 2013 heeft het onafhankelijk advies- en toetsingscollege Actal toetsen uitgevoerd op nieuwe, voorgenomen wet- en regelgeving. Actal heeft meerdere adviezen opgeleverd in 2013, waaronder een advies over de merkbaarheid van regeldrukvermindering.

De onderuitputting op het artikelonderdeel is binnen het artikel ingezet om tekorten op de dossiers eOverheid te verkleinen.

Tabel 6.2 Indicatoren
 

Beginstand 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2012

Realisatie tot en met 2013

Vermindering administratieve lasten van de burger in tijd en kosten bij de overheid (t.o.v. het jaar daarvoor)1

83,7 mln. uur

€ 755 mln

0%

0%

€ 52,9 mln.

Bron: opgaven van verschillende departementen van door hen gerealiseerde vermindering van administratieve lasten.

X Noot
1

De indicator is met het regeerakkoord gewijzigd naar een lastenreductie voor de periode 2012 -2017

van € 2,5 mld. voor bedrijven, professionals en burgers (er zijn geen tussenliggende streefwaarden gesteld) (Kamerstukken II 29 362 nr. 212, 2012–2013, brief van 24 april 2013).

In de tabel is opgenomen de realisatie voor burgers en professionals vanaf het begin van de regeerperiode (november 2012) tot en met eind 2013. Tevens zijn de gerealiseerde uren onderdeel van de realisatie (gerekend wordt met € 15 per uur).

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

Het Kenniscentrum Prettig Contact, onderdeel van de Werkmaatschappij, heeft een bijdrage ontvangen ten behoeve van de vermindering van regeldruk en administratieve lasten. Naast de inzet op administratieve lastenvermindering voor de burger is vanuit het project «Prettig Contact met de Overheid» ten behoeve van de de-juridisering ingezet op een landelijke toepassing en implementatie van de informele aanpak in besluitvormings-procedures en bij de behandeling van klachten en bezwaren. Een informele aanpak door de overheid wordt door burgers als positief ervaren, zo bleek uit de onderzoeken gebundeld in de uitgaven «Prettig contact met de overheid» editie 4 en 5. Dit inzicht heeft geleid tot 450 pilotprojecten waarin de behandeling van klachten en bezwaren op informele wijze wordt aangepakt. Om de informele aanpak door bestuursorganen verder te ondersteunen en stimuleren heeft de Minister van BZK in samenwerking met de Minister van VenJ een nieuwe handleiding hierover uitgebracht.

6.2 Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Opdrachten

(door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

Voor de ontwikkeling naar een iOverheid is ontwikkeling en beheer van een digitale basisinfrastructuur noodzakelijk. In 2013 waren vele eOverheidsvoorzieningen in bedrijf en is door stichting ICTU gewerkt aan het up-to-date houden en het voldoen aan de steeds wijzigende eisen met betrekking tot veiligheid, toenemend gebruik en de gegevensuitwisseling tussen de verschillende systemen. Ook zijn verdere stappen naar een open overheid genomen en is het bestuurlijk en operationeel besef van het belang van informatiebeveiliging vergroot. De digitale basisinfrastructuur is een belangrijke basis voor het realiseren van de afspraak uit het regeerakkoord; bedrijven en burgers kunnen uiterlijk in 2017 zaken die ze met de overheid doen, zoals het aanvragen van een vergunning, digitaal afhandelen.

Ook is door stichting ICTU gewerkt aan de beveiliging van DigiD. Alle gebruikers moeten een beveiligingsassessment uitvoeren en hiervan een auditrapport bij Logius inleveren. In samenwerking met KING en VNG zijn de gebruikers bij de uitvoering hiervan ondersteund. Voor bijna 90% van de authenticaties in Nederland is inmiddels een ICT-beveiligingsassessment ingeleverd.

In 2013 is gewerkt aan de strategische verkenning eID stelsel. Voor de totstandkoming van het eID Stelsel en de uitwerking van de DigiD-kaart is het programma eID ingericht, onder aansturing vanuit een stuurgroep waarin diverse departementen zijn vertegenwoordigd. Het programma werkt nauw samen met de VNG en NVVB. Over de ontwikkeling en invoering van het eID stelsel is de Tweede Kamer eind december 2013 geïnformeerd (Kamerstukken II, 26 643, nr. 299).

In 2013 is gewerkt aan de voorbereiding van de registratie van niet-ingezetenen, deze moest op 6 januari 2014 operationeel zijn. Met de komst van de RNI kunnen niet-ingezetenen zich bij 18 daartoe aangewezen RNI-loketgemeenten laten inschrijven en wordt hen een BSN toegekend.

Aanpak fraudebestrijding

In 2013 is een impuls gegeven aan fraudebestrijding. Hiertoe zijn middelen aan het budget BZK toegevoegd. In de brief van 10 mei 2013 en het debat rond fraude met toeslagen (Kamerstukken II, 17 050, nr. 435) is aangekondigd om de kwaliteitsagenda GBA versterkt in te zetten in de aanpak en voorkoming van fraude. Hiervoor is vanaf 2013 structureel budget beschikbaar gekomen en is de aanpak gestart. Zo is het aantal adressen dat in onderzoek is sterk verhoogd en zijn de gegevens uit de GBA gecombineerd met actief DigiD-gebruik en signalen van mogelijke fraude in de keten. Dat heeft in 6.000 gevallen geleid tot vermoedens van fraude en tot het uiteindelijk actief afsluiten van 500 DigiD’s. Daarnaast hebben gemeenten risicoprofielen ontwikkeld in relatie tot het inschrijven van personen en wordt hierop gemonitord via de centrale verstrekkingsvoorziening. Deze profielen worden actief gedeeld met alle gemeenten. Er is gestuurd op meer samenwerking in de keten van afnemers van de GBA. Gemeenten hebben inmiddels inzage in adresgegevens van werknemers bij het UWV. 184 gemeenten hebben daar in 2013 19.500 keer gebruik van gemaakt. Ook is geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering van burgerzaken-ambtenaren.

Implementatie NUP (VNG)

Medio 2013 is de tussenbalans van i-NUP opgemaakt en aan de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II, 26 643, nr. 292). Hieruit blijkt dat het merendeel van de bouwstenen van i-NUP (72%) inmiddels beschikbaar is. Gemiddeld 66% van de gemeenten en 65% van de grote uitvoeringsorganisaties is aangesloten op de afgeronde bouwstenen. In 2014 wordt het i-NUP afgerond en worden de bouwstenen geborgd.

De Minister van BZK draagt bij aan de implementatie van eOVerheidsvoorzieningen door gemeenten via operatie NUP2. In 2013 hebben nagenoeg alle gemeenten gebruik gemaakt van de generieke implementatie-ondersteuning, dat in opdracht van de VNG door KING wordt uitgevoerd. Voor de financiering van de implementatie zijn meerjarige afspraken gemaakt. In 2013 zou de VNG € 9,0 mln. ontvangen. Hiervan is een deel in 2012 reeds voorgefinancierd. De rest is in 2013 betaald. Begin 2013 heeft een positieve evaluatie plaatsgevonden op basis waarvan het programma is gecontinueerd tot en met het einde van de looptijd van het i-NUP (2014).

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Baten-lastenagentschap Logius & (door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen (Logius)

Er is in 2013 voor € 1,8 mln. aan opdrachten verstrekt aan Logius voor de doorontwikkeling van voorzieningen. Het ging hier om doorontwikkeling van DigiD en DigiDmachtigingen en de stelselvoorzieningen. Deze doorontwikkeling maakte geen onderdeel uit van het reguliere beheer en exploitatie en is daarom middels aparte opdrachten betaald. Voor de ontwikkeling van DigiD voor Nederlanders in het buitenland is eveneens € 1,8 mln. besteed. De ontwikkeling van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) heeft in 2013 € 0,4 mln. gekost.

6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

Opdrachten

Beheer e-overheidsvoorzieningen

Beheer van de diverse e-overheidsvoorzieningen is ondergebracht bij een aantal baten-lastenagentschappen, namelijk BPR, de Werkmaatschappij en Logius. In 2013 is verdergegaan met het efficiënt en effectief leveren van e-overheidsdienstverlening.

Officiële publicaties en wettenbank

Het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP) verzorgt het beheer van de officiële publicaties en wettenbank, zie ook bij «Baten-lastenagentschap Werkmaatschappij». De productie van de gegevens, die door KOOP beheerd worden, worden door een externe partij verzorgd. Hiervoor is een meerjarige opdracht verstrekt.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Baten-lastenagentschap BPR

Het baten-lastenagentschap BPR heeft in 2013 voorbereidingen getroffen om in 2014 het register niet-ingezetenen in beheer te kunnen nemen. Voor de inbeheername zijn door het agentschap kosten gemaakt die bij de begroting nog niet geraamd waren. Ook heeft het agentschap een bijdrage geleverd aan de verdere ontwikkeling van het register. Daarnaast heeft BPR het beheer verzorgd van de Beheervoorziening burgerservicenummer (BV-BSN).

Baten-lastenagentschap Logius & Beheer e-overheidsvoorzieningen

Het agentschap Logius beheert diverse e-overheidsvoorzieningen in opdracht van de Minister van BZK. Het gaat hier bijvoorbeeld om voorzieningen als DigiD/DigiD buitenland, stelselvoorzieningen digikoppeling, melding en levering, Public Key Infrastructure (PKI), www.overheid.nl en MijnOverheid. De kosten van het beheer van de e-overheidsvoorzieningen nemen, als gevolg van toenemend gebruik en toenemende eisen aan veiligheid en betrouwbaarheid, sinds een aantal jaren toe. Zo steeg in 2013 het aantal berichten dat via het MijnOverheid-portaal is verstuurd van circa 1 miljoen in 2012 naar meer dan 6 miljoen in 2013. Daarnaast gebruiken meer dan 10 miljoen burgers DigiD en is het aantal DigiD-authentificaties naar circa 115 miljoen in 2013 gestegen.

Baten-lastenagentschap Werkmaatschappij

Het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP), een onderdeel van het baten-lastenagentschap Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) beheert onder meer de Staatscourant, het Staatsblad en wetten.nl. In 2013 is een centrale publicatievoorziening tot stand gebracht waarmee decentrale overheden desgewenst en tegen betaling van een vergoeding een elektronisch gemeenteblad, provinciaal blad of waterschapsblad kunnen produceren. Daarnaast is een voorziening operationeel geworden waarmee verkeerbesluiten, die voorheen in regionale bladen werden gepubliceerd, in de Staatscourant bekend worden gemaakt.

6.4 Burgerschap

Subsidies

Comité 4/5 mei

Met de subsidie die het Nationaal Comité 4 en 5 mei van BZK ontvangt, wordt jaarlijks een deel van het inhoudelijke programma op de 14 Bevrijdingsfestivals gerealiseerd onder de noemer «Debat en Dialoog». In totaal werden er meer dan 44 verschillende projecten uitgevoerd die door bijna een miljoen bezoekers zijn bezocht.

Huis voor Democratie en rechtstaat / ProDemos

ProDemos heeft tot doel om mensen te informeren over de democratische rechtsstaat en hen te stimuleren om een actieve rol daarin te spelen. Ook in 2013 heeft ProDemos zijn activiteiten verder uitgebreid. In Den Haag en elders op locatie namen in totaal ruim 160.000 mensen deel aan ProDemos-activiteiten, waaronder ongeveer 77.000 scholieren. Verspreid over het land namen ruim 15.000 mensen deel aan gastlessen, rollenspellen, trainingen en andere activiteiten op bijvoorbeeld scholen en in gemeentehuizen. Het aantal activiteiten met en bij rechtbanken nam sterk toe. Nieuw was onder andere de interactieve tentoonstelling DemocratieLAB. Bezoekers kunnen hier hun kennis over de democratie vergroten en direct toepassen om zo hun meningen verder te ontwikkelen.

Opdrachten

Programma Burgerschap

In 2013 heeft BZK naar aanleiding van onderzoek en dialoog met netwerkpartners de nota Doe-Democratie (Kamerstukken II, 2012–2013 33 017, nr. E) aan de Kamer aangeboden. Om de doelstellingen uit de nota te realiseren zijn in 2013 een aantal activiteiten ondernomen. Zo zijn in samenwerking met Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtsgebieden en Platform 31 projecten tot stand gebracht met betrekking tot het wegnemen van belemmeringen in de regelgeving, aansprakelijkheid in de openbare ruimte en maatschappelijk aanbesteden. Er is een tiental leerkringen ingericht in samenwerking met o.a. Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) en de Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS) om dilemma’s en goede voorbeelden van overheidsparticipatie te delen tussen gemeenteprofessionals, variërend van griffiers en gemeentesecretarissen tot beleidsmedewerkers. Meer dan 25% van de gemeenten is dit jaar op enige wijze ondersteund vanuit BZK.

Daarnaast heeft BZK door middel van partnerschappen met de coöperatie Kracht in Nederland, Movisie, Greenwish en andere ondersteuningsorganisaties, kennisuitwisseling en netwerkvorming tussen initiatiefnemers en overheidsprofessionals versterkt. Om het aansluitingsvermogen van het Rijk te vergroten, zijn leerkringen binnen het Rijk ingericht. Ook is het traject Empowering People ingezet waarin 20 initiatieven zijn ondersteund door 40 rijksambtenaren op hun beleidsterrein. Tenslotte heeft het programma in samenwerking met 15 andere partners de internationale leerconferentie Borders to Cross rondom democratische vernieuwing en burgerschap georganiseerd. Borders to Cross bracht 300 overheidsprofessionals, academici en initiatiefnemers uit heel Europa bijeen rond 40 innovatieve projecten op het gebied van veranderende relatie overheid, samenleving en markt.

6.5 Reisdocumenten en basisadministratie personen

Opdrachten

Beleid GBA en reisdocumenten

In 2013 hebben de Tweede en Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Basisregistratie personen (BRP, de opvolger van de wet GBA). Onderdeel van de Wet BRP is de invoering van de bestuurlijke boete op de aangifteverplichtingen van de burger en dat ook registratie plaatsvindt van niet-ingezetenen (RNI) – waaronder arbeidsmigranten.

In de brief van 10 mei 2013 en het debat rond fraude met toeslagen (Kamerstukken II, 17 050, nr. 435), is in samenwerking met de agentschappen BPR en Logius versneld uitvoering gegeven aan de maatregelen uit de kwaliteitsagenda GBA/BRP. Ook Caribisch Nederland maakt onderdeel uit van deze Kwaliteitsagenda. Onder de BRP lopen de kwaliteitsmaatregelen en fraudeaanpak door. Eind 2013 is de campagne gericht op burgers gestart: «Voorkom gedoe, kijk het na». Deze campagne is er op gericht om burgers te wijzen op het belang van correcte registratie in de GBA/BRP. Het Kabinet heeft een fors bedrag in opleidingen en examens van burgerzaken-ambtenaren geïnvesteerd, als intensivering van de deskundigheidsbevordering van burgerzaken-ambtenaren (€ 1 mln.). Er is voor gemeenten methodiek beschikbaar voor adresvergelijking BRP en UWV. De gemeenten hebben inzage in gegevens bij het UWV, de zogenaamde Suwi-inkijk; die gegevens kunnen gebruikt worden als extra informatie om de BRP te verbeteren. Het evaluatie-instrument is werkend en succesvol beproefd met gemeenten; het gebruik is verplicht met de inwerkingtreding van de wet BRP. www.wiekrijgtmijngegevens.nl is gelanceerd, burgers kunnen hier zien aan welke instanties in het algemeen hun gegevens worden verstrekt. Uit risicogericht adresonderzoek in 2013 blijkt dat 97,7% van burgers op het juiste adres staat ingeschreven (onderzoek «Samen Leren» op www.bprbzk.nl). Er is door dit onderzoek voor gemeente een methodiek beschikbaar voor het doen van risicogerichte huisbezoeken. De gegevens van ingezetenen die niet frequent veranderen – de burgerlijke staat gegevens bijvoorbeeld – zijn nagenoeg 100% betrouwbaar; dit blijkt uit de resultaten van het evaluatie-instrument.

In 2013 is voor de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA) van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een meting uitgevoerd naar de administratieve kwaliteit van de bestanden. Het ging om een eerste vervolgmeting sinds 2010. Uit de meting blijkt dat de aanpak waarbij GBA/PIVA specialisten worden ingezet, leidt tot significante vooruitgang. GBA/PIVA specialisten ondersteunen op locatie bij het verbeteren van geconstateerde fouten en het vergroten van de deskundigheid van de medewerkers.

In 2013 hebben de Tweede en Eerste Kamer ingestemd met de wijziging van de Paspoortwet (Kamerstukken II, 33 440 (R1990)) die onder andere toeziet op de verlenging van de geldigheidsduur van de reisdocumenten van vijf naar tien jaar. Ook wordt met het wetsvoorstel geregeld dat bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart geen vingerafdrukken meer worden opgenomen. De wijzigingen zullen op 9 maart 2014 van kracht worden.

In 2013 is het afschaffen van het verplicht aangifte doen bij politie bij vermissing van het paspoort of identiteitskaart verder beproefd. Door deze proef ontstaat bij de politie ruimte om gericht misbruik en fraude met behulp van de documenten te onderzoeken. Ook is de proef uitgebreid met enkele Caribische delen van het Koninkrijk.

Modernisering GBA

De modernisering GBA realiseert een basisregistratie personen die 24 uur per dag, 7 dagen per week online beschikbaar is, met een hoge verwerkingscapaciteit, een directe verwerking van wijzigingen en met de mogelijkheden voor het leggen van verbanden tussen geregistreerde personen. Persoonsgegevens kunnen er snel en in grote aantallen uit worden opgevraagd op gebeurtenisniveau, zodat ze op het stelsel van basisregistraties aansluiten en direct beschikbaar zijn. De gemoderniseerde GBA schept daarmee voorwaarden voor een doorbraak in e-dienstverlening bij uitvoeringsorganisaties en gemeenten en voor verdergaande ketensamenwerking.

In 2013 is het projectbudget met € 29,6 mln. opgehoogd tot € 74,0 mln. (betreft meerjarige projectkosten). De meerkosten zijn in belangrijke mate veroorzaakt door de, als inherent aan dit type projecten bekend staande, verbreding en verdieping van de gewenste functionaliteit. De Kamer is hier in oktober over geïnformeerd (Kamerstukken II, 27 859, nr. 68).

In mei 2013 is de Kamer geïnformeerd over het voornemen om de drie PIVA bevolkingsadministraties van Bonaire, Sint Eustatius en Saba over te laten gaan naar de basisregistratie personen (BRP) (Kamerstukken II, 2012–2013, 27 859, nr. 65). De planning van de overgang van de PIVA administraties naar de BRP en de eventuele vervanging van het identiteitsbewijs sedula worden afgestemd op herijkte planning van de BRP.

ORRA

In het financieringsarrangement mGBA/ORRA was een ontvangst van € 25 mln. van agentschap BPR voorzien in verband met de inbeheername van de Online Raadpleegbare Reisdocumentenadministratie (ORRA). Deze inbeheername heeft in 2013 niet plaatsgevonden, omdat er een pas op de plaats is gemaakt met de ontwikkeling van de ORRA; de met de inbeheername samenhangende ontvangst heeft derhalve ook niet plaatsgevonden. De ontvangsten zijn binnengekomen op artikel 1 Openbaar bestuur en democratie.

Bijdrage aan baten-lastenagentschappen

Baten-lastenagentschap BPR

In 2013 is een bijdrage aan BPR verstrekt voor de uitvoering van de financieringssystematiek van de GBA, waarbij door middel van afspraken over budgetfinanciering via departementale begrotingsoverboekingen is voorzien in een deel van de kosten van de GBA. Daarnaast is er een bijdrage verstrekt voor werkzaamheden van BPR in het kader van de voorbereiding van de inbeheername van de BRP en voor het organiseren van de GBA-roadshows, die gericht zijn op het verbeteren van de samenwerking tussen gemeenten en uitvoeringsorganisaties en het verbeteren van de kwaliteit van de GBA.

Op het gebied van de reisdocumenten is in 2013 een bijdrage verstrekt ten behoeve van de korting die is gegeven op het tarief voor de Nederlandse identiteitskaart voor aanvragers die jonger zijn dan 14 jaar. Doordat het aantal aanvragen in 2013 lager was dan geraamd, was hiervoor minder budget benodigd dan begroot.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn voor het grootste gedeelte toe te schrijven aan het positieve resultaat bij BPR. Onderdeel hiervan is het positieve resultaat op de reisdocumenten. Conform afspraken wordt dit resultaat teruggestort naar BZK. Ook heeft BPR het positieve resultaat op de leges ingezet voor het programma Reisdocumenten. Tevens heeft Logius de gelden voor opdrachten die niet tot uitputting hebben geleid, teruggestort naar BZK.

Artikel 7. Arbeidszaken overheid

A Algemene doelstelling

Een (compacte) overheid met voldoende en goed gekwalificeerde, integere medewerkers en politieke ambtsdragers tegen verantwoorde kosten.

B Rol en verantwoordelijkheid

Onder meer op grond van de Ambtenarenwet en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is de Minister van BZK systeemverantwoordelijk voor de coördinatie van het arbeidsvoorwaardenbeleid in de publieke sector. Daaronder valt ook het creëren van voorwaarden om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak tegen te gaan. Verder is de minister verantwoordelijk voor het bevorderen van de integriteit van ambtenaren en politieke ambtsdragers, voor het bevorderen van de professionaliteit van politieke ambtsdragers, voor het onderhouden en moderniseren van de rechtspositieregelingen voor politieke ambtsdragers (in het verlengde van de Dijkstal-voorstellen) en voor het bevorderen van mobiliteit binnen het openbaar bestuur door het wegnemen van bestaande belemmeringen. De minister creëert voorwaarden ter bescherming van klokkenluiders binnen de publieke sector en gaat excessieve beloningen in de publieke en semi-publieke sector tegen.

De Minister van BZK is uitvoeringsverantwoordelijk voor de rechtspositionele regelingen van (voormalige) politieke ambtsdragers, de pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen, de (her-)benoemingen en ontslagen van onder andere burgemeesters, commissarissen der Koning en leden van de Raad van State en voor het decoratiestelsel en de toekenning van Koninklijke onderscheidingen.

C Beleidsconclusies

In 2013 is € 750 mln. bespaard door geen uitkering te geven voor loonbijstelling. Wel heeft het kabinet voor het eerst (loonsombenadering) overheidswerkgevers gelegenheid gegeven om door modernisering van secundaire arbeidsvoorwaarden toch budgettaire ruimte te creëren voor primaire loonstijging. Hier is echter geen gebruik van gemaakt.

Daarnaast is in september 2013 een akkoord bereikt tussen sociale partners in de publieke sector over een aanpassing van de ABP-pensioenregeling aan de per 1 januari 2014 geldende fiscale kaders. In ruil voor de daarmee gepaard gaande versobering van de ABP-pensioenregeling is een lastenverlichting voor overheidswerknemers afgesproken die tot een gemiddelde koopkrachtstijging van rond de 2% in 2014 leidt.

In 2013 is de Wet aanpassing pensioenleeftijd Appa in werking getreden. De pensioengerechtigde leeftijd van politieke ambtsdragers loopt nu in de pas met de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7.1 Arbeidszaken overheid
           

Realisatie

Oorspronkellijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

38.068

32.136

43.177

– 11.041

                 

Uitgaven:

     

44.797

40.146

43.177

– 3.031

7.1

Overheid als werkgever

     

16.124

14.099

16.198

– 2.099

 

Subsidies

     

10.696

9.534

10.012

– 478

 

Diverse subsidies

     

2.802

2.634

3.857

– 1.223

 

Programma Veilige Publieke Taak

     

2.098

1.175

3.100

– 1.925

 

Subsidies Overlegstelsel

     

5.587

5.541

2.833

2.708

 

Subsidies internationaal

     

209

184

222

– 38

 

Opdrachten

     

5.428

4.200

6.186

– 1.986

 

Arbeidsmarktbeleid

     

3.117

3.338

4.444

– 1.106

 

Programma Veilige Publieke Taak

     

130

102

750

– 648

 

Zorg voor politieke ambtsdragers

     

2.181

760

992

– 232

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

     

0

365

0

365

 

Bijdrage aan de NOM

     

0

365

0

365

7.2

Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

     

28.672

26.047

26.979

– 932

 

Inkomensoverdracht

     

8.242

8.214

9.224

– 1.010

 

Pensioenen en uitkeringen Politieke ambtsdragers

     

8.242

8.214

9.224

– 1.010

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

     

20.431

17.833

17.755

78

 

Regelingen voor Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen

     

20.431

17.833

17.755

78

                 

Ontvangsten

     

2.485

1.769

820

949

E Toelichting op de financiële instrumenten
7.1 Overheid als werkgever

Subsidies

Diverse subsidies

De Minister van BZK werkt aan een betrouwbare overheid. In dat kader zijn onder andere het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) en het Professionaliseringsfonds voor burgemeesters gesubsidieerd. Dankzij de subsidie aan het professionaliseringsfonds, die voor een belangrijk deel aangevuld wordt met middelen uit de eigen arbeidsvoorwaardenruimte, kan het Nederlands Genootschap van Burgemeesters een breed programma van professionalisering uitvoeren dat jaarlijks wordt vernieuwd op grond van ontwikkelingen rond het burgemeesterschap. Dit wordt in burgemeesterskring hoog gewaardeerd.

In het kader van het programma Beter Werken in het Openbaar Bestuur (BWOB) wordt ingezet op het bevorderen van mobiliteit van personeel, flexibiliteit van organisaties en professionalisering van medewerkers. Aan de professionalisering is in 2013 tevens bijgedragen via subsidies. Onder meer is subsidie verleend aan de Vereniging voor OverheidsManagement (VOM) en de Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS). Dat laatste in het kader van een professionaliseringstraject van het lokaal topmanagement, dat verband houdt met de op handen zijnde decentralisaties.

Programma Veilige Publieke Taak

Een veilige taakuitoefening door personeel met een publieke taak en politieke ambtsdragers is van groot belang voor het openbaar bestuur. Met het expertisecentrum Veilige Publieke Taak richt de Minister van BZK zich op het stimuleren en ondersteunen van de overheidswerkgevers bij het nemen van hun verantwoordelijkheid hiervoor. Het gaat daarbij met name om het stimuleren van en ondersteunen bij het daadwerkelijk verhalen van schade en het uitwisselen van kennis en ervaringen. Uit de metamonitor 2013 blijkt dat het beleid in organisaties met een publieke taak in het algemeen beter is geïmplementeerd.

Subsidies Overlegstelsel

Ten behoeve van een adequaat overlegstelsel zijn er subsidies verstrekt aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Een deel van het bedrag (€ 1,7 mln.) is onder «Veilige Publieke Taak» en «Diverse subsidies» geboekt in de begroting 2013. Het budget dient echter verantwoord te worden onder «Subsidies Overlegstelsel».

Subsidies Internationaal

Ter bevordering van de vaardigheden van overheidsfunctionarissen bij het afhandelen van zaken van de Europese Unie is een subsidie aan het European Institute of Public Administration verstrekt.

Opdrachten

Arbeidsmarktbeleid

Het interbestuurlijke programma Beter Werken in het Openbaar Besuur (BWOB) investeert in kwaliteit en flexibiliteit van arbeidsinzet bij de overheid. Ook in 2013 werd vanuit BWOB gewerkt aan een betere inzet en ontwikkeling van medewerkers, onder meer door het bevorderen van arbeidsmobiliteit en «slimmer werken». Daarnaast zijn vanuit BWOB activiteiten verricht op het gebied van samenwerken tussen (semi)overheden. Zo is een vervolg gegeven aan de aansluiting van overheidsorganisaties op regionale arbeidsmarktnetwerken. Dit met het doel de personele mobiliteit te bevorderen: binnen en tussen rijk, gemeenten, provincies en waterschappen, maar ook tussen publieke en private sector.

In 2013 zijn verdere stappen gezet in het aansluiten van overheidsorganisaties op regionale werkgeversnetwerken. In West-Brabant zijn overheidsorganisaties uit het openbaar bestuur aangesloten op het werkgeversnetwerk ArbeidsmobiliteitsCentrum (ACE). Verbonden aan ACE is het Transfercentrum West-Brabant waarin werknemers die moeilijker van werk naar werk kunnen komen, begeleid worden naar een andere functie. Getracht wordt succesvolle regionale activiteiten ook in andere regio’s te implementeren. Tijdens de themadag «Het bestuur draait door», ondertekenden topambtenaren een intentieverklaring over grenzeloze mobiliteit.

In 2013 is het experiment van 14 proeftuinorganisaties met vernieuwende arbeidsrelaties afgerond. Conclusie is dat er veel mogelijkheden zijn voor flexibele arbeidsinzet, ook vanuit een vaste arbeidsrelatie.

In november 2013 is een update gepresenteerd van het rapport De Grote Uittocht uit 2010. De update laat zien dat er voorlopig geen kwantitatieve tekorten, maar mogelijk wel kwalitatieve tekorten zijn te verwachten in de personeelsvoorziening.

Verder zijn er in 2013 initiatieven genomen om de samenwerking tussen overheidsorganisaties te versterken en is geëxperimenteerd met andere werkwijzen, onder andere via het zogenaamde Slimmer Netwerk.

Tabel 7.2 Kengetallen en indicatoren

 

Waarde 2009

Waarde 2010

Waarde 2011

Waarde 2012

Waarde 2013

1. Aantal onvervulde vacatures in de sectoren Rijk, Provincies, Gemeenten, Rechterlijke Macht, Waterschappen, Onderwijs, Politie en Defensie

20.700

10.500

7.700

7.200

7.700

2. Bevorderen van aantrekkelijk werkgeverschap: Aandeel werknemers, dat tevreden is met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden

59%

77,4%

¹

3. Driejarig gemiddelde afwijking in loonontwikkeling overheid t.o.v. de markt

0,42%

0,18%

– 0,35%

– 0,65%

²

¹ Het POMO vindt tweejaarlijks plaats, het volgende is in 2014. (Svp nootcijfer in tabel aangeven)

² Gegevens over 2013 zijn niet beschikbaar bij publicatie van het jaarverslag 2013. Deze komen in september 2014 beschikbaar. (svp nootcijfer in tabel aangeven)

Bron 1: CBS, 2014 (Statline)

Bron 2: POMO 2014

Bron 3: MEV-rapportages, i.c. mimosi tabellen over loonvoet (KCEP 2013)

Programma Veilige Publieke Taak

Ruggengraat van de aanpak zijn de acht VPT-maatregelen voor werkgevers3 en de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen politie en Openbaar Ministerie over opsporing en vervolging.

De aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak heeft plaats gevonden langs drie hoofdlijnen:

  • 1. de lokale bestuurlijke aanpak en het ondersteunen van werkgevers en werknemers

    Er is een plan van aanpak ontwikkeld voor het stimuleren van de lokale bestuurlijke aanpak van Veilige Publieke Taak (VPT). Doel is dat gemeenten en organisaties met een publieke taak VPT opnemen in het (integrale) veiligheidsbeleid en de acht VPT-maatregelen invoeren.

  • 2. preventie van agressie en geweld

    Er is een plan van aanpak opgesteld gericht op preventie met als aandachtsgebieden:

    • slachtoffers die zeer frequent slachtoffer zijn;

    • collega’s in de rol van omstander tijdens een incident;

    • overige factoren die een rol spelen tijdens het incident.

  • 3. het aanpakken van de dader

    De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de verbeterpunten uit de evaluatie van de Eenduidige Landelijke Afspraken voor een eenduidige, effectieve en snelle opsporing en vervolging van VPT-zaken onder de aandacht van politie en Openbaar Ministerie (OM) gebracht. Voor de politie betreft dat bijvoorbeeld de (eenduidige) registratie van VPT-zaken. Bij het OM is er verbetering mogelijk bij het eisen van zwaardere straffen4. Er wordt op toegezien dat deze verbeterpunten worden doorgevoerd. Begin 2014 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over een nader onderzoek naar de toepassing van de verhoogde strafeis door het OM.

    Ook is er continu aandacht geweest voor de landelijke werking van het onder nummer aangifte doen («beschermde aangifte»).

    Het programma Veilige Publieke Taak wordt voortgezet tot 20175.

Zorg voor politieke ambtsdragers

De facilitering van de zorg voor politieke ambtsdragers heeft in 2013 onder meer vorm gekregen door samenwerking met en het faciliteren van de beroepsverenigingen van raadsleden en wethouders, die daarmee beide een programma van op hun specifieke beroepsgroep gerichte professionaliseringsactiviteiten konden uitvoeren. Daarbij speelt het perspectief op de grote decentralisatie-operaties uiteraard een rol. Voor facilitering van activiteiten die politieke ambtsdragers verrichten in het kader van hun rechtspositie (zoals re-integratie in relatie tot de sollicitatieplicht), bleek in 2013 minder benodigd dan voorzien door externe factoren (minder ambtsdragers met een uitkering).

7.2 Pensioenen, uitkeringen en benoemingsregelingen

Inkomensoverdracht

Pensioenen en uitkeringen politieke ambtsdragers

Op basis van deze regelingen zijn uitkeringen en pensioenen verstrekt aan gewezen politieke ambtsdragers. De lagere uitgaven dan begroot zijn het gevolg van het feit dat gewezen politieke ambtsdragers binnen zes maanden na het aftreden geen gebruik hebben gemaakt van het recht op waardeoverdracht (de mogelijkheid om in het ambt opgebouwde pensioenafspraken mee te nemen naar een ander pensioenfonds) en van een lager beroep op de uitkeringsregeling dan verwacht.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Regelingen voor Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen

Op basis van deze regelingen zijn uitkeringen en pensioenen verstrekt aan deze specifieke groepen. Dit wordt gedaan door de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP).

Ontvangsten

De meerontvangsten betreffen met name terugontvangsten met betrekking tot eerder verstrekte subsidies.

3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 11. Centraal apparaat

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met uitzondering van de AIVD (zie hiervoor artikel 2). Sinds de begroting 2012 zijn de apparaatsbudgetten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de begroting gecentraliseerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11.1 Centraal apparaat
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

422.040

270.261

226.423

43.838

                 

Uitgaven:

     

411.850

272.083

225.309

46.774

11.1

Apparaat (excl. AIVD)

     

411.850

272.083

225.309

46.774

 

Personeel

     

221.888

150.878

127.098

23.780

 

Waarvan:

             
 

Eigen personeel

     

195.399

141.399

115.950

25.449

 

Externe inhuur

     

20.299

4.396

6.398

– 2.002

                 
 

Materieel

     

189.960

121.205

98.211

22.994

 

Waarvan:

             
 

Bijdrage SSO’s

     

64.657

80.022

39.768

40.254

 

ICT

     

85.523

298

0

298

                 

Ontvangsten

     

138.353

91.404

28.144

63.260

E Toelichting op de financiële instrumenten

Het verschil tussen de omvang van de realisatie in 2012 en 2013 is grotendeels te verklaren uit de volgende factoren:

  • de uitgaven voor 2012 zijn inclusief de apparaatsuitgaven van Vreemdelingenzaken en Integratie en Samenleving. Deze onderdelen zijn bij het Regeerakkoord overgegaan naar de ministeries van respectievelijk Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • daarnaast werden tot 2012 zowel de uitgaven als de ontvangsten voor SSC-ICT op centraal apparaat verantwoord. Begin 2013 is deze dienst van een kasdienst veranderd naar een agentschap en worden de uitgaven en ontvangsten verantwoord in de baten-lasten paragraaf.

Het verschil op totaalniveau tussen de oorspronkelijke begroting en de uiteindelijke realisatie is grotendeels te verklaren uit de volgende factoren:

  • de Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering (DCB) draagt zorg voor de financiële verrekening van de dienstverleningovereenkomsten tussen de diverse baten-lastenagentschappen van het departement. De verrekeningen verlopen via centraal apparaat en zorgt na desaldering gedurende het jaar voor een substantiële verhoging van zowel de ontvangsten als de uitgaven;

  • aanvullend heeft de overgang van Doc-Direkt, van een tijdelijke baten-lastenagentschap naar een kasdienst ertoe bijgedragen dat de uitgaven en ontvangsten van deze dienst verantwoord worden onder centraal apparaat.

11.1 Apparaat

De verschuivingen tussen de verschillende uitgavencategorieën, die zichtbaar zijn in de tabel worden afzonderlijk per regel verklaard en nader uiteengezet per dienstonderdeel.

Eigen personeel

De uitgaven aan eigen personeel laten ten opzichte van de oorspronkelijke begroting een toename zien. Deze toename is onder meer het gevolg van de eerder genoemde omzetting van Doc-Direkt naar een kasdienst.

Ook dragen andere departementen gedurende het jaar bij (overboeking) aan de kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van de rijksbrede bedrijfsvoering. De budgettaire afspraken over deze bijdragen worden gemaakt in de ICBR (Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk).

Externe inhuur

De onderuitputting op de regel externe inhuur is de resultante van sturen op een vermindering van externe inhuur.

Materieel

Bijdrage SSO’s

Het verschil tussen de realisatie en de oorspronkelijk vastgestelde begroting is het gevolg van de verrekeningen van de dienstverleningsafspraken tussen de baten-lastenagentschappen onderling die via het departement lopen.

Ontvangsten

De realisatie van ontvangsten laat een substantiële toename zien ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting. Hiervoor zijn een aantal oorzaken:

  • de overgang van Doc-direkt;

  • de verrekeningen van de dienstverleningsafspraken tussen de baten-lastenagentschappen onderling die via het departement lopen;

  • de afrekening voor de overgenomen activa van BZK door het baten-lastenagentschap SSC-ICT.

Tabel 11.2 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven
         

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

     

600.152

457.841

415.546

42.295

Kerndepartement

     

411.850

272.083

225.309

46.774

AIVD

     

188.302

185.758

190.237

– 4.479

Totaal apparaatskosten Agentschap

     

557.587

658.198

572.542

85.656

BPR

     

97.425

93.226

87.451

5.775

Doc-Direkt1

     

30.131

0

30.876

– 30.876

Logius

     

74.943

96.650

82.012

14.638

P-Direkt

     

55.169

56.524

57.692

– 1.168

De Werkmaatschappij

     

113.859

106.761

120.139

– 13.378

FMHaaglanden

     

96.737

111.887

88.365

23.522

Dienst van de Huurcommissie

     

12.783

13.099

12.675

424

Rijksgebouwendienst

     

76.540

68.531

70.482

– 1.951

RVOB

     

0

20.852

22.850

– 1.998

SSC-ICT2

     

0

90.668

0

90.668

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT's

     

1.097

770

 

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen3

     

1.097

770

 
X Noot
1

Doc-Direkt is per 1 januari 2013 overgegaan van een tijdelijke baten-lastenagentschap naar een kasdienst.

X Noot
2

SSC-ICT functioneert met ingang van 1 januari 2013 als agentschap.

X Noot
3

De realisatie van apparaatskosten SAIP zijn bij het verschijnen van het jaarverslag nog niet bekend. De apparaatskosten van de ZBO's Kiesraad en Huurcommissie zijn niet opgenomen, omdat deze worden bekostigd vanuit respectievelijk het secretariaat van de Kiesraad (artikel 1) en het baten-lastenagentschap Dienst van de Huurcommissie.

Tabel 11.3 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven per DG

Directoraat-generaal

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

Totaal apparaat

272.083

225.309

46.772

Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering

146.799

131.287

15.512

Kiesraad

1.343

1.618

– 275

Bestuur en Koninkrijksrelaties

29.454

29.310

144

Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk

51.551

14.575

36.976

Bureau Algemene Bestuursdienst (inclusief Topmanagementgroep (TMG) van het Rijk)

20.779

23.816

– 3.037

Wonen en Bouwen

21.310

23.974

– 2.664

Rijksvastgoedbedrijf

847

729

118

Artikel 12. Algemeen

A Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de centrale onderzoeksbudgetten en de werkzaamheden van internationale zaken begroot en verantwoord.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12.1 Algemeen
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

2.466

331

2.266

– 1.935

                 

Uitgaven:

     

14.704

2.870

4.420

– 1.550

12.1

Algemeen

     

692

627

1.474

– 847

 

Subsidies

     

181

334

178

156

 

Diverse subsidies

     

0

155

0

155

 

Koninklijk Paleis Amsterdam

     

181

179

178

1

 

Opdrachten

     

511

293

1.296

– 1.003

 

Internationale Samenwerking

     

3

0

475

– 475

 

Opdrachten

     

508

293

821

– 528

                 

12.2

Verzameluitkeringen

     

14.012

2.243

2.946

– 703

 

Bijdragen aan medeoverheden

     

0

2.243

0

2.243

 

IPSV en impulsbudget

     

0

2.243

0

2.243

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

     

14.012

0

2.946

– 2.946

 

IPSV en impulsbudget

     

13.923

0

2.946

– 2.946

 

Oude regelingen wonen

     

89

0

0

0

                 

Ontvangsten

     

0

0

0

0

E Toelichting op de financiële instrumenten
12.1 Algemeen

Opdrachten

Internationale samenwerking

In 2013 heeft in het kader van Internationale samenwerking een overboeking naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie plaatsgevonden van € 75.000,–. Verder zijn met betrekking tot dit onderdeel geen specifieke uitgaven gedaan.

Opdrachten

Op dit artikelonderdeel zijn uitgaven gerealiseerd voor strategisch, beleidsondersteunend en evaluatief onderzoek dat raakvlakken heeft met meerdere beleidsterreinen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

12.2 Verzameluitkeringen

Bijdragen aan medeoverheden

IPSV en impulsbudget

Dit betreft een technische correctie van 2013 naar 2012 om het beschikbare budget aan te laten sluiten met de uitfinanciering op grond van de afgegeven beschikkingen op het gebied van vooral IPSV en de Impulsregeling Stedelijke Vernieuwing.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

IPSV en impulsbudget

Zie bovenstaande toelichting.

Artikel 13. Nominaal en Onvoorzien

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13.1 Nominaal en onvoorzien
           

Realisatie

Oorspronkellijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

0

0

10.551

– 10.551

                 

Uitgaven:

     

0

0

10.551

– 10.551

13.1

Loonbijstelling

     

0

0

983

– 983

13.2

Prijsbijstelling

     

0

0

4.797

– 4.797

13.3

Onvoorzien

     

0

0

4.771

– 4.771

E Toelichting op de financiële instrumenten

Bij de Ontwerpbegroting 2014 is het resterende saldo op de budgetten voor loon- en prijsbijstelling structureel gerealloceerd naar Nominaal en Onvoorzien (N&O), waarna het beschikbare budget op N&O voor 2013 is ingezet voor het oplossen van de problematiek ten behoeve van de Modernisering van de Gemeentelijke Basis Administratie (mGBA) in de jaren 2015 en 2016.

Artikel 14. VUT-fonds

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 14.1 VUT-fonds
           

Realisatie

Oorspronkellijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

     

190.000

140.000

210.000

– 70.000

                 

Uitgaven:

     

190.000

140.000

210.000

– 70.000

14.1

VUT-fonds

     

190.000

140.000

210.000

– 70.000

Ontvangsten

     

15.892

18.816

19.000

– 184

E Toelichting op de financiële instrumenten
14.1 VUT-fonds

In 2013 heeft het VUT-fonds een lager beroep op de VUT-lening gedaan dan was geraamd. De leenbehoefte was lager, omdat steeds meer mensen besluiten langer door te werken, zelfs tot de leeftijd van 64 jaar en 11 maanden, en er daarom steeds later een beroep wordt gedaan op de regeling Flexibel Pensioen en Uittreden. Deze trend is al vanaf de aanvang van de leenovereenkomst zichtbaar. Indien men langer doorwerkt, komt de volledige VUT/FPU tot uitkering in een kortere periode. De totale kosten veranderen niet. De raming voor de VUT-lening wordt regelmatig bijgesteld op basis van de meest actuele inzichten in de liquiditeitsplanning.

4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de aandachtspunten en relevante verbeteringen in de bedrijfsvoering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het verslagjaar 2013.

De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. Voorgeschreven is dat de bedrijfsvoeringsparagraaf in ieder geval ingaat op de aandachtspunten in het financieel- en materieel beheer, de rechtmatigheid, de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie en de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer inzake het rechtmatigheidsonderzoek.

Daarnaast wordt in deze bedrijfsvoeringsparagraaf de stand van zaken gemeld op enkele overige aspecten van de bedrijfsvoering uit het management control systeem.

1. Rechtmatigheid

De Auditdienst Rijk heeft in haar controle over 2013 bij het departement bij de aangegane verplichtingen en de uitgaven rechtmatigheidsfouten en niet-gecorrigeerde getrouwheidsfouten geconstateerd. Deze zijn weliswaar lager dan de voor de artikelen (en voor de verantwoordingsstaat als geheel) van toepassing zijnde rapporteringstoleranties, maar bedragen meer dan de materialiteitsgrens. Deze grens bepaalt of er wel of niet een verklaring met goedkeurende strekking kan worden afgegeven.

In totaal is voor een bedrag van bijna € 7,4 mln. onrechtmatigheden bij de aangegane verplichtingen geconstateerd. Deze zijn voor bijna € 1,4 mln. het gevolg van het niet correct naleven van de (Europese) aanbestedingsregelgeving. Door het niet of onvoldoende onderbouwen van de aangegane verplichting is een onrechtmatigheid van in totaal € 3,6 mln. ontstaan. Ten slotte bedraagt de meest waarschijnlijke rechtmatigheidsfout uit de steekproef op de materiële uitgaven (apparaatsartikel) € 2,4 mln. De oorzaak van deze tekortkomingen is divers.

Bij de uitgaven zijn rechtmatigheidsfouten geconstateerd tot een bedrag van ruim € 9,4 mln. Voor een groot deel wordt dit veroorzaakt doordat betalingen ten onrechte in 2013 zijn verricht tot een bedrag van € 7,6 mln. Daarnaast blijkt uit de steekproef op de uitgaven van het apparaatsartikel (onderdeel materiële uitgaven) een meest waarschijnlijke fout van € 1,8 mln.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Binnen het Ministerie van BZK is het beleid met betrekking tot misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) uitgewerkt door een inventarisatie en analyse op de onderdelen subsidies, personeels- en inkoopregelingen, en een overkoepelend beleidskader. Daaruit blijkt dat sprake is van een toereikend M&O-beleid. Alleen op het vlak van subsidieregelingen was sprake van een omissie in de voorbereidingsfase. Daarvoor zijn en worden nog maatregelen genomen. Zie hiervoor het onderdeel subsidiebeheer.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingvoorschriften van het Ministerie van Financiën.

Met betrekking tot de totstandkoming van niet-financiële informatie in het jaarverslag voorziet de procedure in een gezamenlijke rol van beleidsdirecties en FEZ. De tijdigheid van de aanlevering van de niet-financiële informatie in het jaarverslag door beleidsdirecties en de volledigheid van de dossiervorming is voor verbetering vatbaar. Voor volgend jaar worden maatregelen genomen om monitoring en de toetsing te versterken.

Beleidsdoorlichtingen en subsidie-evaluaties

In de begroting voor 2013 stonden twee beleidsdoorlichtingen vermeld met afronding 2013: artikel 1.1 »Bestuurlijke en financiële verhoudingen» en artikel 7.1 «Integriteitsbeleid». Beide doorlichtingen zijn inmiddels afgerond en worden in maart 2014, na behandeling in de ministerraad, verzonden aan de Tweede Kamer.

3. Financieel en materieelbeheer

De toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer hebben betrekking op de 11 onvolkomenheden die bij het jaarverslag van het Ministerie van BZK over 2012 zijn geconstateerd. Deze onvolkomenheden zijn gesplitst. Hieronder wordt kort ingegaan op de toezeggingen die betrekking hebben op hoofdstuk VII. De onvolkomenheden behorend bij het ministerie voor Wonen en Rijksdienst, voornamelijk de agentschappen, worden in het jaarverslag van hoofdstuk XVIII weergegeven. De verbeteringen in het financieel beheer van Koninkrijksrelaties staan toegelicht in het jaarverslag van hoofdstuk IV.

Financiële functie kerndepartement

De Algemene Rekenkamer constateerde vorig jaar een ontoereikende financiële functie, onder andere als gevolg van onvoldoende personele stabiliteit. Het beheer van voorschotten en verplichtingen vertoonde tekortkomingen en het totstandkomingsproces van het jaarverslag verliep moeizaam.

In 2013 zijn in opzet goede maatregelen genomen om de jaarafsluiting en de totstandkoming van het jaarverslag beter te laten verlopen. Er zijn werkinstructies opgesteld en zelfcontroles ingevoerd. Daarnaast is per 30 september 2013 een proefafsluiting van de financiële administratie uitgevoerd. De Auditdienst Rijk heeft de tussentijdse afsluiting van de financiële administratie in november 2013 beoordeeld en vastgesteld dat de totstandkoming en de kwaliteit van de tussentijdse afsluiting nadrukkelijk nog verdere verbetering behoefde. Als gevolg daarvan zijn aanvullende maatregelen getroffen. Medewerkers van de financiële administratie en interne controle zijn vrijgemaakt van de reguliere werkzaamheden om de activiteiten rondom de jaarafsluiting goed te laten verlopen en er is bij de financiële administratie extra capaciteit ingezet voor voortgangs- en kwaliteitsbewaking. Voorafgaand zijn afspraken gemaakt over de dossiervorming en het gebruik van prepared by client-lijsten, dit ter verbetering van de controleerbaarheid en ordelijkheid van de balansdossiers. Verder heeft iedere beleidsdirectie in het voorjaar van 2013 een Financieel Inkoop Verantwoordelijke (FIV-medewerker) aangesteld. Deze medewerkers zijn verantwoordelijk voor een ordentelijke aanlevering richting de financiële administratie. Hiervoor zijn en worden opleidingen en workshops verzorgd.

De voortgang van de verbetering van het financieel beheer wordt maandelijks gemonitord in de Regiegroep Financieel Beheer onder leiding van de Secretaris-generaal.

Hoewel de Auditdienst Rijk positief is over de opzet van de getroffen verbeteringen is het proces nog niet vlekkeloos verlopen. Het totstandkomingsproces van de jaarverslagen van de hoofdstukken IIa en IIb en van de fondsen BES, gemeente en provincie is goed verlopen. De totstandkoming van het jaarverslag van hoofdstuk IV is verbeterd: dit is van ernstige naar lichte bevinding gegaan. Het totstandkomingsproces van het jaarverslag van hoofdstuk VII behoeft nog verdere verbetering. Dit betreft voornamelijk de inhoudelijke beoordelingen van de grootboekrekeningen en de subadministraties en het (regulier) beheer van de intracomptabele vorderingen en schulden. Daarnaast was het beheer van de voorschotten en verplichtingen nog niet op orde. Het totstandkomingsproces van hoofdstuk XVIII kan doelmatiger worden ingericht. Dit betreft het zichtbaar uitvoeren van inhoudelijke beoordelingen en analyses. Ook het beheer van de voorschotten en verplichtingen behoeft hier verbetering.

In 2013 zijn de juistheid en volledigheid van de standen voorschotten, verplichtingen en vorderingen expliciet schriftelijk bevestigd door de directies.

  • Single Information, Single Audit (SiSa)

  • De Algemene Rekenkamer constateerde afgelopen jaren dat het systeem van Single Information, Single Audit (SiSa) niet voldoende zekerheid bood voor de vaststelling van de rechtmatigheid van de specifieke uitkeringen.

  • In 2012 en 2013 zijn diverse maatregelen genomen ter verbetering van de SiSa-systematiek. In alle drie pijlers (medeoverheden, de accountants en de ministeries) zijn belangrijke verbeteringen bewerkstelligd sinds het verbeterplan SiSa van april 2012. Voor de gemeenten is een modelwerkwijze ontwikkeld voor de inbedding van de SiSa-verantwoording in de financiële bedrijfsvoering als geheel. Gemeenten slagen er steeds beter in om de kwaliteit van hun SiSa-verantwoording te verbeteren.

  • De controlerende accountantskantoren moeten ook nog verdere verbeteringen doorvoeren. Opnieuw zijn door de Auditdienst Rijk in eerste instantie teveel fouten geconstateerd in de controledossiers. Een integrale herstelactie door de betreffende kantoren heeft alsnog tot de conclusie geleid dat op SiSa gesteund kan worden bij de vaststelling van de specifieke uitkeringen 2012 door de departementen. Voor het komende jaar zal de druk op alle betrokken accountantskantoren worden opgevoerd door heldere afspraken te maken over publicatie van hun prestaties.

  • Er is veel vooruitgang geboekt bij het verhelderen en versoberen van de rijksregelgeving over de besteding van de specifieke uitkeringen. Verder is meer transparantie ontstaan bij het concrete jaarlijkse verantwoordingsproces, waarbij de jaarstukken met de SiSa-bijlage door de medeoverheden via het Centraal Bureau voor de Statistiek worden ingediend bij de ministeries. Daarnaast zijn draaiboeken opgesteld die gebruikt kunnen worden bij tekortkomingen in het SiSa-systeem.

Informatiebeveiliging

De Algemene Rekenkamer constateerde in 2012 dat de informatiebeveiligingsplannen nog niet voor alle onderdelen gereed waren en periodieke evaluatie van het beleid niet plaats vond.

Eind 2013 zijn de actualisatie van de informatiebeveiligingsplannen, de afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses voor nagenoeg alle dienstonderdelen gereed. Enkele directies van het Directoraat-generaal Organisatie Bedrijfsvoering Rijk en Dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering waren ultimo 2013 nog niet klaar met de actualisatie. Verder zijn er in opzet toereikende maatregelen genomen om de evaluatie als onderdeel van de actualisatie en de aandacht van het lijnmanagement in de toekomst te borgen. In de planning- en controlcyclus wordt periodiek de voortgang gerapporteerd door middel van de prestatie-indicator integrale beveiliging. Door de vertraging in actualisatie kon de werking van de plannen als de borging in de organisatie door de Auditdienst Rijk niet worden getoetst. Beide onderwerpen moeten voor 2014 op orde komen, omdat anders niet voldaan wordt aan de Baseline Informatiebeveiliging Rijk.

Inkoopbeheer kerndepartement

De volledigheid van het contractenregister en de aanbestedingsdossiers diende te worden verbeterd volgens de Algemene Rekenkamer. De inkoopanalyse (spendanalyse) die gebruikt wordt om doelmatig en rechtmatig in te kopen, was daarnaast niet tijdig opgesteld en onvoldoende gedocumenteerd in 2012.

De EU-aanbestedingen voor het kerndepartement lopen al vanaf 2012 via de Haagse Inkoopsamenwerking (HIS, een onderdeel van het agentschap «De Werkmaatschappij»). Vanaf 1 april 2013 worden alle inkoopopdrachten groter dan of gelijk aan € 30.000 inclusief BTW ook via de HIS afgehandeld. Het inkoopproces is verder verbeterd door iedere directie een eigen FIV-medewerker aan te laten stellen.

Een spendanalyse is uitgevoerd over de periode januari tot en met juli 2013. Begin 2014 is een tweede spendanalyse over het geheel van de inkoopverplichtingen in 2013 uitgevoerd. Daaruit blijkt dat bij opdrachten groter dan of gelijk aan € 50.000 niet in alle gevallen meervoudige aanbesteding heeft plaatsgevonden.

Voor het inkoopproces geldt dat de werkinstructies en de werkstroom in Digidoc ultimo 2013 nog niet waren aangepast aan de nieuwe inkoopprocedures. Derhalve is in 2013 niet volgens nieuwe procedures gewerkt. In 2014 wordt het proces ingericht conform de huidige werkstromen in Digidoc. Daarnaast constateert de Auditdienst Rijk op onderdelen nog onvolledige aanbestedingsdossiers en het contractenregister is nog niet volledig. Voor het inkoopbeheer is een verbeterplan opgesteld. In 2014 worden de checklisten en werkinstructies ingevoerd en geïmplementeerd.

Subsidiebeheer

De Algemene Rekenkamer constateerde in het rapport bij het jaarverslag over 2012 dat de interne beheersmaatregelen voor subsidies niet adequaat functioneerden. Daarnaast waren er geen actuele procesbeschrijvingen beschikbaar, en ontbrak het aan beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), en risicoanalyses.

In 2013 zijn de aanwijzingen voor subsidieverstrekking uitgewerkt in de Kaderwet overige BZK-subsidies en het Kaderbesluit overige BZK-subsidies. Deze zijn in werking getreden per 1 juli 2013. Ook is een procesbeschrijving subsidies uitgewerkt en zijn werkinstructies en hulpmiddelen opgesteld en tevens beschikbaar gesteld. Bovendien is er per directie een FIV-medewerker benoemd die de naleving van de subsidievoorwaarden toetst. In 2013 is gestart met het uitvoeren van een risicoanalyse per subsidieregeling. Dit traject wordt voortgezet in 2014. In het voorjaar van 2014 wordt het M&O-beleid uitgebreid met een M&O-register en een reviewbeleid dat beargumenteerd aangeeft of en op welke wijze een review bij de betreffende subsidieregelingen met een controleverklaring van belang is.

Rijksdienst Caribisch Nederland

De Algemene Rekenkamer vroeg in het verantwoordingsonderzoek 2012 om een actieve invulling van de coördinerende rol van het Ministerie van BZK richting collega departementen ten aanzien van de problemen in het financieel beheer bij Caribisch Nederland.

In 2012 zijn verbeteringen in het financieel- en materieel beheer doorgevoerd. Deze ontwikkeling heeft zich ook in 2013 voortgezet. Wel constateert de Auditdienst Rijk een verslechtering in het contractbeheer. Deze bevinding vergt nader onderzoek. Directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties zal dit samen met het Rijksdienst Caribisch Nederland ter hand nemen en waar nodig verbeteracties formuleren en inzetten.

Departementen zijn zelf verantwoordelijk voor het financieel beheer ten aanzien van de uitgaven in Caribisch Nederland. Ten aanzien van de coördinerende rol van BZK is het bestaande interdepartementale overleg Caribisch Nederland uitgebreid en worden departementoverstijgende onderwerpen, zoals de door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde tekortkomingen, hierin afgestemd.

Fraude en Fraudebestrijding

Tijdens het Verantwoordingsdebat 2013 is de toezegging gedaan dat departementen in de bedrijfsvoeringsparagrafen van de jaarverslagen expliciet aandacht geven aan onderkende frauderisico’s en de maatregelen die daarop zijn ingezet.

Binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in alle processen en procedures voor de drie belangrijkste onderdelen (subsidies, personeels- en inkoopregelingen) waar fraude kan spelen geborgd dat er bij een vermoeden van fraude gemeld wordt bij de beveiligingsambtenaar. Vervolgens volgt nader onderzoek en advies door de beveiligingsambtenaar aan het bevoegd gezag om passende maatregelen te treffen.

In 2013 zijn geen meldingen die financieel, materieel dan wel kwalitatief van belang zijn, gemeld bij de beveiligingsambtenaar. In het kader van controle van de jaarrekening bespreekt de beveiligingsambtenaar met zowel de Auditdienst Rijk als de Algemene Rekenkamer de meldingen.

Daarnaast wordt jaarlijks een verklaring bij de jaarrekening afgegeven aan de Auditdienst Rijk, de zogenaamde Letter of Representation (LoR). Daarin verklaren de SG en directeur FEZ dat alle informatie over 2013 die noodzakelijk is voor de accountantscontrole, is gedeeld met de Auditdienst Rijk. Dit jaar is gekozen om eerst per Directeur-generaal en diensthoofden een LoR te vragen, zodat dit proces beter geborgd is in de organisatie.

Aanpak fraudebestrijding Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)

In 2013 is een impuls gegeven aan fraudebestrijding en is hiervoor ook structureel budget beschikbaar gesteld. Hiertoe is gestart met het versterkt inzetten van de kwaliteitsagenda Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) (Kamerstuk 17 050, nr. 435). In 2013 leidde de intensivering van de controle rondom de juistheid van adresgegevens tot een verhoging van het aantal onderzochte huishoudens. Daarnaast leidde de koppeling van gegevens uit GBA met actief DigiD-gebruik en signalen van mogelijke fraude in de keten tot 6.000 gevallen tot vermoedens van fraude en uiteindelijk tot het afsluiten van 500 DigiD’s. Er is gestuurd op meer samenwerking in de keten van afnemers van de GBA. Ook is geïnvesteerd in deskundigheidsbevordering van burgerzakenambtenaren.

Verantwoording toepassing open standaarden

Het kerndepartement van BZK heeft in 2013 gehandeld conform artikel 3, eerste lid van de «Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten». Er zijn in de regel geen ICT-diensten of -producten aangeschaft waarbij is afgeweken van de open standaarden op de «pas toe of leg uit»-lijst van College Standaardisatie.

De Rijksgebouwendienst is in één geval afgeweken van de lijst. De Rijksgebouwencatalogus is nog niet aangepast aan de webrichtlijnen. Het gaat hierbij om een specifieke applicatie, die in de fusie naar het Rijksvastgoedbedrijf in het applicatielandschap wordt heroverwogen. De investering om te voldoen aan de webrichtlijnen is derhalve uitgesteld.

Van een tweede afwijking is sprake bij de tooling voor de dienstverleningssystemen van P-Direkt. Doordat de dienstverlening draait op gesloten systemen, kan de tooling niet op basis van open standaarden worden geselecteerd. Logius past relevante open standaarden toe in haar overheidsbrede ICT-producten, zoals MijnOverheid, e-Herkenning en DigiD. In een beperkt aantal gevallen zijn open standaarden nog niet toegepast. Jaarlijks publiceert Logius in zijn online jaaroverzicht een overzicht van de toepassing van open standaarden binnen de Logius-producten met eventuele afwijkingen en toelichting (http://www.logius.nl/organisatie/jaaroverzicht/).

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Externe inhuur

Het verwachte sturingspercentage over heel 2013 komt uit op 18,5%. Het kerndepartement en de agentschappen BPR en DHC blijven binnen de norm van 10% (samen 6,4%). De agentschappen met een rijksbrede dienstverlening komen daar ver boven (25%).

In de bijlage Overzicht Niet-Financiële Informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel zijn de uitgaven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor externe inhuur in 2013 toegelicht.

Betaalsnelheid

Het Ministerie van BZK voldoet aan de rijksbrede norm van ten minste 90% tijdig betaalde facturen.

Werkkosten Regeling (WKR)

Rijksbreed hebben alle departementen voor de WKR gegevens aangeleverd bij het Ministerie van Financiën. Op basis van de voorlopige opgave van het Ministerie van Financiën blijft het Rijk als geheel binnen de kaders. BZK is ook onder de grens gebleven en er vindt derhalve geen naheffing plaats.

Grote ICT-projecten

Het Ministerie van BZK heeft vier grote ICT projecten en één afgerond groot ICT project. Over deze projecten wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering. De rapportage wordt gepubliceerd op de website www.rijksictdashboard.nl. Het betreft de volgende projecten: modernisering Gemeentelijke Basisadministratie (mGBA) (nu: operatie BRP), Elektronische identificatie (eID), DigiInkoop, Overheidsdatacenter Haagse km2 en Orion (afgerond).

In het regeerakkoord Rutte-Asscher is vastgelegd dat de uitvoering van een Privacy Impact Assessment (PIA) een vanzelfsprekende maatregel is bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden om de risico’s voor privacy beter beheersbaar te maken. Dit heeft geleid tot het verplicht stellen van de PIA per 1 september 2013 voor projecten boven de € 50.000. Bij het Ministerie van BZK ziet de Chief Information Officer (CIO) en de Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) toe op de naleving.

De risico’s ten aanzien van de uitvoering van grote ICT-projecten vormen de basis van de rapportage in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering. In dit jaarverslag wordt daarom volstaan met een verwijzing naar het dashboard waarop de informatie wordt gepubliceerd.

Wet Normering Topinkomens

Het Ministerie van BZK heeft, als gevolg van de complexiteit van de Wet normering topinkomens (Wnt), pas op een laat moment invulling gegeven aan zijn systeemverantwoordelijkheid voor de wet. De definities en normstelling die nodig waren om een goede verantwoording over 2013 te kunnen opleveren, zijn op 26 februari 2014 in een ministeriële regeling Wnt 2013 (inclusief beleidsregels) aan de Staten-Generaal aangeboden en gepubliceerd op de website www.topinkomens.nl.

Activiteiten Audit Committee

In 2013 is in het Audit Committee veel aandacht geweest voor de verbetering van het financieel beheer. Daarnaast is uitgebreid stil gestaan bij de systeemverantwoordelijkheid inzake decentralisaties en het toezicht op zelfstandige organisaties.

C. JAARREKENING

1.A. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2013 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

(bedragen x € 1.000)
   

– 1-

– 2-

3=(2–1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

844.028

106.143

 

806.140

161.725

 

37.888

55.582

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Openbaar bestuur en democratie

25.102

25.102

49.465

45.581

30.373

24.816

– 20.479

– 5.271

– 24.649

2

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

199.621

199.621

8.214

197.486

195.142

7.440

2.135

4.479

– 774

6

Dienstverlenende en innovatieve overheid

125.848

125.848

500

102.722

125.526

17.480

23.126

322

16.980

7

Arbeidszaken overheid

43.177

43.177

820

32.136

40.146

1.769

11.041

3.031

949

                     
 

Niet beleidsartikelen

                 

11

Centraal apparaat

226.423

225.309

28.144

270.261

272.083

91.404

– 43.838

– 46.774

63.260

12

Algemeen

2.266

4.420

0

331

2.870

0

1.935

1.550

0

13

Nominaal en onvoorzien

10.551

10.551

0

0

0

0

10.551

10.551

0

14

VUT-fonds

210.000

210.000

19.000

140.000

140.000

18.816

70.000

70.000

– 184

1.B. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

Samenvattende verantwoordigsstaat 2013 inzake baten-lastenagentschap van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
(bedragen x € 1.000)

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Baten-lastenagentschap

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Basisadministratie Persoonsgegevens en reisdocumenten

       

Totale baten

90.931

98.965

8.034

106.257

Totale lasten

90.931

93.549

2.618

97.633

Saldo van baten en lasten

0

5.416

5.416

8.624

         

Totale kapitaalontvangsten

12.000

10.000

– 2.000

0

Totale kapitaaluitgaven

15.000

22.266

7.266

– 14.018

2. JAARVERANTWOORDING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2013

Baten-lastenagentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

Inleiding

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) beheert de stelsels van de identiteitsgegevens van burgers in Nederland. De missie van BPR is het zorgen voor een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten.

BPR streeft naar een hoog kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat BPR betrouwbaar, professioneel en relatiegericht werkt.

GBA

Voor de financiering van het GBA stelsel is vanaf januari 2012 een nieuw financieringsmodel geïntroduceerd. Het nieuwe financieringsmodel is gebaseerd op een stelsel van jaarabonnementen. De structuur van het stelsel van jaarabonnementen wordt jaarlijks door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bij ministeriële regeling vastgesteld. De structuur wordt jaarlijks mede vastgesteld op basis van de voor dat jaar verwachte kosten en het aantal verzonden berichten.

Met het nieuwe financieringsmodel ontvangen de afnemers nog maar één factuur per jaar. Dit betekent een verlichting van de administratieve lasten.

Voor de gebruikers geldt een klasse die gebaseerd is op het totale verbruik aan berichten in het voorafgaande jaar. Bij meer verbruik geldt automatisch een hogere klasse en ontvangen ze een aanvullende factuur. Bij een lager verbruik dan de ingedeelde klasse vindt geen restitutie plaats. Ook ontvangen de gebruikers geen restitutie als ze het abonnement voortijdig beëindigen.

Reisdocumenten

De kostprijs van de documenten is gelijk aan de leges die BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties, zoals gemeenten en de buitenlandse posten. De gepresenteerde kostprijs is exclusief de gemeentelijke leges en eventuele spoedtoeslagen. De kostprijs van de paspoorten en de identiteitskaarten zijn in 2013 respectievelijk met ruim 11% en 15% lager dan in 2012. De oorzaak van deze daling is dat eind 2011 een gunstige prijsonderhandeling voor een nieuw contract voor de productie van de reisdocumenten heeft plaatsgevonden. De productie- en distributiekosten conform het vastgestelde indexcijfer (KVGO prognose en CBS indexering) van de producent zijn daarentegen gestegen. Het aantal uitgegeven reisdocumenten voor 2013 is bijna 3,3 miljoen stuks. Deze toename van de paspoorten is vanwege de extra productie van documenten in verband met de afschaffing van de kinderbijschrijving. In 2013 zijn minder jeugd identiteitskaarten verstrekt dan begroot was. Dit komt doordat eind 2011 is besloten om de prijs van een identiteitskaart voor jeugdigen te laten stijgen van € 9,22 naar € 30. De meeste jeugdigen tot 14 jaar hebben in december 2011 het jeugd NIK aangeschaft en of vervangen.

Het beheer van de beheervoorziening BSN, PIVA en Sedula wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van BZK. De kosten komen daarmee voor rekening van de begroting van BZK.

Bedrijfsvoering

De exploitatie van de GBA is in 2013 gebaseerd op een abonnementenstructuur. Binnen deze abonnementenstructuur is een onderverdeling in budgetfinanciering en tarief-financiering. Onder de tariefgefinancierde berichten zijn 60 miljoen berichten begroot en bij de budgetgefinancierde zijn 100 miljoen berichten begroot. De realisatie van de tariefgefinancierde berichten is ruim 25% hoger ten opzichte van de begroting. Eveneens is de realisatie van de budgetgefinancierde berichten in 2013 met ruim 47% gestegen ten opzichte van de begroting. De stijging van het berichtenvolume heeft bijna geen invloed op de omzet gehad omdat deze binnen de bandbreedte van de staffel valt.

GBA Berichten verkeer

Soort

Begroting 2013

Realisatie 2013

Verschil

Tarieffinanciering

60

75,11

15,11

Budgetfinanciering

100

147,48

47,48

Totaal

160

222,59

62,59

In 2013 is de begroting voor de reisdocumenten gebaseerd op 1,7 miljoen paspoorten, 1,2 miljoen Nederlandse identiteitskaarten (NIK’s) en 0,5 miljoen jeugdNIK’s die geleverd worden aan de uitgevende instanties. In 2013 zijn er ruim 2 miljoen paspoorten, ruim 1 miljoen identiteitskaarten en 0,19 miljoen jeugd NIKs verstrekt.

Reisdocumenten

Soort

Begroting 2013

Realisatie 2013

Verschil

PN

1,70

2,04

0,34

NIK

1,20

1,04

– 0,16

JNIK

0,50

0,19

– 0,31

Totaal

3,40

3,27

– 0,13

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap BPR

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap BPR (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

24.481

19.468

– 5.013

26.645

Omzet overige departementen

Omzet derden

66.400

79.456

13.056

79.547

Rentebaten

50

41

– 9

65

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

Totaal baten

90.931

98.965

8.034

106.257

         

Lasten

       

Apparaatskosten

87.451

93.226

5.775

97.425

– personele kosten

12.113

9.419

– 2.694

7.140

waarvan eigen personeel

9.550

6.525

– 3.025

5.713

waarvan externe inhuur

2.563

2.894

331

1.427

– materiële kosten

75.339

83.807

8.468

90.285

waarvan apparaat ICT

134

134

waarvan bijdrage aan SSO's

2.000

131

– 1.869

 

Afschrijvingskosten

3.000

322

– 2.678

208

– immaterieel

– materieel

3.000

322

– 2.678

208

Overige lasten

480

1

– 479

– dotaties voorzieningen

– rentelasten

480

1

– 479

– bijzondere lasten

Totaal lasten

90.931

93.549

2.618

97.633

         

Voorlopig exploitatieresultaat

5.416

5.416

8.624

wv te restitueren aan GBA afnemers

 

2.501

 

129

wv te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc.

 

2.916

 

8.495

Saldo van baten en lasten

 

0

 

0

Omzet moederdepartement

De omzet van het moederdepartement is lager dan de begroting. Dit komt doordat er minder jeugdNIK’s zijn verstrekt. Ook de opbrengst budgetfinanciering GBA is ruim € 2 mln. lager dan de oorspronkelijke vastgestelde begroting. BPR heeft per 1 januari 2012 PIVA V en Sedula in beheer genomen. De beheerskosten worden gefinancierd door BZK.

Omzet Derden

De omzet derden bestaat uit het tariefgefinancierde GBA berichtenverkeer, de verstrekte reisdocumenten en bijdrage voor de nieuwe infrastructuur. De realisatie van de opbrengst derden GBA en de opbrengst reisdocumenten is hoger dan begroot was. Dit komt doordat er meer GBA berichten zijn bevraagd en ook meer paspoorten zijn verstrekt dan het begroot was. De opbrengst overig heeft betrekking op de bijdrage aan de nieuwe infrastructuur. Dit heeft ook hogere (materiële) uitgaven tot gevolg.

De afschrijvingskosten voor de inventaris en installaties zijn lager dan begroot. De investering in installaties betreft de kantoorautomatisering; de investering in inventaris betreft voornamelijk het kantoormeubilair. In februari 2013 is BPR verhuisd naar de Jubitoren. De kantoorautomatisering en de inventaris wordt voornamelijk gefaciliteerd door FM Haaglanden.

Resultaat

Over het jaar 2013 is een positief exploitatieresultaat behaald van ruim € 2,5 mln. bij het beheer van de GBA. Conform Besluit Basisregistratie Personen (BRP) artikel 13 lid 3 wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de GBA. Dit positieve resultaat is tot stand gekomen door hoge opbrengsten en minder kosten.

Bij het beheer van de reisdocumenten is een positief exploitatieresultaat van ruim € 2,9 mln. behaald. Conform de Dienstverlening overeenkomst met de opdrachtgever van de reisdocumenten wordt dit bedrag verrekend. Het positieve exploitatieresultaat komt door hogere opbrengsten uit de spoedleges (€ 0,9 mln.) en is het aantal uitgegeven paspoorten hoger dan geraamd (€ 2 mln.). Bij de overige producten en programma’s zijn de baten gelijk aan de lasten. Met de opdrachtgever is in DVO’s afgesproken dat de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. De baten bestaan uit de vergoeding voor de gemaakte kosten en zijn dus per definitie gelijk aan de lasten.

Balans

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

 

Materiële vaste activa

9.391

3.248

– grond en gebouwen

– installaties en inventarissen

141

161

– overige materiële vaste activa

9.250

3.087

Voorraden

Debiteuren

4.124

3.624

– waarvan moeder

883

 

– waarvan overig

3.241

 

Nog te ontvangen

120

213

– waarvan overig

120

 

Liquide middelen

43.393

45.710

Totaal activa

57.028

52.796

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

5.162

5.162

– exploitatiereserve

5.162

5.162

– onverdeeld resultaat

Voorzieningen

Leningen bij het MvF

7.500

Crediteuren

5.573

8.122

– waarvan overig

5.573

 

Nog te betalen

38.793

39.512

– waarvan moeder

8.355

 

– waarvan overig

30.438

 

Totaal passiva

57.028

52.796

Het eigen vermogen is in 2013 € 0,3 mln. minder dan de gemaximeerde omvang. Deze wordt vooralsnog niet opgehoogd. Het resultaat 2013 is voor een deel toegevoegd aan het tegoed van de opdrachtgever reisdocumenten (€ 2,9 mln.) en voor een ander deel toegevoegd aan het tegoed van de gebruikers van de GBA (€ 2,5 mln.). Er zijn geen voorzieningen opgenomen op de balans. De materiële vaste activa worden uit de eigen middelen gefinancierd en voor de post overige materiële vaste activa voor investering infrastructuur is € 10 mln. geleend bij het Ministerie van Financiën. € 7,5 mln. hiervan is langlopend en daar terug te vinden op de balans. De overige € 2,5 mln. betreft kortlopende leningen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

30.047

45.710

15.663

2.

Totaal operationele kasstroom

3.000

– 2.765

– 5.765

 

Totaal investeringen (-/-)

– 12.000

– 9.553

2.447

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 12.000

– 9.553

2.447

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

– 

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 3.000

3.000

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

12.000

10.000

– 2.000

4.

Totaal financieringskasstroom

9.000

10.000

1.000

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.).

30.047

43.392

13.345

In verband met het financieren van de nieuwe infrastructuur heeft BPR op 27 december 2013 een lening opgenomen ten bedrage van € 10 mln. bij het Ministerie van Financiën. Hiervan is € 9.5 mln. al geactiveerd. Begin 2014 zal het restant bedrag geïnvesteerd worden in de nieuwe infrastructuur. De overige investering (€ 0,1 mln.) heeft betrekking op kantoorautomatisering en zijn gefinancierd uit eigen middelen.

Doelmatigheid

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2010

realisatie 2011

realisatie 2012

begroting 2013

realisatie 2013

Kostprijzen per product (groep)

         

* GBA (in centen)

13

10

10

10

7

* Reisdocumenten:

         

Paspoort (in euro's)

22,95

23,70

23,45

19,60

20,80

Identiteitskaart (in euro's)

17,80

18,34

18,15

13,89

15,35

           

Omzet per productgroep

         

* GBA

20.404

17.043

16.841

18.505

17.369

* Reisdocumenten

84.841

98.214

79.083

61.715

65.175

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

81

70

96

119

95

           

Saldo van baten en lasten (%)

0%

0%

0%

0%

0%

Omschrijving Specifiek Deel

         

ICT Diensten

         

Kwaliteitsindicatoren:

2010

2011

2012

2013

2013

Beschikbaarheid GBA netwerk

 

100,00%

99,90%

99,90%

100,00%

Beschikbaarheid GBA-V

99,90%

99,00%

100,00%

99,90%

99,90%

Responstijd GBA-V

 

< 1 sec

< 3 sec

< 3 sec

< 3 sec

Beschikbaarheid Basisregister

 

99,80%

99,30%

99,30%

99,90%

Beschikbaarheid Verificatieregister

 

99,70%

99,70%

99,70%

99,90%

Beschikbaarheid BSN

99,80%

99,80%

100,00%

99,80%

99,90%

Klanttevredenheid

6,5

7,4

Kostprijzen per product

De werkelijke kosten GBA over 2013 ten opzichte van de bevragingen uit de GBA resulteren in een berichtprijs van 7 cent.

De werkelijke kostprijs van de paspoorten en de identiteitskaarten zijn hoger dan de begroting. Dit komt door de indexatie van de prijzen.

Omzet per productgroep

De omzet GBA bestaat uit in rekening gebrachte staffel aan de afnemers van het GBA berichtenverkeer.

De omzet van de reisdocumenten bestaat uit in rekening gebrachte rijksleges aan de uitgevende instanties.

FTE

Na reorganisatie is BPR bezig met de invulling van de openstaande vacatures. Deels zijn in 2013 de vacatures ingevuld. De overige openstaande vacatures worden in 2014 ingevuld.

3. DE SALDIBALANS VAN BZK (H VII)

Activa

31–12-’13

31–12-’12

 

Passiva

31–12-’13

31–12-’12

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

806.140

5.028.288

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

161.726

701.140

                 

3)

Liquide middelen

26.620

21.051

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

59.920

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

681.477

4.313.394

                 
         

5)

Begrotingsreserves

0

59.920

                 

6)

Uitgaven buiten begrotingsverband

(= intra-comptabele vorderingen)

45.438

46.315

 

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

(= intra-comptabele schulden)

34.995

81.120

                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

Subtotaal

878.198

5.155.574

   

Subtotaal

878.198

5.155.574

                 
                 

9)

Openstaande rechten

3.181

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

3.181

0

                 

10)

Extra-comptabele vorderingen

1.005.369

876.669

 

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

1.005.369

876.669

                 

11a)

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

0

 

11)

Extra-comptabele schulden

0

0

                 

12)

Voorschotten

432.101

2.962.245

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

432.101

2.962.245

                 

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

441

 

13)

Garantieverplichtingen

0

441

                 

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

157.272

1.201.899

 

14)

Openstaande verplichtingen

157.272

1.201.899

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

                 
 

TOTAAL

2.476.121

10.196.828

   

TOTAAL

2.476.121

10.196.828

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS

Waardesprong cijfers hoofdstuk VII per 01-01-2013

Met ingang van verantwoordingsjaar 2013 worden, op basis van de Rijksbegrotingsvoorschriften, in de saldibalans ook de standen van de balansposten ultimo voorgaand jaar gepresenteerd (zogenaamde vergelijkende cijfers). Als gevolg van het regeerakkoord van VVD en PvdA «Bruggen slaan» zijn er echter per 1 januari 2013 beleidsonderwerpen en de daarbij behorende organisatie-onderdelen door BZK overgedragen (ontvlochten) aan andere departementen, dan wel door BZK ontvangen (ingevlochten). De ontvlechtingen per 1 januari 2013 hebben betrekking op:

  • vreemdelingenzaken (DGVZ) naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

  • integratie en Samenleving (DGWB/I&S) naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • start SSC-ICT Den Haag als baten-lastenagentschap van Hoofdstuk XVIII (ontvlochten uit artikel 11 «Apparaat»);

  • introductie van de programmabegroting Wonen en Rijksdienst (hoofdstuk XVIII), met betrekking tot de oorspronkelijke begrotingsartikelen 3, 4, 8 en 9 van Hoofdstuk VII.

Daarnaast is ook nog sprake geweest van invlechting van:

  • Doc-Direkt met ingang van 1 januari 2013 in plaats van baten-lastenagentschap als kasdienst van DGOBR van start gegaan.

Deze in- en ontvlechtingen hebben er toe geleid dat de balansstanden per 1 januari 2013 (aanzienlijk) afwijken van de eindstand 2012. In de bijlage van de toelichting van de saldibalans is dit per balanspost inzichtelijk gemaakt.

Begrotingstechnisch zijn deze aanpassingen opgenomen in Kamerstukken II, 2012–2013, 33 640 VII, nr 2 en Kamerstukken II, 2012–2013, 33 400 VII, nr 10.

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2013

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

Het bedrag is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Kasbeheerders

26.619.317

b) Houders Kleine Kas

850

Totaal

26.620.167

Ad a) Kasbeheerders:

Deze post is gebaseerd op de verantwoording 2013 van de kasbeheerders. Deze post bestaat voornamelijk uit het banksaldo van de kasbeheerder RCN/bevoorschotting BES ad € 26 mln en het bedrag aan contant geld ad € 0,5 mln, aanwezig in de kluis van de kasbeheerder AIVD.

Ad b) Saldo houders Kleine Kas:

Het bedrag bestaat uit voorschotverstrekkingen aan houders van een Kleine Kas en is gebaseerd op saldoverklaringen van die kashouders.

Ad 4a. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:

 

(Bedragen in €)

a) Rekening-courant Hoofdstuk VII

654.644.403

b) Rekening-courant bevoorschotting BES

26.832.601

Totaal:

681.477.004

Ad a) De Rekening-courant Hoofdstuk VII:

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk VII.

Ad b) De rekening-courant Bevoorschotting BES:

De Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) heeft een eigen rekening-courant bij de RHB. De betalingen die de RCN verricht op Caribisch Nederland namens alle betrokken ministeries, worden maandelijks via de RHB verrekend met de betrokken ministeries.

Ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag is opgebouwd uit de volgende posten:

 

(Bedragen in €)

a) Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

1.798.199

b) Te vorderen van ministeries en derden

33.917.039

c) Intra-comptabele voorschotten

329.138

d) Intra-comptabele debiteuren

9.393.747

Totaal

45.438.123

Ad a) Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag bestaat uit vorderingen van de kasbeheerder RCN-BES op diverse ministeries (€ 1,4 mln) en uit vorderingen van de AIVD in verband met te verrekenen voorschotten van personeel.

Ad b) Te vorderen van ministeries en derden

In dit bedrag (€ 33,9 mln.) zijn de volgende aan diverse departementen door te berekenen posten opgenomen: aan het Ministerie van VenJ in verband met de overdracht van het beleidsterrein Vreemdelingenzaken (€ 14,4 mln.), aan het Ministerie van IenM betreffende doorberekening verzameluitkeringen (€ 5,0 mln.), aan te verrekenen salariskosten (€ 2,2 mln) en aan diverse uitvoeringsorganisaties van het Rijk in verband met uitgevoerde dienstverleningsafspraken (€ 5,1 mln.).

Daarnaast is een post opgenomen in verband met vorderingen op andere begrotingshoofdstukken die ook in administratief beheer zijn bij het Ministerie van BZK (€ 2,3 mln).

Ad c) Intra-comptabele voorschotten

Dit bedrag bestaat voornamelijk uit voorschotten aan personeel in verband met uitzendingen naar Caribisch Nederland en vergoedingen studiekosten.

Ad d) Intra-comptabele debiteuren

Het grootste deel betreft doorberekeningen voor de uitgevoerde dienstverlening aan baten-lastenagentschappen en diverse departementen (€ 8,2 mln.).

Ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Deze balanspost is als volgt opgebouwd:

 

(Bedragen in €)

a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

1.055.792

b) Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

8.814.239

c) Ontvangen subsidies uit Europese fondsen

14.970.217

d) Overige intra-comptabele schulden

10.154.806

Totaal

34.995.054

Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de laatste verantwoordingen over 2013 van de Kasbeheerders. Het gaat in hoofdzaak om het saldo bij de kasbeheerders respectievelijk AIVD (€ 0,3 mln) en RCN-BES (€ 0,7 mln).

Ad b) Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het gehele bedrag betreft de nog af te dragen loonheffing en premies van de inhoudingen over december 2013. Deze worden in 2014 met de Belastingdienst verrekend.

Ad c) Ontvangen subsidies uit Europese fondsen

Het Programmasecretariaat Europese Fondsen is per 1 januari 2013 overgedragen naar de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft in de administratieve verwerking gefaciliteerd. De openstaande schuld van BZK aan VenJ wordt in 2014 verrekend. De overdracht van deze administratieve verwerking vind plaats per 1 januari 2014.

Ad d) Overige intra-comptabele schulden

Dit saldo bestaat onder andere uit nog af te dragen pensioenpremies in 2014 (€ 5,9 mln), reserveringen eindejaars- en vakantie-uitkering en te verrekenen detacheringskosten. Tevens moet een bedrag aangaande dienstverlening nog met diverse uitvoeringsorganisaties van het Rijk worden verrekend (€ 2,3 mln).

Daarnaast is een post opgenomen in verband met vorderingen op andere begrotingshoofdstukken die ook in administratief beheer zijn bij het ministerie van BZK.

Ad 9. Openstaande rechten

Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten

Het saldo per 31 december 2013 wordt hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

Ontstaansjaar

(Bedragen in €)

2010

156.438

2011

5.969

2012

14.859

2013

3.003.573

Totaal

3.180.839

Dit betreft het debiteurensaldo van Doc-Direkt en bestaat uit aan departementen doorberekende dienstverlening.

Ad 10. Extra-comptabele vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2013 wordt hieronder per ontstaansjaar en artikel gespecificeerd:

Ontstaansjaar

(Bedragen in €)

2011

670.000.000

2012

190.000.000

2013

145.368.761

Totaal

1.005.368.761

Artikel

Omschrijving

(Bedragen in €)

Artikel 1

Openbaar bestuur en democratie

363

Artikel 6

Dienstverlenende en innovatieve Overheid

30.095

Artikel 7

Arbeidszaken Overheid

15.806

Artikel 11

Centraal apparaat

5.322.497

Artikel 14

VUT-fonds

1.000.000.000

Totaal:

 

1.005.368.761

Toelichting:

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve Overheid

De openstaande vorderingen bestaan uit nog te innen creditfacturen en een doorberekende bijdrage van de European Cultural Foundation voor een conferentie.

Artikel 7: Arbeidszaken Overheid

Het openstaand saldo bestaat voornamelijk uit de verrekening van een subsidieverstrekking aan de Veiligheidsregio Utrecht.

Artikel 11: Centraal apparaat

De openstaande vorderingen betreffen nog van diverse baten-lastenagentschappen te ontvangen bedragen op basis van dienstverleningsafspraken aangaande geleverde plusdiensten en/of maatwerk (€ 4,1 mln.). Daarnaast staan vorderingen open als gevolg van doorberekende detacheringovereenkomsten.

Artikel 14: VUT-fonds

Het betreft leningen uit 2011 en eerder (€ 670 mln.), 2012 (€ 190 mln.) en 2013 (€ 140 mln) aan het VUT- fonds. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door de Rijkshoofdboekhouding.

Ad. 12. Openstaande voorschotten

Ad. 12a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2013 openstaande voorschotten worden hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

           

(Bedragen in €)

Ontstaansjaar

stand

31-12-2012

Ontvlechting

stand

1-1-2013

verstrekt

2013

afgerekend

2013

stand

31-12-2013

t/m 2009

1.039.677.514

– 876.583.638

163.093.876

0

101.078.732

62.015.144

2010

371.461.955

– 332.621.237

38.840.718

0

15.277.549

23.563.169

2011

377.686.300

– 313.824.364

63.861.936

0

30.744.865

33.117.071

2012

1.173.419.269

– 991.654.514

181.764.755

0

57.039.623

124.725.132

2013

0

0

0

191.287.746

2.606.915

188.680.831

Totaal

2.962.245.038

– 2.514.683.753

447.561.285

191.287.746

206.747.684

432.101.347

De saldi van de per 31 december 2013 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

Artikel

Omschrijving

(Bedragen in €)

1

Openbaar bestuur en democratie

23.320.278

2

Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst

5.712.697

6

Dienstverlenende en innovatieve Overheid

194.706.201

7

Arbeidszaken Overheid

63.637.211

11

Centraal apparaat

43.939.690

12

Algemeen

100.785.270

Totaal

 

432.101.347

Toelichting:

Artikel 1: Openbaar bestuur en democratie

Het openstaande saldo bestaat grotendeels uit de bevoorschotting aan politieke partijen (€ 14,6 mln.) op grond van de nieuwe Wet financiering politieke partijen en aan de Oorlogsgravenstichting verstrekte voorschotten over 2013 (€ 5,9 mln). Daarnaast staat op de Vereniging Nederlandse Gemeenten een voorschot open voor het Actieprogramma Lokaal Bestuur. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze voorschotten in 2014 en volgende jaren worden afgewikkeld.

Artikel 6: Dienstverlenende en innovatieve Overheid

De openstaande voorschotten bestaan onder andere uit de bevoorschotting aan de stichting ICT Uitvoerings-organisatie (€ 90,9 mln.), het baten-lastenagentschap Logius (€ 46,4 mln.) en het baten-lastenagentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (€ 16,6 mln.), ten behoeve van de ontwikkeling en het beheer van e-overheidsvoorzieningen. Daarnaast staan op de Vereniging Nederlandse Gemeenten voorschotten (€ 24,9 mln.) open ten behoeve van het Nationaal UitvoeringsProgramma. Stichting huis voor democratie en rechtstaat is bevoorschot op basis van de subsidieregeling ProDemos (€ 5,0 mln.).

Een groot deel van deze voorschotten kan in 2014 worden afgewikkeld op basis van de te ontvangen verantwoordingsinformatie.

Artikel 7: Arbeidszaken Overheid

Het openstaande saldo bestaat grotendeels uit de bevoorschotting van de stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 36,5 mln.), ten behoeve van de pensioenen van gepensioneerd personeel uit de voormalig overzeese gebieden. Ook zijn voorschotten verstrekt aan de stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheids Personeel (€ 7,9 mln.) en de stichting ICT Uitvoeringsorganisatie (€ 4,5 mln.). Tevens zijn aan diverse organisaties voorschotten voor subsidies ter bevordering van de veilige publieke taak verstrekt (€ 5,1 mln.) en voor onderzoekssubsidies (€ 3,6 mln.). Aan het Nederlands Genootschap van Burgemeesters is een voorschot (€ 1,7 mln.) verstrekt. De voorschotten zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2014 en volgende jaren worden afgewikkeld.

Artikel 11: Centraal apparaat

De openstaande voorschotten op dit artikel (€ 43,9 mln.) hebben onder andere betrekking op de bevoorschotting Loyalis over de jaren 2009 tot en met 2013 (€ 25,1 mln.) en op voorschotten verstrekt aan de baten- lastenagentschappen voor de uitvoering van de dienstverleningsovereenkomsten (€ 14,5 mln.). Daarnaast is aan het Huis voor Democratie en Rechtstaat een voorschot verstrekt ten behoeve van de viering 200 jaar Koninkrijk. Afrekeningen zullen na ontvangst en beoordeling van verantwoordingsinformatie in 2014 plaatsvinden.

Artikel 12: Algemeen

Het openstaande saldo heeft betrekking op aan gemeenten verstrekte bijdragen die zijn opgenomen in de verzameluitkeringen. De afwikkeling zal op basis van verantwoordingsinformatie volgens de SiSa-systematiek plaatsvinden in 2014 en volgende jaren.

Ad 14. Openstaande verplichtingen

Ad 14a.Tegenrekening openstaande verplichtingen

De stand openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

   

(Bedragen in €)

 

Stand per 1/1

 

192.504.105

 

Aangegane verplichtingen in 2013

 

788.517.574

+/+

   

981.021.679

 
       

Tot betaling gekomen in 2013

806.136.787

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

20.961.509

   
   

827.098.296

–/–

       

Openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband:

153.923.383

 

De stand openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

   

(Bedragen in €)

 

Stand per 1/1

 

2.531.944

 

Aangegane verplichtingen in 2013

 

817.117

+/+

   

3.349.061

 
       

Tot betaling gekomen in 2013

0

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

0

   
   

0

-/-

       

Openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband:

3.349.061

 

Recapitulatie balanspost:

(Bedragen in €)

 

Verplichtingen binnen begrotingsverband

153.923.383

 

Verplichtingen buiten begrotingsverband

3.349.061

 

Totaal openstaande verplichtingen:

157.272.444

 
Bijlage 1. Opbouw balansposten hoofdstuk XVIII per 1 januari 2013
 

GECERTIFICEERDE BALANS H VII 2012

ONTVLECHTING NAAR V&J

conform Protocol

ONTVLECHTING NAAR SZW

conform Protocol

ONTVLECHTING NAAR H XVIII

interne herschikkingl

ONTVLECHTING NAAR SSO-ICT

conform Protocol

INVLECHTING DOC-DIRECT

conform Protocol

EINDBALANS H VII

na verwerking in- en ontvlechtingen

BALANSPOSTEN

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

1)

Uitgaven 2012

5.028.287.485,52

                     

5.028.287.485,52

 

2)

Ontvangsten 2012

 

701.139.934,09

                     

701.139.934,09

3)

Liquide middelen

21.051.306,60

 

18.712,36

                 

21.032.594,24

 

4a)

Rekening-courant RHB

 

4.296.476.676,57

                     

4.331.937.593,53

4)

Rekening-courant RHB

   

18.492.296,61

 

1.828,98

 

50.000,00

             

Rekening-courant RHB/

                           

Nationale hypotheekgarantie

50.000.000,00

         

50.000.000,00

             

Rekening-courant RHB/

                           

Begrotingsreserve Asiel

9.920.000,00

9.920.000,00

                     

RC Bevoorschotting BES

 

16.916.791,37

                       

5)

Uitgaven buiten

46.314.588,92

 

441.078,70

                 

45.873.510,22

 

begrotingsverband

                           

(intra-comptabele

                           

vorderingen)

                           

6a)

Ontvangsten buiten

 

81.119.979,01

 

18.952.087,67

 

1.828,98

 

50.000,00

         

62.116.062,36

begrotingsverband

                           

(intra-comptabele

                           

schulden)

                           

Begrotingsreserve NHG

 

50.000.000,00

         

50.000.000,00

           

Begrotingsreserve Asiel

 

9.920.000,00

 

9.920.000,00

                   

7)

Openstaande rechten

                   

2.067.074,45

 

2.067.074,45

 

7a)

Tegenrekening

                     

2.067.074,45

 

2.067.074,45

openstaande rechten

                           

8)

Extra-comptabele

876.669.225,36

 

3.277.782,90

 

3.833.241,08

 

4.409.097,54

 

2.754.461,05

 

26.200,00

 

862.420.842,79

 

vorderingen

                           

8a)

Tegenrekening

 

876.669.225,36

 

3.277.782,90

 

3.833.241,08

 

4.409.097,54

 

2.754.461,05

 

26.200,00

 

862.394.642,79

extra-comptabele

                         

26.200,00

vorderingen

                           

9a)

Tegenrekening extra-

                   

184.156,32

 

184.156,32

 

comptabele schulden

                           

9)

Extra-comptabele

                     

184.156,32

 

184.156,32

schulden

                           

10)

Voorschotten

2.962.245.038,21

 

666.188.845,37

 

1.360.542.382,86

 

487.951.074,82

 

1.450,00

     

447.561.285,16

 

10a)

Tegenrekening

 

2.962.245.038,21

 

666.188.845,37

 

1.360.542.382,86

 

487.951.074,82

 

1.450,00

     

447.561.285,16

voorschotten

                         

0,00

11a)

Tegenrekening garantie-

440.750,48

         

440.750,48

           

0,00

verplichtingen

                         

0,00

11)

Garantieverplichtingen

 

440.750,48

 

0,00

     

440.750,48

         

0,00

12a)

Tegenrekening open-

                         

0,00

staande verplichtingen

1.201.898.936,45

 

589.695.632,43

 

21.008.865,36

 

395.154.088,68

 

6.001.581,62

 

4.997.279,20

 

195.036.047,56

0,00

12)

Openst. verplichtingen

 

1.201.898.936,45

 

589.695.632,43

 

21.008.865,36

 

395.154.088,68

 

6.001.581,62

 

4.997.279,20

 

195.036.047,56

13

Deelnemingen

                           

13a)

Tegenrekening

                           

deelnemingen

                           

TOTAAL

10.196.827.331,54

10.196.827.331,54

1.288.034.348,37

1.288.034.348,37

1.385.386.318,28

1.385.386.318,28

938.005.011,52

938.005.011,52

8.757.492,67

8.757.492,67

7.274.709,97

7.274.709,97

6.602.462.996,26

6.602.462.996,26

4. TOPINKOMENS

Voor dit departement heeft de publicatieplicht die voorkomt uit artikel 4.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt), betrekking op de onderstaande topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen. Dit geldt op grond van artikel 4.2. Wnt eveneens voor onderstaande functionarissen wier bezoldiging in het verslagjaar, na herrekening naar een voltijds dienstverband op jaarbasis, meer bedroeg dan het wettelijke bezoldigingsmaximum. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld en worden ingevolge artikel 4.2, zesde lid, tussen haken de gegevens over het voorafgaande boekjaar vermeld. Voor leden van de TMG wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Aard van de functie

Naam

Beloning (in €)

Belastbare vaste en variabele onkosten-vergoeding (in €)

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn (in €)

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar(indien van toepassing)

Datum einde dienstverband in het boekjaar(indien van toepassing)

Omvang dienstverband

Interim

Motiveringoverschrij-ding norm(indien van toepassing)

(in FTE)

BZK/TMG

SG DEF

topfunctionaris

Dhr. E.S.M. Akerboom

171.662

6.400

32.128

   

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

SG SZW

topfunctionaris

Dhr. A.H. Annink

164.483

6.400

30.017

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG FIN

topfunctionaris

Mevr. A. Berg

134.912

6.400

24.372

1

nvt

nvt

BZK/TMG

hoofd AIVD

topfunctionaris

Dhr. R.A.C. Bertholee

133.504

6.400

23.892

per 01062013 van 1,11 fte naar 1 fte

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VWS en per 15092013 DG SZW

topfunctionaris

Dhr. M.J. Boereboom

148.042

6.400

28.352

1,08

nvt

nvt

BZK/TMG

IG SZW

topfunctionaris

Dhr. J.A. v.d. Bos

146.694

6.400

26.257

1

nvt

nvt

BZK/TMG

Buitengewoon Adviseur BZK

gewezen topfunctionaris

Dhr. G.L. Bouman

9.209

0

0

01012013

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG AZ

topfunctionaris

Dhr. H.M. Brons

158.104

6.400

28.986

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Mevr. R.M. van Erp-Bruinsma

187.281

6.400

34.442

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

SG EZ

topfunctionaris

Dhr. C.P. Buijink

72.218

2.667

12.234

01062013

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG BZK

topfunctionaris

Dhr. G.J. Buitendijk

136.452

6.400

24.602

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG EZ

topfunctionaris

Mevr. A.M. Burger

148.274

6.400

26.663

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG SZW en per 26082013 SG EZ

topfunctionaris

Dhr. M.R.P.M. Camps

135.313

6.400

25.418

1

nvt

nvt

BZK/TMG

SG VenJ

topfunctionaris

Dhr. P. Cloo

174.789

6.400

33.038

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

SG VenJ

gewezen topfunctionaris

Dhr. J. Demmink

5.629

0

0

01122012

0

nvt

nvt

BZK/TMG

DG EZ

topfunctionaris

Dhr. M.E.P. Dierikx

154.981

6.400

28.227

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG I&M

topfunctionaris

Dhr. J.H. Dronkers

141.760

6.400

26.665

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

CEPS Programme Manager

topfunctionaris met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging bij BZK

Dhr. J. Fledderus

0

0

0

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG BZK

topfunctionaris

Dhr. M.M. Frequin

153.781

6.400

26.377

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VenJ

topfunctionaris

Dhr. A.F. Gaastra

70.689

3.484

13.175

15062013

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. M.P. van Gastel

144.629

6.400

27.211

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG FIN per 01082013 directeur Centraal Planbureau (EZ)

topfunctionaris

Mevr. L.B.J. van Geest

146.042

6.400

26.588

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG SZW

topfunctionaris

Dhr. B. ter Haar

136.947

6.400

25.693

1

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur Planbureau voor de Leefomgeving (I&M)

topfunctionaris

Dhr. M.A. Hajer

138.643

6.400

24.601

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VWS en per 01112013 SG VWS

topfunctionaris

Dhr. L.A.M. van Halder

158.716

6.400

28.567

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG OCW

topfunctionaris

Mevr. M.J. Hammersma

134.240

6.400

24.104

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG I&M

topfunctionaris

Dhr. P.R. Heij

91.414

4.267

18.521

01052013

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. J.W. Holtslag

64.027

640

8.865

01072013

0,67

nvt

nvt

BZK/TMG

DG EZ

topfunctionaris

Dhr. J.P. Hoogeveen

152.988

6.400

28.066

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VenJ

topfunctionaris

Mevr. E.M. ten Hoorn Boer

147.721

6.400

26.798

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VWS

topfunctionaris

Dhr. P.H.A.M. Huijts

141.760

6.400

26.663

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

Buitengewoon Adviseur BZK

topfunctionaris

Dhr. P.F.M. Jagers

146.476

6.669

26.553

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

DG OCW

topfunctionaris

Dhr. A.H.M. de Jong

141.084

6.400

25.372

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG OCW

topfunctionaris

Dhr. R.J.A. Kerstens

150.829

7.274

27.530

1

nvt

nvt

BZK/TMG

plv. SG VWS

topfunctionaris

Dhr. A.M.W. Kleinmeulman

147.469

6.400

27.624

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

Buitengewoon Adviseur BZK

topfunctionaris

Mevr. J.A. van Kranendonk

133.360

6.400

24.092

1

nvt

nvt

BZK/TMG

Deltacommissaris en ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. W.J. Kuijken

171.923

6.400

32.074

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG I&M

topfunctionaris

Dhr. C.B.F. Kuijpers

146.634

6.400

28.879

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. R.I.M. Kuipers

90.494

6.400

24.734

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG EZ

topfunctionaris

Dhr. B. Leeftink

143.634

6.400

25.897

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG ABD en per 01082013 SG FIN

topfunctionaris

Mevr. M.R. Leijten

134.467

6.400

23.307

1

nvt

nvt

BZK/TMG

SG VWS en per 01112013 directeur ABD TOP Consult BZK

topfunctionaris

Dhr. G.H.O. van Maanen

179.247

6.400

33.137

1,08

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VenJ

topfunctionaris

Mevr. L. Mulder

136.452

6.400

24.602

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

SG AZ

topfunctionaris

Mevr. K.H. Ollongren

153.074

6.400

29.721

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG I&M

topfunctionaris

Mevr. L.M.C. Ongering

155.819

6.400

28.593

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK en per 15012013 IG Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (EZ)

topfunctionaris

Dhr. H. Paul

156.990

6.400

26.998

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

Buitengewoon Adviseur BZK

topfunctionaris

Dhr. P.H.B. Pennekamp

135.033

6.400

25.399

1

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur Sociaal en Cultureel Planbureau (VWS)

topfunctionaris

Dhr. K. Putters

63.621

3.484

12.432

15062013

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG EZ

topfunctionaris

Dhr. A. van Ravestein

129.270

6.400

23.307

1

nvt

nvt

BZK/TMG

SG I&M

topfunctionaris

Dhr. S. Riedstra

152.231

6.400

29.576

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

Buitengewoon Adviseur BZK

gewezen topfunctionaris

Dhr. L.J. Roborgh

6.735

0

0

01012013

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VenJ

topfunctionaris

Dhr. G.N. Roes

152.487

6.400

28.068

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

IG OCW

topfunctionaris

Mevr. A.S. Roeters

154.983

6.400

28.108

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur Sociaal en Cultureel Planbureau (VWS)

topfunctionaris

Dhr. P. Schnabel

69.090

2.133

9.382

01052013

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VenJ en per 01032013 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (VenJ)

topfunctionaris

Dhr. H.W.M. Schoof

160.550

6.400

28.209

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

IG EZ

topfunctionaris

Dhr. C.W.J. Schreuders

63.868

2.133

10.259

01052013

1,11

nvt

De betrokkene heeft conform in 2012 gemaakte afspraken in 2013 drie maanden buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging ontvangen. Deze afspraken worden gerespecteerd door het overgangsrecht (artikel 7.3, zesde lid, WNT).

BZK/TMG

DG FIN

topfunctionaris

Mevr. J.W. Schuiling

55.238

2.667

10.706

01082013

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG OCW

topfunctionaris

Dhr. J.H. Schutte

152.299

6.400

28.108

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur European Centre for Disease Prevention and Control

topfunctionaris met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging bij BZK

Dhr. M.J.W. Sprenger

0

0

0

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur ABD TOP Consult BZK en per 01112013 ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. K. v.d. Steenhoven

176.407

6.400

32.324

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

IG VWS

topfunctionaris

Mevr. J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde

162.102

6.400

30.573

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur Centraal Planbureau (EZ) en per 01052013 Buitengewoon Adviseur BZK

topfunctionaris

Dhr. C.N. Teulings

122.730

4.800

19.833

01102013

1

nvt

nvt

BZK/TMG

IG I&M

topfunctionaris

Mevr. J. Thunnissen-Tonneman

147.129

6.400

26.216

1

nvt

nvt

BZK/TMG

DG BZK

topfunctionaris

Dhr. J.J.M. Uijlenbroek

146.403

6.400

26.965

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG FIN

topfunctionaris

Dhr. P.W.A. Veld

147.118

6.400

28.774

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

thesaurier-generaal (FIN)

topfunctionaris

Dhr. J.A. Vijlbrief

147.234

6.400

29.740

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

directeur Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken

topfunctionaris met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging bij BZK

Dhr. R.K. Visser

0

0

0

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

SG OCW

topfunctionaris

Dhr. J. v.d. Vlist

162.046

6.400

29.498

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. E.H. Wellenstein

54.553

2.667

9.515

01082013

1

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Mevr. A.N. Wouters

141.876

6.400

25.648

1,06

nvt

nvt

BZK/TMG

Vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten (BZK)

topfunctionaris

Dhr. G.E. v.d. Wulp

139.553

2.203

28.155

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

DG VWS

topfunctionaris

Dhr. A.N. v.d. Zande

177.282

6.400

29.774

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

SG FIN en per 01072013 SG BZK

topfunctionaris

Dhr. R. van Zwol

154.259

6.400

28.256

1,11

nvt

nvt

BZK/TMG

ABD TOP Consultant BZK

topfunctionaris

Dhr. J.F. de Leeuw

111.703

4.042

18.455

0,67

nvt

nvt

BZK/TMG

Permanent Vertegenwoordiger voor Nederland bij de OESO

topfunctionaris met buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging bij BZK tot 01092013

Dhr. N. van Hulst

38.149

0

33.589

1

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

Secretaris-directeur

topfunctionaris

Dhr. M. Bakker

97.232

2.203

16.320

1

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

voorzitter

topfunctionaris

Dhr. H.R.B.M. Kummeling

30.748

0

0

0,3

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Mevr. A.G. van Dijk

2.585

0

0

0,02

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Dhr. A.J. te Veldhuis

2.820

686

0

0,02

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Mevr. G.M.M. Blokdijk

2.585

444

0

0,02

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Mevr. M.H. Leyenaar

2.543

187

0

0,02

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Dhr. W.M.B. Stoker

2.820

188

0

0,02

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Dhr. P. Castenmiller

1.880

0

0

01062013

0,02

nvt

nvt

BZK/Kiesraad

lid

topfunctionaris

Dhr. G.J. Schutte

1.410

0

0

01062013

0,02

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

voorzitter

topfunctionaris

Mevr. A.A. van Heur

106.727

4.780

18.850

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

plv. voorzitter

topfunctionaris

Mevr. T. Knoester

81.103

3.205

13.099

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Dhr. J.H. Bloksma

85.092

4.089

14.592

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Mevr. W.C. Brouwer

77.503

4.116

13.099

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Mevr. C.S van Damme

81.063

4.065

13.099

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Mevr. S.A. Horn-Kruijer

64.336

2.137

8.857

01092013

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Mevr. E.M. Jacquemijns

65.490

4.065

10.525

per 01102013 van 0,89 fte naar 1 fte

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Dhr. J.A.M. Schuurbiers

77.503

4.096

13.099

1

nvt

nvt

BZK/Dienst Huurcommissie

zittingsvoorzitter

topfunctionaris

Mevr. L.E.M. Zalme

40.888

2.891

7.317

15042013

per 01102013 van 0,78 fte naar 1 fte

nvt

nvt

Overige functionarissen van wie de bezoldiging de norm overschrijdt

Naam orgaan of instelling waar functie wordt bekleed

Functie(s)

Beloning (in €)

Belastbare vaste en variabele onkostenvergoeding (in €)

Werkgeversdeel van voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn (in €)

Datum aanvang dienstverband in het boekjaar(indien van toepassing)

Datum einde dienstverband in het boekjaar(indien van toepassing)

Omvang dienstverband (in FTE)

Interim

Motiveringoverschrijding norm

BZK/Rijksgebouwen-dienst

coördinerend/specialistisch adviseur

29.689

0

1.375

01022013

1

nvt

Uitbetaling van het salaris over januari en de incidentele looncomponenten (diensttijdgratificatie, vakantieuitkering, eindejaarsuitkering, vakantieuren) leiden na herrekening op jaarbasis tot overschrijding norm.

Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de onderstaande topfunctionarissen, gewezen topfunctionarissen en functionarissen. Bij functionarissen wordt de naam niet vermeld.

Topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie werd bekleed

Functie(s)

Aard van de Functie

Naam

Eerdere Functie(s) tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband (in €)

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm(indien van toepassing)

BZK

nvt

             

Overige functionarissen

Naam orgaan of instelling waar functie werd bekleed

Functie(s)

Eerdere Functie(s) tijdens dienstverband

Uitkeringen wegens beëindiging dienstverband (in €)

Jaar van beëindiging dienstverband

Interim

Motivering overschrijding norm

BZK

nvt

         

De Minister van BZK heeft bij brief van 27 februari 2014 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij een ministeriële regeling over de WNT (inclusief beleidsregels toepassing WNT) heeft opgesteld. In de begeleidende brief is aangegeven dat het niet mogelijk is gebleken een sluitende oplossing te vinden voor de uitvoeringsproblematiek ten aanzien van de vermelding van de gegevens over personen die anders dan op grond van een dienstbetrekking een functie vervullen als niet-topfunctionaris (externe niet-topfunctionarissen). De Minister van BZK stelt daarom voor het verslagjaar 2013 als gedragslijn voor dat niet volledig aan de verplichting tot openbaarmaking kan en hoeft te worden voldaan. Het Ministerie van BZK heeft overeenkomstig deze gedragslijn uitvoering gegeven aan de WNT. Dit leidt tot een onzekerheid in de verantwoording vanwege het ontbreken van een praktisch toepasbare normstelling voor dit onderdeel van het WNT-overzicht. De onzekerheid betreft uitsluitend het achterwege blijven van de vermelding van de gegevens over externe niet-topfunctionarissen.

D. BIJLAGEN

1. TOEZICHTSRELATIES EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK (ZBO’S/RWT’S)

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder het Ministerie van BZK)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering

(realisatiecijfers)

(x € 1.000)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/ -arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

begroting

premies

tarieven

Kiesraad

X

Adviseren van de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal in uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen (artikel A 2 Kieswet)

Optreden als centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van: a. de Tweede Kamer (artikel E II, tweede lid, Kieswet); b. de Eerste Kamer (artikel S I, eerste lid, Kieswet); c. het Europees Parlement (artikel Y 9, eerste lid, Kieswet).

Artikel 1 «Openbaar bestuur en democratie»

Artikel 11 «Centraal apparaat»

245

1.343

0

0

0

0

www.kiesraad.nl

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

n.t.b.

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

(SAIP)

X

X

Zorg dragen voor de uitvoering van de verplichting tot voldoening van de weduwepensioenen en wezenonderstanden aan de nagelaten betrekkingen van gewezen overheidspersoneel van Indonesië.

Namens de Minister nemen van beslissingen ter uitvoering van de regelingen en aangelegenheden welke verband houden met zogenaamde overzeese pensioenen en uitkeringen.

Artikel 7 «Arbeidszaken Overheid»

17.833

0

0

http://www.saip.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

n.t.b.

2. AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

Soort onderzoek

Titel/ onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1a. Beleidsdoorlichtingen

Bestuurlijke en Financiële verhoudingen

1.2

2013

2014

De beleidsdoorlichting is in 2013 uitgevoerd en begin 2014 afgerond. Verzending aan de Tweede Kamer staat gepland voor maart 2014.

 

Vermindering regeldruk

6.1

 

2011

PM

 

Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

6.2

 

2011

PM

 

Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

6.3

 

2011

PM

 

Burgerschap

6.4

 

2012

PM

 

Overheid als werkgever

7.1

 

2014

De beleidsdoorlichting is in 2013 uitgevoerd en begin 2014 afgerond. Verzending aan de Tweede Kamer staat gepland voor maart 2014.

3. EXTERNE INHUUR

D2. OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Inleiding

Het kabinet heeft in 2009 besloten een sturingsinstrumentarium voor externe inhuur in te voeren. Vanaf 2011 mogen de uitgaven externe inhuur maximaal 10% bedragen van de totale personele uitgaven. De norm heeft het karakter van »comply-or-explain».

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen).

Ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Verslagjaar: 2013

Uitgaven in 2013 (in € x 1.000)

Programma- en apparaatskosten

1. Interim-management

3.928

2. Organisatie- en formatieadvies

341

3. Beleidsadvies

1.479

4. Communicatieadvisering

1.115

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

6.863

5. Juridisch Advies

3.321

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

36.680

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

3.955

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

43.956

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

38.723

Ondersteuning bedrijfsvoering

38.723

Totaal uitgaven inhuur externen

89.542

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor de agentschappen betreft het de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingvoorschriften. De baten-lastenagentschappen die zijn opgenomen in dit overzicht betreffen BPR, DHC, RGD, RVOB, De Werkmaatschappij, FMHaaglanden, P-Direkt, Logius en SSC-ICT Den Haag.

Toelichting op de uitgaven

Bij BZK is de inhuur externen voor het kerndepartement de afgelopen jaren gedaald. Dit is echter niet het geval bij de rijksbreed opererende agentschappen van BZK. Bij deze agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van en in opdracht van andere departementen. Voor dergelijke externe opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik gemaakt wordt van inhuur externen vanwege het tijdelijke karakter van de opdrachten en/of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Het betreft de onderstaande agentschappen van BZK.

RGD

De Rijksgebouwendienst is een vraaggestuurde dienst, waarbij veelal specifieke en specialistische kennis nodig is. Het gaat om kennis op het terrein van vastgoed, bouw- cq installatietechniek en verschillende vormen van veiligheid voor met name kantoren, musea, paleizen en gevangenissen. De vraag naar huisvesting en huisvestingsadviezen fluctueert, zowel in aard van de benodigde specialistische kennis als in omvang. Politieke ontwikkelingen en beleidsmatige keuzes hebben ertoe geleid dat de RGD werkt met een kernformatie en daaromheen een flexibele schil van inhuur op bepaalde terreinen voor projecten.

RVOB

Het RVOB is overgeheveld van Financiën naar BZK en de samenvoeging van het RVOB met de RGD is gaande. Door deze organisatorische ontwikkelingen heeft de RVOB een marginale overschrijding van de norm gerealiseerd. Inhuur van externen heeft voornamelijk plaatsgevonden op het gebied van ICT, mede als gevolg van terughoudend personeelaannamebeleid.

De Werkmaatschappij

De Werkmaatschappij levert producten en diensten op het terrein van de bedrijfsvoering aan onderdelen van de rijksoverheid. De Werkmaatschappij heeft hoofdzakelijk ingehuurd voor productie. De Werkmaatschappij heeft een flexibele schil nodig om te voldoen aan de vraag van departementen. 10,9% van de externe inhuur is voor productie. Slechts 2,8% van de externe inhuur heeft betrekking op inhuur voor het eigen apparaat.

Het percentage voor de externe inhuur is 2.5% gedaald ten opzichte van 2012 (van 16,2% naar 13,7%). Door de geplande groei van de bedrijfseenheden zijn de kosten van het ambtelijke personeel toegenomen. Tevens zijn de kosten voor externe inhuur ten opzichte van 2012 met circa € 1 mln. gedaald.

FMHaaglanden

FMHaaglanden is de facilitaire dienstverlener voor de Haagse kern. FMHaaglanden werkt met een flexibele schil om in te kunnen spelen op de groei en krimp die optreedt als gevolg van de uitvoering «Masterplan Den Haag». FMH heeft in 2013 een substantieel aantal maatwerkprojecten uitgevoerd, waaronder projecten zoals het nieuwe werken, het afstoten panden en complexe verhuizingen. Dit was niet realiseerbaar binnen de reguliere formatie.

P-Direkt

P-Direkt is het shared service center voor de salaris- en personeelsadministratie voor de gehele rijksdienst. Voor het beheer en onderhoud van het systeem worden, naast ambtelijk personeel, externen ingezet. Een 10%-norm voor externe inhuur heeft nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de dienstverlening van P-Direkt. Door de benodigde specialistische kennis kunnen directe risico’s ontstaan bij onder andere de salarisbetalingen en de beschikbaarheid van de systemen.

Door interne kwaliteitstrajecten en intensieve verzuimaanpak heeft P-Direkt meer productie gerealiseerd met het eigen personeel en is er ten opzichte van 2012 minder besteed aan inhuur externen (daling ruim 2%) voor de georganiseerde en geautomatiseerde dienstverlening.

SSC-ICT Den Haag

SSC-ICT Den Haag verzorgt de Haagse gemeenschappelijke dienstverlening voor de ICT-werkplekdiensten voor verschillende ministeries. Sinds medio 2012 is hieraan de generieke dienstverlening toegevoegd. Deze was daarvoor belegd binnen de het organisatie-onderdeel DWR van DWM. Beide administraties zijn in 2013 samengevoegd. De vaste formatie van SSC-ICT Den Haag voorziet in de reguliere dienstverlening.

Alle aanvullende klantvragen, in het bijzonder het uitvoeren van het programma Compacte Rijksdienst (4 projecten ICT infrastructuur) en (7 projecten één ICT aanbieder beleidskern), worden ingevuld met tijdelijke capaciteit. Waar mogelijk, wordt inhuur vervangen door vast personeel (verambtelijking).

Logius

Logius is de gemeenschappelijke beheerorganisatie voor overheidsbrede ICT-oplossingen. De dienst biedt een samenhangende ICT-infrastructuur en generiek toepasbare ICT-producten. Deze producten zorgen voor een efficiëntere overheid, een betere dienstverlening van de overheid aan burgers en het verminderen van onnodige administratieve lasten. Mede vanuit oogpunt van efficiency, is het bedrijfsbeleid van Logius dat alleen de primaire beheer- en exploitatietaken bij vast personeel worden belegd. Er wordt een beroep gedaan op de markt voor tijdelijk benodigde (project)capaciteit en expertise op ICT-gebied voor grote implementaties, zoals voor de projecten MijnOverheid, DigiInkoop, eHerkenningen en het SBR (Standard Business Reporting).

In de brief van 25 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012–2013, 32 501, nr. 22) heeft BZK de Tweede Kamer geïnformeerd dat BZK op basis van de verwachtingen toen uit zou komen op een geraamd sturingspercentage externe inhuur 2013 van 20,7% voor heel BZK.

Het gerealiseerde percentage inhuur externen van het kerndepartement en de baten-lastenagentschappen BPR en DHC betreft 6,5%. De agentschappen met een rijksbrede dienstverlening komen over 2013 uit op een percentage inhuur van 25,0%. Het gerealiseerde percentage inhuur externen voor BZK als totaal komt in 2013 uit op 18,5%.

Sturingspercentage 2013 (in € x 1.000)

Heel BZK

Kern+BPR+DHC

Overige BLA's

Uitgaven ambtelijk personeel

395.209

159.826

235.383

Uitgaven externe inhuur

89.542

11.017

78.525

Totaal personele uitgaven

484.751

170.843

313.908

Percentage inhuur 2013

18,5%

6,5%

25,0%

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven en toegelicht in hoeveel gevallen in 2013 door BZK buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten mantelcontracten

2013

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

4. OVERZICHT VAN DE BURGERMEESTERSBENOEMINGEN IN 2013

Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2013

Partij

Posten

%

Inwoners

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

120

34,7

4.155.960

28,2

96

24

120

VVD

93

26,9

4.315.000

29,3

70

23

93

PvdA

80

23,1

4.771.576

32,4

63

17

80

D66

22

6,4

715.281

4,9

18

4

22

CU

11

3,2

350.488

2,4

10

1

11

GL

8

2,3

169.222

1,1

4

4

8

SGP

6

1,7

142.264

1,0

6

0

6

OVG

5

1,4

113.721

0,8

5

0

5

Geen

1

0,3

9.771

0,1

1

0

1

Totaal

346

 

14.743.283

 

273

73

346

Ter vergelijking de verdeling van burgemeestersposten per 31 december 2012

Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2012

Partij

Posten

%

Inwoners

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

126

35,2

4.004.683

26,1

102

24

126

VVD

93

26,0

4.463.787

29,0

70

23

93

PvdA

86

24,0

5.441.875

35,4

72

14

86

D66

23

6,4

757.285

4,9

19

4

23

CU

10

2,8

305.486

2,0

9

1

10

GL

8

2,2

166.676

1,1

4

4

8

SGP

7

2,0

150.214

1,0

7

0

7

OVG

4

1,1

71.591

0,5

4

0

4

Geen

1

0,3

9.749

0,1

1

0

1

Totaal

358

 

15.371.346

 

288

70

358

JAARVERSLAG WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein WenR (XVIII)

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein WenR 				  (XVIII)

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein WenR (XVIII)

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein WenR 				  (XVIII)

E. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Wonen en Rijksdienst (XVIII) over het jaar 2013 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister voor Wonen en Rijksdienst decharge te verlenen over het in het jaar 2013 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2013 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2013, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2013 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26). Het jaarverslag is vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten.

Bij nota van wijziging is door middel van een splitsing van het oorspronkelijke wetsvoorstel tot vaststelling van de begrotingsstaten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013 een nieuw voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) gecreëerd.

Vanaf de nota van wijziging 2013 kent de begroting voor Wonen en Rijksdienst de artikelen Woningmarkt, Woonomgeving en bouw, Kwaliteit Rijksdienst, Uitvoering Rijkshuisvesting en Beheer materiële activa.

Groeiparagraaf

In het beleidsverslag zijn na de beleidsdoorlichtingen de tabel «Garanties en Achterborgstellingen» opgenomen. Het betreft de hypotheekgaranties en WSW Sociale Woningbouw.

Het beleidsverslag

In het beleidsverslag wordt teruggekeken op de resultaten uit 2013. Het beleidsverslag bestaat uit de beleidsprioriteiten, de beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Begrotingsstructuur en budgettaire gevolgen van beleid

Dit jaarverslag is vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten. Door de nieuwe indeling zijn in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid geen gegevens opgenomen voor het jaar 2012 en de jaren daarvoor.

Voor het toelichten van verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is de absolute norm aangehouden van € 1 mln.

Baten-lastenagentschappen

De begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kent in 2013 het baten-lastenlastenagentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR).

De begroting voor Wonen en Rijksdienst kent in 2013 de baten-lastenagentschappen Logius, P-Direkt, De Werkmaatschappij, FMHaaglanden, Shared Service Centrum-ICT, Rijksgebouwendienst, Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf en de Dienst van de Huurcommissie.

In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de baten-lastenagentschappen opgenomen. In de jaarrekening wordt voor deze agentschappen middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht, financiële verantwoording afgelegd over 2013. Tevens worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie toegelicht.

Opbouw Jaarverslag 2013

Het jaarverslag 2013 is als volgt opgebouwd:

  • A. een algemeen deel met de dechargeverlening.

  • B. het beleidsverslag 2013 over de prioriteiten en de beleidsartikelen.

In deel B is tevens de bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen.

  • C. de jaarrekening 2013.

Deel C bestaat uit de verantwoordingsstaten van het departement en de baten-lastenagentschappen, de saldibalans en het overzicht van de gefinancierde topinkomens.

  • D. de bijlagen:

    • 1. overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s;

    • 2. afgerond evaluatie- en overig onderzoek

    • 3. externe inhuur;

    • 4. extra-comptabel overzicht stedenbeleid 2013;

F. BELEIDSVERSLAG

1. BELEIDSPRIORITEITEN

1. Inleiding

De vastgelopen woningmarkt moest in 2013 weer in beweging komen, zowel in de koop- als de huursector. Het Woonakkoord heeft daarbij een cruciale rol vervuld. Met steun van D66, ChristenUnie en SGP is een samenhangend pakket aan maatregelen voor de koop- en de huursector gepresenteerd welke perspectief bieden voor een toekomstbestendige en flexibele woningmarkt en een gezonde hypotheekmarkt. De wetgeving voor het beperken van de hypotheekrenteaftrek (met het terugsluizen van de opbrengsten via de inkomsten belastingen) en het invoeren van inkomensafhankelijke huurverhoging is door beide Kamers aanvaard. Ook zijn er tal van maatregelen genomen om de doorstroming in de woningmarkt op gang te helpen en de werkgelegenheid in de bouw te behouden.

In 2013 is daarnaast verder gewerkt aan het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst; de rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering uitbouwen en uitvoerings- en toezichtstaken bundelen. Er werden onder meer datacentra geopend en provinciale masterplannen voor rijkshuisvesting vastgesteld. In mei 2013 is de Hervormingsagenda Rijksdienst gepresenteerd waarmee is ingezet op een kleine, efficiënte en doelmatige rijksdienst. Projecten uit de agenda zijn gericht op goede dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen, op een grotere slagvaardigheid, waarbij bureaucratie wordt verminderd en op het verminderen van kosten voor personeel en materieel binnen de Rijksdienst.

2. Wonen en bouwen

In het Regeerakkoord van oktober 2012 en het Woonakkoord van februari 2013 heeft het kabinet, in samenwerking met de fracties van D66, ChristenUnie en SGP, afspraken gemaakt over de hervorming van de woningmarkt. Op basis van deze afspraken heeft het kabinet in september 2013 haar Hervormingsagenda Woningmarkt aan de Staten-Generaal aangeboden. Hierin wordt de inzet op het terrein van de huur- en koopmarkt, het corporatiestelsel, de bouw en de energiebesparing uiteengezet.

Koopmarkt

Op de koopmarkt worden de schulden en daarmee de financiële risico’s beperkt:

  • Vanaf 1 januari 2013 is het recht op hypotheekrenteaftrek voor nieuwe hypotheken gekoppeld aan het volledig annuitair aflossen van de lening.

  • De maximale loan-to-value voor nieuwe hypotheken is vanaf 1 januari 2013 teruggebracht naar 105%.

  • Voor investeringen in woningverbetering en energiebesparende maatregelen is voorzien in uitzonderingen. Dit is vastgelegd in de Tijdelijke Regeling Hypothecair Krediet die per 1 januari 2013 van kracht is geworden.

  • In 2013 is de Wet Maatregelen Woningmarkt 2014 door het parlement aanvaard. Deze wet voorziet ondermeer in de stapsgewijze beperking van het maximale aftrektarief voor de hypotheekrente met een half procentpunt per jaar, tot het tarief in de derde schijf.

  • Het overgrote deel van de structurele opbrengst van de introductie van de aflossingseis, wordt teruggesluisd via loon- en inkomstenbelasting.

In 2013 zijn daarnaast maatregelen getroffen om meer lucht te bieden aan huiseigenaren en de doorstroming, alsmede een gezonde hypotheekverstrekking, te bevorderen:

  • Per 1 oktober 2013 is de vrijstelling in de schenkbelasting ten behoeve van de eigen woning tijdelijk verhoogd naar € 100.000.

  • Sinds oktober 2012 kan de rente over restschulden tijdelijk worden afgetrokken, zodat restschulden makkelijker kunnen worden meegefinancierd bij verhuizing.

  • Vanaf 1 januari 2014 is het mogelijk om restschulden ook mee te financiering in een lening met Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

  • De rijksbijdrage aan de starterslening van de Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) is in 2013 verhoogd naar € 50 mln.

  • In 2013 is eveneens de mogelijkheid onderzocht van de oprichting van een Nationaal Hypotheekinstituut. Er is een kwartiermaker aangesteld voor de Nederlandse Investeringsinstelling en het Nationaal Hypotheekinstituut.

Huurmarkt

Om meer doorstroming en ruimte voor investeringen op de huurmarkt te bereiken is in het Woonakkoord afgesproken dat verhuurders van gereguleerde woningen vanaf 2013 de mogelijkheid krijgen om de huren boven inflatie te verhogen met: 1,5% voor inkomens tot € 33.000, 2% voor inkomens tussen € 33.000 en € 43.000 en 4% voor inkomens vanaf € 43.000. Het kabinet heeft eind 2013 een voorstel gedaan voor modernisering en vereenvoudiging van het woningwaarderingsstelsel, waarbij de WOZ-waarde in het stelsel wordt opgenomen zodat de maximale huurprijzen beter de voorkeuren van de woonconsument weerspiegelen.

In 2013 aanvaardde het parlement de verhuurderheffing, als onderdeel van de Wet Maatregelen Woningmarkt 2014. Ook is in de wet een mogelijkheid tot heffingsvermindering opgenomen ten behoeve van investeringen in krimpgebieden, in Rotterdam-Zuid en bij transformatie van kantoren naar woningen. Het kabinet heeft afspraken gemaakt met het bestuur van Aedes over de continuering van investeringen en de bijdrage aan de heffing. Daarnaast heeft het kabinet, bij MG-circulaire van 1 oktober 2013, de regels voor de verkoop van woningen van corporaties aan private investeerders versoepeld.

Op de huurmarkt komen meer betaalbare woningen beschikbaar voor lagere inkomens. Om de betaalbaarheid te borgen, wordt tevens het budget voor de huurtoeslag, met ingang van 2013, stapsgewijs verhoogd. Het kabinet heeft in 2013 bovendien besloten om de eerder in het jaar geconstateerde budgettaire tegenvallers in de huurtoeslag, volledig te compenseren uit de Rijksbegroting.

In 2013 is, in overleg met betrokken partijen, de novelle op de eerder aan het parlement aangeboden Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting voorbereid. Hiermee wordt de wettelijke basis gelegd voor een scherpere taakafbakening voor corporaties, een versterking van de relatie tussen corporaties en gemeenten en de herpositionering en versterking van het toezicht op de corporatiesector. Daarbij is in 2013 de herpositionering van het volkshuisvestelijk toezicht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, per 1 januari 2014, voorbereid. Naar verwachting wordt de novelle in 2014 aan het parlement aangeboden.

Ruimte voor investeringen in de bouw

Per 1 maart 2013 heeft het kabinet de BTW op verbouwingen en renovatiewerken, voor de duur van een jaar, verlaagd van 6% naar 2%. Daarnaast heeft het kabinet in het Belastingplan 2014 de afschaffing van de integratieheffing opgenomen.

In 2013 heeft het kabinet voorstellen aan het parlement gestuurd voor vernieuwing van de bouwregelgeving, waarbij ook wordt ingegaan op de uitwerking van de adviezen van de Commissie Dekker over aansprakelijkheid en bouwkwaliteit. Verder heeft de bouwsector in 2013 de uitvoering van de Actieagenda Bouw ter hand genomen en is een kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke Tweede Kamercommissie Huizenprijzen opgesteld.

Het Expertteam Eigenbouw heeft in 2013 aan 15 gemeenten adviezen verstrekt; in de eerste drie kwartalen van 2013 was eigenbouw goed voor 26% van de verleende bouwvergunningen. Ook heeft het Expertteam Kantoortransformatie tientallen initiatieven rond het transformeren van leegstaande kantoren en overig vastgoed ondersteund.

Impuls voor energiebesparing in de gebouwde omgeving

Er wordt een revolverend fonds ingesteld voor energiebesparing in de gebouwde omgeving, met een rijksbijdrage van in totaal € 185 mln. Samen met de verwachte bijdragen van marktpartijen wordt een fondsomvang van € 740 mln. beoogd. Als eerste onderdeel hiervan heeft het Rijk met de Rabobank en ASN Bank in december 2013 overeenstemming bereikt over de instelling van het Nationaal Energiebespaarfonds voor particuliere huiseigenaren, ter grootte van € 300 mln. Huiseigenaren kunnen uit dit fonds goedkoop lenen om energiebesparende maatregelen te realiseren. Het fonds is begin 2014 opengesteld.

Ter uitwerking van het Energieakkoord heeft het Rijk € 30 mln. beschikbaar gesteld voor een indicatief energielabel voor alle woningen en de ondersteuning van gemeenten bij lokale en regionale energiebesparing en duurzame opwekking. Verder is in 2013 begonnen met de inrichting van een subsidieregeling van € 400 mln. voor verhuurders in de sociale sector ten behoeve van investeringen in energiebesparing.

Ontwikkeling van de leefbaarheid

In november 2013 heeft het kabinet een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de leefbaarheid en voortgang in aandachtswijken en Rotterdam-Zuid. De ervaringen met wijkgericht werken zullen worden benut langs de lijn van de decentralisaties in het sociale domein. De uitvoering van de afspraken uit het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid ligt op schema.

In 2013 zijn wijzigingen in de Rotterdamwet en de Woningwet tot stand gekomen die gemeenten meer handvatten bieden om overlast en verloedering aan te pakken. Met de wijziging van de Rotterdamwet is het eenvoudiger om gebiedsaanwijzingen in te stellen en woningsplitsing tegen te gaan. De aanpassing van de Woningwet versoepelt de mogelijkheid van beheersovername, zodat huisjesmelkerij beter kan worden tegengegaan.

3. Rijksdienst

Het kabinet streeft naar een compactere en meer effectieve rijksoverheid. Deze ambitie is in 2013 verwoord in de Hervormingsagenda Rijksdienst.

Een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering rijksoverheid

In 2013 is verder gewerkt aan het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst met als doel de rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering uit te bouwen en uitvoerings- en toezichtstaken te bundelen. In 2013 is bereikt:

  • de opening van twee (van de vier) datacentra voor het Rijk;

  • de vaststelling van provinciale masterplannen voor de rijkshuisvesting;

  • de oprichting van 3W (shared service organisatie voor internationale dienstverlening);

  • de invoering van de nieuwe werkkostenregeling en de oprichting van de Autoriteit Consument en Markt (fusie NMa, Opta en Consumentenautoriteit);

  • het Ministerie van Financiën heeft zijn ICT-dienstverlening ondergebracht bij de shared service organisatie SSC-ICT;

  • de Haagse Inkoop Samenwerking (HIS) is in 2013 uitgebreid met de inkoopafdeling van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken;

  • Tot slot zijn voorbereidingen getroffen voor nieuwe toetreders tot FMHaaglanden en SSC-ICT Den Haag en de start van alle 20 Inkoop uitvoeringscentra.

In mei 2013 heeft het kabinet de Hervormingsagenda Rijksdienst gepresenteerd (Kamerstukken II, 2012–2013, 31 490-VII, nr. 119). De agenda bestaat uit projecten gericht op onder andere uitbreiding van de digitale dienstverlening, meer effectieve inzet van het stelsel van basisregistraties en vermindering van het aantal zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s).

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft in de Hervormingsagenda Rijksdienst de Kamer eveneens geïnformeerd over het strategisch personeelsbeleid. Op 11 april 2013 ondertekende de Minister de overeenkomst «Sociaal Beleid Rijk: Van Werk Naar Werk Beleid» met de vakbonden. Bij reorganisaties binnen het Rijk biedt deze overeenkomst regelingen en voorzieningen voor medewerkers bij de begeleiding naar ander werk.

Ook is in 2013 gewerkt aan de (externe)mobiliteit en flexibiliteit van het topmanagement. Daarbij past de dienstverlening aan publiekrechtelijke ZBO’s en de uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Eind 2013 is overeengekomen dat per 2014 voor het eerst structureel uitwisseling plaats vindt tussen topmanagers van de Algemene Bestuurdienst (ABD) en topmanagers en diplomaten van de dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het aandeel vrouwen in topmanagementposities binnen het Rijk steeg in 2013 met 1,8% naar 27,5%.

Oprichting van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

De oprichting van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2013 voorbereid. In april 2013 hebben de Minister van Defensie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst besloten de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) al bij de start van het Rijksvastgoedbedrijf onderdeel van dit nieuwe bedrijf te laten zijn. Om dit te realiseren is de startdatum van het Rijksvastgoedbedrijf verschoven van 1 januari 2014 naar 1 juli 2014. Het kabinet heeft daarnaast de eerste door het Rijksvastgoedbedrijf i.o. voorbereide Rijksvastgoedportefeuillestrategie vastgesteld. Hiermee wordt de beleidsmatige en financiële sturing op het vastgoedhandelen van het Rijk versterkt.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen

Realisatie Beleidsdoorlichtingen H XVIII Wonen en Rijksdienst

Artikel

Realisatie

Toelichting

 

2011

2012

2013

 

1. Woningmarkt

       

1.1 Betaalbaarheid

       

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

       

2. Woonomgeving en bouw

       

2.1 Energie en bouwkwaliteit

       

2.2 Woningbouwproductie

       

2.3 Kwaliteit woonomgeving

       

3. Kwaliteit Rijksdienst

       

3.1 Kwaliteit Rijksdienst

       

6. Uitvoering rijksvastgoedbeleid1

       

6.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijksdienst

       

6.2 Beheer materieel activa

       
X Noot
1

In de begroting 2013 stond de beleidsdoorlichting Rijksvastgoedbeleid nog voor 2013 gepland. Inmiddels is besloten dat ook de Dienst Vastgoed Defensie aansluit bij het samengaan van RVOB, Rgd en directie Rijksvastgoed tot één Rijksvastgoedbedrijf. Tegen die achtergrond zal worden gekeken naar een eventuele aanpassing van kaders en randvoorwaarden voor het omgaan met rijksvastgoed. Dit betekent dat de nieuwe kaders en randvoorwaarden mogelijk later geïmplementeerd zullen worden dan initieel werd voorzien en bijgevolg dat een doorlichting op zijn beurt ook pas later opgestart kan worden. Niettemin is het streven er thans op gericht de doorlichting te starten in 2016 en de resultaten ervan uiterlijk in 2018 op te leveren.

In het jaar 2013 zijn geen onderzoeken gestart dan wel afgerond.

Garantie: Hypotheekgarantie (bedragen x € 1.mln)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2012

Verleende garanties 2013

Vervallen garanties 2013

Uitstaande garanties 2013

Garantieplafond

Totaal plafond

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

Hypotheek garanties

0,26

0

0,13

0,13

0

0,36

Achterborgstelling: WSW Sociale Woningbouw (bedragen x € 1 mld)

Omschrijving

2012

2013

Achterborgstelling

87,4

86,2

Bufferkapitaal

0,5

n.n.b.1

Obligo

3,3

3,3

X Noot
1

voorlopige cijfers

Achterborgstelling: WEW Nationale Hypotheekgarantie (bedragen x € 1 mld)

Omschrijving

2012

201316

Achterborgstelling

154

164

Bufferkapitaal

0,8

0,8

Obligo

N.v.t.

N.v.t.

X Noot
16

Cijfers 2013 betreffen voorlopige cijfers.

2. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Uitgangspunt voor het kabinet is het belang van een vrij toegankelijke woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben. De Minister voor Wonen en Rijksdienst draagt er zorg voor dat er voldoende goede en betaalbare huisvesting voor iedereen beschikbaar is, met name voor die groepen die vanwege hun inkomen of andere persoonlijke omstandigheden moeite hebben zich op eigen kracht in passende huisvesting te voorzien. Woningcorporaties spelen daarbij een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met in 2012 een inkomen tot € 34.085 (inkomensgrens 2013 € 34 229) in sociale huurwoningen tot hun kerntaak behoort.

B Rol en verantwoordelijkheid

De rol en verantwoordelijkheid van de Minister op dit beleidsterrein omvat een aantal zaken:

De Minister is systeemverantwoordelijk voor het via regelgeving bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad, op grond van de Huisvestingswet en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet).

De Minister is verantwoordelijk voor de zorg voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, onder meer door huurprijsregulering en voorgestelde herzieningswetgeving voor woningcorporaties.

De Minister is verantwoordelijk voor de zorg voor betaalbaarheid van wonen, in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen, onder andere op grond van de Wet op de Huurtoeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De Minister is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het toezicht op woningcorporaties en de kwaliteit hiervan, het uitoefenen van dit toezicht op grond van de Herzieningswet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en de verantwoording hierover.

De Minister is verantwoordelijk voor het waarborgen van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7249 t/m 7261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, alsmede de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

In het kader van de maatregelen op het gebied van de koopmarkt wordt de bovengrens van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gefaseerd teruggebracht tot de gemiddelde woningwaarde. Tevens is om de risico’s van de NHG te beheersen overeenstemming bereikt met het Waarborgfonds Eigen Woningen en de bancaire sector over de herintroductie van een eigen risico voor geldverstrekkers op NHG-hypotheken, en zal het Waarborgfonds een vergoeding betalen aan het Rijk voor het risico dat door de achtervang wordt gelopen. Verder is begonnen met het onderzoeken van de mogelijkheden voor de oprichting van een Nationaal Hypotheekinstelling, alsmede de mogelijkheden voor institutionele beleggers om in corporatiebezit te investeren.

In 2013 is, zoals opgenomen in het Regeerakkoord, de verhuurderheffing ingevoerd. Op basis van de besprekingen in de Eerste Kamer van de Wet verhuurderheffing is deze wet beperkt tot het jaar 2013. In het op 13 februari 2013 gesloten Woonakkoord zijn afspraken gemaakt over de verhuurderheffing in 2014 en latere jaren. Deze heffing is vormgegeven in de Wet maatregelen Woningmarkt 2014 II (staatsblad 583; 2013).

bron: rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid 2013»

Voor het eerst sinds 2006 is vanaf 1 juli 2013, zoals aangegeven in het beleidsverslag, weer een huurverhoging boven inflatieniveau doorgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met het inkomen. De wetsvoorstellen inzake de inkomensafhankelijke huurverhoging zijn op 12 maart 2013 door de Eerste Kamer aangenomen, waardoor de inkomensafhankelijke huurverhoging mogelijk is geworden vanaf 1 juli 2013 (MG 2013–01).

De Wet normering topinkomens (WNT) is op 1 januari 2013 in werking getreden. Deze wet is ook op de woningcorporaties van toepassing en normeert onder meer de maximale bezoldiging van topfunctionarissen. De op basis van deze wet opgestelde regeling voor de corporatiesector met een onderverdeling van corporaties in klassen met lagere normbedragen is door de Rechtbank op 1 november 2013 buiten toepassing verklaard. Daarmee is wel de WNT in 2013 van toepassing geweest voor de corporatiesector, maar niet meer de regeling met lagere normbedragen. In november 2013 is een herziene regeling gepubliceerd voor de corporatiesector die op 1 januari 2014 in werking treedt (Stcrt nr. 334942; 29 november 2013).

De Tweede Kamer is in 2013 niet aan de behandeling van de nieuwe Huisvestingswet toegekomen. Hierin zijn ook nieuwe maatregelen gericht op het tegengaan van huisjesmelkerij opgenomen. Naar verwachting zal de parlementaire behandeling in het eerste kwartaal van 2014 plaatsvinden.

Per 1 juli 2013 is een ingrijpende wijziging van de Leegstandwet in werking getreden. Hiermee zijn ondermeer de maximale termijnen voor tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte verlengd en de vergunningvoorwaarden versoepeld. Ten aanzien van de huisvesting van verblijfsgerechtigden wordt vanaf 1 oktober 2012 een nieuwe werkwijze gehanteerd. De evaluatie van deze werkwijze is in 2013 niet afgerond. Deze zal in het eerste kwartaal van 2104 beschikbaar komen.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.1 Woningmarkt
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

       

2.900.728

2.950.887

– 50.159

                 

Uitgaven:

       

2.929.201

2.880.443

48.758

1.1

Betaalbaarheid

       

2.922.871

2.875.269

47.602

 

Subsidies

       

61.971

36.193

25.778

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

       

743

29

714

 

Bevordering eigen woningbezit

       

59.694

34.096

25.598

 

Eigen woningenregelingen

       

0

802

– 802

 

Onderzoek en kennisoverdracht

       

314

0

314

 

Woonconsumentenorganisaties

       

1.220

1.266

– 46

 

Opdrachten

       

778

1.177

– 399

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

       

696

1.177

– 481

 

Onderzoek en kennisoverdracht

       

82

0

82

 

Inkomensoverdracht

       

2.846.103

2.821.743

24.360

 

Huurtoeslag

       

2.846.103

2.821.743

24.360

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

0

1.822

– 1.822

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

       

0

1.822

– 1.822

 

Overige uitvoeringsinstanties

       

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

       

13.300

13.615

– 315

 

Huurcommissie

       

13.300

13.300

0

 

Overige uitvoeringsinstanties

       

0

315

– 315

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

       

719

719

0

 

Overige uitvoeringsinstanties

       

719

719

0

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

       

6.330

5.174

1.156

 

Subsidies

       

3.589

2.069

1.520

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

       

3.589

2.069

1.520

 

Opdrachten

       

2.711

3.105

– 394

 

Onderzoek en kennisoverdracht

       

2.711

3.105

– 394

 

Bijdragen aan medeoverheden

       

30

0

30

 

experimenten en kennisoverdracht Wonen

       

30

0

30

                 

Ontvangsten

       

407.994

578.445

– 170.451

E Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Op artikel niveau is bij verplichtingen sprake van onderschrijdingen, dit wordt veroorzaakt door de ramingsbijsteling Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW).

1.1. Betaalbaarheid

Subsidies

Bevorderen Eigen Woningbezit

Er zijn geen nieuwe toekenningen gedaan op grond van de Wet Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW) (St.crt. nr. 29510; 29 oktober 2013). Bij de BEW en de eigen woningregelingen is sprake van hoger dan verwachte uitstroom uit de regelingen bij de periodieke inkomenstoetsen en verhuizingen, dit heeft geleid tot een onderuitputting van circa € 5 mln.

In 2013 is conform het woonakkoord een aanvullende subsidie van € 30 mln. als bijdrage voor de Startersleningen aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) ter beschikking gesteld. Hiermee komt de subsidie aan de SVn zoals aangegeven in het beleidsverslag in totaal uit op € 50 mln.

Om eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister voor Wonen en Rijksdienst garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Tabel 1.2 Indicatoren NHG-garanties en aandeel eigenwoningbezit
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

NHG verstrekkingen

90 000

84 000

97 000

130 000

137 219

122 642

106 200

Aandeel eigenwoningbezit

56,6%

57,3%

57,8%

59,3%

59,7%

59,3%

nnb1

Bron NHG verstrekkingen: jaarverslag 2012 stichting WEW en kwartaalbericht 4e kwartaal 2013 WEW, 2013: voorlopig cijfer.

Bron aandeel eigenwoningbezit: BZK/WB Systeem Woningvoorraad (Syswov)

X Noot
1

De woningvoorraadstatistiek van het CBS was tot 2012 gebaseerd op het Woningregister. Vanaf 2012 wordt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) voor deze statistiek gebruikt. Omdat de analyse van de (definitie)verschillen tussen beide registraties meer tijd heeft gekost, is de voorraadstatistiek, en daarmee ook het aandeel koop binnen de voorraad, per 2013 nog niet beschikbaar.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het programma betaalbaarheid omvat een veelheid van activiteiten op het gebied van de woningmarkt onderverdeeld naar huur/koop/corporaties/huurtoeslag. In 2013 is onder andere de beschikbaarheid (waaronder betaalbaarheid) van woningen gemonitord en is hierover gerapporteerd met «Feiten en achtergronden huurbeleid» (Kamerstukken II, 27 926, nr. 207) en het jaarlijks verslag over de huurtoeslag (Kamerstukken II, 27 926, nr. 205).

Verder is bijgedragen aan experimenten in het kader van flexibel huren (pilot Amsterdam tot eind 2016 begeleid door Platform 31) en zijn Woningwaarderingsvarianten doorgerekend. Daarnaast heeft het Nibud berekeningen gemaakt ten aanzien van de hypotheek(verstrekkings)normen. In het kader van het Memorandum of Agreement met Zuid-Afrika is samen met de VNG en koepelorganisatie Aedes een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van lokale expertise.

Inkomensoverdracht

Huurtoeslag

In 2013 is per saldo meer uitgegeven aan huurtoeslag dan begroot. De overschrijding van de uitgaven wordt veroorzaakt door hogere voorschotten als gevolg van een hoger aantal aanvragen in 2013, daarnaast zijn er lagere ontvangsten als gevolg van het achterblijven van nieuwe terugvorderingen.

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de netto-huurquote zien. Hierbij wordt naast de in de begroting 2013 verwachte ontwikkeling van de netto-huurquote de gerealiseerde ontwikkeling van de netto-huurquote getoond. Met behulp van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren voor de huishoudens met lage inkomens zichtbaar gemaakt. De in onderstaande tabel opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

Tabel 1.3 Ontwikkeling netto-huurquote
           

Begroting

Realisatie

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

Eenpersoonshuishouden

minima

17.3%

17.3%

17.3%

17.7%

19.3%

19.6%

Meerpersoonshuishouden

minima

14.3%

14.2%

14.2%

15.0%

16.4%

16.6%

Eenpersoonsouderhuishouden

minima

20.1%

20.1%

20.1%

20.8%

21.4%

21.5%

Meerpersoonsouderhuishouden

minima

14.5%

14.5%

14.5%

15.2%

15.6%1

15.8%

Eenpersoonshuishouden

boven minimaal

19.4%

19.4%

19.4%

19.9%

20.3%

21.5%

Meerpersoonshuishouden

boven minimaal

15.6%

15.6%

15.5%

16.1%

16.7%

17.7%

Eenpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

17.7%

17.8%

17.9%

18.7%

19.3%

19.3%

Meerpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

13.8%

13.9%

14.0%

14.5%

14.8%

15.1%

Bron: WB

X Noot
1

In verband met een drukfout in de begroting 2013 komt dit cijfer niet overeen met het daar in de tabel opgenomen cijfer.

De huurquotes laten voor alle huishoudens een stijging zien ten opzichte van 2012. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de verhoging van de opslag op de eigen bijdrage met in totaal € 8,80 per maand. Dit is niet volledig gecompenseerd door de daling van de eigen bijdrage vanwege een negatieve indexering met – 1,1%. De huurquote van huishoudens jonger dan 65 jaar laten een relatief grote stijging zien. Deze stijging wordt echter mede veroorzaakt door een daling van het belastbaar inkomen, waardoor het aandeel van de huur hierin toeneemt. Deze daling van het belastbaar inkomen wordt veroorzaakt door een technische wijziging met een veel beperkter effect op het netto inkomen (namelijk het niet meer in het belastbaar inkomen bijtellen van de inkomensafhankelijke zorgverzekeringsbijdrage). Zonder dit effect zou de stijging van de huurquote in lijn liggen met de stijging voor de overige getoonde groepen. De stijging van de huurquote voor huishoudens jonger dan 65 met een bovenminimaal inkomen tussen begroting en realisatie is te verklaren uit het feit dat met het bovengenoemde effect in de begroting nog geen rekening is gehouden. De stijging van de huurquote ten opzichte van de begroting voor de overige huishoudgroepen vloeit voort uit een in de realisatie blijkend hoger gemiddeld huurniveau.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

De uitgaven voor de uitvoering van de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) door Agentschap NL waren begroot op artikel 1 Woningmarkt en worden verantwoord op artikel 2 Woonomgeving en Bouw.

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en met ingang van 2013 de inkomensafhankelijke huur-verhogingsgeschillen.

In 2013 zijn de onderstaande aantallen en maximale behandeltermijnen gerealiseerd.

Soort zaak

Afhandeling 2012

Afhandeling 2013

Huurprijsgeschillen

4.938

4.842

Servicekostengeschillen

2.801

2.631

Huurverhogingsgeschillen1

629

2.028

Redelijkheid huurprijzen2

245

125

WOHV-geschillen3

5

25

Subtotaal

8.618

9.651

Inkomensafhankelijke huurverhogingsverschillen

 

4.553

Totaal

 

14.204

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissie

X Noot
1

Exclusief geschillen over huurverhoging op grond van inkomen.

X Noot
2

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
3

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Soort zaak

Begroting 2013

Realisatie 2013

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

58%

% servicekosten afgerond binnen 4 maanden

90%

49%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

99%

% WOHV-geschillende afgerond binnen 8 weken

90%

19%

% WOHV-geschillen afgerond binnen 13 weken

 

44%

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissie

De afgelopen jaren heeft de Huurcommissie stappen gezet om de doorlooptijden van de geschillen te versnellen. In 2013 is 99 procent van de huurverhogingsgeschillen (inclusief de inkomensafhankelijke geschillen) binnen vier maanden afgehandeld; dit percentage ligt ruim boven de norm van 90 procent. Daarentegen is zowel bij de reguliere huurprijsgeschillen als bij de servicekostengeschillen de norm van 90 procent afhandeling binnen vier maanden nog te ambitieus gebleken. Wel is het aantal zaken dat binnen vijf maanden is afgehandeld flink gestegen ten opzichte van 2012: bij huurprijsgeschillen van 66% naar 76%, bij servicekosten-geschillen van 57% naar 68%.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen

Een groot deel van de subsidiemiddelen is verstrekt aan de nationale kennisinstelling voor de stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform31. Platform31 PlatPlis breed werkzaam en behandelt vele voor BZK relevante thema’s. De focus is in 2013 aangescherpt tot vier aandachtsgebieden: wonen, sociaal, ruimte en economie. De activiteiten van Platform31 over het jaar 2013 worden geëvalueerd, als onderdeel van het verzoek tot subsidievaststelling.

Opdrachten

Onderzoek en kennisoverdracht

Het budget is in 2013 besteed aan opdrachten onder meer op het gebied van verkenningen, de resultaten van het Woon Onderzoek Nederland 2012 (WoON), de voorbereiding van het WoON 2015, monitoring van beleid en ramingmodellen.

In 2013 zijn hiertoe ondermeer de volgende onderzoeken, instrumenten en verkenningen opgeleverd:

  • Woon Onderzoek Nederland (WoOn2012);

  • Cijfer over Wonen en Bouwen 2013;

  • Onderzoek Woonuitgaven van Huurders en eigenaren-bewoners;

  • Onderzoek naar de positie van Flexwerkers en ZZP-ers op de woningmarkt;

  • Instrumenten Leefbarometer en Demowijzer, met onder andere inzicht in de ontwikkeling in de krimp en anticipeergebieden.

Ontvangsten

De ontvangsten bij de huurtoeslag zijn lager uitgevallen dan verwacht. Er zijn minder vorderingen door de belastingdienst ingesteld als gevolg van een vertraging in het proces van definitief toekennen.

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken om daarmee onder meer energie te besparen en woonlasten te beperken. Het bevorderen van de woningbouwproductie waarbij aanbod en diversiteit zoveel mogelijk aansluit bij de woningbehoefte van Nederland. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2– uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.

Op basis van de Woningwet is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen van bouwregelgeving en stelselverantwoordelijk voor het functioneren hiervan. Het Rijk rekent het daarnaast tot zijn verantwoordelijkheid om het verbeteren van de bouwkwaliteit te stimuleren.

Op basis van de Grondwet, artikel 22 lid 2 is bevordering van voldoende woongelegenheid onderwerp van zorg der overheid. In de Woningwet (hoofdstuk V) zijn de aan de Minister en andere bestuursorganen toegekende taken en bevoegdheden ter voorziening in de woningbehoefte nader uitgewerkt.

Het kabinet wil de sector stimuleren door investeringscondities te verbeteren, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) heeft de Minister een ondersteunende regierol in het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld in aandachtswijken en krimpregio’s. Hij ondersteunt gemeenten en provincies (in geval van bevolkingsdaling) bij het invullen van hun verantwoordelijkheid op dit terrein. Belangrijke maatregelen om deze ondersteunende rol vorm te geven zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.

C Beleidsconclusies

Op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving is voortgang geboekt door verdere uitvoering van programma’s als Energiesprong en Blok voor Blok. Het beleid gaat een nieuwe fase in op basis van het Energieakkoord voor duurzame groei dat in de zomer van 2013 is afgesloten.6 Hierin is besloten tot extra ondersteuning van gemeenten bij lokale energiebesparing, een indicatief energielabel en een subsidieregeling van 400 miljoen euro voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen.

In 2013 is in het kader van de uitvoering van het Woonakkoord gewerkt aan de opzet van het revolverend fonds energiebesparing. Daartoe heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst, in samenwerking met Rabobank en ASN Bank, de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds opgericht. Particuliere woningeigenaren kunnen uit dit fonds «energiebespaarleningen» aanvragen waarmee zij tegen een lage rente energiebesparende voorzieningen kunnen financieren.7 Het Rijk draagt € 75 mln. bij aan het fonds. Aanvullend hierop leveren beide banken gezamenlijk € 225 mln. euro.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 2.1 Woonomgeving en bouw
           

Realisatie

Oorpronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

       

119.715

32.189

87.526

                 

Uitgaven:

       

38.102

32.639

5.463

2.1

Energie en bouwkwaliteit

       

16.883

21.304

– 4.421

 

Subsidies

       

12.605

4.000

8.605

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

       

631

0

631

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

       

1.592

0

1.592

 

Energiebesparing verhuurders

       

0

0

0

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

       

6.905

4.000

2.905

 

Revolverend fonds EGO

       

0

0

0

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

       

50

0

50

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

       

3.427

0

3.427

 

Opdrachten

       

3.550

17.304

– 13.754

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

       

2.491

14.962

– 12.471

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

       

1.019

2.342

– 1.323

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

       

40

0

40

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

728

0

728

 

Beleidsprogramma Energiebesparing(Agentschap NL)

       

728

0

728

                 

2.2

Woningbouwproductie

       

15.177

5.273

9.904

 

Subsidies

       

360

0

360

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

       

360

0

360

 

Opdrachten

       

490

863

– 373

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

       

490

863

– 373

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

14.327

4.410

9.917

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap NL)

       

14.327

4.410

9.917

                 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

       

6.042

6.062

– 20

 

Subsidies

       

2.543

0

2.543

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

       

2.533

0

2.533

 

Wijkverpleegkundigen

       

10

0

10

 

Opdrachten

       

1.425

6.062

– 4.637

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

       

1.425

5.742

– 4.317

 

Wijkverpleegkundigen

       

0

320

– 320

 

Bijdragen aan medeoverheden

       

2.074

0

2.074

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

       

2.074

0

2.074

                 
 

Ontvangsten

       

2.056

91

1.965

E Toelichting op de financiële instrumenten
2.1 Energie en Bouwkwaliteit

Subsidies

Revolverend fonds energiebesparing

De uitwerking van het Nationaal Energiebespaarfonds voor particuliere woningeigenaren is eind 2013 vertraagd. Hierdoor heeft de eerste betaling (ad € 50 mln.) begin 2014 plaatsgevonden. (Voor de Rijksbijdrage van € 75 mln. is de verplichting in 2013 aangegaan). In 2013 is gestart met de ontwikkeling van een soortgelijk fonds voor woningverhuurders, hetgeen eveneens zal leiden tot de instelling van een revolverend fonds in 2014.

Innovatieregelingen Gebouwde omgeving

In 2013 is het programma Gebieden Energieneutraal (GEN) tot een afronding gekomen. GEN, bestaande uit een consortium van marktpartijen en ondersteund door het Rijk, had tot doel de marktintroductie van energieneutrale nieuwbouw en renovatie op gebiedsniveau voor te bereiden vanuit een herhaalbare aanpak en oplossingen die zonder subsidie levensvatbaar en rendabel zijn. GEN heeft veel kennis en ervaringen opgeleverd ten behoeve van (markt-)partijen.

Het programma Energiesprong, met hoge energiebesparingambities (zoals energieneutraal (ver)bouwen) gaat in 2014 de eindfase in.

Tijdelijke regeling Blok voor Blok

Het programma Blok voor Blok, gericht op bevordering van grootschalige energiebesparing in bestaande woningen door middel van een kennis- en leertraject, is in 2013 voortgezet en komt in 2014 tot afronding.

Genoemde drie programma’s worden voorjaar 2014 geëvalueerd. De beleidsconclusies daaruit worden medio 2014 naar de Tweede Kamer gezonden.

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

In 2013 is voor € 3,4 mln. aan subsidies verstrekt ten behoeve van het stimuleren van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Dit betrof niet alleen subsidies verleend op grond van de tijdelijke stimuleringsregeling. Het ging voornamelijk om de afwikkeling van openstaande verplichtingen. Betaling in 2013 was mogelijk binnen de voor energiebesparing beschikbare budgetten. Voor de stimuleringsregeling sec waren in 2013 geen uitgaven geraamd.

Conclusies met betrekking tot de effectiviteit van deze regeling zullen worden meegenomen in de beleidsdoorlichting die in 2014 zal worden uitgevoerd voor de beleidsmaatregelen op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

Het Rijk is in 2013 met een aantal woningcorporaties en bouwers overeengekomen dat in het kader van het Programma Energiesprong 111.000 sociale huurwoningen, in de periode tot 2020 gerenoveerd worden naar niveau «nul op de meter». Dit leidt tot een aanzienlijke verduurzaming van de woningvoorraad en verlaging van de energielasten van de bewoners.

Het programma Excellente Gebieden is in 2013 voortgezet. Binnen deze innovatieve nieuwbouwprojecten in de woning- en utiliteitsbouw zijn of worden woningen en kantoren gebouwd met een ten minste 25% scherpere energieprestatiecoëfficiënt (EPC) dan het Bouwbesluit voorschrijft.

In 2013 is de (voorbereiding van de) implementatie voortgezet van de herziene richtlijn Energieprestatie van gebouwen (Energy Performance of Buildings Directive, EPBD) en de richtlijn energieefficiëntie (Energy Efficiency Directive, EED) geïmplementeerd. Ten aanzien van de implementatie van de EPBD heeft de Europese Commissie Nederland in 2013 in gebreke gesteld. Aan de Europese Commissie heeft Nederland gemeld welke stappen gezet worden om begin 2015 alsnog te voldoen aan de vereisten van de EPBD.

De onderschrijding op dit budget wordt grotendeels verklaard door een budgettair neutrale herschikking binnen artikelonderdeel 2.1 bij Najaarsnota. Daarnaast is bij Najaarsnota een deel van het 2013 beschikbare budget doorgeschoven naar de jaren 2015 en 2016.

Beleidsprogramma Bouwregelgeving

In lijn met de adviezen van de Commissie Dekker zijn de beleidsvoornemens voor private kwaliteitsborging uitgewerkt. Het voornaamste doel is verhoging van de kwaliteit gedurende het gehele traject van de bouw. Op 27 november 2013 is de Tweede Kamer over de beleidsvoornemens geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 757, nr. 91). Vooruitlopend op de Omgevingswet zijn praktijkknelpunten, onder andere in relatie tot de bouwregelgeving, in het omgevingsrecht geïnventariseerd die op korte termijn kunnen worden opgepakt. Over de knelpunten en de verdere aanpak is de Tweede Kamer op 27 november 2013 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 118, nr. 1).

Het bouwbesluit is in 2013 verder doorontwikkeld, onder meer door de inwerkingtreding van de voorschriften over de milieuprestatie van materialen (Staatsblad 2012, 256) en het aanpassen van het Bouwbesluit door het geheel van kracht worden van de Europese Verordening Bouwproducten per 1 juli 2013 (Staatsblad 2013, 462). Andere activiteiten in 2013 hadden vooral betrekking op de pijlers «veiligheid» en «gezondheid» bestaande bouw. Voorts is de bepaling voor de advisering voor welstand bij bouwaanvragen gewijzigd, van een verplichte welstandsadvisering door welstandscommissies of stadsbouwmeester naar een keuze voor gemeenten om over welstand advies te vragen bij deze organen (Staatsblad 2013, 75). De Helpdesk bouwregelgeving heeft in 2013 in totaal 1.846 vragen beantwoord. Hiervan waren er 851 gericht op het Bouwbesluit en 995 op Woningwet, Wabo en vergunningvrij bouwen. De vragenstellers kunnen worden onderverdeeld in circa 20% burgers, 40% gemeenten, brandweer en overheden en 40% professionals. De meeste vragen werden gesteld over vergunningvrij bouwen en de pijler «veiligheid» van het Bouwbesluit.

De onderschrijding van dit budget wordt grotendeels verklaard door een budgettair neutrale herschikking binnen het beleidsprogramma bouwregelgeving bij Najaarsnota binnen artikelonderdeel 2.1. In 2013 is minder uitgegeven op het instrument «opdrachten» en meer op het instrument «subsidies».

2.2 Woningbouwproductie

Opdrachten

Beleidsprogramma woningbouwproductie

De expertteams Particulier opdrachtgeverschap en Kantorentransformatie hebben in 2013 adviezen verstrekt en gemeenten ondersteund. Bij woningbouwstimulering is met name voor de Noord- en Zuidvleugel inzet geleverd ten behoeve van het bestuurlijk overleg MIRT (Meerjarenprogramme infrastructuur, Ruimte en Transport) en is er bijgedragen aan de Actieagenda Bouw. In het kader van het grondbeleid is wederom een onderzoek opgeleverd naar de financiële positie van gemeentelijke grondbedrijven en is er in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, gekeken naar het vereenvoudigen van wet- en regelgeving inzake grondbeleid (Brief van de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Kamerstukken II, 33 750-A nr. 25 met bijlagen). Tenslotte is er een kabinetsreactie op het rapport van de Tijdelijke Tweede Kamercommissie Huizenprijzen opgesteld (brief 18 oktober 2013, Kamerstukken II, 2013–2014, 33 194 nr. 10).

Bijdragen baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma woningbouwproductie

Het op dit onderdeel verantwoorde bedrag heeft betrekking op diverse (uitvoerings-)taken die het Agentschap NL heeft uitgevoerd in opdracht van BZK op het gebied van energiebesparing, woningproductie en kwaliteit van de leefomgeving. Onderdeel hiervan zijn ook de uitgaven voor de uitvoering van de Wet Bevordering Eigen Woningbezit (BEW), oorspronkelijk begroot op artikel 1, Woningmarkt.

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

Het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve Bewoners (LSAB, voorheen Landelijke Samenwerkingsverband Aandachtswijken) heeft middels kennis, advies en experimenten een bijdrage geleverd aan een nieuwe verhouding tussen bewoners en gemeenten. Tevens heeft het LSAB in 2013 bewoners ondersteund in de oprichting van wijkondernemingen. De Minister heeft tijdens het jubileumcongres van het LSAB de toezegging gedaan om de per eind 2013 aflopende subsidie te continueren voor de jaren 2014 en 2015.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

Krachtige steden

De in 2013 gepubliceerde rapporten «Wonen in ongewone tijden»8, «Onderscheid in leefbaarheid»9 en «Werk aan de wijk»10 en de Leefbaarometer11 laten een positieve trend zien in de 40 aandachtswijken en verbetering van leefbaarheid in steden en dorpen de afgelopen jaren. Op 20 november 2013 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst de Tweede Kamer geïnformeerd over de leefbaarheid in Nederland en de invulling van de rijksrol op dit terrein.12

Kwaliteitssprong Rotterdam Zuid

In 2013 is een voorstel voor wijziging wetgeving (woningwet, huisvestingswet en Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek (WBMGP)) teneinde de aanpak van onder andere huisjesmelkers en woonoverlast te verbeteren bij de Kamer ingediend. Daarnaast is een heffingsvermindering opgenomen binnen de verhuurderheffing ter stimulering van investeringen in de woningvoorraad. Deze vermindering raakt zowel krimpgebieden als Rotterdam Zuid. Ook de uitvoering van de andere afspraken uit het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid in 2013 ligt op schema.13

Programma Bevolkingsdaling

In 2013 zijn lokale partijen ondersteund door het in beeld brengen van de demografische ontwikkelingen met feiten en cijfers (transitieatlas), het aanreiken van bouwstenen voor beleid en het stimuleren van de dialoog tussen betrokken partijen. Daarnaast is er ondersteuning geboden bij specifieke vragen en wegnemen van knelpunten in wet- en regelgeving. Er is uitvoering gegeven aan de met de topkrimpregio’s gesloten convenanten.

Economisch denken

In het kader van verbeteren van maatschappelijk rendement is er in 2013 een intentieverklaring gesloten tussen BZK en de Spar, is er met een filantropsiche sector een traject gestart om lokale fondsen een impuls te geven en is er een leergang Maatschappelijk Aanbesteden gestart. Met steun van de ministeries van BZK en SZW is daarnaast het Platform Society Impact gestart.

Huisvesting specifieke groepen

De realisatie van de door Kences toegezegde 16.000 extra studenteneenheden ligt op schema. In september 2013 zijn de in het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting toegezegde Kences-BZK handreiking «Studentenhuisvesting en bouwregelgeving14» en de «Monitor Studentenhuisvesting 2013»15 gepubliceerd en is de Tweede Kamer geïnformeerd16 over de voortgang van het Actieplan.

De kamer is geïnformeerd over de stand van zaken rondom ouderenhuisvesting. Ter uitvoering van de nationale verklaring voor huisvesting voor EU-arbeidsmigranten zijn in 8 van de 9 regio’s bestuurlijke afspraken gemaakt om adequate huisvesting te realiseren.

Overlast

Naast de wetsvoorstellen ter wijziging van de Woningwet en WBMGP die in 2013 naar de Kamer zijn gestuurd, wordt er gezocht naar meer mogelijkheden om gemeenten te ondersteunen met wet- en regelgeving. In januari 2013 is een experiment gestart om de ondermijnende invloed van georganiseerde misdaad in wijken zichtbaar te maken en de informatie-uitwisseling te bevorderen.

Bij Najaarsnota heeft binnen het beleidsprogramma woonomgeving een budgettair neutrale herschikking plaatsgevonden. Hierdoor sluit de uitfinanciering van de in 2013 toegekende subsidies en bijdragen aan op de hiervoor in 2013 beschikbare budgetten.

Wijkverpleegkundigen

Ter uitvoering van de motie Hamer17 zijn er tussen de 300 en 350 wijkverpleegkundigen ingezet in gemeenten waar sprake is van achterstandsproblematiek. Deze inzet heeft geleid tot betere samenwerking tussen diverse (zorg)organisaties in de buurt. De financiering heeft plaatsgevonden via het Gemeentefonds.

Bijdragen aan medeoverheden

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

In 2013 is middels de 2e suppletoire begroting een bijdrage van € 1,4 mln. verstrekt aan de BES-eilanden, waarmee achterstanden op het gebied van huisvesting worden aangepakt.

Ontvangsten

In verband met de afkoop van de uitvoeringskosten garantieregeling Energiebesparingkrediet (EBK) is in 2013 € 1,2 mln. ontvangen. Ook is voor € 0,6 mln. aan incidentele, niet voorziene ontvangsten gerealiseerd op het gebied van woningbouwproductie.

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering en het bevorderen van de kwaliteit van het management van de Rijksdienst.

B Rol en verantwoordelijkheid

Voor een optimale beleidsvoorbereiding en -uitvoering moet de interne beheersing en sturing van de bedrijfsprocessen in rijksbreed verband op orde zijn. Deze bedrijfsprocessen moeten naast dienstbaar aan het beleid, ook effectief en doelmatig zijn. Daarvoor zijn heldere kaders nodig. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bepaalt in samenwerking met de andere ministeries deze kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor het rijksbrede beleid en de rijksbrede kaders op terreinen als personeel, informatie- en communicatietechnologie (ICT), organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging. Tevens is de Minister verantwoordelijk voor de primaire arbeidsvoorwaarden van het Rijk.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst investeert vanuit zijn systeemverantwoordelijkheid in het concernbrede zicht op talent en in specifieke ontwikkeltrajecten voor managers. Daartoe bevordert de Minister de uitstroom en flexibiliteit, een kleinere topstructuur van het Rijk, samenwerking tussen leidinggevenden, toekomstgerichtheid van managementtalent en de plaatsing van Nederlandse topposities bij Europese instellingen. Dit laatste gebeurt in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vanuit een uitvoerende rol is de Minister voor Wonen en Rijksdienst verantwoordelijk voor de rol van werkgever voor de Topmanagementgroep, daar waar het gaat om benoemingen, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

C Beleidsconclusies

In mei 2013 heeft het kabinet de Hervormingsagenda Rijksdienst gepresenteerd (Kamerstukken II, 2012–2013, 31 490-VII, nr. 119). In het beleidsverslag is de Hervormingsagenda Rijksdienst inhoudelijk toegelicht.

D Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3.1 Kwaliteit Rijksdienst
           

Realisatie

Oorpronkellijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1.000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

       

18.880

29.380

– 10.500

                 

Uitgaven:

       

20.959

29.380

– 8.421

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

       

20.959

29.380

– 8.421

 

Subsidies

       

3.698

3.400

298

 

Fysieke Werkomgeving Rijk

       

298

0

298

 

Subsidie A&O-fonds

       

3.400

3.400

0

 

Opdrachten

       

9.108

8.904

204

 

Bedrijfsvoering Rijk

       

9.108

8.904

204

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

8.153

17.076

– 8.923

 

Arbeidsmarkt Communicatie

       

5.653

5.776

– 123

 

Doc-Direkt

       

0

11.300

– 11.300

 

Eigenaarsbijdrage

       

2.500

0

2.500

                 

Ontvangsten

       

828

250

578

E Toelichting op de instrumenten

De algemene doelstelling is gericht op het functioneren van de totale rijksoverheid. Een goed functionerende rijksoverheid, die slagvaardig, dienstverlenend en kostenbewust is, vergroot de legitimiteit van het overheidshandelen.

In 2013 zijn de volgende mijlpalen bereikt:

  • Het VanWerkNaarWerk Beleid is vastgesteld.

  • Op het gebied van ICT is verder gewerkt aan de ambities van de I-Strategie.

  • In het kader van het project DWR-Archief zijn met vier ministeries pilotprojecten gestart.

  • De bundeling van de inkoop in een twintigtal inkoopuitvoeringscentra is in 2013 gerealiseerd.

Subsidies

Subsidie Fysieke Werkomgeving Rijk

Het Ministerie van BZK heeft een subsidie van € 298.000 verstrekt aan het kennisinstituut Center voor People and Buildings. Deze subsidie heeft tot doel de generieke ontwikkeling van toepasbare kennis in het domein van de kantoorhuisvesting. Daarbij gaat het om het opbouwen van kennis over kwalitatieve en financiële aspecten van de normering Fysieke Werkomgeving Rijk voor kantoorgebouwen van het Rijk. De Fysieke Werkomgeving Rijk (FWR) is een concept voor een werkomgeving voor rijksambtenaren dat flexibel, tijd- en plaatsonafhankelijk (samen-)werken mogelijk maakt.

Subsidie A&O-fonds

Het Ministerie van BZK heeft een subsidie van € 3,4 mln. aan het A&O-fonds Rijk verstrekt. Deze subsidie is ingezet voor verschillende projecten, zoals Duurzaam perspectief voor arbeidsbeperkten, Loopbaanstappen en Leerlijnen, Kwaliteit van leidinggevenden, cursussen functioneringsgesprekken voor medewerkers en Het Nieuwe Werken en Vitaliteit.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

In 2013 is het Sociaal Beleid Rijk: Van Werk Naar Werk Beleid vastgesteld (VWNW). Uitgangspunt van dit nieuwe Van Werk Naar Werk Beleid is een sluitende aanpak voor iedereen in de begeleiding van werk naar werk, waarbij ambtenaren die actief meewerken aan het VWNW-traject dat de werkgever aanbiedt, daadwerkelijk begeleid worden naar ander werk. De mobiliteitsorganisaties van de vier shared service organisaties van het Rijk werken nauw samen bij hun dienstverlening in het kader VWNW van zowel vrijwillige als ook verplichte VWNW-kandidaten.

Op het gebied van ICT is verder gewerkt aan de ambities van de I-Strategie, te weten een meer samenhangende ICT infrastructuur, een platform voor tijd-, plaats- en apparaatonafhankelijk werken en de beheersing van grote ICT projecten. Hierover wordt jaarlijks gerapporteerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.

Het sourcingsafwegingskader voor generieke ICT is toegepast op het vraagstuk voor de ICT-netwerkvoorzieningen binnen het rijk (rijksoverheidnetwerk 2.0). Hiermee kunnen in 2014 transparante keuzes worden gemaakt over het wel of niet uitbesteden en onder welke condities van rijksconnectiviteit. In 2013 is in het kader van de gesloten rijkscloud een proefopstelling voor een rijksapplicatiestore neergezet. Hierin zijn ook pilotdiensten, zoals de rijksadresgids, ontwikkeld.

De voorbereidingen van het project DWR-Archief zijn gestart in 2012. Dat project gaat enerzijds zorgen voor generieke archieffunctionaliteit en anderzijds voor een centraal digitaal archief waarin departementen documenten kunnen opslaan. De uitvoering van het project is gestart in 2013: met vier ministeries is een pilotproject gestart.

In 2013 is verder gewerkt aan de Enterprise Architectuur Rijksdienst (EAR) met als tussenresultaat de oplevering van de iAtlas. Deze iAtlas biedt een samenhangend bestuurlijk perspectief op de informatisering van de rijksdienst. De architectuurkennisbank is beschikbaar en hierin zijn de geldende kaders, doelarchitecturen en registers, zoals standaarden en generieke voorzieningen, voor de rijksinformatisering opgenomen.

Met het identificeren en toedelen van 34 potentieel nieuwe categorieën is in 2013 de besluitvorming gepleegd die er toe leidt dat vrijwel de gehele generieke inkoop onder categoriemanagement wordt gebracht. De bundeling van de inkoop in een twintigtal inkoopuitvoeringscentra is in 2013 gerealiseerd. Met deze beide ontwikkelingen is de basis gelegd voor verdere harmonisatie, standaardisatie en professionalisering van de rijksoverheid.

In 2013 zijn voorbereidingen getroffen om het instrumentarium van duurzaam inkopen sterker te verbinden aan de professionalisering van de inkoopfunctie. Ook zijn in 2013 de inkoopkaders voor sociale voorwaarden, social return en milieucriteria toegepast.

De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.

Bijdragen aan baten-lasten agentschappen

Arbeidsmarkt Communicatie

Het EC O&P, onderdeel van De Werkmaatschappij, heeft in 2013 activiteiten op het gebied van in-, door- en uitstroom binnen de rijksoverheid (digitaal) gefaciliteerd. De coördinatie van de campagne Werken voor Nederland ligt bij het EC O&P. Alle arbeidsmarktcommunicatie van de rijksoverheid valt onder deze rijksbrede campagne. EC O&P beheert ook CSO-platform (Carrière Sites Overheid), waar diverse websites draaien. Recruitmentactiviteiten hebben onder meer plaatsgevonden via beurzen, het Rijkstraineeprogramma en het Stage servicepunt.

Doc-Direkt

De bijdrage aan agentschap Doc-Direkt is door het intrekken van de status van tijdelijke baten-lastenagentschap komen te vervallen. Conform gemeld is in de eerste suppletoire begroting 2013 (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 640-VII, nr. 2) worden de uitgaven aan Doc-Direkt zoals voorgeschreven door Verantwoord Begroten verantwoord op het centraal apparaatsartikel. Over de ontwikkeling van het wegwerken van de archiefachterstanden wordt jaarlijks gerapporteerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Het kengetal is hierdoor komen te vervallen.

Eigenaarsbijdrage

Conform de regeling Agentschappen, waarin gesteld is dat de eigenaar moet zorgdragen dat een Agentschap geen negatief eigen vermogen heeft, heeft De Werkmaatschappij bij tweede suppletoire begroting (Kamerstukken II, 2013–2014, 33 805-VII, nr. 1) een eigenaars bijdrage ontvangen van € 2,5 mln.

Artikel 4. Uitvoering Rijkshuisvesting

A Algemene doelstelling

Het verzorgen van de rijkshuisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is op basis van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 (KB) als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • de instandhouding van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst, ook als die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

C Beleidsconclusies

De Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken zijn binnen de beschikbare budgettaire kaders gehuisvest. Aan de Koning zijn de drie staatspaleizen Huis ten Bosch, Paleis op de Dam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld.

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over ca. 260.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Aan diverse monumenten zijn onderhoudwerkzaamheden uitgevoerd. Een belangrijk monument dat thans veel inzet vergt is het Jachtslot St. Hubertus in het Nationaal Park Hoge Veluwe dat tot en met 2014 wordt gerestaureerd.

De doelstelling om in 2013 te starten met de uitvoering van de maatregelen voor energiebesparing in kantoorpanden in tranche 3 FCIB (Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven) voor klimaatinstallatie in gebouwen is gerealiseerd.

De Rgd zorgt voor beleidsondersteuning aan verschillende beleidsmakers (IenM, DG Wonen en Bouwen etc.). Deze vertaalt zich bijvoorbeeld in advisering over uitvoerbaarheid van (voorgenomen) beleid. Onderwerpen die afgelopen jaar hebben gespeeld betroffen voornamelijk leegstand van kantoren, (brand)veiligheid, energiebesparing en duurzaam inkopen. Ontwikkelingen als deze raken beleidsmakers primair.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4.1 Uitvoering Rijkshuisvesting
           

Realisatie

Oorpronkellijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

       

64.652

59.207

5.445

                 

Uitgaven:

       

64.653

59.207

5.446

4.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting

       

64.653

59.207

5.446

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

64.653

59.207

5.446

 

Bijdrage aan Rgd voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta's en AZ

       

38.753

37.936

817

 

Bijdrage aan Rgd voor monumenten

       

13.800

10.199

3.601

 

Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting

       

12.100

11.072

1.028

                 
 

Ontvangsten

       

4.297

357

3.940

E Toelichting op de financiële instrumenten
4.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Bijdrage aan Rgd voor het beheren van monumenten

Bij de uitgaven voor monumenten is sprake van hogere realisatie dan begroot. Dit is met name een gevolg van de uitvoering van een renovatieproject bij Jachtslot St Hubertus en van de onderhoud- en exploitatiekosten van monument Paleis Soestdijk.

Tabel 4.2 Prestatie-indicator

Prestatie-indicator

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Periode

Realisatie

Aantal monumenten in beheer

107

2011

107

2013

104

Gebruiksgraad monumenten

95%

2009

95%

2013

98%

Bron: BZK/Rgd administraties

De telling van het aantal monumenten (objecten) in beheer volgt de rijksbrede telwijze waarbij iedere aanwijzing één monument is. Eén aanwijzing komt niet altijd overeen met één object.

De gebruiksgraad op 31 december 2013 van de monumenten met een erfgoedfunctie (maar zonder rijkshuisvestingsfunctie) is 98% (was 98% ultimo 2012). De gebruiksgraad is het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (bvo) per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2»s bvo. Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze zijn buiten de berekening gehouden. De realisatie van 104 wijkt af van de streefwaarde van 107 door de verkoop van enkele objecten.

Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting

Bij de uitgaven voor Rijkshuisvesting is sprake van incidenteel beperkt hogere realisatie dan begroot. FEZ heeft in 2013 het inflatieresultaat (een betaling van het Ministerie van Financiën aan de Rijksgebouwendienst) over 2010 en 2011 gecompenseerd. Deze incidentele nabetaling van € 2,5 mln. zorgt voor een overschrijding op het budget voor rijkshuisvesting. Geschoond voor deze betaling resteert een onderschrijding op de begroting van € 1,5 mln. Die is ontstaan doordat er minder is uitgegeven aan programma FCIB. In dit programma zit een vertraging naar volgende jaren.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is sprake van incidenteel aanzienlijk hogere realisatie dan begroot. Dit is met name een gevolg van de verkoop van een object waarvan al in de begroting 2003 was overeengekomen dat de middelen daarvoor aan de eigenaar zouden worden afgedragen.

Artikel 5 Beheer materiële activa

A Algemene doelstelling

Een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en afstoten van materiële activa van/voor het Rijk ten behoeve van de realisatie van rijksdoelstellingen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Sinds 5 november 2012 is de Minister voor Wonen en Rijksdienst belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van rijksvastgoed, met inbegrip van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), voor zover deze voordien was opgedragen aan de Minister van Financiën.

Ook de taken en organisatie van de directie Rijksvastgoed, – opgericht ter ondersteuning van de afstemming tussen zowel uitvoerende diensten als departementen ten aanzien van rijksvastgoed in respectievelijk de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR) en de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV) –, zijn op 5 november 2012 overgeheveld van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van Wonen en Rijksdienst. (Zie KB 5 november 2012, Stcrt. 8 november 2012, nr. 23045).

In de portefeuilleverdeling die in het constitutionerend beraad is overeengekomen, is het rijksvastgoed opgenomen onder de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft een tijdelijke regeling getroffen op grond waarvan de door de Minister van financiën vóór 5 november 2012 verleende mandaten, volmachten en machtigingen worden aangemerkt als met ingang van genoemde datum te zijn verleend door de Minister voor Wonen en Rijksdienst, zodat bevoegdheidsgebreken worden vermeden. Het Organisatiebesluit BZK 2012 en het Mandaatbesluit BZK 2012 zijn aangepast (zie Stct. 5 november 2013 nrs. 30714 en 30715).

In het op 6 januari 2014 bij de Kamer ingediende voorstel voor een (6e) wijziging van de CW 2001 zijn (ook) de relevante organisatorische en juridische aspecten van bovengenoemde herindeling verwerkt.

Met ingang van de begroting voor 2013 is de Minister voor Wonen en Rijksdienst verantwoordelijk voor:

  • de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd,

  • de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel,

  • de ondersteuning van de RVR en de ICRV,

  • de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van de jaarlijks door de ministerraad vast te stellen rijksbrede vastgoedportefeuillestrategie en

de vertegenwoordiging van het rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij (meervoudige) rijksdoelstellingen aanwezig zijn,

tezamen met de verantwoordelijkheid van de Minister voor Wonen en Rijksdienst voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan de Rijksgebouwendienst zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten en

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders, ondergebracht in één artikel (artikel 6) op de begroting XVIII van de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Middelenafspraken

De Minister voor Wonen en Rijksdienst verzorgt behalve de ingebruikgeving en vervreemding van de eigen (overtollige) onroerende zaken ook de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministers. Wanneer een middelenafspraak is gemaakt met een Minister, dan wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door deze Minister verantwoord op zijn eigen begroting.

Voor de financiële consequenties van de verkoop en het beheer van de onroerende zaken die deel uitmaken van de materiële activa van het Rijk in 2013 wordt verwezen naar de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

C Beleidsconclusies

Met het oog op de samenvoeging van het RVOB, de directie Rijksvastgoed, de Rijksgebouwendienst en de Dienst Vastgoed Defensie tot het Rijksvastgoedbedrijf (RVB i.o.) is inmiddels een ondernemingsplan opgesteld. Gestreefd wordt naar een daadwerkelijk samengaan van deze diensten per 1 juli 2014.

Het nieuwe financiële kader voor de overname van overtollig gesteld vastgoed door het Rijksvastgoedbedrijf i.o., het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV), is vastgesteld en wordt verder uitgewerkt voordat het in werking zal treden. Het gaat hierbij met name om de uitwerking van de concrete operationalisering van het kader.

De op basis van vastgoedportefeuille strategieën van individuele vastgoeddepartementen opgestelde rijksbrede vastgoedportefeuillestrategie (RVPS) voor 2014 is vastgesteld. Deze is tot stand gekomen op basis van vastgoedportefeuillestrategieën van individuele vastgoeddepartementen. De RVPS, die jaarlijks zal worden opgesteld, beoogt de sturing vanuit het beleid op het handelen met rijksvastgoed te versterken, met als doel een hoger maatschappelijk en financieel rendement.

Het instrument anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling is in 2013 beëindigd.

D Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 5.1 Beheer materiele activa
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

       

91.699

84.280

7.419

                 

Uitgaven:

       

93.244

84.280

8.964

5.1

Beheer onroerend goed

       

59.194

62.392

– 3.198

 

Bekostiging

       

59.194

62.392

– 3.198

 

Zakelijke lasten

       

59.194

62.392

– 3.198

                 

5.2

Bijdrage aan RVOB

       

21.888

21.888

0

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

21.888

21.888

0

 

Bijdrage RVOB

       

21.888

21.888

0

                 

5.3

Beheer en plankosten

       

12.162

0

12.162

 

Opdrachten

       

12.162

0

12.162

 

Beheer en plankosten

       

12.162

0

12.162

                 

Ontvangsten

       

165.181

175.186

– 10.005

E Toelichting op de instrumenten
5.1 Beheer onroerend goed

Bekostiging

Zakelijke lasten

In de ontwerpbegroting 2013 is het budget voor zakelijke lasten (5.1) en beheer en plankosten (5.3) samengevoegd. Hierdoor lijken de zakelijke lasten lager uitgevallen dan begroot. Dit is gecorrigeerd bij de 1e suppletoire begroting. De realisatie voor zakelijke lasten is € 2,9 mln. hoger uitgevallen dan begroot. Dit is veroorzaakt door de centrale loketfunctie voor overige zakelijke lasten, waardoor het RVOB uitgaven maakt voor andere departementen waar geen budget voor is. Inmiddels zijn afspraken gemaakt met de andere departementen om deze overschrijding in de toekomst te voorkomen.

5.2 Bijdrage aan RVOB

Bijdrage aan baten-lastenagentschappen

Bijdrage RVOB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren en het vertegenwoordigen van het Rijk bij bepaalde gebiedsontwikkelingsprojecten. De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer houdt hoofdzakelijk in: het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van onroerende zaken. De bijdrage is in 2013 volledig uitgekeerd.

5.3 Beheer en plankosten

Opdrachten

Beheer en plankosten

De beheer en plankosten (5.3) waren niet begroot in de ontwerpbegroting 2013 (zie ook 5.1). Bij 1e suppletoire begroting is dit hersteld en is een raming van ca. € 11 mln. gerealloceerd. De uiteindelijke realisatie was ca. € 1,3 mln. hoger, voornamelijk omdat panden bij het RVOB langer in portefeuille blijven door de vastgoedcrisis. Hierdoor stijgen ook de jaarlijkse kosten aan beheer ten opzichte van de raming.

Ontvangsten

De raming van de ontwerpbegroting is bij 1e suppletoire begroting met ruim € 27 mln. neerwaarts bijgesteld voor de verkoopopbrengsten uit onroerend goed. Deze bijstelling heeft plaatsgevonden vanwege de vastgoedcrisis. De vastgoedmarkt kampt onder meer met de ontwikkeling dat beleggers tegenwoordig niet eenvoudig krediet voor investeringsprojecten wordt verleend. Hierdoor wordt er minder in onroerend goed geïnvesteerd. Ten opzichte van de bijgestelde ontvangstenreeks heeft het RVOB meer dan € 14 mln. aan meeropbrengsten gerealiseerd.

3. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van relevante verbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Voor de algemene en BZK brede onderwerpen wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag hoofdstuk VII. In deze paragraaf komen de verplichte elementen en specifieke onderwerpen voor hoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst, aan de orde, te weten de rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie.

1. Rechtmatigheid

Huurtoeslag

In 2013 is de rapporteringstolerantie op totaalniveau, zijnde 1% van de som van uitgaven en ontvangsten op alle artikelen (€ 37,2 mln.), overschreden. Het totaalbedrag van de onrechtmatigheden bedraagt € 48,7 mln. (1,3%). Dit betreft rechtmatigheidsfouten in de huurtoeslag, welke regeling wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. De betalingen voor de huurtoeslag worden door de Minister voor Wonen en Rijksdienst verantwoord op beleidsartikel 01 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk XVIII Wonen en Rijksdienst.

De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat, indien bij statistische steekproeven de meest waarschijnlijke en/of maximale fout de tolerantiegrens overschrijdt, in de bedrijfsvoeringparagraaf de meest waarschijnlijke fout moet worden gerapporteerd. Voor de toeslagregelingen geldt een tolerantiegrens van 3% behalve voor de huurtoeslag vanwege de geringe omvang van het desbetreffende begrotingshoofdstuk. Voor de huurtoeslag geldt voor 2013 een tolerantiegrens van 1,14%.

Op basis van de meest waarschijnlijke fout voor de uitbetaalde voorschotten, ad € 48,7 mln. (1,71%) en de definitief toegekende huurtoeslagen, ad € 51,4 mln.(2,53%), wordt de – verhoudingsgewijze zeer lage – tolerantiegrens ad € 37,2 mln. overschreden. Wanneer dezelfde tolerantiegrens wordt gehanteerd als bij de andere toeslagen blijft de meest waarschijnlijke fout ruimschoots binnen de tolerantiegrens.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën.

Voor algemene aandachtspunten bij het proces van de totstandkoming van de niet financiële beleidsinformatie bij het Ministerie van BZK wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).

Beleidsdoorlichtingen en subsidie-evaluaties.

In 2013 waren geen beleidsdoorlichtingen en evaluaties gepland.

3. Financieel- en materieelbeheer

Het financieel en materieel beheer voldoet aan de gestelde eisen. Voor de algemene aspecten van financieel- en materieelbeheer verwijs ik u naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).

Oprichting van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

In 2013 is de Minister voor Wonen en Rijksdienst gestart om het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) gestalte te geven. De overheveling van het agentschap Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van BZK is ingezet vanwege de beoogde vorming van de RVB, waarin de Rijksgebouwendienst (RGD), het RVOB en de dienst Vastgoed Defensie en de directie RijksVastgoed samen opgaan.

De Algemene Rekenkamer heeft in het jaarverslag over 2012 vier onvolkomenheden geconstateerd die betrekking hebben op het begrotingshoofdstuk Wonen en Rijksdienst. Hieronder wordt ingegaan op deze onvolkomenheden.

Financieel beheer Doc-Direkt

Met ingang van 1 januari 2013 is Doc-Direkt een kasdienst van het Ministerie van BZK.

De beginbalans van Doc-Direkt is in de loop van 2013 vastgesteld en ingevlochten in de financiële administratie van het kerndepartement. Het financieel beheer van Doc-Direkt was in 2013 voldoende op orde. In 2014 dient dit ordelijk financieel beheer te worden uitgebouwd. Dit zal met name gestalte krijgen in de verdere verbetering van de projectadministratie.

Inkoopbeheer FMHaaglanden

Het inkoopbeheer bij FMHaaglanden was in 2012 volgens de Algemene Rekenkamer onvoldoende door het ontbreken van een juist en volledig contractenregister, onvoldoende interne controles in het inkoopproces en onvoldoende gebruik van de inkoopanalyse.

Het contractenregister is in 2013 op juistheid en volledigheid doorlopen. Over de eerste drie kwartalen van het afgelopen jaar is een spendanalyse opgesteld. De procesbeschrijvingen voor inkoopbeheer zijn vastgesteld; de implementatie daarvan loopt door in 2014. De uitvoering van de interne controle op volledigheid en juistheid van het contractenregister is eind 2013 afgerond.

Ondanks bovengenoemde maatregelen is ook in 2013 sprake van onrechtmatige uitgaven bij FMHaaglanden. De onrechtmatigheden betreffen voor een deel onrechtmatigheden die hun oorsprong vinden in de overgenomen contracten van de aansluitende departementen en het langer open blijven van panden. Hierdoor zijn contracten onrechtmatig verlengd of zijn geen rechtmatig contracten aanwezig. De overige onrechtmatigheden vloeien met name voort uit de weerbarstigheid van de dagelijkse praktijk (onder andere vertraging in de aanbesteding en gebruik onjuist contract).

Financieel beheer De Werkmaatschappij

Het inzicht in de omzet- en resultaatontwikkeling bij De Werkmaatschappij (DWM) was volgens de Algemene Rekenkamer in 2012 gedurende het jaar onvoldoende. Ook de jaarafsluiting over dat jaar verliep moeizaam.

In 2013 is het draaiboek jaarafsluiting verder aangescherpt. De jaarafsluiting is hierdoor beter verlopen. Daarnaast worden de omzet, de kosten en het resultaat per bedrijfseenheid maandelijks bepaald, zodat er op adequate wijze inzicht is in de omzet- en resultaat ontwikkeling.

Daarnaast heeft in 2013 een heroverweging plaatsgevonden van de activiteiten van de bedrijfseenheden. De structuur van de Werkmaatschappij blijft administratief arbeidsintensief. Deze complexiteit is afgelopen jaar aangepakt door een programmaplan uit te voeren en tegelijkertijd is een herontwerp van de financiële functie voorbereid. Dit traject loopt door in het eerste halfjaar van 2014.

Controlraamwerk P-Direkt

De Algemene Rekenkamer concludeerde in het rapport bij het jaarverslag over 2012 dat het controleraamwerk van P-Direkt nog niet geheel op orde was en er nog tekortkomingen waren bij het autorisatiebeheer, het wijzigingenbeheer (changemanagement) en bij de handmatige mutatieverwerking.

In 2013 zijn op alle punten verbeteringen doorgevoerd, maar de Auditdienst Rijk constateert in het rapport bij hoofdstuk XVIII dat bij het changemanagement nog enkele beheersmaatregelen moeten worden uitgewerkt. Daarnaast heeft de Auditdienst Rijk bij het gebruikers- en autorisatiebeheer nog enkele tekortkomingen aangetroffen die een risico op inbreuken met zich meebrengen. In 2014 wordt proactief ingezet op de volledigheidsbeheersing van de handmatige mutatieverwerking, de procesdocumentatie van het changeproces SAP-HR en de beheersing van de actualiteit van de autorisatiematrix en diverse SAP- en usersinstellingen.

  • Beveiliging digitale overheidsdiensten Logius

De Algemene Rekenkamer constateerde in 2012 twee risico’s voor de beveiliging en continuïteit. Deze risico’s hebben betrekking op Digipoort en DigiD-assessments.

In 2013 heeft Logius een forse inspanning geleverd om de ICT-beveiligingsassessment op een toereikend niveau in te vullen. Er is in het afgelopen jaar voldoende capaciteit beschikbaar gesteld. Bepaalde gegevens van burgers zijn versleuteld (DigiD wachtwoorden) en er vindt versleuteling plaats van gegevens als deze de DigiD applicatie verlaten (bijvoorbeeld bij een back-up). Voor de overige gegevens in DigiD heeft Logius het principebesluit genomen om nog zwaardere maatregelen te nemen om het onbevoegd gebruik van de gegevens in de database van DigiD te voorkomen. In maart 2014 wordt een besluit genomen over de wijze waarop deze zwaardere maatregelen geïmplementeerd worden.

Er is in 2013 invulling gegeven aan de afspraken met de Tweede Kamer over de uitvoering van de DigiD beveiligingsassessments. Eind 2013/ begin 2014 zijn enkele honderden assessment rapporten binnengekomen bij Logius. In maart 2014 zijn vier partijen, die na herhaaldelijk rappelleren en in gebreke stellen niet hadden voldaan aan de verplichting om een assessment rapport op te leveren, van DigiD afgesloten.

Digipoort-OTP verzorgt onder andere het berichtenverkeer voor de Douane. Het technisch beheer van de database Digipoort is door Logius uitbesteed aan een leverancier. De Auditdienst Rijk constateert dat over 2013 de functiescheiding niet is aangetoond bij een buitenlandse onderaannemer van de leverancier en dat deze mogelijk bij de data van Digipoort kan. Logius zal op korte termijn in overleg treden met de Auditdienst Rijk en de leverancier om dit punt op te lossen.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

BTW-regelgeving

De Werkmaatschappij (DWM) (per 01-01-2014 Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk) heeft vastgesteld dat vanaf 2008 de BTW-regelgeving onjuist is toegepast. Een door DWM uitgevoerde eerste analyse naar de BTW-positie bij DWM geeft aan dat per saldo circa € 0,4 mln. (exclusief rentederving en eventuele boete) te weinig is afgedragen. Dit bedrag is een indicatie daar het onderscheid tussen BTW-plichtige en vrijgestelde transacties soms lastig is. Het niet in rekening brengen van BTW aan een deel van de afnemers van DWM heeft er bij die afnemers toe geleid dat zij ook geen BTW hebben teruggevorderd. Als dit aspect wordt meegenomen blijkt dat de fiscus op basis van de huidige quick scan niet is benadeeld.

DWM gaat eerst met de eigenaar bespreken hoe dit moet worden opgelost, mede in het licht van de veronderstelling dat deze problematiek niet louter bij DWM speelt. De Auditdienst Rijk heeft aangegeven dat herstel noodzakelijk is, tenzij de fiscus expliciet een andere oplossing goedkeurt. Daarnaast is van belang dat afspraken worden gemaakt voor de toekomst, wellicht in bredere zin dan louter voor DWM, met de fiscus over toepassing van de BTW-regelgeving.

Voor de overige aspecten van de bedrijfsvoering verwijs ik u naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van BZK (VII).

G. JAARREKENING 2013

1.A. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2013 van Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Bedragen x € 1.000)
   

– 1-

– 2-

3=(2–1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

 

3.085.949

754.329

 

3.146.159

580.356

 

60.210

173.973

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Woningmarkt

2.950.887

2.880.443

578.445

2.900.728

2.929.201

407.994

– 50.159

48.758

170.451

2

Woonomgeving en bouw

32.189

32.639

91

119.715

38.102

2.056

87.526

5.463

– 1.965

3

Kwaliteit Rijksdienst

29.380

29.380

250

18.880

20.959

828

– 10.500

– 8.421

– 578

4

Uitvoering Rijkshuisvesting

59.207

59.207

357

64.652

64.653

4.297

5.445

5.446

– 3.940

5

Beheer materiele activa

84.280

84.280

175.186

91.699

93.244

165.181

7.419

8.964

10.005

1.B. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN (XVIII)

Samenvattende verantwoordingsstaat 2013 inzake baten-lastenagentschappen van Wonen en Rijksdienst (XVIII) (Bedragen x € 1.000)

Naam

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Baten-lastenagentschap

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Doc-Direkt

       

Totale baten

31.868

0

– 31.868

25.569

Totale lasten

31.750

0

– 31.750

30.960

Saldo van baten en lasten

118

0

– 118

– 5.391

         

Totale kapitaalontvangsten

655

0

– 655

5.676

Totale kapitaaluitgaven

1.455

0

– 1.455

– 3.732

         

Logius

       

Totale baten

84.978

100.064

15.086

82.000

Totale lasten

83.756

98.024

14.268

76.099

Saldo van baten en lasten

1.222

2.040

818

5.901

         

Totale kapitaalontvangsten

370

0

– 370

9.072

Totale kapitaaluitgaven

1.839

2.107

268

– 6.277

         

P-Direkt

       

Totale baten

73.225

71.992

– 1.233

74.813

Totale lasten

72.642

71.510

– 1.132

70.424

Saldo van baten en lasten

583

482

– 101

4.389

         

Totale kapitaalontvangsten

15.000

9.500

– 5.500

0

Totale kapitaaluitgaven

26.800

23.827

– 2.973

– 11.637

         

De Werkmaatschappij

       

Totale baten

123.061

102.333

– 20.728

113.700

Totale lasten

122.797

109.829

– 12.968

119.180

Saldo van baten en lasten

264

– 7.496

– 7.760

– 5.480

         

Totale kapitaalontvangsten

1.000

3.815

2.815

10.449

Totale kapitaaluitgaven

3.547

2.394

– 1.153

– 1.732

         

FMHaaglanden

       

Totale baten

95.291

116.867

21.576

104.965

Totale lasten

95.291

118.087

22.796

101.814

Saldo van baten en lasten

0

– 1.220

– 1.220

3.151

         

Totale kapitaalontvangsten

6.510

1.103

– 5.407

18.933

Totale kapitaaluitgaven

12.538

12.827

289

– 22.289

         

Shared Service Centrum-ICT

       

Totale baten

115.186

116.985

1.799

0

Totale lasten

115.186

107.063

– 8.123

0

Saldo van baten en lasten

0

9.922

9.922

0

         

Totale kapitaalontvangsten

74.623

51.846

– 22.777

0

Totale kapitaaluitgaven

84.110

54.600

– 29.510

0

         

Rijksgebouwendienst

       

Totale baten

1.409.877

1.437.820

27.943

1.455.562

Totale lasten

1.418.365

1.423.747

5.382

1.477.383

Saldo van baten en lasten

– 8.488

14.073

22.561

– 21.821

         

Totale kapitaalontvangsten

522.157

277.201

– 244.956

428.602

Totale kapitaaluitgaven

921.560

900.405

– 21.155

– 900.715

         

Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

       

Totale baten

23.358

24.304

946

0

Totale lasten

23.282

21.181

– 2.101

0

Saldo van baten en lasten

76

3.123

3.047

0

         

Totale kapitaalontvangsten

90.000

8.417

– 81.583

0

Totale kapitaaluitgaven

90.478

5.696

– 84.782

0

         

Dienst van de Huurcommissie

       

Totale baten

14.173

18.068

3.895

16.569

Totale lasten

14.173

19.888

5.715

19.053

Saldo van baten en lasten

0

– 1.820

– 1.820

– 2.484

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

1.372

1.477

105

– 564

2. JAARVERANTWOORDING BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2013

Baten-lastenagentschap Logius

Inleiding

Missie Logius

De missie van Logius luidt: «Logius, de dienst digitale overheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, biedt publieke dienstverleners een samenhangende ICT-infrastructuur, zodat burgers en bedrijven betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken met hen kunnen doen.» Logius levert daartoe producten en diensten op het gebied van Toegang, Gegevensuitwisseling, Informatiebeveiliging en Standaardisatie.

Kerntaken

  • Het beheer en de exploitatie van bestaande producten;

  • De inbeheername van nieuwe producten;

  • De doorontwikkeling van reeds in beheer genomen producten;

  • Stimulering van Veilig Gebruik.

Algemeen

De omzet 2013 ad € 100 mln. is ten opzichte van de omzet 2012 ad € 82 mln. fors gegroeid. Dit is een toename van 22%. Deze toename wordt veroorzaakt door een stijging van het beheer van de producten bij Logius door intensiever gebruik en het aantal klanten dat gebruik maakt van die producten. De voorzieningen die bijdragen aan dit succes zijn onder andere DigiD en DigiD Machtigen, Standard Business Reporting (SBR) en MijnOverheid met de Berichtenbox. Nederlanders hebben in 2013 gezamenlijk meer dan 100 miljoen keer hun persoonlijke DigiD gebruikt. Dat is 25 miljoen keer meer dan in geheel 2012, een stijging van meer dan 33%. Verder is het in 2013 voor ondernemers verplicht gesteld om alle aangiften van vennootschapsbelasting (VpB) en Inkomstenbelasting (IB) via SBR te versturen aan de Belastingdienst. Hiermee is SBR het exclusieve «system-to-system» kanaal voor deze aangiften. MijnOverheid is in 2013 geschikt gemaakt voor 8 miljoen accounts en 9 miljoen berichten per maand. Dienstaanbieders kunnen nu hun analoge berichtenstroom vervangen door een digitale berichtenstroom. Ook is de Belastingdienst succesvol aangesloten zodat het verwerken van ruim 6 miljoen «Massale Automatische Continuering» (MAC) 2014 toeslagberichten via de berichtenbox van MijnOverheid mogelijk is gemaakt.

Met de forse toename van het gebruik van producten van Logius in het primaire proces van de klanten, neemt tevens de afhankelijkheid van de klanten ten aanzien van de dienstverlening van Logius toe. In 2013 zijn hiertoe meerdere ontwikkelingen zichtbaar, zoals de DDoS maatregelen die zijn genomen, het fraudeteam dat is ingericht en de beveiligingsassessments die door Logius worden gemonitoord.

Bedrijfsvoering

De forse groei van de omzet gaat tegelijkertijd gepaard met een groei van de formatie. In 2013 is de formatie met 30 fte gegroeid naar 165 fte. Bij deze groei is de focus geweest op een kwalitatief hoogstaande organisatie. In 2013 is ook verder invulling gegeven aan de door Logius opgestelde herijkte strategie 2011–2013. Deze strategie staat in het teken van het beheren van (volwassen) producten waarvoor een markt is en het geleidelijk overzetten van een aantal projecten en producten die niet tot de corebusiness van Logius behoren naar een andere beheer- of projectorganisatie. In 2013 zijn voorbereidingen getroffen om het beheer van de Rijkspas onder te brengen bij het Tactisch Beraad Generieke ICT (TBGI). De formele overdracht is per 1 januari 2014.

Doelmatigheidsverbetering en kostenefficiëntie

De producten en diensten van Logius leveren een door de klant meetbare bijdrage aan hun positieve businesscase; de bijdrage kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn. Een voorbeeld is het digitaal aanleveren van de aangiften inkomsten- en vennootschapsbelasting voor ondernemers in een standaard format. Dit levert de belastingdienst een forse besparing van personeelskosten op. Verdere winst komt van het steeds meer gebruik maken van voorzieningen (bijv. meer aansluitingen en meer authenticaties) van Logius. Ook in 2013 heeft dit wederom geleid tot verdere verlaging van de kosten van voorzieningen, zoals DigiD en Digipoort OTP. Dit vertaalt zich door in de gunstigere doelmatigheidsindicatoren van betreffende voorzieningen.

Ter verbetering of vernieuwing van de dienstverlening en het bereiken van kostenreductie is in 2013 in de aanbestede contracten, zoveel mogelijk een regiecomponent op de prijs en prijsontwikkeling opgenomen. Zoals benchmarking en mechanismen in het exploitatiemodel bij stijgend/dalend volume in de afname. Hierdoor is het voor Logius bijvoorbeeld mogelijk om vanuit de contracten bij te stellen indien de vastgelegde (prijs)afspraken niet meer marktconform zijn en de leveranciers continu te stimuleren om de dienstverlening op niveau te houden of te verbeteren (betere prijs/prestatie verhouding). Verder zijn in 2013 diverse onderzoeken uitgevoerd, onder andere op contracten voor DigiD, MijnOverheid, en Koppelvlakken. De uitkomsten zijn geanalyseerd en meegenomen in de te vernieuwen contracten. Bovenstaande leidt tot betere commerciële uitnutting van contracten gedurende de gehele looptijd en het inzichtelijk maken van keuzen in bijvoorbeeld beschikbaarheidseisen, waardoor Logius goedkopere en kwalitatief betere dienstverlening kan bieden.

Voorts is in 2013 wederom een beperking van de inhuur van externen in 2013 in gang gezet, door 30 extra fte aan de formatie toe te voegen. Dit heeft geleid tot meer productieve uren tegen lagere personele kosten. Daarnaast is de additionele taakstelling 2013 conform de batenlastensystematiek doorvertaald naar de opdrachtgevers. De taakstelling heeft als ijkjaar 2008 en daarmee betrekking op de producten DigiD, OTP en Public Key Infrastructure (PKI). In overleg met de opdrachtgever van deze producten (Directoraat-Generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) is bepaald hoe de taakstelling is ingevuld.

Klanttevredenheid

Elk jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd onder de beleidsopdrachtgevers. De uitkomsten van het onderzoek 2012 zijn meegenomen in de verdere verbetering van de organisatie. Dit heeft in 2013 geleid tot het uitwerken en het uitvoeren van de volgende verbeteracties:

  • optimaliseren release, incident en change management;

  • optimaliseren gebruikersondersteuning;

  • verbeteren aansluitdocumentatie.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

30.410

40.590

10.180

42.755

Omzet overige departementen

52.116

52.406

290

34.755

Omzet derden

2.452

7.035

4.583

4.490

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

33

33

0

Totaal baten

84.978

100.064

15.086

82.000

         

Lasten

       

Apparaatskosten

82.012

96.650

14.638

74.943

– personele kosten

22.135

33.222

11.087

23.322

waarvan eigen personeel

12.742

13.716

974

0

waarvan externe inhuur

9.393

19.506

10.113

0

– materiële kosten

59.877

63.428

3.551

51.621

waarvan apparaat ICT

35.044

41.145

6.101

0

waarvan bijdrage aan SSO's

1.440

2.117

677

0

Afschrijvingskosten

1.469

1.298

– 171

1.027

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

1.469

1.298

– 171

1.027

Overige lasten

275

76

– 199

129

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

275

76

– 199

13

– bijzondere lasten

0

0

0

116

Totaal lasten

83.756

98.024

14.268

76.099

         

Saldo van baten en lasten

1.222

2.040

818

5.901

Algemeen omzet

Voor alle producten beheer & exploitatie en voor de projectmatige werkzaamheden zoals (door)ontwikkelingen, in beheernames, werk in opdracht en de overige producten, geldt dat de omzet bestaat uit de in rekening gebrachte werkelijke (project) kosten. Dit betekent dat voor projecten die over de jaargrens van 2013 gaan, het resultaat aan het einde van het project wordt vastgesteld.

Omzet moederdepartement

De opbrengsten van het moederdepartement ad € 40,6 mln. hebben betrekking op de omzet van de producten waarvan BZK beleidsopdrachtgever is. Het betreft de omzet voor:

  • beheer & exploitatie van de producten (ad € 33,7 mln.) zoals DigiD (voor burgers), DigiD Machtigen, Digikoppeling, Digilevering en Digimelding, Digipoort OTP, PKI Overheid, Stelselcatalogus en EPV/BVV;

  • in beheer name van nieuwe producten (ad € 1,9 mln.) zoals DigiD Buitenland, DigiD Aansluitbalies, Stelselvoorzieningen en DDoS maatregelen;

  • doorontwikkeling (€ 2,7 mln.) van DigiD, DigiD Machtigen, DigiD Veiligheid, DigiD beveiligingsassessments en PKI;

  • werk in opdracht (€ 2,3 mln.) voor implementatie EPV en implementatie ondersteuning stelselvoorzieningen.

De toename van € 9,5 mln. ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door niet geplande bijdragen voor het beheer en implementatie van DigiInkoop (€ 2,6 mln.), inbeheernames (€ 1,9 mln.), doorontwikkelingen (€ 2,7 mln.) en overige projecten (€ 2,3 mln.).

Omzet overige departementen

De omzet van de overige departementen ad € 52,4 mln. bestaat uit beheer & exploitatie ad € 14 mln. voor de voorzieningen MijnOverheid inclusief berichtenbox, Rijkspas, Supd@x, eHerkenning en DigiInkoop. Daarnaast is er een in beheer name van Supd@x ad € 1 mln. uitgevoerd. Onder de doorontwikkelingen ad € 37,4 mln. vallen de kosten voor de projecten eHerkenning (€ 0,5 mln.), het eID-stelsel (€ 1 mln.), Standard Business Reporting (€ 15,9 mln.), DigiInkoop (€ 5,4 mln.), MijnOverheid (€ 10,8 mln.) en Bureau Forum Standaardisatie (€ 2,0 mln.).

Als laatste is er voor € 1,2 mln. aan werk in opdracht uitgevoerd, waaronder de implementatie van eHerkenning.

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit beheer & exploitatie MijnOverheid (€ 2,4 mln.), overige voorzieningen (€ 1,5 mln.) en doorontwikkeling Standard Business Reporting (€ 3,1 mln.).

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van inhuur voor de capaciteit die vereist is voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De forse stijging van de orderportefeuille leidt ook tot een forse stijging van de personele kosten. Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn deze kosten met 50% toegenomen. De toename in de omzet is voor een belangrijk deel opgevangen door de inzet van eigen personeel. Dit is mogelijk gebleken door het verambtelijken van functies. Voor de overige toename van de orders is externe inhuur ingezet.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn maar beperkt toegenomen, door de toename in de orderportefeuille. Het merendeel van de kosten is gemaakt voor de projecten.

Afschrijvingen

De lagere afschrijvingskosten dan begroot worden veroorzaakt door lagere investeringen dan gepland uit hoofde van de opschaling van MijnOverheid.

Rentelasten

De rentelasten vallen lager uit dan begroot.

Resultaat

Het saldo van baten lasten voor Logius over 2013 is een winst van € 2 mln. en kan worden verklaard uit 2 componenten, te weten:

  • om invulling te geven aan de taakstelling is er efficiënter ingekocht, waardoor de overheadkosten lager zijn dan gepland;

  • door de forse toename van de orderportefeuille is meer capaciteit ingezet wat uiteindelijk meer dekking oplevert voor de overheadkosten.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

   

Materiële vaste activa

4.109

5.398

– grond en gebouwen

32

44

– installaties en inventarissen

76

100

– overige materiële vaste activa

4.001

5.254

Voorraden

Debiteuren

3.987

9.407

– waarvan moeder departement

426

– waarvan overig departementen

3.561

Nog te ontvangen

2.679

687

Liquide middelen

59.020

53.470

Totaal activa

69.795

68.962

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

9.142

7.102

– exploitatiereserve

7.102

1.200

– onverdeeld resultaat

2.040

5.902

Voorzieningen

Leningen bij het MvF

3.715

5.650

Crediteuren

6.099

5.067

– waarvan moeder departement

409

– waarvan overige departementen

5.690

Nog te betalen

50.839

51.143

– waarvan moeder departement

17.863

– waarvan overige departementen

32.976

Totaal passiva

69.795

68.962

Materiële activa

Het grootste deel van de materiële vaste activa heeft betrekking op specifieke hard- en software ten behoeve van Digipoort Procesinfrastructuur, MijnOverheid Berichtenbox en Opschaling MijnOverheid.

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2013 die betrekking hebben op geleverde prestaties in 2013. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2013.

Nog te ontvangen

De nog te ontvangen bedragen zijn voornamelijk baten voor detacheringen, nog te ontvangen projecten en nog te ontvangen bedrijven.

Liquide middelen

De stijging van de liquide middelen ten opzichte van de beginbalans wordt veroorzaakt door vooruit ontvangen bedragen voor werkzaamheden in het eerste kwartaal 2014 en de ontvangen voorschotten voor projecten 2013 waarvan de werkzaamheden doorschuiven naar 2014 of waarvan de kosten lager uitvielen dan gepland. Zie verder de toelichtingen bij de post nog te betalen.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen overschrijdt de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Bij de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt aangegeven hoe dit wordt hersteld.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

De lening dient ter financiering voor de in de balans opgenomen activa. In 2013 zijn vervroegde aflossingen op de leningen gedaan voor een totaal van € 648.000,–. Dit bedrag is ontstaan omdat het de kostprijs van de activa uiteindelijk lager bleek dan was voorzien. De aflossingen op de leningen voor 2014 bedragen € 1.286.833 en zijn als kortlopende schuld opgenomen onder de post «nog te betalen».

Crediteuren

De crediteuren betreffen alle nog niet betaalde inkoopfacturen per 31 december 2013.

Nog te betalen

De post nog te betalen bestaat onder andere uit nog te ontvangen facturen ad € 15,6 mln. die betrekking hebben op werkzaamheden, die hoofdzakelijk in het laatste kwartaal van 2013 zijn uitgevoerd. Daarnaast is er sprake van vooruitgefactureerde bedragen ad € 16,6 mln. aan beleidsopdrachtgevers, voor werkzaamheden die in het eerste kwartaal 2014 worden uitgevoerd. Verder is er sprake van vooruit gefactureerde voorschotten projecten ad 16,7 mln. die enerzijds voorschotten betreffen van werkzaamheden die doorlopen in het eerste kwartaal 2014 en anderzijds teveel ontvangen voorschotten die nog moeten worden afgerekend met de opdrachtgevers. Het kortlopende deel van de leningen Ministerie van Financiën ad € 1,3 mln. is onder deze post opgenomen. Als laatste is een reservering opgenomen voor eindejaarsuitkering, vakantiedagen en vakantietoeslag opgenomen van € 0,6 mln.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

53.470

53.470

2.

Totaal operationele kasstroom

1.469

7.657

6.188

 

Totaal investeringen (-/-)

– 370

– 9

361

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 370

– 9

361

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 1.469

– 2.098

– 629

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

370

– 370

4.

Totaal financieringskasstroom

– 1.099

– 2.098

– 999

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 miljoen)

59.020

59.020

De kasstromen uit operationele activiteiten hebben betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering. Deze kasstroom is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hoger resultaat van € 2,0 mln., een afname van de kortlopende vorderingen van € 5,6 mln. en een toename van de kortlopende schulden van € 0,9 mln.

De investeringskasstroom is lager dan verwacht. De aanschafwaarde van de activa is lager dan de ondergrens van het te lenen bedrag bij het Ministerie van Financiën. Hierdoor is de aangeschafte activa lumpsum gefinancierd en niet geactiveerd. De kasstroom uit financieringsaciviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën. Er is meer afgelost dan gepland omdat de opgenomen lening hoger bleek dan het activum dat volgens de richtlijnen mocht worden geactiveerd.

Doelmatigheid

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2013

Omschrijving generiek deel

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting

2013

Realisatie 2013

Verloop kostprijs (basisjaar 2010 = 100)

100

59

41

35

30

Verloop tarieven (basisjaar 2010 = 100)

100

100

97,7

96,2

96,2

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

82

110

125

150

143

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

0,50%

1,30%

2,40%

1,40%

2,00%

Klanttevredenheid (KTO)

6,9

6,8

6,9

7

6,9

Specifiek deel

         

Omzet per productgroep (in %)

         

. Beheer & exploitatie

54

54

51

82

53

. In beheername trajecten

7

1

1

0

3

. Doorontwikkeling

4

8

8

12

5

. Stimulering gebruik

2

2

2

2

0

. Projecten

33

34

38

4

39

DigiD

         

. Aantal aangesloten organisaties

504

534

554

600

617

. Aantal burgers met DigiD

8,1 mln.

8,8 mln.

9,9 mln.

9,2 mln.

11,0 mln.

. Aantal DigiD authenticaties

37,2 mln.

52,9 mln.

75,5 mln.

70 mln.

117 mln.

. Kostprijs per authenticatie

€ 0,37

€ 0,22

€ 0,15

€ 0,13

€ 0,11

PKI-Overheid

         

. Aantal nieuwe certificaatverstrekkers

0

7

0

2

0

Digipoort (OTP)

         

. Aantal aangesloten bedrijven

480

712

956

1.206

1.246

. Aantal berichten via Digipoort

38,6 mln.

72 mln.

70,8 mln.

70 mln.

74 mln.

Overige indicatoren**

         

Vragen/klachten

         

. Aantal vragen/klachten

14

30

2

2

2

. Snelheid van eerste reactie

3 dagen

3 dagen

3 dagen

3 dagen

3 dagen

. Snelheid van afhandeling

39 dagen

14 dagen

15 dagen

15 dagen

15 dagen

Contract- en leveranciersmanagement

         

. Prijsbenchmark

n.v.t.

gestart

afgerond

n.v.t.

n.v.t.

Aantal inhuurkrachten vs. eigen medew.

47%

47%

48%

Proces inbeheername nieuwe producten

         

. Tijdigheid van overdracht/conform planning

100%

100%

100%

100%

100%

. Operationeel conform klantverwachting

100%

100%

100%

100%

100%

Toelichting op indicatoren:

  • De indicatoren verloop kostprijs en verloop tarieven zijn aangepast. In plaats van de realisatie in euro’s, is een indexcijfer opgenomen, waarbij 2010 = 100.

  • Het verloop van de kostprijs is gebaseerd op de kosten van DigiD.

  • Klanttevredenheid: jaarlijks organiseert Logius een onderzoek naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. De doelstelling is jaarlijks een score van minimaal een 7 te behalen.

  • Ondanks extra kosten voor extra activiteiten in het kader van de structurele fraudebestrijding en maatregelen tegen DDoS aanvallen, is de kostprijs per authenticatie DigiD gedaald.

  • Benchmark: elke 2 jaar wordt een van de producten van Logius getoetst op marktconformiteit. Hierbij gaat het om producten die minimaal 2 jaar in beheer zijn. In 2013 is er geen benchmark uitgevoerd.

  • Betrouwbaarheid: om de kwaliteit van de IT-beheerprocessen aan te tonen, laat Logius jaarlijks de IT-beheerorganisatie door een onafhankelijke partij certificeren. Dit certificaat is een Third Party Mededeling (TPM). Het betreft hier producten die twee jaar of langer in beheer zijn.

Baten-lastenagentschap P-Direkt

Inleiding

P-Direkt levert efficiënte en kwalitatief hoogwaardige salaris- en personeelsdiensten. De diensten die P-Direkt beschikbaar stelt zijn daartoe op een moderne wijze ingericht en gebaseerd op principes die passen bij deze tijd, zoals zelfverantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening.

P-Direkt wil een kenmerk zijn van hoe de «nieuwe Rijksdienst» zich wil profileren: compact, betrouwbaar, efficiënt en innovatief.

P-Direkt Dienstverlening

De dienstverlening van P-Direkt is een gevarieerd pakket van HRM-services die vooral via het P-Direktportaal geleverd worden, het contactcenter ondersteunt de gebruikers daarbij, en de salarisbetaling en informatievoorziening zijn daarbij belangrijke eindproducten. P-Direkt verzorgt de totale personeels- en salarisadministratie voor alle rijksambtenaren (met uitzondering van Defensie), in totaal zo'n 123.000 medewerkers.

Ontwikkelingen 2013

Voor 2013 lag het accent op het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening en het optimaliseren van de P-Direktketen waarbij borging van stabiliteit, betrouwbaarheid, en continuïteit van de afgesproken dienstverlening centraal stonden evenals gebruikerstevredenheid en doelmatigheid.

Hierbij zijn een aantal verbeterprojecten opgestart om een gebruikerstevredenheiddoelstelling van 7, te bereiken. Eind 2013 heeft dit geresulteerd in een gebruikerstevredenheid van 6,7.

Efficiencyverbetering

P-Direkt heeft voor 2013 en verder een aantal bezuinigingstaakstellingen verwerkt. Het betreft de efficiency verbetering die al eerder is afgesproken met de eigenaar en de bezuinigingsmaatregelen van het Kabinet.

De eigen efficiency doelstelling

De eigenaar heeft met P-Direkt tot en met 2014 een jaarlijkse efficiencytaakstelling afgesproken. Voor 2013 bedraagt die 3% hetgeen resulteert in een korting op het jaar-tarief van € 17,40.

Bezuinigingstaakstelling Rutte I

De bezuinigingstaakstelling is door BZK doorvertaald naar P-Direkt voor een bedrag van € 1,088 mln. in 2013 jaarlijks oplopend naar € 2,071 mln. structureel in 2016. Deze bezuiniging wordt ingeboekt bij de departementen ten laste van de dienstverleningsbudgetten P-Direkt.

P-Direkt heeft haar tarieven hiermee naar beneden bijgesteld. In het gesprek dat P-Direkt met de departementen heeft gevoerd over het niveau van de dienstverlening is het volgende afgesproken. P-Direkt continueert tot en met 2016 de afgesproken dienstverlening en lost de financiële problematiek zelf op door efficiëntere inzet van ambtelijk personeel in plaats van externe inhuur. Het jaar 2013 was daarop een uitzondering. Het budgettaire gat bij P-Direkt is in dat jaar mede gedicht door doorbelasting van het meerwerk en een additionele tariefopslag.

Bedrijfsvoering

Wat heeft P-Direkt bereikt in 2013.

2013 was voor P-Direkt het eerste jaar dat de volledige dienstverlening geleverd is aan alle ministeries, met uitzondering van het Ministerie van Defensie, en daarmee aan ruim 125.000 eindgebruikers. Jaarlijks maakt P-Direkt met de opdrachtgevers afspraken over de dienstverlening. Deze afspraken wordt vastgelegd in het zogenoemde Jaarplan en de daaraan gekoppelde producten- en dienstengids. De in het jaarplan vastgestelde servicelevels, zijn grotendeels behaald.

Daarnaast vormden de actielijnen uit het Jaarplan de basis waarlangs de geschetste doelstellingen voor 2013 zijn opgepakt. Hieronder worden deze en de resultaten kort toegelicht.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-Direkt

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-Direkt (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

6.084

5.126

– 958

7.035

Omzet overige departementen

67.141

66.846

– 295

67.766

Omzet derden

12

Rentebaten

20

20

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

Totaal baten

73.225

71.992

– 1.233

74.813

         

Lasten

       

Apparaatskosten

57.692

56.524

– 1.168

55.169

– personele kosten

34.332

33.796

– 536

33.839

waarvan eigen personeel

24.226

26.565

2.339

 

waarvan externe inhuur

10.106

7.231

– 2.875

 

– materiële kosten

23.359

22.728

– 631

21.330

waarvan apparaat ICT

12.562

12.665

103

 

waarvan bijdrage aan SSO's

8.430

7.777

– 653

 

Afschrijvingskosten

11.850

11.813

– 37

11.833

– immaterieel

11.764

11.749

– 15

11.745

– materieel

86

64

– 22

88

Overige lasten

3.100

3.173

73

3.422

– dotaties voorzieningen

– rentelasten

3.100

3.173

73

3.422

– bijzondere lasten

Totaal lasten

72.642

71.510

– 1.132

70.424

         

Saldo van baten en lasten

583

482

– 101

4.389

De doorberekening van de reguliere dienstverlening is conform de vastgestelde Jaarplantarieven en het aantal individuele arbeidsrelaties per ministerie. Het saldo van baten en lasten is conform begroting. Meerjarig is sprake van een teruglopende doorbelasting als gevolg van lagere tariefstelling en iar-aantallen (medewerkers bij de ministeries).

De omzet moederdepartement is lager dan begroot. Dit komt door een departementale herindeling waarbij een aantal organisatieonderdelen van BZK is overgegaan naar andere departementen.

Zowel de baten als de lasten zijn circa € 1 mln. lager uitgevallen.

De doorbelasting van de basis dienstverlening is lager dan begroot door minder projectmatige opdrachten dan begroot.

De jaarlijkse projectinspanningen zijn nooit helemaal van te voren uitputtend vast te stellen doordat projecten (veelal) geen specifieke jaarcyclus kennen maar onder andere ook gedurende een boekjaar kunnen worden geïnitieerd. P-Direkt hanteert op basis van historische cijfers een jaarlijkse projectomzet van € 2 mln.

P-Direkt heeft op ontwikkeling en beheer van de ICT-systemen door meer inzet van ambtelijk personeel kunnen besparen op de inhuur van externen. Dit was mogelijk door kennisopbouw bij het ambtelijk apparaat en verambtelijking van externen.

De materiële kosten zijn lager uitgevallen door een lagere doorbelasting van de kosten van kantoorautomatisering door BZK. Deze korting is een tijdelijke en betreft alleen 2013.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

67.436

77.8581

Materiële vaste activa

34

112

– grond en gebouwen

– installaties en inventarissen

11

112

– overige materiële vaste activa

23

Voorraden

Debiteuren

2.567

696

Nog te ontvangen

1.973

3.697

Liquide middelen

20.017

21.927

Totaal activa

92.027

104.290

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

7.464

6.982

– exploitatiereserve

6.982

2.593

– onverdeeld resultaat

482

4.389

Voorzieningen

314

349

Leningen bij het MvF

54.174

67.251

Crediteuren

220

601

Nog te betalen

29.855

29.107

Totaal passiva

92.027

104.290

X Noot
1

optelling immateriële activa en immateriële activa in aanbouw/ontwikkeling

Activa

De immateriële activa betreffen het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Elektronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal en Fase ll (Contactcenter). Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

De immateriële activa in ontwikkeling / aanbouw betreffen de geactiveerde ambtelijke inzet en externe inhuur ten behoeve van het Project Optimaal verbinden.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht. De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren bedragen betrekking hebbend op 2010/2011 en vooruitbetaalde kosten betrekking hebbend op 2014. De post Nog te ontvangen is per 31-12-2013 lager dan per 31-12-2012. Dit wordt veroorzaakt doordat van de post nog te ontvangen Meerwerkkosten 2010/2011 de afbetalingstranches 2012 t/m 2014 zijn voldaan.

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB).

Eigen Vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.

Met het resultaat van 2012 werd de maximaal toegestane reserve met ruim € 3 mln. overschreden. Met de opdrachtgevers en de eigenaar is gesproken over de bestemming van deze gelden om ultimo 2013 op het toegestane niveau uit te komen. In 2013 is uitvoering gegeven aan de voorgestelde bestemming maar ook bleek dat P-Direkt door betere en bredere inzet van eigen personeel minder externen nodig had om haar doelstellingen te realiseren. In overleg met de eigenaar en de opdrachtgevers is besloten deze structurele efficiëntieverbetering terug te laten vloeien naar de gebruikers door een verlaging van het tarief vanaf 2014.

Voorzieningen

In 2011 heeft P-Direkt een eenmalige dotatie gedaan aan een voorziening. De voorziening is getroffen voor verplichtingen aan medewerkers in het kader van de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. In 2013 is € 35.000 ten laste gebracht van de voorziening.

Leningen, Crediteuren en Nog te betalen

De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de softwareontwikkeling van het contactcenter.

De aflossingsverplichtingen van de leningen voor het jaar 2014 van € 11,243 mln. zijn op de balans onder de kortlopende schulden opgenomen.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2013 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2014 betaald. Onder de post Nog te betalen zijn opgenomen de vooruit ontvangen bedragen 2013, de nog te betalen kosten 2013 en de verplichting uit hoofde van vakantiegeld personeel.

Uitsplitsing balansposten

realisatie

realisatie

Bedragen x € 1.000

31-12-2013

31-12-2012

debiteuren moederdepartement

262

652

debiteuren overige departementen

2.293

29

debiteuren overigen

12

15

 

2.567

696

nog te ontvangen moederdepartement

– 12

170

nog te ontvangen overige departementen

888

2.507

nog te ontvangen overigen

1.097

1.020

 

1.973

3.697

crediteuren moederdepartement

71

448

crediteuren overige departementen

0

25

crediteuren overigen

149

128

 

220

601

nog te betalen moederdepartement

3.909

3.098

nog te betalen overige departementen

22.845

22.972

nog te betalen overigen

3.101

3.037

29.855

29.107

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

4.992

21.927

16.935

2.

Totaal operationele kasstroom

9.736

12.417

2.681

 

Totaal investeringen (-/-)

– 15.000

– 1.261

13.739

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 15.000

– 1.261

13.739

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 11.800

– 22.566

– 10.766

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

15.000

9.500

– 5.500

4.

Totaal financieringskasstroom

3.200

– 13.066

– 16.266

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

2.928

20.017

17.089

De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn lager dan begroot. Het programma Tijdschrijven en Roosterplanning is uitgesteld en zal voor 2015 worden heroverwogen. Er is wel een leenaanvraag gedaan voor 2013 voor investering in het programma optimaal verbinden. De ontwikkeling in dit programma loopt door tot en met 2015.

De aflossing op leningen is hoger dan begroot. De liquiditeit- en solvabiliteitspositie aan het eind van 2013 liet toe om een extra aflossing van € 11,3 mln. op de leningen te doen.

De stand van de Rekening-courant RHB is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door facturering van de dienstverlening van P-Direkt ten behoeve van 1e kwartaal 2014. Deze facturering is afgestemd op de liquiditeitsbehoefte die P-Direkt in de eerste maanden van 2014 heeft. In de meerjarenbegroting 2014 is hier structureel rekening mee gehouden.

Doelmatigheid

In 2013 is op basis van een vernieuwde set servicelevels gerapporteerd. De servicelevels gelden over het hele jaar en zijn voor alle opdrachtgevers hetzelfde. Dit is inherent aan het shared service karakter van de dienstverlening.

De servicelevels zijn geen doel op zich, maar als minimaal te realiseren normen. De opdrachtgevers mogen er op vertrouwen dat P-Direkt in de dienstverlening streeft naar een zo hoog mogelijke score. De opdrachtgevers worden maandelijks geïnformeerd over de gerealiseerde servicelevels. Samen met hen stelt P-Direkt vast of eventuele tekortkomingen hierin hebben geleid tot onoverkomelijke problemen. Op basis hiervan maakt P-Direkt afspraken voor de servicelevels in de volgende maand(en). Indien nodig zal P-Direkt werkzaamheden (her)prioriteren en aanvullende verbetermaatregelen nemen.

De invulling van de taakstellingen hebben geen invloed gehad op het niveau van de servicelevels.

De score op de servicelevels wordt uitgedrukt in percentages of de score op een schaal van 1 – 10.

Doelmatigheidsindicatoren

P-Direkt realiseert in 2013 door de bredere inzet van eigen personeel een structureel lagere inzet van externen en dat vertaalt zich door in een extra tariefdaling van 3% voor 2014 en verder.

Meerjarig realiseert P-Direkt bij afnemende iar-aantallen een tariefdaling van het basispakket dienstverlening en daarmee per saldo een jaarlijks afnemende doorbelasting aan de ministeries.

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2010

realisatie 2011

realisatie 2012

begroting 2013

realisatie 2013

Verloop kostprijzen

576

575

584,6

579,9

580

Verloop tarieven (basisjaar 2011 = 100)

nvt

100

102

101

102

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

129.504

125.000

125.959

   

Totale omzet basisdienstverlening (x 1.000)

63.913

72.057

70.318

69.795

68.384

Totale omzet overige + projecten (x 1.000)

 

7.143

4.495

3.448

3.588

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

377

432

425

414

421

Saldo van baten en lasten (%)

0,06%

0,10%

5,95%

0,08%

0,67%

Medewerkertevredenheid

nvt

7

7

7

nvt

Omschrijving Specifiek Deel

         

ICT Diensten realisatie servicelevel

         

Tijdige afhandeling verwerkingsopdrachten:

         

* nabewerking (CRM)1

97,0%

98,6%

100,0%

90,0%

 

* centraal proces (CRM) 1

95,0%

96,8%

99,5%

90,0%

 

* opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling

nvt

nvt

nvt

nvt

99,7%

Contactcenter vraagafhandeling

78,4%

87,0%

90,0%

94,2%

Klachtbehandeling

 

83,3%

90,7%

90,0%

100,0%

Contactcenter responstijden

nvt

97,4 sec

35,5 sec

30 sec

42 sec

Portal beschikbaarheid

99,0%

98,1%

99,4%

98,0%

99,6%

Rijksweb tijdige plaatsing wet- en regelgeving

100,0%

100,0%

98,0%

100,0%

Contactcenter gebruikerstevredenheid

6

6

7

6,7

X Noot
1

samengevoegd tot opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling.

Beschikbaarheid systeem

De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het P-Dossier) zijn 7x24 uur beschikbaar. Het service-window voor de systemen is van 8.30 uur – 17.00 uur, gedurende deze tijden is de beschikbaarheidsnorm van toepassing.

Wet- en regelgeving up-to-date

Wijzigingen m.b.t. de wet- en regelgeving zijn binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadpleegbaar.

Gebruikerstevredenheid

P-Direkt houdt maandelijks een enquête onder medewerkers (gebruikers) op de ministeries. Willekeurige gebruikers ontvangen een e-mail met een uitnodiging om vragen over de dienstverlening van P-Direkt te beantwoorden. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de tevredenheid over het P-Direktportaal, het Contactcenter, het Rijksportaal Personeel en de salarisverwerking.

Baten-lastenagentschap De Werkmaatschappij (DWM)

Inleiding

DWM heeft zich de laatste jaren ontwikkeld van een pioniersbedrijf voor nieuwe initiatieven op het gebied van bedrijfsvoering, naar een dienstverleningsorganisatie van het Rijk. Een professionele organisatie waarin rijksbreed, op verzoek van Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk, SG-Overleg of ministerraad, bedrijfsvoeringstaken worden uitgevoerd. Bij de uitvoering van de bedrijfsvoeringstaken wordt kritisch gekeken en omgegaan met onder andere de kosten en verhoging van de declarabiliteit van medewerkers.

2013 heeft in het teken gestaan van het uitwerken van een nieuwe missie/visie/strategie en organisatiestructuur die toekomstbestendig is. De strategische heroriëntatie heeft het eerste halfjaar van 2013 plaatsgevonden door het Management Team DWM. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe houtskoolschets. De houtskoolschets is door de Ondernemingsraad, de eigenaar en de SG in 2013 goedgekeurd en wordt vanaf januari 2014 geïmplementeerd. Bij dit nieuwe profiel past ook een nieuwe naam, te weten Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR).

In 2014 gaat UBR verder als een meer geïntegreerde organisatie en is een onderscheid gemaakt in dienstverleningsactiviteiten en ontwikkelingactiviteiten. In de tak dienstverlening is er de (reguliere) dienstverlening op het vlak van advisering, interim-, project- en programmamanagement, zowel in het P&O-domein als in de domeinen informatie en ICT, facilitair/huisvesting en inkopen. In het ontwikkelbedrijf worden complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uitgevoerd. Een aantal samenwerkingsverbanden wordt gebundeld in een entiteit waarin wordt bezien onder welke condities en op welke plaats continuïteit van activiteiten gerechtvaardigd is dan wel op welke wijze uitfasering kan plaatsvinden.

De Hervormingsagenda Rijk is mede aanleiding geweest om het concept van de organisatie als geheel te herzien in 2013. Ook was het na een pioniersfase nodig de strategie en focus opnieuw te definiëren, om naar de toekomst een helder profiel te hebben van wat de organisatie het Rijk te bieden heeft. UBR doet dat met de inzet van medewerkers die de rijksoverheid en haar netwerken door en door kennen. De medewerkers van UBR zijn collega's en kunnen zich daardoor goed verplaatsen in wat afnemers binnen het Rijk nodig hebben. De kernwaarden van UBR zijn:

  • van, voor en door het Rijk;

  • kwaliteit: hoogwaardig, kennisintensief, multidisciplinair;

  • klantnabijheid: de afnemer kennend en koesterend.

De ontwikkelingen als SGO5, het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst en de taakstellingen nopen een uitvoeringsorganisatie tot een effectieve, efficiënte en flexibele inrichting van de organisatie. Daarbij wordt met name ingezet op afzetvergroting binnen de rijksoverheid (omdat nog niet alle departementen de volledige dienstverlening van UBR afnemen), kostenreductie en het verhogen van de declarabiliteit. Met de nieuwe organisatieinrichting moet de organisatie toekomstbestendig zijn.

Belangrijke externe ontwikkelingen die invloed hebben op de activiteiten van UBR zijn SGO5 en de lage loonschalen projecten. Op basis van politieke besluitvorming in 2013 wordt begin 2014 de besturing van de lage loonschaalonderdelen van UBR (RBO, IPKD en VKB) ingericht. Per onderdeel start een gerichte stuurgroep. De samenhang en ondersteuning wordt geleverd vanuit het ontwikkelbedrijf van UBR in 2014.

Ontwikkelingen bedrijfsvoering Rijk

DWM heeft actief geparticipeerd in de verschillende rijksbrede projecten. Met name in de projecten SGO5 en Lage Loonschalen. In de strategische heroriëntatie van DWM in 2013 heeft DWM rekening gehouden met de gedachten en voortgang van het project SGO5 waarmee de bedrijfsvoering van het Rijk wordt veranderd en vormgegeven.

In het verlengde van het programma SGO5 is in 2013 onderzocht of in de bedrijfsvoering gekomen kon worden tot een vereenvoudiging van de financiering van baten- en lastenagentschappen. EC O&P was hiervoor de pilot. In 2014 wordt de nieuwe financieringsmodel voor EC O&P in gebruik genomen. Daarnaast gaat er een aantal domeinprojecten lopen die nadere invulling gaan geven aan een eenvoudiger manier van besturen (EC O&P en HIS). Ook de doorontwikkeling van de RBO en IPKD worden SGO5 proof gedaan.

DWM is in 2013 ook in de politieke belangstelling komen te staan. Dit gebeurde hoofdzakelijk door het beleid op het gebied van de creatie van de werkgelegenheid in de lage loonschalen. De eenheden VKB, RBO en IPKD kunnen hier goed invulling aan geven. Business cases zijn uitgewerkt en in de ministerraad goedgekeurd. De (no regret) uitwerking en implementatie van deze business cases vindt hoofdzakelijk plaats in 2014. Het voornemen om de grafische diensten van het Rijk, inclusief VKB op de markt te plaatsen, wordt in stuurgroepverband voorbereid. IPKD zal voor het gehele rijk de post- en koeriersdiensten uitvoeren en de RBO zal alle aanbestedingscontracten die aflopen op het gebied van rijksbeveiliging de komende jaren over gaan nemen met als doel ca 500 DJI-ers van werk naar werk te begeleiden. Voor de resterende capaciteit zal de RBO met categoriemanagement een nieuwe aanbesteding vormgeven.

Bedrijfsvoering Financieel Beheer

DWM heeft de lijn van de maandelijkse routine om de omzet, de kosten en het resultaat te bepalen per bedrijfseenheid doorgezet in 2013. In 2013 heeft tevens een heroverweging plaatsgevonden van de activiteiten van de bedrijfseenheden. Mede op basis van of activiteiten al dan niet rendabel zijn, is besloten te stoppen met de activiteiten van Het Buitenhuis en een nieuw business model voor IMR te ontwikkelen.

Samenhangend met de strategische heroriëntatie van DWM is een programma gestart om een redesign van de gehele financiële functie te realiseren. Dit programma is begin 2013 gestart en heeft als doel de kwaliteit van de financiële functie te verhogen, de kosten te verlagen en zorg te dragen voor standaardisatie en uniformering. Het programma Redesign Financiële Functie (RFF) kent 2 fasen: 1) het herontwerp van de financiële functie en het oplossen van korte termijn issues ten behoeve van het jaarrekeningtraject 2013 en 2) het verder uitwerken van het herontwerp en implementatie medio 2e kwartaal van 2014.

Het inkoopproces is tevens opnieuw doorgenomen en bezien hoe dit voor DWM toekomstbestendig kan worden ingericht, in samenhang met de implementatie van Digi Inkoop. Eind 2013 zijn de programma’s RFF en het project inkoopfunctie onder één projectaansturing gebracht om de implementatie van beide processen goed op elkaar aan te laten sluiten.

Vanuit het controlplan 2012/2013 zijn de activiteiten uitgevoerd en/of opgenomen in het programma RFF. In samenhang met de maandelijkse resultaatsbepaling zijn de controlwerkzaamheden verder gestroomlijnd en was DWM beter dan voorgaande jaren in staat sturing te geven op de risicogebieden binnen de primaire business en haar eigen bedrijfsvoering.

Het in 2012 uitgewerkte strategisch plan voor EC O&P is in 2013 in gebruik genomen. In het verlengde hiervan en van SGO5 is in 2013 gewerkt aan het vergaand vereenvoudigen van de financiering van de dienstverlening van EC O&P. De nieuwe financiering (vanaf 2014) sluit aan bij de nieuwe organisatie en het strategisch plan. Een van de positieve uitwerkingen van het strategisch plan bij EC O&P is dat geen 40–50 medewerkers VWNW kandidaat zijn geworden (zoals eind 2012 werd voorzien), maar slechts een kwart hiervan. Mede hierdoor zijn hoge mobiliteitskosten voorkomen.

Het betaalgedrag van DWM komt in 2013 gemiddeld boven de norm van 90% binnen 30 dagen betaald uit. DWM heeft ook haar debiteuren beleid aangescherpt.

Ontwikkeling financiële positie

Op basis van de prognose, zoals opgenomen in de tweede tertaalrapportage 2013 van DWM heeft de eigenaar besloten het eigen vermogen te versterken. Na verwerking van het negatieve resultaat 2013 is het eigen vermogen gering positief.

Ontwikkeling 2014

De speerpunten voor UBR zijn in 2014:

  • voortzetting organisatieherinrichting, en implementatie van de herinrichtingsvoorstellen;

  • implementatie van plannen met betrekking tot de lage loon schaal projecten zoals die in de business cases zijn beschreven en in de opdracht aan voorzitters van de bijbehorende stuurgroepen zijn voorzien;

  • verdere uniformering, standaardisering en sharing van de interne bedrijfsvoering, waaronder de oprichting van de stafafdeling Financiën & Bedrijfsvoering;

  • de invoering van het herontwerp van de financiële functie medio 2014;

  • de implementatie van DigiInkoop in combinatie met een herinrichting van het inkoopproces binnen UBR. Aansluitend implementatie van DigiVerkoop;

  • bijdragen aan SGO5 via het pijlerproject bekostiging en domeinprojecten/pilots; ten aanzien van een andere wijze van besturen en bekostigen van EC O&P/HIS, RBO en IPKD;

  • verdere harmonisatie onderzoeken van de UBR tarieven.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DWM

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DWM (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

40.911

33.194

– 7.717

31.817

Omzet overige departementen

76.350

65.493

– 10.857

77.743

Omzet derden

5.800

2.010

– 3.790

2.705

Rentebaten

5

5

Vrijval voorzieningen

343

343

629

Bijzondere baten

1.288

1.288

806

Totaal baten

123.061

102.333

– 20.728

113.700

         

Lasten

       

Apparaatskosten

120.139

106.761

– 13.378

113.859

– personele kosten

74.413

83.213

8.800

76.344

waarvan eigen personeel

68.702

71.801

3.099

waarvan externe inhuur

5.711

11.412

5.701

– materiële kosten

45.726

23.548

– 22.178

37.515

waarvan apparaat ICT

11.473

3.323

– 8.150

waarvan bijdrage aan SSO's

8.380

8.621

241

Afschrijvingskosten

2.618

909

– 1.709

1.450

– immaterieel

497

418

– 79

415

– materieel

2.121

491

– 1.630

1.035

Overige lasten

40

2.159

2.119

3.871

– dotaties voorzieningen

40

– 40

– rentelasten

5

5

– bijzondere lasten

2.154

2.154

2.921

Totaal lasten

122.797

109.829

– 12.968

119.180

         

Saldo van baten en lasten

264

– 7.496

– 7.760

– 5.480

Toelichting op belangrijke verschillen:

  • in de oorspronkelijke ontwerpbegroting was zowel aan de omzet- als kostenkant DWR en BBR opgenomen. DWR is per 1-1-2013 overgegaan naar SSC-ICT en BBR naar BZK. Zowel aan de omzet- als kostenkant heeft dit een effect van circa € 19,6 mln;

  • de bijzondere baten en lasten komen voort uit het programma Redesign Financiële functie, het kwaliteitsprogramma bij Financiën&Control en de programmakosten voor Lage loonschaalprojecten. De eigenaar heeft deze deels vergoed;

  • het negatieve saldo van baten en lasten is met name het gevolg van het negatieve saldo van baten en lasten bij het onderdeel EC O&P. De eind 2012 geconstateerde vraaguitval bij Loopbaan & Mobiliteit heeft zich in 2013 doorgezet. Gedurende 2013 was daar sprake van een overcapaciteit van bijna 50 fte’s. Dit is aanleiding geweest een reorganisatietraject te starten. Eind 2013 heeft EC O&P nieuwe diensten ontwikkeld (Workflow-management en Trainingen in het kader van het Van Werk Naar Werk beleid) en dit heeft ertoe geleid dat een deel van medewerkers daarop kunnen worden ingezet en is bij de eind 2013 goedgekeurde reorganisatie uiteindelijk sprake van een belangrijk lager aantal medewerkers van Loopbaan & Mobiliteit waarvoor de status Van Werk Naar Werkkandidaat geldt. Daarnaast is in 2013 overcapaciteit ontstaan bij de Centrale eenheid van EC O&P, mede als gevolg van de krimpende organisatie.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

1.423

1.003

Materiële vaste activa

1.288

2.616

– grond en gebouwen

280

333

– installaties en inventarissen

372

1.759

– overige materiële vaste activa

636

524

Voorraden

99

109

Debiteuren

8.966

14.207

Nog te ontvangen

8.991

8.313

Liquide middelen

16.311

19.452

Totaal activa

37.078

45.700

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

12

5.988

– exploitatiereserve

7.508

11.468

– onverdeeld resultaat

7.496-

5.480-

Voorzieningen

509

Leningen bij het MvF

98

Crediteuren

5.816

8.291

Nog te betalen

31.250

30.814

Totaal passiva

37.078

45.700

Immateriële vaste activa

De in 2013 gemaakte ontwikkelkosten voor het nieuwe financiële systeem zijn geactiveerd. De totale ontwikkelkosten worden vanaf ingebruikname in 2014 in vijf jaar afgeschreven. Tevens is in 2013 verder geïnvesteerd in de applicatie Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP).

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 2,0 mln.), overige departementen (€ 6,9 mln.) en overige debiteuren (€ 0,2 mln.).

Eigen vermogen

Op 1 januari 2013 is de bedrijfseenheid DWR overgegaan naar SSC ICT Den Haag, eveneens een baten-lastenagentschap van het Ministerie van BZK. Als gevolg hiervan is het eigen vermogen van DWM met € 0,98 mln. afgenomen.

Op basis van de tweede tertaalrapportage 2013 van DWM heeft de eigenaar besloten een bedrag van € 2,5 mln. te storten ter versterking van het eigen vermogen. Het eigen vermogen per eind december 2013 is gering positief.

Voorzieningen

De onttrekkingen (€ 0,373 mln.) aan de voorziening betreffen personeelskosten van medewerkers met een herplaatsingstatus na reorganisaties van Het Buitenhuis en het EC O&P. Het restbedrag van de voorziening (€ 0,135 mln.) is per 31 december vrijgevallen.

Crediteuren

Van het crediteuren bedrag heeft € 0,9 mln. betrekking op het moederdepartement, € 0,9 mln. op overige departementen en € 4 mln. op overige crediteuren.

Nog te ontvangen en nog te betalen bedragen

De nog te ontvangen bedragen bestaan voornamelijk uit € 7,6 mln. nog te factureren termijnen (minder dan 1 maand omzet) en € 0,8 mln. vooruitbetaalde kosten. Het aandeel van het moederdepartement in de nog te ontvangen bedragen is € 3,8 mln. en van overige departementen is € 3,7 mln.

De nog te betalen bedragen bestaan uit € 11,3 mln. nog te betalen kosten, nog te betalen aan derden € 5,8 mln., € 3,4 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 2,6 mln. te verrekenen met uitzendbureaus uit inhuurbemiddeling via EC O&P, € 3,5 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 2,5 mln. nog te besteden gelden en € 1,9 mln. overige schulden. De post nog te betalen aan derden betreft voornamelijk een nog aan departementen te restitueren bedrag. Het aandeel van het moederdepartement in de nog te betalen bedragen is € 8,7 mln. en van overige departementen € 6,5 mln.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

20.240

19.450

– 790

2.

Totaal operationele kasstroom

2.882

– 4.563

– 7.445

 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.000

– 1.316

– 316

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

1.315

1.315

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.000

– 1

999

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 980

– 980

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

2.500

2.500

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 2.547

– 98

2.449

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.000

– 1.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 1.547

1.422

2.969

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

20.575

16.308

– 4.267

De investeringen in 2013 bestaan voornamelijk uit vervoersmiddelen bij IPKD en EC O&P, inventaris bij de Houdster, hardware bij Vijfkeerblauw en investeringen in de database Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties (GVOP) bij KOOP en Redesign Financiële Functie (RFF) bij F&C. De desinvestering is voornamelijk het gevolg van de uittreding van DWR naar SSC-ICT, naast een desinvestering van vervoersmiddelen binnen EC O&P. De uitkering aan het moederdepartement betreft de afrekening van de afwikkeling DWR aan SSC-ICT. De storting door het moederdepartement betreft de versterking van het eigen vermogen.

Doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie 2010

realisatie 2011

realisatie 2012

begroting 2013

realisatie 2013

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

n.b.

100

100,8

97,5

106

Tarieven/uur (indexcijfer)

n.b.

100

98

97,5

98,5

Omzet per FTE

203.931

165.850

147.329

151.367

122.801

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

639

578

762

813

820

           

Saldo van baten en lasten (%)

– 0,5%

– 1,6%

– 4,9%

0,2%

– 7,5%

           

Kwaliteitsindicator 1 – KTO

7,5

n.b.

6,2

7,1

6,8

Kwaliteitsindicator 2 – MTO

7,5

7,6

7,5

7,5

N.B. Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft DWM ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van DWM geeft de specificatie van de omzet per bedrijfseenheid het inzicht in de omzet per productgroep.

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 151.367 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 122.801. Dit is een daling van 19%. De daling wordt voor bijna 12% verklaard door de uittreding van de bedrijfseenheid DWR per 1 januari 2013 en voor 7% als gevolg van achterblijvende vraag en gemiddeld lagere declarabiliteit.

Verloop indexcijfers

DWM heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met de taakstellingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in de begroting. DWM heeft de daling van de vraag onvoldoende kunnen compenseren door krimp van de organisatie en kostenreductie in 2013.

Kwaliteitsindicator

In 2013 is geen medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden. Het eerstvolgende is in 2014.

Baten-lastenagentschap FMHaaglanden (FMH)

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is één van de vier landelijke concerndienstverleners en verzorgt de facilitaire dienstverlening voor het Rijk in de regio Haaglanden.

FMH verzorgt in 2013 de facilitaire dienstverlening voor de departementen Buitenlandse Zaken (BZ), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur en Milieu (IenM), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Veiligheid en Justitie (VenJ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Daarnaast faciliteert FMH rijksverzamelkantoren in de regio Haaglanden.

Visie en missie

FMH wil de professionele dienstverlener zijn in de regio Haaglanden die gefaciliteerde rijkswerkplekken levert zodat klanten comfortabel kunnen werken. De bouwstenen «klanten» en «medewerkers» vormen het belangrijkste kapitaal en zijn dan ook uitgangspunt van het denken en handelen.

De missie is dit zo goed te doen dat klanten en medewerkers ons desgevraagd aanbevelen bij anderen.

Producten en diensten

FMH levert producten en diensten op het gebied van gebouwbeheer, exploitatie, consumptieve diensten, risicobeheersing, schoonmaak, verhuizen, post en reprografie, verstrekken van inrichting, voorzieningen vervoer, facilitair advies en overige diensten.

Klanttevredenheid, kosten en kwaliteit van dienstverlening

FMH heeft in samenspraak met het afnemersberaad (vertegenwoordigers van demands) een plan van aanpak opgesteld met betrekking tot de onderwerpen kwaliteit, klanttevredenheid en besparingsmogelijkheden.

In 2013 is gewerkt aan een voorstel waarop de kwaliteit van de dienstverlening het best kan worden gemonitord. FMH heeft de analyses op de uitkomsten van de gehouden klanttevredenheidonderzoeken (iKTO’s) bij de departementen BZ, BZK, SZW en VWS afgerond. De resultaten van de departementen IenM en VenJ zijn in december ontvangen.

FMH heeft in samenwerking met de demands voor de producten en diensten: beveiliging, energie, extern vergaderen, post- en personenvervoer besparingsvoorstellen uitgewerkt. Bij de uitwerking van de voorstellen is gebleken dat er meer behoefte is om naar individuele besparingsmogelijkheden te kijken dan naar gezamenlijke besparingsmogelijkheden. De verwachting is namelijk dat op individueel niveau de besparingsmogelijkheden groter zijn. Er is voor het vervolgtraject gekozen voor een departementspecifieke aanpak.

Aansluitingen

In de eerste maanden van 2013 zijn volgens planning bijna 5.000 ambtenaren verhuisd naar de Turfmarkt 147. De taakorganisaties van VenJ zijn gehuisvest in de Turfmarkt. Hierdoor zijn ze aangesloten op de dienstverlening van het Dienstencentrum VenJ en de facilitaire dienstverlening van FMH. Met deze aansluiting zijn ook de medewerkers naar FMH over gekomen. De medewerkers zijn per 1 november 2013 formeel in dienst getreden.

In 2013 zijn de aansluitingen van Economische Zaken (EZ), Algemene Zaken (AZ) en Financiën (FIN) verder voorbereid. De dienst personenvervoer van FIN is per 1 oktober 2013 door FMH overgenomen.

De politieke besluitvorming rondom het onderwerp «Lage loonschalen» binnen de rijksoverheid heeft ertoe geleid dat de aansluiting van de Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO) op FMH, die 1 januari 2015 was voorzien, geen doorgang vindt. RBO zal over gaan naar VenJ als onderdeel van een landelijke aanpak. Er is wel gewerkt aan samenwerkingsafspraken tussen RBO en FMH.

Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO)

Het LFMO heeft het meerjarenplan geactualiseerd en een communicatieplan opgesteld.

Om de gezamenlijke producten van het LFMO te bespreken is tijdelijk een Facilitair Beraad ingesteld. Het Facilitair Beraad heeft voor de ontwikkeling van de rijksproducten- en dienstencatalogus in 2013 onder andere de volgende producten en diensten vastgesteld: catering, reststoffenmanagement, schoonmaak, verhuizen, ruimte en benodigdheden en telefoonservice.

De uitgangspunten van het kostprijsmodel zijn beschreven en het format voor het kostprijsmodel is gerealiseerd.

Daarnaast heeft het LFMO vanuit een adviesrol richting de Interdepartementale Commissie Faciliteiten en Huisvesting (ICFH) verschillende uitvoeringstoetsen aangeleverd, onder andere over het nieuwe Rijkskantoor, de standaardisatie van de Rijksbrede Bedrijfshulpverlening (BHV) en de concept-brief Lage Loonschalen.

Verder is er een werkgroep klantprocessen, serviceportaal, personeel en intake/transitie.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMH

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMH (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

12.567

30.645

18.078

32.067

Omzet overige departementen

82.724

86.008

3.284

72.331

Omzet derden

181

181

512

Rentebaten

10

10

Vrijval voorzieningen

23

23

18

Bijzondere baten

37

Totaal baten

95.291

116.867

21.576

104.965

         

Lasten

       

Apparaatskosten

88.365

111.887

23.522

96.737

– personele kosten

23.523

29.598

6.075

25.663

waarvan eigen personeel

21.171

23.958

2.787

waarvan externe inhuur

2.352

5.640

3.288

– materiële kosten

64.842

82.289

17.447

71.074

waarvan apparaat ICT

2.523

1.285

– 1.238

waarvan bijdrage aan SSO's

6.115

19.888

13.773

Afschrijvingskosten

6.028

5.728

– 300

4.777

– immaterieel

200

– 200

– materieel

5.828

5.728

– 100

4.777

Overige lasten

898

472

– 426

300

– dotaties voorzieningen

– rentelasten

898

472

– 426

264

– bijzondere lasten

37

Totaal lasten

95.291

118.087

22.796

101.814

         

Saldo van baten en lasten

– 1.220

– 1.220

3.151

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd (bedragen x 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Productgroepen

     

Basis

74.870

81.711

6.841

Basis+

7.138

5.577

– 1.561

Maatwerk

5.157

18.675

13.518

Werkelijk

7.335

9.178

1.843

Overige opbrengsten

791

1.693

902

Totaal

95.291

116.834

21.543

       

Vrijval voorzieningen

0

23

23

       

Rentebaten

0

10

10

       

Bijzondere baten

0

0

0

       

Totaal baten

95.291

116.867

21.576

Basis

De productgroep Basis is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

De hogere omzet voor de basisdienstverlening komt enerzijds doordat FMH de dienst beveiliging heeft overgenomen van BZ. Anderzijds heeft FMH voor BZK en VenJ voor een beperkte periode te maken gehad met dubbele lasten, namelijk de kosten voor de dienstverlening in de Turfmarkt en de af te stoten panden (onder andere Schedeldoekshaven 100–200, Rijnstraat 8).

In de omzet van de basisdienstverlening is de tariefverlaging aan de opdrachtgevers van € 3,9 mln. verwerkt. Dit betreft het surplus van het eigen vermogen over 2012.

Basis+

De productgroep Basis+ heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid een prijs per product/dienst betaalt. De prijs (p) staat gedurende het jaar vast, de hoeveelheid (q) is afhankelijk van de afname.

De lagere omzet voor Basis+ doet zich met name voor bij de producten verhuizingen standaard, catering en vervoer personen.

De lagere omzet op standaard verhuizingen komt doordat in 2013 met name complexe verhuizingen zijn uitgevoerd. Deze dienstverlening is onderdeel van maatwerk.

Maatwerk

Bij de productgroep maatwerk is zowel de prijs (p) als de hoeveelheid (q) afhankelijk van de afname/vraag.

In 2013 zijn omvangrijke projecten uitgevoerd. Dit betreft met name het afstoten van panden (o.a. BZK en VenJ), het nieuwe werken bij IenM en BZ maar ook de verhuizing van VWS naar de Hoftoren. De omvang van deze projecten was bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet in te schatten en was fors hoger dan begroot.

Daarnaast is het aantal maatwerkaanvragen ten opzichte van 2012 toegenomen.

Werkelijke kosten

De werkelijke kosten hebben betrekking op de nutsvoorzieningen en de belastingen en heffingen.

De hogere omzet voor de werkelijke kosten komt door de ingebruikname van de Turfmarkt. FMH heeft, met de ingebruikname van het pand, de dienstverlening voor de nutsvoorzieningen van BZK en VenJ overgenomen.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op de specifieke DVA afspraken met de departementen, de werkzaamheden ten behoeve van aansluitingen en verkoop van auto’s.

Personele kosten

De toename van de personele kosten is een direct gevolg van de toename in vraag naar de facilitaire dienstverlening.

De toename van het eigen personeel is onder andere het gevolg van de aansluiting van de taakorganisaties van VenJ en de aansluiting van FIN voor het vervoer. Hiermee zijn ook de medewerkers overgekomen naar FMH.

De hogere externe inhuur komt met name door extra inzet die benodigd was om uitvoering te kunnen geven aan de omvangrijke maatwerkprojecten in 2013. Ook was er extra capaciteit benodigd zowel de Turfmarkt als de af te stoten panden van BZK en VenJ te faciliteren. Tevens is gebleken dat de ingebruikname van een nieuw pand in beginsel meer capaciteit vergt dan bestaande panden.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten de uitgaven voor huisvesting, communicatie, automatisering, kantoorkosten, adviesopdrachten en overige kosten ten behoeve van het apparaat. Daarnaast zijn de directe inkoopkosten voor de dienstverlening opgenomen onder de materiële kosten.

Bij de ontwerpbegroting is voor de bijdrage aan de SSO’s alleen rekening gehouden met de bijdrage ten behoeve van het apparaat van FMH. Echter de SSO’s zijn ook leveranciers voor de dienstverlening van FMH aan de departementen, zoals RBO voor de beveiliging en IPKD voor de koeriersdiensten (beiden bedrijfseenheden binnen De Werkmaatschappij). Deze kosten zijn wel meegenomen in de realisatiecijfers.

Het aandeel van de inkoopkosten in de materiële kosten bedraagt 88%.

Rentelasten en afschrijvingskosten

De rentelasten en afschrijvingslasten zijn lager dan begroot omdat de investeringen lager zijn dan gepland. Daarnaast is het rentepercentage lager dan begroot.

Resultaat

Het negatieve resultaat van € 1,2 mln. is het gevolg van de tariefverlaging van de basisdienstverlening met € 3,9 mln. om het surplus van het eigen vermogen ultimo 2013 op te heffen. Om het eigen vermogen op het maximum van 5% uit te laten komen moest FMH dus een negatief resultaat behalen van € 3,9 mln.

Het resultaat over 2013 (– € 1,2 mln.) is dus positiever dan verwacht (– € 3,9 mln.). Dit wordt met name veroorzaakt doordat FMH de toename in vraag naar facilitaire dienstverlening met beperkte extra middelen heeft kunnen uitvoeren. De indirecte kosten stijgen niet evenredig mee met de directe kosten voor de dienstverlening.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

24.828

24.033

– grond en gebouwen

– installaties en inventarissen

24.058

23.338

– overige materiële vaste activa

770

695

Voorraden

Debiteuren

3.520

3.014

Nog te ontvangen

7.052

3.417

Liquide middelen

7.391

22.853

Totaal activa

42.791

53.317

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

7.603

8.823

– exploitatiereserve

8.823

5.672

– onverdeeld resultaat

– 1.220

3.151

Voorzieningen

46

69

Leningen bij het MvF

15.540

19.458

Crediteuren

4.582

8.253

Nog te betalen

15.020

16.715

Totaal passiva

42.791

53.317

Materiële activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafprijs, verminderd met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen.

Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats.

De post debiteuren is als volgt te specificeren (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2013

31-12-2012

Debiteuren moederdepartement

1.615

1.971

Debiteuren overige departementen

1.895

848

Debiteuren overigen

10

195

 

3.520

3.014

Het saldo debiteuren betreft met name vorderingen op de departementen voor de geleverde dienstverlening. De toename bij overige departementen heeft met name betrekking op VenJ en betreft vooral facturen met een ouderdom van meer dan 90 dagen.

De post nog te ontvangen is als volgt samengesteld (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2013

31-12-2012

Vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen

851

176

Nog te factureren bedragen

5.453

1.499

Onderhanden werk

748

1.742

 

7.052

3.417

De toename in vooruitbetaalde en vooruitontvangen facturen heeft voornamelijk betrekking op een vordering op één leverancier. Dit bedrag zal in december 2014 voldaan worden. Daarnaast heeft FMH voor het pand Rijnstraat 8 de servicekosten voor het gehele jaar 2013 betaald. Dit pand is echter medio 2013 gesloten waardoor FMH nog een vordering heeft op de RVB i.o.

Het saldo nog te ontvangen van € 7,052 mln. bestaat uit € 2,032 mln. voor het moederdepartement, € 4,219 mln. voor overige departementen en € 0,801 mln. voor overigen.

De nog te factureren bedragen ultimo 2013 kunnen naar de volgende productgroepen worden gesplitst:

Productgroep

Nog te factureren

Basis

663

Basis+

1.443

Maatwerk

2.051

Werkelijk

1.182

Overige opbrengsten

114

Totaal

5.453

De toename ten opzichte van 2012 doet zich in elke productgroep voor.

Bij de basis+ dienstverlening betreft dit voornamelijk de dienst vervoer. De werkelijke kosten hebben betrekking op de periode oktober tot en met december. De toename bij maatwerk is met name het gevolg van een hogere omzet voor maatwerkopdrachten (€ 19 mln. in 2013 t.o.v. € 11 mln. in 2012).

Daarnaast is het onderhanden werk ten opzichte van 2012 afgenomen doordat er aan het einde van het jaar meer projecten zijn afgerond.

Liquide middelen

De rekening courant bij het Ministerie van Financiën per 31 december 2013 bedraagt € 7,4 mln. De daling van de liquide middelen is onder andere het gevolg van een toename in overlopende activa en afname in overlopende passiva.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum omvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar.

Het eigen vermogen komt uit op circa € 7,6 mln. en is € 2,4 mln. hoger dan de maximumomvang. FMH zal het surplus teruggeven aan de opdrachtgevers door middel van een tariefverlaging op de basisdienstverlening 2014.

Leningen bij het MvF

De leningen hebben betrekking op de overname van activa van de aansluitende departementen en de investeringen ten behoeve van het pand Turfmarkt.

De post crediteuren is als volgt samengesteld (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2013

31-12-2012

Crediteuren moederdepartement

1.002

1.227

Crediteuren overige departementen

276

760

Crediteuren overigen

3.304

6.266

 

4.582

8.253

Onder de crediteuren overig zijn de van de leveranciers ontvangen inkoopfacturen verantwoord.

De afname van het saldo crediteuren is het gevolg van een verbeterd betaalgedrag van FMH.

Nog te betalen (bedragen x 1.000)
 

31-12-2013

31-12-2012

Nog te ontvangen facturen

9.546

10.025

Aflossing Lening MvF komend boekjaar

3.919

5.201

Personele verplichtingen (vakantiegeld,-dagen, 13e maand e.d.)

1.528

1.456

Overige schulden

27

33

 

15.020

16.715

Het saldo nog te betalen van € 15,020 mln. bestaat uit € 11,099 mln. voor het moederdepartement, € 0,981 mln. voor overige departementen en € 2,94 mln. voor overigen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

11.235

22.853

11.618

2.

Totaal operationele kasstroom

6.028

– 3.738

– 9.766

 

Totaal investeringen (-/-)

– 6.510

– 7.626

– 1.116

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

1.103

1.103

3.

Totaal investeringskasstroom

– 6.510

– 6.523

– 13

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 6.028

– 5.201

827

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

6.510

– 6.510

4.

Totaal financieringskasstroom

482

– 5.201

– 5.683

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

11.235

7.391

– 3.844

De investeringen in installaties en inventaris hebben vooral betrekking op de aanschaf van meubilair en audiovisuele middelen voor de Turfmarkt. Daarnaast heeft FMH in 2013 ook geïnvesteerd in meubilair en audiovisuele middelen voor de Koningskade en de Plesmanweg.

De investeringen in overige materiële vaste activa betreft voornamelijk de overname van dienstauto's van het Ministerie van Financiën en de aanschaf van nieuwe dienstauto's.

Doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

realisatie1 2010

realisatie 2011

realisatie 2012

begroting 2013

realisatie 2013

Verloop tarieven basisdienstverlening

 

100

95,7

108

92,2

(norm 2011)

         

Omzet per produktgroep (pxq)

         

* Basis

34.918

68.076

78.943

74.870

81.711

* Basis+

2.255

7.262

6.428

7.138

5.577

* Maatwerk

1.086

6.224

11.100

5.157

18.675

* Werkelijk

6.392

8.031

7.584

7.335

9.178

* Overig

1.338

902

791

1.693

           

Saldo van baten en lasten (%)

4,0%

3,0%

3,0%

0,0%

– 1,0%

           

Personele kosten als % van de totale kosten

21,1%

23,6%

25,1%

 

25,0%

Materiële kosten als % van de totale kosten

68,1%

71,0%

69,8%

 

70,0%

           

Apparaatskosten (in €)

12.634

27.902

34.207

 

39.547

           

Kostenbesparing aanbestedingen (5%)

461

1.075

nvt

nvt

4FM (per 1 april 2012)

         
           

Klanttevredenheid

   

Tevreden

Tevreden

 

Medewerkerstevredenheid

   

Tevreden

Tevreden

 
           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

284

351

380

361

X Noot
1

Betreft alleen 4FM.

Algemeen

De realisatie 2010 en de begroting 2011 hebben betrekking op voormalig 4FM, waarvan 2010 voor een periode van 9 maanden.

Taakstellingen

Evenals de andere departementen en uitvoeringsorganisaties van het Rijk levert FMH een bijdrage aan de taakstelling van de departementen uit het regeerakkoord. Deze bestaat uit een generieke taakstelling van 6% op het eigen apparaat (2012 – 2015). Deze taakstelling is door FMH over 2013 ruimschoots gerealiseerd (norm: 1,5% op eigen apparaat). FMH heeft ten opzichte van 2012 een daling van de tarieven voor de basisdienstverlening gerealiseerd van 3,6%. Dit is inclusief de herijking en de tariefverlaging in 2013. De totale tariefdaling ten opzichte van 2011 voor de basisdienstverlening bedraagt 7,8%. Dit percentage is inclusief de besparingen op aanbestedingen.

De additionele taakstelling uit het regeerakkoord ligt bij de departementen en wordt ingevuld met een vermindering van taken dan wel versoberingen. FMH bekijkt samen met de opdrachtgevers wat de mogelijkheden zijn voor een versobering van het dienstverleningspakket. Dit wordt ook meegenomen bij nieuwe aanbestedingen.

Baten-lastenagentschap Shared Service Centrum-ICT (SSC-ICT)

Inleiding

SSC-ICT Den Haag is de ICT-shared service organisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die met ingang van 1 januari 2013 als agentschap op basis van het baten-lastenstelsel functioneert.

SSC-ICT Den Haag levert generieke rijksbrede toepassingen als Rijksportaal en de Samenwerkingsruimte en verzorgt daarnaast het op de Digitale Werkomgeving Rijk (DWR) gebaseerde kantoorautomatisering, telecommunicatie en hosting van bedrijfspecifieke applicaties voor de aangesloten departementen. In 2013 betrof dit de ministeries van BZK, IenM, VWS en SZW en vanaf 1 oktober 2013 tevens het Ministerie van Financiën.

Omdat in afwachting van het instellingsbesluit het agentschap nog niet was opgenomen in de oorspronkelijke begroting, zijn de realisatiecijfers van het agentschap afgezet tegen cijfers van de 1e suppletoire begroting.

Doelmatigheid en taakstelling

De eigenaar heeft met SSC-ICT Den Haag tot en met 2016 een jaarlijkse efficiencytaakstelling afgesproken van jaarlijks -1,5%.

Per 1 oktober 2013 heeft SSC-ICT Den Haag in het kader van CRD 7 (project 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst) de ICT dienstverlening overgenomen voor het Ministerie van Financiën en per 4 november de ICT dienstverlening van de Kanselarij der Nederlandse Orden.

In het kader van CRD 4 is met medewerking van de Rijksgebouwendienst de ontwikkeling van het Overheidsdatacenter voor de Haagse km² voorbereid en aanbesteed. De exploitatie van dit datacenter start naar verwachting begin 2015.

Voor SSC-ICT Den Haag was 2013 het eerste jaar als baten-lastenagentschap. De financiële administratie is ondergebracht bij de Werkmaatschappij.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting/1e suppletoire begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 20121

Baten

       

Omzet moederdepartement

25.507

35.663

10.156

 

Omzet overige departementen

89.679

80.636

– 9.043

 

Omzet derden

 

Rentebaten

 

Vrijval voorzieningen

 

Bijzondere baten

686

686

 

Totaal baten

115.186

116.985

1.799

 
         

Lasten

       

Apparaatskosten

98.231

90.668

– 7.563

 

– personele kosten

44.582

39.908

– 4.674

 

waarvan eigen personeel

21.183

22.996

1.813

 

waarvan externe inhuur

23.399

16.912

– 6.487

 

– materiële kosten

53.649

50.760

– 2.889

 

waarvan apparaat ICT

50.838

47.259

– 3.579

 

waarvan bijdrage aan SSO's

2.811

3.501

690

 

Afschrijvingskosten

15.590

16.235

645

 

– immaterieel

 

– materieel

15.590

16.235

645

 

Overige lasten

1.365

160

– 1.205

 

– dotaties voorzieningen

 

– rentelasten

1.365

77

– 1.288

 

– bijzondere lasten

83

83

 

Totaal lasten

115.186

107.063

– 8.123

 
         

Saldo van baten en lasten

9.922

9.922

 
X Noot
1

SSC-ICT is eerst per 1-1-2013 officieel een agentschap. Daarom zijn er geen cijfers in deze kolom opgenomen.

Het positieve resultaat is € 9,922 mln. hoger dan begroot, als gevolg van een € 1,799 mln. hogere omzet en € 8,123 mln. lagere kosten.

De totale omzet is hoger dan begroot vanwege de uitbreiding van de dienstverlening met het Ministerie van Financiën per 1 oktober 2013 en de Kanselarij der Nederlandse Orden per 4 november. De omzet is overeenkomstig de door de eigenaar vastgestelde tarieven en de in 2013 door de Ministeries van BZK, IenM, VWS, SZW en FIN afgenomen dienstverlening.

In de begroting werd de specifieke omzet van het moederdepartement vermeld onder omzet overige departementen. De omzet moederdepartement is ten opzichte van de begroting dus niet gestegen, maar er is sprake van een verbeterde presentatie.

De bijzondere bate betreft de opbrengst van software bij de omzetting van software in eigendom naar lease (subscription).

De € 8,123 mln. lagere lasten zijn het saldo van lagere personele en materiële kosten en lagere rente.

De € 4,674 mln. lagere personele kosten zijn het saldo van de € 1,813 mln. hogere kosten van eigen personeel en de € 6,487 mln. lagere kosten dan begroot van extern ingehuurd personeel.

De kosten van het eigen personeel zijn hoger dan begroot vanwege nog niet in de formatie ingedaald personeel van voormalig VROM en bij de overname van de dienstverlening van het Ministerie van Financiën overgenomen personeel.

De lagere kosten dan begroot van ingehuurd personeel zijn gerealiseerd door een actief beleid gericht op het beperken van externe inhuur.

De materiële kosten zijn € 2,889 mln. lager dan begroot door meevallende eigen apparaatskosten.

De aan de productie gerelateerde kosten waren rekening houdend met de uitbreiding van de dienstverlening voor het Ministerie van Financiën en de Kanselarij der Nederlandse Orden wel conform begroting.

De rentelast is lager door lagere debetrente percentages dan begroot.

De bijzondere last betreft het saldo van de afloop van de openingsbalans.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Definitieve openingsbalans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

 

Materiële vaste activa

28.382

25.450

– grond en gebouwen

– installaties en inventarissen

– overige materiële vaste activa

28.382

25.450

Voorraden

2

2

Debiteuren

3.617

Nog te ontvangen

16.286

8.874

Liquide middelen

23.114

 

Totaal activa

71.401

34.326

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

10.902

980

– exploitatiereserve

980

980

– onverdeeld resultaat

9.922

Voorzieningen

Leningen bij het MvF

17.049

25.450

Crediteuren

11.029

1.093

Nog te betalen

32.421

6.803

Totaal passiva

71.401

34.326

Activa

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de historische aanschafprijs, verminderd met afschrijvingen en bijzondere waardeveranderingen.

Afschrijvingen op materiële vaste activa zijn gebaseerd op de geschatte economische levensduur, rekening houdend met eventuele restwaarde. Deze afschrijving vindt lineair plaats.

Debiteuren en Nog te ontvangen

De post debiteuren betreft de gefactureerde, nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht.

De post debiteuren betreft uitsluitend het moederdepartement.

De post nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op 2013, vooruitbetaalde kosten voor 2014 en een vordering op het moederdepartement van € 2,625 mln. bestaande uit het van de moeder te ontvangen saldo van de openingsbalans en de verrekening met de moeder van het saldo van betalingen en ontvangsten inzake 2012.

De post nog te ontvangen heeft voor € 7,587 mln. betrekking op het moederdepartement, voor € 0,185 mln. op andere departementen, en voor € 0,095 mln. op agentschappen.

Liquide middelen

Alle tegoeden van SSC-ICT Den Haag worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB). Het saldo per 31 december bedraagt € 23,114 mln.

Eigen Vermogen

Onder het eigen vermogen is het onverdeelde resultaat 2013 opgenomen. Het eigen vermogen overschrijdt de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet. Bij de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt aangegeven hoe dit is hersteld.

Leningen, Crediteuren en Nog te betalen

De post leningen bestaat uit de leningen ter financiering van de materiële vaste activa.

Van het saldo per ultimo 2013 van € 32,120 mln., is de aflossingsverplichting 2014 ad € 15,071 mln. opgenomen onder de post nog te betalen.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2013 zijn nagenoeg allemaal begin 2014 betaald. Van de crediteuren staat € 1,469 mln. open bij het moederdepartement, € 1,693 mln. bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en € 2,151 mln. bij agentschappen. Onder de post nog te betalen zijn de vooruit ontvangen bedragen, de aflossingsverplichting 2014 van de lening bij het Ministerie van Financiën, de nog te ontvangen facturen 2013 en de schuld aan het personeel vanwege opgebouwde rechten vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlof opgenomen.

De post nog te betalen heeft voor € 6,488 mln. betrekking op het moederdepartement, voor € 18,210 mln. op andere departementen en voor € 0,663 mln. op agentschappen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting/1e suppletoire begroting

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

0

2.

Totaal operationele kasstroom

14.467

25.868

11.401

 

Totaal investeringen (-/-)

– 66.654

– 19.168

47.486

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

2.411

2.411

3.

Totaal investeringskasstroom

– 66.654

– 16.757

49.897

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 25.450

– 25.450

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

7.969

7.332

– 637

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 17.456

– 9.982

7.474

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

66.654

42.103

– 24.551

4.

Totaal financieringskasstroom

57.167

14.003

– 43.164

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

4.980

23.114

18.134

SSC ICT is eerst per 1-1-2013 officieel een agentschap.

De investeringen in ICT goederen (hard en software) in 2013 bedroegen € 19,168 mln. waarvan € 2,515 mln. uit eigen middelen werd gefinancierd. Het verschil met de 1e suppletoire begroting is te verklaren uit een ramingsverschil en de omstandigheid dat de overname van activa bij de start als agentschap nu als eenmalige uitkering aan moederdepartement wordt gepresenteerd.

Bij de start van SSC-ICT is voor € 25,450 mln. aan materiële vaste activa overgenomen van het moederdepartement. Dit komt overeen met de eenmalige storting aan het moederdepartement en het bedrag dat bij het Ministerie van Financiën als conversielening werd opgenomen. In de 1e suppletoire begroting werd deze overname als investering gepresenteerd. De eenmalige storting door het moederdepartement betreft de inbreng in SSC-ICT Den Haag van de al met het baten-lastenstelsel werkende bedrijfseenheid DWR. Het verschil van € 0,637 mln. betreft het nog met de moeder te verrekenen saldo van de openingsbalans.

Het beroep op de leenfaciliteit en de aflossing op leningen zijn beide lager als gevolg van een ramingsverschil.

De stand van de rekening-courant RHB is de resultante van het positieve resultaat over 2013 en het saldo van de in 2013 opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Doelmatigheid

SSC-ICT Den Haag is de rijksbrede shared service organisatie die de Compacte Rijksdienst ontzorgt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Door de inzet van moderne ICT hulpmiddelen wordt de doelmatigheid van de Rijksdienst vergroot. En met de bundeling van ICT taken binnen SSC-ICT Den Haag wordt de in de projecten 4 en 7 van het Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst beoogde efficiencyslag gemaakt.

De eigenaar heeft met SSC-ICT Den Haag tot en met 2016 een jaarlijkse efficiencytaakstelling afgesproken van jaarlijks -1,5%. SSC-ICT Den Haag verlaagt hiertoe jaarlijks haar tarieven met 1,5% en heeft daarnaast voorstellen gedaan waarmee haar afnemers aanvullend 10% op hun ICT uitgaven kunnen besparen.

Aanvullend op de taakstellende tariefverlaging vergelijkt SSC-ICT Den Haag haar prestaties via benchmark onderzoek periodiek met marktpartijen en enkele grote uitvoeringsorganisaties binnen de overheid.

Om de tariefdaling te realiseren wordt voortgegaan met het integreren en harmoniseren van de van de departementen overgekomen systeemlandschappen. Daarnaast is het Lean Six Sigma programma gestart dat tot doel heeft verbetermogelijkheden in de bestaande processen te detecteren.

Dienstverlening

De dienstverlening van SSC-ICT Den Haag is gedocumenteerd in een jaarlijks geactualiseerde Producten en Dienstencatalogus (PDC). Onderdeel van dit PDC zijn de te realiseren serviceniveaus en de te hanteren tarieven. Het PDC wordt besproken in het Opdrachtgeversberaad en vervolgens vastgesteld door de eigenaar. De tarieven en dienstverleningsniveaus van de generieke–ICT worden onder regie van het Tactisch Beraad Genrieke ICT (TBGI) besproken in het Interdepartementaal Overleg van de departementale Chief Information Officers (ICCIO).

Op basis van het PDC bespreekt SSC-ICT Den Haag voorafgaand aan ieder kalenderjaar met haar opdrachtgevers de in het nieuwe jaar gewenste dienstverlening, waarvan de uitkomst wordt vastgelegd in Dienstverleningscontracten per departement.

Aanvullend hierop kunnen departementen verzoeken om maatwerk, dat door SSC-ICT op basis van fixed prices offertes opdracht gestuurd wordt uitgevoerd.

De door SSC-ICT te realiseren dienstverleningsniveaus gelden over het hele jaar en zijn overeenkomstig het shared service karakter van de dienstverlening voor alle opdrachtgevers hetzelfde. Via haar digitale klantenportaal informeert SSC-ICT Den Haag haar opdrachtgevers en afnemers continue over de omvang van de dienstverlening en de daarbij behaalde serviceniveaus.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2013

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting/1e suppletoire begroting

Realisatie

 

2010

2011

2012

2013

2013

           

Kostprijzen per product (groep)

         

Beheertaken (werkplektarief, excl. bijdrage datacenter incl. personeel)

     

€ 1.875

€ 1.875

Basis desktop PC

       

1.435

Basis monitor

       

330

Useraccounts

       

110

Omzet per produktgroep (pxq)

     

€ 115.186

€ 115.799

Generiek (SWF / Portaal / Infra)

     

€ 13.642

€ 14.431

Gemeenschappelijk (Basis / Hosting)

     

€ 70.226

€ 83.992

Specifiek (Basis plus)

     

€ 31.318

€ 17.376

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

         

Overhead

     

15,7%

15,7%

Primair proces

     

84,3%

84,3%

Formatie / bezetting

     

339/339

377,5/348,5

Saldo van baten en lasten (%)

     

8,5%

Specifiek deel

         

Beschikbaarheid/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit

     

98,00%

99,95%

Geleverd binnen de gestelde termijnen

     

90,00%

93,47%

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

     

90,00%

93,45%

Kwaliteit beantwoorden vragen:

         

Beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd

     

95,00%

98,96%

Direct beantwoorden helpdeskvragen

     

80,00%

87,53%

Taakstellende tariefverlaging (na btw-verhoging en indexering)

     

1,50%

1,50%

Klanttevredenheid

     

7

Medewerkertevredenheid

     

7

Baten-lastenagentschap Rijksgebouwendienst (Rgd)

Inleiding

De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten, door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed. De Rijksgebouwendienst heeft de status van baten-lastenagentschap. Deze status vloeit voort uit het in 1999 vernieuwde Rijkshuisvestingsstelsel. Het Rijkshuisvestingsstelsel is in deze opzet ingevoerd met als doel een rijksbrede vergroting van de doelmatigheid in de huisvesting van de rijksoverheid.

In 2008 is het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 gewijzigd (Stb. 2008, 381). Daarmee is onder andere besloten om de verantwoordelijkheid voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid van rijkshuisvesting bij het DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te beleggen.

De Rijksgebouwendienst levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleidsondersteuning. Het product huisvesting bestaat uit het ontwikkelen, realiseren en leveren van huisvesting. De Rijksgebouwendienst handhaaft de afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting.

Oprichting Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

De voorbereidingen voor de oprichting van het Rijksvastgoedbedrijf zijn in 2013 opgepakt. In april 2013 hebben de Minister van Defensie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst besloten de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) al bij de start van het Rijksvastgoedbedrijf onderdeel van dit nieuwe bedrijf te laten zijn. Om dit te realiseren is de startdatum van het Rijksvastgoedbedrijf van 1 januari 2014 naar 1 juli 2014 verzet.

Rapportage aan de Autoriteit Consument en Markt

De Rijksgebouwendienst heeft een meldpunt mededinging, dat fungeert als aanspreekpunt voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Bij dat meldpunt kunnen zowel medewerkers van de Rijksgebouwendienst als externe partijen vermoedens van prijs- of marktverdelingsafspraken of andere overtredingen van de Wet Markt en Overheid melden.

In 2013 zijn analyses van inschrijvingsbegrotingen uitgevoerd. Deze analyses zijn periodiek gerapporteerd aan en besproken met de ACM.

Overige prestaties

Indicator/kengetal

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Energieambitie 2020

Starten met uitvoering maatregelen FCIB kantoorpanden tranche 3

Uitvoering tranche 3 kantoorpanden is gestart

Aantal monumenten in beheer

107

104

Gebruiksgraad monumenten

95%

98%

Voortgang programma Energieambitie 2020

In 2013 is conform afspraak gestart met tranche 3 (objecten met een kantoorfunctie) van de uitvoering maatregelen «Energiebesparing» in het kader van FCIB.

Monumenten in beheer

De telling van het aantal monumenten (objecten) in beheer is gebaseerd op de eigen objectenadministratie van de Rijksgebouwendienst.

Gebruiksgraad monumenten

Uit de begroting van BZK wordt de instandhouding bekostigd van de monumenten met een erfgoedfunctie (maar zonder rijkshuisvestingsfunctie). De gebruiksgraad op 31 december 2013 van deze monumenten met erfgoedfunctie is 98% (was 98% ultimo 2012). De gebruiksgraad is het aantal m2 bruto vloeroppervlak (bvo) per object dat in gebruik is in verhouding tot het totaal aantal m2 bvo. Een deel van de monumenten is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze zijn buiten de berekening gehouden.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rgd

Deze jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW2001) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotings- en verantwoordingsvoorschriften (RBV), de Regeling Departementale Begrotingsadministratie 2007 (RDB 2007) en de Regeling Agentschappen 2012. In deze Regeling is in beginsel het Burgerlijk Wetboek 2 (BW 2), titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) van toepassing verklaard. De afwijkingen van BW 2 titel 9 en RJ zijn goedgekeurd door het Ministerie van Financiën. De afwijkingen zijn nader toegelicht bij de betreffende posten van de balans en de staat van baten en lasten. Voor zover niet anders is vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd tegen nominale waarde.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RGD (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Leveren producten/diensten

   

 

Omzet moederdepartement

21.271

22.060

789

24.044

Omzet overige departementen

1.362.952

1.355.306

– 7.646

1.394.204

Omzet derden

12.524

12.312

– 212

15.212

Bedrijfsvoering

   

 

Vrijval voorzieningen

 

12.447

12.447

6.007

Rentebaten

 

997

997

1.498

Overige baten

13.130

34.698

21.568

14.597

Totaal baten

1.409.877

1.437.820

27.943

1.455.562

     

 

Lasten

   

 

Product Huisvesting

   

 

Apparaatskosten (netto)

70.482

68.531

– 1.951

76.540

Huren

287.676

255.253

– 32.423

276.638

Rentelasten

294.204

282.222

– 11.982

261.618

Afschrijvingen

356.844

356.963

119

344.029

Onderhoud

139.809

134.199

– 5.610

142.561

Dotaties voorzieningen

15.650

33.337

17.687

24.610

Belastingen en heffingen

22.957

23.200

243

23.800

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

90.931

78.221

– 12.710

141.806

PPS lasten

51.900

51.277

– 623

46.329

Overige producten

   

 

Services

46.220

37.860

– 8.360

46.398

Adviezen

8.080

11.631

3.551

10.387

Beleidsondersteuning

6.341

5.326

– 1.015

8.194

Overige lasten

27.270

85.727

58.457

74.473

Totaal lasten

1.418.365

1.423.747

5.382

1.477.383

         

Saldo van baten en lasten

– 8.488

14.073

22.561

– 21.821

Omzet departementen

De opbrengsten huisvesting hebben betrekking op:

  • de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries volgens het huur-verhuurmodel (gebruiksvergoedingen);

  • de PPS-opbrengsten op basis van leveringsovereenkomsten met de ministeries. Deze omvatten de totale vergoeding, die de gebruikers uit hoofde van het Design Build Finance Maintain Operate (DBFMO)-contract verschuldigd zijn, minus de aflossingscomponent van de langlopende vordering. In de resultatenrekening zijn de opbrengstcomponenten «onderhoud en dienstverlening» en «rente» opgenomen;

  • de à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten voor ministeries (investeringen buiten de gebruiksvergoeding);

  • het verschil tussen de ontvangen gebruiksvergoeding en de afschrijvings- en rentekosten van de vaste activa (egalisatie). In 2013 is er sprake van een afname van de egalisatierekening.

Bij verlenging per 1-1-2013 van contracten voor kantoren heeft geen herberekening van de gebruiksvergoedingen plaatsgevonden (bevriezing gebruiksvergoeding). Voor deze contracten geldt dat geen egalisatieberekening meer wordt toegepast met ingang van 1-1-2013. Deze maatregel is één van de eerste stappen bij de implementatie van het nieuwe Rijkshuisvestingstelsel, waarin de Rijksgebouwendienst met ingang van 1-1-2013 verantwoordelijk is voor de instandhouding in kantorenvoorraad.

Het onderdeel services betreft de opbrengsten voor werkzaamheden, die volgens de Regeling Taakverdeling Beheer (RTB) tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar die op verzoek van de afnemers, voor zover rijksoverheid, door de Rijksgebouwendienst worden verricht.

Services worden door de Rijksgebouwendienst uitgevoerd zowel via incidentele opdrachten als via servicecontracten.

De opbrengsten adviezen hebben betrekking op de opbrengsten van niet-projectgebonden huisvestingsadviezen aan rijksoverheden.

De klantvraag met betrekking tot serviceprojecten en adviesopdrachten is vooraf lastig in te schatten. Tegenover hogere/lagere baten staan ook hogere/lagere lasten.

De PPS-opbrengsten omvatten de totale vergoeding, die de gebruikers uit hoofde van het DBFMO-contract verschuldigd zijn, minus de aflossingscomponent van de langlopende vordering. In de resultatenrekening zijn de opbrengstcomponenten «onderhoud en dienstverlening» en «rente» opgenomen.

Omzet moederdepartement

Onder inputfinanciering buiten de huur-verhuurrelatie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie (inclusief Paleis Soestdijk), de beleidsondersteunende taken van de Rijksgebouwendienst en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Voor de dekking van de inputfinanciering wordt zorg gedragen door het moederdepartement. Het moederdepartement verstrekt gedurende het jaar voorschotten aan de Rijksgebouwendienst en op basis van de definitieve realisatiecijfers worden de kosten het jaar daarop afgerekend. Het verschil tussen de voorschotten en de realisatie (€ 2,1 mln.) wordt afgerekend met het moederdepartement. De kosten en opbrengsten zijn per saldo aan elkaar gelijk.

Omzet derden

De opbrengsten van derden betreffen de huuropbrengsten die de Rijksgebouwendienst via het RVOB ontvangt. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van de bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen).

Vrijval voorzieningen

Er zijn vier posten vrijgevallen voor een bedrag van € 12,0 mln. De vrijval is grotendeels het gevolg van nadere financieringsafspraken met de gebruiker.

Specificatie rentebaten

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Rentebaten rekening-courant RHB

0

267

0

Rentebaten projecten

1.273

517

0

Overige rentebaten

225

213

0

Totaal

1.498

997

0

Het rentepercentage op de rekening-courant RHB is nagenoeg nihil. Rentebaten projecten betreffen rentebaten op à fonds perdu projecten. Tegenover deze baten staan lasten voor de Rijksgebouwendienst als gevolg van voorfinanciering tijdens de realisatiefase.

Specificatie overige baten

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Boekwinstverkoop onroerend goed

0

11.671

0

Resultaat op investeringsprojecten

1.523

0

0

Resultaat op nazorg

2.562

6.465

0

Baten voorgaande boekjaren

7.530

11.788

0

Diverse overige baten

2.982

4.773

13.130

Totaal

14.597

34.697

13.130

De post diverse overige baten betreffen de opbrengsten uit de bestemmingsreserve ten behoeve van apparaats- en onderhoudskosten brandveiligheid ad € 3,3 mln. Daarnaast is sprake van boeterente bij de voortijdige afkoop van leaseovereenkomsten die door de gebruiker aan de Rijksgebouwendienst is vergoed (€ 1,5 mln.), dit is als buitengewone bate verantwoord. De bijbehorende kosten worden bij de overige lasten gepresenteerd.

Apparaatskosten

Deze post omvat alle apparaatskosten, die niet zijn toegerekend aan de overige producten, huisvestingsprojecten, adviezen, services en beleid) en die gedekt dienen te worden uit 1-opslag Gebruiksvergoeding. De apparaatskosten zijn de kosten voor intern en extern personeel plus de materiële kosten, zoals eigen huisvestingskosten en ICT-kosten.

Specificatie apparaatskosten

(bedragen x € 1.000)

 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Totaal (bruto)kosten Personeel

 

83.385

81.919

82.442

Totaal (bruto)kosten Materieel

+/+

36.688

28.897

33.040

Totale personele en materiële kosten

 

120.073

110.816

115.482

Correctie Technisch Advies

-/-

1.700

0

0

Apparaatskosten (bruto)

 

118.373

110.816

115.482

         

Totaal toegerekend aan overige producten

-/-

41.833

42.285

45.000

Totaal apparaatskosten (= netto)

 

76.540

68.531

70.482

De gerealiseerde bruto apparaatskosten 2013 liggen € 4,7 mln. lager dan begroot, het betreft voornamelijk lagere materiële kosten dan oorspronkelijk geraamd.

Huren

Het betreft hier de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt. De realisatie is lager dan oorspronkelijk geraamd, door de daling van de voorraad huurpanden in 2012 en 2013. Deze daling was nog niet in deze mate in de begrotingsraming verwerkt.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de rentedragende leningen en (eventuele) debetrente van de rekening courant RHB verantwoord. De rentelasten in 2013 bedragen € 282,2 mln. De realisatie is lager dan de oorspronkelijke raming als gevolg van de lage actuele rentepercentages.

Afschrijvingen

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) verantwoord. De begrotingsraming is gebaseerd op de geplande opleveringen in de totale projectenportefeuille en de daadwerkelijke realisatie is afhankelijk van de werkelijke opleveringen en activeringen.

Onderhoud

Onder deze post vallen dagelijks onderhoud, planmatig onderhoud, het beheer van monumenten en bijzondere objecten.

Voorzieningen

Deze post bestaat enerzijds uit dotaties aan de voorzieningen (ad € 33,3 mln.) en anderzijds uit vrijval van voorzieningen (ad € 12,3 mln.). Een specifieke toelichting op de dotatie of de vrijval is terug te vinden bij de toelichting op de balans bij de betreffende voorziening.

Belastingen

Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting (OZB) over de verhuurde voorraad onroerend goed. De OZB is afgedragen aan het RVOB.

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleinere projecten voor ministeries en het energiebesparingsprogramma rijkshuisvesting. Kleine projecten voor ministeries betreffen de integrale kosten van de door de Rijksgebouwendienst uitgevoerde kleine, à fonds perdu gefinancierde, projecten voor ministeries alsmede à fonds perdu bijdragen aan investeringsprojecten. Het betreft hier over het algemeen (ver)bouwactiviteiten van relatief geringe financiële omvang.

PPS-Lasten

De PPS-lasten omvatten de totale vergoeding, die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van DBFMO-contracten verschuldigd is aan consortia, gecorrigeerd voor de aflossingscomponent van de langlopende schuld (indien van toepassing).

Services

De post services betreft de integrale kosten (inclusief apparaatskosten) voor werkzaamheden, die volgens de Regeling Taakverdeling Beheer tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar op verzoek van de afnemers door de Rgd worden verricht en overige services. Hieronder valt ook het facilitymanagement. De service projecten komen pas in het uitvoeringsjaar in beeld en de totale omvang fluctueert jaarlijks.

Adviezen

De Rijksgebouwendienst levert op verzoek van de gebruikers niet-projectgebonden adviezen. De kosten betreffen zowel de interne als externe kosten. De adviesvraag van klanten aan de Rijksgebouwendienst fluctueert over de jaren heen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn opgenomen de door het moederdepartement gefinancierde kosten voor beleidsondersteuning.

Specificatie overige lasten

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Begroting 2013

Boekwaardecorrecties

47.861

67.138

6.565

Afstootkosten onroerend goed

1.001

1.198

0

Resultaat op inversteringsprojecten

8.396

2.593

2.020

Lasten voorgaande boekjaren

3.670

1.403

0

Inflatieresultaat

2.115

0

0

Diverse overige lasten

11.430

13.395

18.685

Totaal

74.473

85.727

27.270

De diverse overige lasten betreffen:

  • kostprijs brandveiligheid € 3,3 mln.

  • buitengewone lasten € 2,8 mln.

  • bouwkundig ruimtelijk tekenwerk € 5,1 mln.

  • afkoop boete huur € 2,2 mln.

Toelichting op het resultaat

In de onderstaande tabel is het resultaat van de Rijksgebouwendienst gepresenteerd op productniveau.

Specificatie resultaat 2013 per product

(Bedragen x € 1.000)

Baten

Lasten

Resultaat

Huisvesting

1.381.032

1.368.930

12.102

Services

39.831

37.860

1.971

Adviezen

11.631

11.631

0

Beleidsondersteuning

5.326

5.326

0

Totaal

1.437.820

1.423.747

14.073

Binnen het product huisvesting is sprake van een categorie die vanuit de tarieven (gebruiksvergoeding, à fonds perdu) gefinancierd wordt, de grootste posten betreffen rente & afschrijving, huren uit de markt, 1-opslag en investeringen buiten de gebruiksvergoeding. Daarnaast is sprake van een component die geen onderdeel uitmaakt van de tarieven (bijvoorbeeld boekwaardecorrecties en dotaties aan voorzieningen). In de eerste categorie is sprake van een positief resultaat (€ 84,1 mln.), terwijl in de tweede sprake is van een negatief resultaat van € 70,9 mln. (met name boekwaardecorrecties € 67,1 mln., vrijval/dotaties aan voorzieningen per saldo € 20,9 mln. negatief, projectresultaten en afstootresultaten per saldo € 10,5 mln. positief).

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële activa

5.864.741

6.340.764

– grond en gebouwen

5.680.551

6.167.045

– onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit)

184.167

173.682

– inventaris en overige bedrijfsmiddelen

23

37

Financiële vaste activa

988.070

1.032.647

– Egalisatiereserve

598.785

674.158

– PPS en Afkopen BTW

389.285

358.489

Vlottende activa

134.468

121.736

– onderhanden werk services, adviezen en overig

46.273

40.731

– debiteuren en overige vorderingen

67.551

62.297

– uitsplitsing debiteuren

   

moederdepartement

2.858

 

overige departementen

25.733

 

externe partijen (incl. musea)

24.610

 

– overlopende activa

20.644

18.708

Liquide middelen

128.463

357.398

– bank/kas

0

0

– in bewaring genomen gelden NRA

 

11.034

– RHB

128.463

346.364

Totaal activa

7.115.742

7.852.545

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

135.272

124.499

– exploitatiereserve

54.516

76.337

– bestemmingsreserves

66.683

69.983

– onverdeeld resultaat

14.073

– 21.821

Voorzieningen

81.155

70.461

– asbestverontreiniging

38.841

26.902

– herstel onderhoud

35.630

36.215

– overig

6.684

7.344

Langlopende schulden

6.133.563

6.702.288

– leenfaciliteit Financiën

5.742.593

6.343.383

– overige langlopende schulden

390.970

358.905

Kortlopende schulden

765.752

955.297

– nazorgbudgetten

29.882

72.604

– crediteuren

23.112

31.089

– uitsplitsing crediteuren

   

moederdepartement

192

 

overige departementen

135

 

externe partijen

22.785

 

– overige schulden en overlopende passiva

195.082

331.683

overlopende passiva zijnde nog te ontvangen facturen

32.573

 

moederdepartement

3.144

 

overige departementen

15

 

externe partijen

29.413

 

– kortlopend deel langlopende schulden

517.676

519.921

Totaal passiva

7.115.742

7.852.545

Materiële Vaste Activa

De regionale masterplannen kantoorhuisvesting zijn in 2013 door de Minister voor Wonen en Rijksdienst goedgekeurd en vastgesteld. Daarmee is ook bekend welke panden in de voorraad op basis van die plannen overtollig worden. Op basis van waardebepalingen (door RVOB en externe taxateurs) is de verwachte opbrengstwaarde bepaald en is indien noodzakelijk overgegaan tot afwaardering van de voorraad.

De versobering van het gevangeniswezen is vormgegeven in het Masterplan DJI. Naar aanleiding van kritiek op het eerste Masterplan DJI, heeft Staatssecretaris Teeven op 19 juni 2013 een aangepast Masterplan naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 24 april 2013 is een kaderovereenkomst getekend door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de Rijksgebouwendienst. In deze overeenkomst zijn de financiële consequenties van Masterplan DJI uitgewerkt. De restboekwaardes worden door de DJI aan de Rijksgebouwendienst vergoed. Pas bij sluiting van een penitentiaire inrichting en na instemming van DJI op de individuele afkoopbrieven wordt overgegaan tot facturatie. In 2013 heeft voor 16 complexen de financiële afwikkeling plaatsgevonden. De boekwaarde van die complexen is hierna nihil.

Egalisatierekening

Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de regeling Rekenmethodiek Rijksgebouwendienst (RMR).

De gebruiksvergoeding voor rente en afschrijving wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.

De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. De vordering wordt over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht.

Er wordt geen egalisatieberekening meer toegepast op verhuurcontracten die niet zijn herberekend bij verlenging per 1-1-2013 (bevriezing gebruiksvergoeding).

Egalisatierekening

(Bedragen x € 1.000)

   

Saldo per 1 januari 2013

   

Egalisatie afschrijvingskosten

282.415

 

Egalisatie rentekosten

391.743

 
   

674.158

Mutaties

   

Egalisatie afschrijvingskosten

– 20.526

 

Egalisatie rentekosten

– 23.912

 

Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten

– 13.696

 

Afgekochte egalisatie rentekosten

– 17.239

 
   

– 75.373

Saldo per 31 december 2013

   

Egalisatie afschrijvingskosten

248.193

 

Egalisatie rentekosten

350.592

 

Saldo per 31 december 2013

 

598.785

Vorderingen PPS

De Regeling Agentschappen 2013 is van toepassing bij de Rijksgebouwendienst. Deze Regeling zou door artikel 17 lid 9 voor de Rijksgebouwendienst tot gevolg hebben dat een ongelijksoortige behandeling van PPS-projecten zou ontstaan. Het Ministerie van Financiën heeft toestemming verleend om de huidige verwerkingswijze van de PPS-projecten te handhaven en deze worden als financieel vast actief op de balans opgenomen.

PPS Contracten

(Bedragen x € 1.000)

     

Saldo per 1 januari 2013

   

364.522

       

Mutaties

     

Oprenting

+/+

19.579

 

Betalingen

-/-

29.620

 

Correctie

+/+

43.858

 
     

33.817

Saldo per 31 december 2013

   

398.339

Toelichting PPS Contracten

(Bedragen x € 1.000)

     

Kortlopend deel

   

11.905

Langlopend deel

   

386.434

Saldo per 31 december 2013

   

398.339

In 2013 is geen nieuw PPS-project opgeleverd waarbij activering noodzakelijk is. De vorderingen omvatten de geïndexeerde renovatiekosten respectievelijk bouwkosten van een in publiek, privaat samenwerking (PPS) uitgevoerd project. Tegenover deze vorderingen staat een zelfde bedrag aan schulden aan de consortia in verband met de design, build, finance maintain and operate (DBFMO)-contracten die ten behoeve van deze projecten zijn afgesloten.

Afkoop BTW

(Bedragen x € 1.000)

     

Saldo per 1 januari 2013

   

5.234

       

Mutaties

     

Afname

-/-

1.533

 

Afgekochte BTW

+/+

0

 
     

– 1.533

Saldo per 31 december 2013

   

3.681

Toelichting Afkoop BTW

(Bedragen x € 1.000)

     

Kortlopend deel

   

830

Langlopend deel

   

2.851

Saldo per 31 december 2013

   

3.681

Activering van afgekochte BTW vindt plaats op basis van goedkeuring van het Ministerie van Financiën. De afkopen worden opgenomen in de gebruiksvergoeding.

In 2013 hebben zich geen BTW afkopen voorgedaan waarvoor een beroep is gedaan op de leenfaciliteit voor financiering met activering als gevolg. Door DJI is één contract afgekocht.

Overzicht vermogensontwikkeling 2013
excl. bestemmingsreserves

(Bedragen x € 1.000)

 

Saldo per 1 januari 2013

124.499

Correctie bestemmingsreserves

– 69.983

Bijdrage door het moederdepartement

0

Uitkering aan het moederdepartement

0

Exploitatiereserve

54.516

Saldo van baten en lasten

14.073

Rgd eigen vermogen ultimo 2013 t.b.v. normering eigen vermogen

68.589

Uit voorgaande opstelling blijkt dat het vermogen van de Rijksgebouwendienst per 31-12-2013 binnen de bandbreedte van het toegestane eigen vermogen blijft.

Voorzieningen

Een voorziening wordt opgenomen indien:

  • de Rijksgebouwendienst een bestaande verplichting heeft ten gevolge van een gebeurtenis in het verleden;

  • het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is;

  • een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de omvang van de verplichting.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2013

(Bedragen x € 1.000)

Stand 01-01-2013

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

Stand 31-12-2013

Asbestverontreiniging

26.902

– 3.308

15.375

– 128

38.841

Wachtgelden en FPU uitk.

1.322

– 604

214

0

932

Bodemsanering

4.588

– 56

0

0

4.532

Verlieslatende contracten

1.399

– 179

0

0

1.220

Herstel onderhoud

36.215

– 6.279

17.743

– 12.049

35.630

Geschillen en rechtsgedingen

35

– 35

0

0

0

Totaal

70.461

– 10.461

33.332

– 12.177

81.155

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen bestaan uit

Post

Omschrijving

Bedrag

Markthuren

De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt.

looptijd < 1 jaar € 10,1 mln.

looptijd > 1 ≤ 5 jaar € 455,1 mln.

looptijd > 5 jaar € 1.332,7 mln.

Geïntegreerde contracten (PPS)

De waarderingsgrondslag voor de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen in het jaarverslag 2013 is identiek aan de gevolgde systematiek in voorgaande jaren.

 
 

Er zijn per 31 december 2013 2 nieuwe DBFMO contracten waar financial close heeft plaatsgevonden, waarvan de oplevering in 2016 wordt verwacht.

 
 

– PI Zaanstad

– Nieuwbouw Hoge Raad (Den Haag)

€ 474,0 mln.

€ 223,7 mln.

 

Opgeleverde DBFMO-contracten waarbij sprake is van een financiële verplichting m.b.t. onderhoud en facilitaire diensten (4 contracten)

€ 510,6 mln.

PPS contract zonder eigendom

Opgeleverd DBFMO-contract zonder eigendom (1 contract)

€ 44,3 mln.

Maincontracting

De verplichting voor de gehele contractsduur:

€ 8,4 mln.

Asbest

Bij één object is er nog onzekerheid over de kosten voor het saneren van asbest. Momenteel wordt een inventarisatie gedaan.

Ca. € 9,0 mln.

Projecten

De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2014 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in projectadministratie.

€ 442,4 mln.

Verplichting afdracht eigen vermogen boven € 130 mln.

De Rijksgebouwendienst draagt het eigen vermogen af voor zover dit het genormeerd eigen vermogen van maximaal € 130 miljoen overstijgt dan wel voegt dit toe aan de bestemmingsreserves.

Het positieve resultaat ad € 14,1 mln. wordt aan de exploitatiereserve toegevoegd. Er is geen sprake van overschrijding van het toegestane maximum eigen vermogen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

331.499

357.398

25.899

2.

Totaal operationele kasstroom

379.624

394.270

14.646

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 425.000

– 155.158

269.842

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

97.157

136.559

39.402

3.

Totaal investeringskasstroom

– 327.843

– 18.599

309.244

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

– 496.560

– 745.247

– 248.687

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

425.000

140.642

– 284.358

4.

Totaal financieringskasstroom

– 71.560

– 604.605

– 533.045

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand 0,5 miljoen €)

311.720

128.463

– 183.256

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht. In dit model vormen de posten 3a, 4a en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten egalisatie, voorzieningen en kortlopende activa en passiva en langlopende activa en passiva, voor zover dit niet betreft de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen. De afwijking ten opzichte van de begroting is het gevolg van lagere investeringen en dientengevolge een lager kasberoep, dit is bij de 2e suppletoire begroting als mutatie verwerkt.

Financieringskasstroom

De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën (€ 745 mln.). Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van de voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan. De afwijking ten opzichte van de begroting wordt verklaard door extra aflossingen (€ 266 mln.) en een lager beroep op de leenfaciliteit, verwerkt in de 2e suppletoire begroting.

Doelmatigheidsindicatoren

Producten en diensten

2010

2011

2012

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Omzet product huisvesting * € 1.000

1.246.328

1.365.730

1.387.719

1.308.652

1.381.032

Omzet product adviezen * € 1.000

5.801

8.819

10.422

8.080

11.631

Omzet product services * € 1.000

59.100

45.996

49.227

46.220

39.831

           

Saldo van baten en lasten * € 1.000

2.334

– 53.633

– 21.821

– 8.488

14.073

Saldo van baten en lasten (%)

0,2

– 3,8

– 1,5

– 0,6

1,2

           

Huisvestingsvoorraad in mln m2 BVO

7.144

7.068

7.013

6.691

6.859

waarvan verhuurd

 

6.717

6.460

6.209

6.153

Leegstand voor rekening Rgd

3,8%

4,8%

5,3%

7,2%

6,3%

ITK

2,32

2,21

2,29

2,1 – 2,8

2,32

           

Bedrijfsvoering

         

Gemiddelde bezetting fte's

927

873

794

770

766

Gemiddelde loonkosten * € 1

74.816

75.864

77.668

n.v.t.

80.270

Bruto Apparaat/omzet

9,9%

9,1%

8,1%

8,2%

7,7%

Leegstand

De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (6,3%) is lager dan begroot (7,2%), omdat de masterplannen voor de herhuisvesting van het Rijk minder snel dan voorzien tot uitvoering zijn gekomen.

ITK

De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De ITK in 2013 is 2,32 en voldoet aan de doelstelling doordat deze tussen de 2,1 en 2,8 blijft.

Bezetting in fte’s

De gemiddelde bezetting over 2013 was 766 fte. De werkelijke bezetting per 31 december 2013 bedroeg 750 fte.

Gemiddelde loonkosten

Onder de loonkosten ambtelijk personeel vallen de salarissen, inclusief aanspraken op vakantiegeld en eindejaarsuitkering, alsmede incidentele beloningen. De stijging van de gemiddelde loonkosten is met name het gevolg van uitgekeerde stimuleringspremies in het kader van sociaal flankerend beleid in 2013.

Apparaatsindicator bruto apparaat/omzet

De apparaatsindicator continueert een dalende lijn en geeft daarmee een indicatie van een toenemende efficiency. De omzet is nagenoeg gelijk aan het voorgaande jaar terwijl sprake is van een reductie van de apparaatskosten.

Baten-lastenagentschap Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)

Inleiding

Het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) heeft in het boekjaar 2013 een netto resultaat van € 3,1 mln. geboekt. Het verschil van € 3,1 mln. tussen het toegestane eigen vermogen (5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar: € 1,2 mln.) en de aanwezige exploitatiereserve, inclusief winst 2013 (€ 4,3 mln.) moet volgens de regeling agentschappen worden uitgekeerd aan het moederdepartement.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVOB

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVOB (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

21.888

21.888

22.311

Omzet overige departementen

500

46

– 454

64

Omzet derden

950

1.764

814

2.038

Rentebaten

20

172

152

18

Vrijval voorzieningen

425

425

1.195

Bijzondere baten

9

9

15

Totaal baten

23.358

24.304

946

25.641

         

Lasten

       

Apparaatskosten

22.850

20.852

– 1.998

20.180

– personele kosten

15.948

15.902

– 46

14.661

waarvan eigen personeel

15.748

14.721

– 1.027

14.014

waarvan externe inhuur

200

1.181

981

647

– materiële kosten

6.902

4.950

– 1.952

5.519

waarvan apparaat ICT

1.400

1.261

– 139

1.399

waarvan bijdrage aan SSO's

750

661

– 89

Afschrijvingskosten

432

329

– 103

414

– immaterieel

25

23

– 2

34

– materieel

407

306

– 101

380

Overige lasten

129

– dotaties voorzieningen

112

– rentelasten

17

– bijzondere lasten

Totaal lasten

23.282

21.181

– 2.101

20.723

         

Saldo van baten en lasten

76

3.123

3.047

4.918

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is onderverdeeld naar de volgende productgroepen:

Producten

Omzetbedrag

 

(* € 1.000)

Erfpacht

1.053

Huur

4.096

Pacht

1.529

Medegebruik

1.508

Behandelen zakelijke lasten

937

Onbeheerde nalatenschappen

1.010

Bodemmaterialen

255

Beheerstaken in eigen beheer

615

Verkopen

6.512

Aankopen

89

Taxatie & Advies

1.499

Projectopdrachten gebiedsontwikkeling

690

Business cases gebiedsontwikkeling

1.748

Adviezen over ontwikkelmogelijkheden

347

Totaal

21.888

De omzet moederdepartement is opgebouwd op basis van aantal uren*tarief. Het tarief voor 2013 is € 111. Voor de ontwikkelproducten gelden tarieven voor directeuren, projectleiders en projectondersteuners van respectievelijk € 139, € 121 en € 90.

Omzet overige departementen

Er zijn ten behoeve van RWS, Defensie en RGD minder taxaties verricht.

Omzet derden

Er zijn diverse declarabele taxatiewerkzaamheden verricht, waarmede in de begroting geen rekening is gehouden. Ook waren er opbrengsten voor de ureninzet van tijdelijk beheer. Daarnaast is er in verband met de ICT-dienstverlening aan Domeinen Roerende Zaken in 2013 € 0,3 mln. hogere omzet gerealiseerd.

Rentebaten

In verband met de vooruit ontvangst van subsidiegelden ten behoeve van de ontwikkeling van het Hembrugterrein is € 15 mln. tijdelijk op deposito geplaatst.

Vrijval voorzieningen

Bij beoordeling van de post voorzieningen is de personele voorziening te hoog gebleken; deze valt vrij.

Bijzondere baten

De bijzondere baten hebben grotendeels betrekking op schadevergoedingen met betrekking tot dienstauto’s.

Personele kosten

De lagere personele kosten – eigen personeel – zijn grotendeels het gevolg van een behoudend personeelsbeleid (vacaturebeleid en variabele beloningen). De hogere personele kosten – externe inhuur – zijn grotendeels veroorzaakt door noodzakelijke ICT-aanpassingen in verband met de omhanging van het RVOB van het Ministerie van Financiën naar het Ministerie van BZK.

Materiële kosten

Het grootste verschil tussen de begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de overboeking naar onderhanden werken (- € 1.152). Er is € 1.152 vanuit de kosten naar de balans overgebracht (post onderhanden werken). Het betreft apparaatskosten met betrekking tot gebiedsontwikkelingsprojecten die op het moment van vervreemding in het resultaat worden genomen.

Saldo van baten en lasten

Zie inleiding.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

29

48

Materiële vaste activa

791

769

– grond en gebouwen

86

100

– installaties en inventarissen

586

544

– overige materiële vaste activa

119

125

Onderhanden werk grondexploitaties

103.659

103.181

Vordering op Minsterie van Financiën

80.000

70.700

Voorraden

Debiteuren

206

987

wv moederdepartement

 

wv overige departementen

140

 

Nog te ontvangen

5.242

3.482

wv moederdepartement

 

wv overige departementen

1.995

 

Liquide middelen

28.386

29.100

Totaal activa

218.313

208.267

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

4.332

6.152

– exploitatiereserve

1.209

1.234

– Risico reserve1

11.549

6.606

– onverdeeld resultaat

3.123

4.918

Voorzieningen

230

812

Leningen bij het MvF

178.955

170.538

Crediteuren

1

1

wv moederdepartement

 

wv overige departementen

 

Nog te betalen

23.246

24.158

wv moederdepartement

 

wv overige departementen

9.280

 

Totaal passiva

218.313

208.267

X Noot
1

De risicoreserve wordt niet meegenomen bij de Eigen Vermogen bepaling waarvoor de 5%-grens geldt.

Onderhanden werk grondexploitaties en vordering op Ministerie van Financiën

In verband met de marktontwikkelingen en andere factoren zijn de verwachte opbrengsten lager ingeschat en heeft een correctie plaatsgevonden op het onderhanden werk, bestaande uit onder andere de projecten Hembrug en Valkenburg. Dit heeft geleid tot het instellen van een vordering op het moederdepartement conform de methodiek zoals opgenomen in het Financieel Kader voor het RVOB/DO uit 2009. Deze is gevormd ten behoeve van risico’s op projecten (onderhanden werk) die het RVOB voor eigen rekening en risico (gaat) verricht(en).

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen

Het RVOB heeft een vordering van € 0,1 mln. op een in 2013 failliet verklaard bedrijf. Daarnaast is het RVOB in beroep gegaan tegen een vonnis inzake een claim ad € 3,1 mln. Deze claim is ontstaan omdat het RVOB, als gevolg van aanwezig gebleken explosieven, een verhuurd terrein binnen het project Valkenburg niet tijdig vrij heeft kunnen geven. Het is mogelijk dat de tegenpartij in beroep gaat tegen datzelfde vonnis maar dan op het deel (ad € 0,2 mln.) dat betrekking heeft op stagnatie als gevolg van verontreinigingskosten en dat door de rechter is afgewezen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

8.673

29.100

20.427

2.

Totaal operationele kasstroom

418

– 3.435

– 3.853

 

Totaal investeringen (-/-)

– 90.381

– 5.696

84.685

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3.

Totaal investeringskasstroom

– 90.381

– 5.696

84.685

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 97

97

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

90.000

8.417

– 81.583

4.

Totaal financieringskasstroom

89.903

8.417

– 81.486

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 miljoen)

8.613

28.386

19.773

Rekening-courant RHB 1 januari 2013

Het verschil wordt voornamelijk verklaard door vooruitontvangen bijdragen van Defensie en de gemeente Zaanstad voor het project Hembrugterrein.

Totaal operationele kasstroom

Het verschil komt tot stand door voornamelijk hogere uitgaven voor onderhanden werk.

Totaal investeringskasstroom

De gerealiseerde investeringen (betreffende diverse onderhanden werk-uitgaven ten aanzien van vooral Valkenburg en project Hembrugterrein) zijn aanzienlijk lager dan begroot omdat de grondverwerving bij enkele projecten (nog) niet heeft plaatsgevonden.

Totaal financieringskasstroom

Er behoefde in 2013 voor enkele projecten geen beroep te worden gedaan op de leenfaciliteit omdat de grondverwerving (nog) niet heeft plaatsgevonden.

Doelmatigheidsindicatoren

Invulling taakstelling

De in de ontwerpbegroting opgenomen invulling van de taakstellingen voor 2013 betreft € 0,6 mln., waarvan € 0,2 mln. personele lasten en € 0,4 mln. materiële lasten. De taakstelling heeft invulling gekregen door een terughoudend vacaturebeleid waardoor de personele kosten op het gewenste niveau zijn gekomen. Hiernaast is er gekort op de materiële lasten, op basis van de analyse van structurele onderschrijdingen. Dit beleid wordt gecontinueerd.

indicatoren

2010

2011

2012

2013

Oorspronkelijke begroting

Kostprijzen per product

         

– Pacht

€ 717

€ 574

€ 601

€ 594

€ 728

– Huur

€ 674

€ 625

€ 695

€ 632

€ 728

– Erfpacht

€ 556

€ 513

€ 494

€ 624

€ 616

– Medegebruik/overig

€ 396

€ 417

€ 449

€ 470

€ 392

– Zakelijke lasten

€ 364

€ 375

€ 263

€ 243

€ 392

           

Omzet per productgroep (* € 1.000)

         

– Homogene producten

€ 11.272

€ 11.445

€ 10.713

10.388

€ 10.944

– Heterogene producten

€ 12.113

€ 13.460

€ 14.928

13.916

€ 12.414

– Totaal

€ 23.385

€ 24.905

€ 25.641

24.304

€ 23.358

           

Aandeel directe uren

61%

61 %

62 %

63%

60%

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

1.289

1.350

1.391

1.361

1.280

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

232

228,5

217,3

208,6

257,1

           

Mate van kostendekkendheid

100%

100%

100%

100%

100%

           

Saldo van baten en lasten (%)

5%

9%

19%

13%

1%

           

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

95%

84%

92%

96%

70%

           

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

83%

92%

100%

100%

80%

Kostprijzen per product

De realisaties zijn berekend door per product de gemiddelde gerealiseerde uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van € 111.

Pacht

De gerealiseerde gemiddelde tijdbesteding van het product pacht is lager uitgevallen dan de normtijd. De berekening van de pachtprijsherziening wordt nu met behulp van een ICT-programma uitgevoerd, waardoor de behandeltijd is verlaagd. Inmiddels is ook de normtijd herzien.

Huur

De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product huur is lager dan de normtijd. De oorzaak hiervan lag vooral in beperkingen in de beschikbare personele capaciteit.

Medegebruik

De gerealiseerde gemiddelde tijdsbesteding voor het product medegebruik is groter dan de normtijd in verband met de uitvoering van activiteiten (zoals het verwerken van gedoog- en schouwbrieven) waarmee bij de begroting niet volledig rekening is gehouden.

Zakelijke lasten

Als gevolg van een wijziging in de behandelwijze van de ontvangen zakelijke lasten is de gerealiseerde gemiddelde behandeltijd beduidend lager dan de nog in de begroting gehanteerde normtijd. Inmiddels is ook de normtijd herzien.

Omzet naar productgroep

RVOB heeft voor de taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet twee soorten producten onderscheiden: homogene en heterogene producten. De homogene producten zijn: pacht, huur, erfpacht, medegebruik/overig, zakelijke lasten, onbeheerde nalatenschappen en bodemmaterialen. Per soort homogeen product zijn normuren gedefinieerd. Dat betekent dat er een genormeerd aantal uren per overeenkomst/zaak beschikbaar is. In tegenstelling tot de homogene producten zijn er voor de heterogene producten geen normtijden vast te stellen. Dit i.v.m. de diversiteit aan inzet van uren en activiteiten binnen het soort product. De heterogene producten zijn met name verkopen, aankopen, taxaties & advies.

Aandeel directe uren voor totaal RVOB/DV

Dit kengetal geeft aan in welke mate het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe uren besteed wordt.

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert. De organisatie heeft zichzelf hogere streefwaarden opgelegd dan de in de begroting 2013 opgenomen reeks, zodat eerder het gewenste niveau wordt bereikt.

FTE-totaal

Het als streefwaarde vermelde aantal fte's betreft de begrotingssterkte. De werkelijke bezetting ligt lager. In de afgelopen jaren is het RVOB terughoudend geweest met het vervullen van openstaande vacatures vanwege de voorgenomen organisatieveranderingen.

Mate van kostendekkendheid

Het uitgangspunt is dat de baten-lastendienst RVOB volledig kostendekkend is. Dit is in 2013 ruimschoots behaald.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

Het RVOB/DV betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Hiertoe worden de door de gemeenten en waterschappen opgelegde aanslagen beoordeeld en waar nodig wordt bezwaar gemaakt. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar door het RVOB/DV. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 70% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden. In 2013 werd uiteindelijk van de door de gemeenten afgehandelde bezwaarschriften 96% toegewezen.

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

Doelstelling is dat alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure, binnen 6 weken, inhoudelijk worden beantwoord (100%-score). De doelstelling is behaald.

Baten-lastenagentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC)

Inleiding

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen tussen huurders en verhuurders omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Duidelijke informatie over de huurprijswetgeving kan verschillen van mening tussen huurders en verhuurders in een vroeg stadium oplossen en zo procedures bij de Huurcommissie voorkomen. Via verzoekformulieren, de vernieuwde internetsite en de telefonische helpdesk heeft de Huurcommissie die informatie in 2013 verschaft. Daarnaast beantwoordt de Huurcommissie verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen in het kader van de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst.

De Huurcommissie is een landelijk functionerend ZBO. Dit ZBO wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), die de status van baten-lastenagentschap heeft. Hierdoor wordt het mogelijk om het verband te leggen tussen de kostprijzen enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds.

Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Wonen en Bouwen, DGWB) een opdracht aan DHC voor de uitvoering van de huurgeschilbeslechtings- en overige werkzaamheden. Het leeuwendeel van die werkzaamheden wordt afgerekend op basis van het aantal afgewikkelde zaken en de daarvoor geldende tarieven; deze tarieven behoeven goedkeuring door de eigenaar, de DG Wonen en Bouwen.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DHC

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DHC (bedragen x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2012

Baten

       

Omzet moederdepartement

13.234

13.300

66

14.085

Omzet overige departementen

 

0

 

Omzet derden

939

983

44

986

Rentebaten

11

11

Vrijval voorzieningen

71

71

Bijzondere baten

3.703

3.703

1.498

Totaal baten

14.173

18.068

3.895

16.569

         

Lasten

       

Apparaatskosten

12.675

13.099

424

12.783

– personele kosten

6.222

7.081

859

7.030

waarvan eigen personeel

5.922

5.375

– 547

waarvan externe inhuur

300

1.706

1.406

 

– materiële kosten

6.453

6.018

– 435

5.753

waarvan apparaat ICT

2.892

2.164

– 728

 

waarvan bijdrage aan SSO's

0

 

Afschrijvingskosten

1.372

960

– 412

1.104

– immaterieel

803

927

124

1.007

– materieel

569

33

– 536

97

Overige lasten

126

5.829

5.703

5.166

– dotaties voorzieningen

1.837

1.837

2.781

– rentelasten

126

– 126

 

– bijzondere lasten

3.992

3.992

2.385

Totaal lasten

14.173

19.888

5.715

19.053

         

Saldo van baten en lasten

– 1.820

– 1.820

– 2.484

Omzet moederdepartement

De voornaamste bate van DHC bestaat uit de vergoeding door de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt (Wm) voor het aantal gerealiseerde zaken. Deze vergoeding wordt in principe bepaald door de gerealiseerde aantallen geschilzaken respectievelijk redelijkheiduitspraken te vermenigvuldigen met het tarief per soort zaak. Met betrekking tot huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen is in 2013 afgeweken van deze systematiek in verband met het ontbreken van ervaringscijfers over de uitvoeringskosten. Met de opdrachtgever is afgesproken dat deze op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten vergoed worden. Deze vergoeding is verantwoord onder de bijzondere baten.

In verband met de budgettaire problematiek van Wm, is met Wm afgesproken dat DHC bij de afrekening van de opdracht-2013 geen hoger bedrag in rekening brengt dan het toegezegde bedrag. Overweging daarbij was tevens het gegeven dat de omvang van het eigen vermogen van DHC, mede als gevolg van een éénmalige bijdrage van Wm in 2012, zodanig is dat een dergelijke maximering van de afrekening (via de verlies- en winstrekening) niet leidt tot een te grote daling van dat eigen vermogen. Over 2013 is de opbrengst derhalve als volgt berekend:

Soort zaken

aantal

tarief

vergoeding1

Huurprijsgeschillen

4.842

€ 1.423

6.890

Servicekostengeschillen

2.631

€ 1.462

3.847

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

4.553

nvt

nvt

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

2.028

€ 1.423

2.886

Redelijkheid huurprijzen2

125

€ 898

112

WOHV-geschillen3

25

€ 8.191

205

Totaal

14.204

 

13.940

Aftrek in verband met maximering afrekening

   

– 640

Opbrengst uit productie

   

13.300

X Noot
1

afgerond, x € 1.000.

X Noot
2

Verzoeken van de belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

X Noot
3

geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders en verhuurders.

Het positieve verschil tussen de begrote en berekende vergoeding is het gevolg van een hogere totale productie dan geraamd in samenhang met een hogere instroom van verzoeken dan verwacht. Deze hogere productie deed zich overigens alleen voor bij huurverhogings- en WOHV-geschillen, zoals uit de volgende tabel blijkt:

Soort zaak

Verwachting (1)

Realisatie (2)

Verschil (2–1)

Huurprijsgeschillen

5.000

4.842

– 158

Servicekostengeschillen

3.000

2.631

– 369

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

2.000

4.553

2.553

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

590

2.028

1.438

Redelijkheid huurprijzen1

400

125

– 275

WOHV-geschillen2

10

25

15

Totaal

11.000

14.204

3.204

X Noot
1

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen

X Noot
2

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder.

De hogere instroom bij huurverhogings- en WOHV-geschillen kan verklaard worden door het met ingang van 2013 gewijzigd huurverhogingsbeleid. In het kader van dat beleid is het verhuurders toegestaan om voor alle huurders een huurverhoging voor te stellen die hoger is dan het inflatiepercentage en tevens om voor huurders met een huishoudinkomen van meer dan € 33.000 een inkomensafhankelijke huurverhoging voor te stellen. Huurders werden als gevolg hiervan geconfronteerd met een grotere huurverhoging in vergelijking met voorgaande jaren, toen er sprake was van een inflatievolgend huurverhogingsbeleid. Het leeuwendeel van deze instroom is in 2013 afgewikkeld. Bij de overige zaken was er sprake van een lagere instroom dan verwacht en in samenhang daarmee een lagere productie dan verwacht.

Omzet derden

De opbrengst van de leges is hoger dan bij de begroting de inschatting was. Dit is veroorzaakt door enerzijds de eerder genoemde hogere productie in samenhang met een hogere instroom en anderzijds een gemiddeld genomen lagere legesopbrengst per uitspraak dan verwacht. In deze opbrengst zijn de in 2013 verleende legesvrijstellingen verwerkt.

Bijzondere baten

Ten behoeve van een aantal specifieke projecten heeft het moederdepartement in 2011 een specifieke bijdrage toegezegd en bij wijze van voorschot betaald. Jaarlijks wordt de definitieve hoogte van deze bijdrage bepaald en na afloop van het desbetreffend jaar in rekening gebracht op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten, die in 2013 hoger waren dan ten tijde van de begrotingsvoorbereiding waren geraamd (zie lasten).

Apparaatskosten: personele kosten

De personele kosten waren in 2013 hoger dan begroot. Een voorname oorzaak hiervan was een grotere inhuur van externe medewerkers om de hogere instroom van geschillen te behandelen.

Apparaatskosten: materiële kosten

De materiële kosten waren lager dan begroot, vooral door lagere ICT-kosten.

Dotaties voorzieningen

De voorzieningen zijn verhoogd in verband met de kosten in de periode 2014 en verder als gevolg van de reorganisaties in 2009 en 2012.

Bijzondere lasten

In 2013 zijn kosten gemaakt voor het verbeteren van de website van de Huurcommissie, de behandeling van huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen en de verbetering van de digitale dienstverlening. Tevens zijn kosten gemaakt die voortvloeien uit de reorganisaties van 2009 en 2012. Ook de waardevermindering van onderhanden werk is onder deze post verantwoord.

Met het oog op kosten die in 2014 en verder gemaakt zullen worden voor de in 2009 en 2012 doorgevoerde reorganisaties, alsmede in verband met onzekere legesontvangsten, zijn de voorzieningen met € 1,837 mln. verhoogd. In verband met de budgettaire problematiek van Wm is op het bij Wm in rekening te brengen bedrag voor de afwikkeling van geschillen en verzoeken een korting aangebracht van ruim € 0,6 mln. Als gevolg van deze twee factoren, is over 2013 een negatief exploitatieresultaat behaald, dat een omvang heeft van € 1,820 mln.

De reguliere lasten (dat wil zeggen exclusief de lasten die voortvloeien uit de reorganisaties) bedroegen € 16,8 mln., de reguliere baten (dat wil zeggen exclusief de onttrekking van de voorziening ten behoeve van de reorganisatiekosten én exclusief de bovengenoemde korting op het bij Wm in rekening te brengen bedrag) bedroegen € 17,5 mln. Het saldo van reguliere baten en lasten was derhalve – evenals vorig jaar – positief.

Balans per 31 december 2013

Balans per 31 december 2013 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2013

Balans 2012

Activa

   

Immateriële vaste activa

2.611

3.323

Materiële vaste activa

97

113

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

95

112

– overige materiële vaste activa

2

1

Voorraden

2.493

2.915

Debiteuren

518

516

Nog te ontvangen

119

78

Liquide middelen

11.605

13.345

Totaal activa

17.443

20.290

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

191

2.011

– exploitatiereserve

2.011

4.495

– onverdeeld resultaat

– 1.820

– 2.484

Voorzieningen

3.343

2.832

Leningen bij het MvF

0

0

Crediteuren

174

165

Nog te betalen

13.735

15.282

Totaal passiva

17.443

20.290

Immateriële activa

De immateriële activa bestaan uit aangeschafte software en het Themis bedrijfssoftwarepakket dat in opdracht van de Huurcommissie door derden in 2010 is ontwikkeld en in januari 2011 in gebruik is genomen. Op bedragen van de post Themis wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname, dus vanaf 2011.

Materiële activa

De materiële activa bestaan uit inventaris, hardware, installaties en verbouwingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan aan het kantoor Den Haag van DHC. DHC huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa.

Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn.

Voorraden

Dit betreft het onderhanden werk.

Debiteuren

Deze post heeft voornamelijk betrekking op nog te ontvangen leges van huurders en verhuurders die bij een huurgeschil (geheel of gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld en als niet-indiener deze leges niet als voorschot hadden betaald. In deze post zijn geen bedragen opgenomen uit hoofde van vorderingen op het moederdepartement, andere ministeries en agentschappen.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2013. Het onverdeeld resultaat over 2013 bedroeg, zoals hiervoor vermeld en toegelicht, – € 1,820 mln. Als gevolg hiervan is het eigen vermogen gedaald tot € 0,191 mln. Daarmee is de omvang van het eigen vermogen gedaald onder het in de Regeling agentschappen vermelde maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet in de jaren 2011–2013, conform het in de Jaarrekening 2013 geformuleerde voornemen. Dit maximum bedraagt € 0,840 mln.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

In 2013 is bij het Ministerie van Financiën geen lening opgenomen ter financiering van de investeringen. Deze konden gefinancierd worden uit de beschikbare liquide middelen.

Voorzieningen

De voorziening die op de balans staat betreft kosten in verband met de reorganisaties in 2009 en 2012 die in 2014 en latere jaren worden verwacht, alsmede onzekere legesontvangsten. In de volgende tabel is het verloop en de stand van deze voorziening vermeld.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2013, bedragen x € 1.000

Stand per 1-1-2013

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Saldo per 31-12-2013

Reorganisatie 2009

202

207

16

490

469

Reorganisatie 2012

2.630

1.048

55

1.275

2.802

Legesontvangsten

0

0

0

72

72

Totaal

2.832

1.255

71

1.837

3.343

Crediteuren

Dit betreft in 2013 ontvangen maar per ultimo 2013 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2013. In deze post zijn geen bedragen opgenomen uit hoofde van schulden aan het moederdepartement, andere ministeries en agentschappen.

Nog te betalen

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten, vooruitontvangen vergoedingen door de opdrachtgever en het moederdepartement, alsmede verplichtingen jegens het personeel.

Onder deze post is ook de schuld aan het moederdepartement voor de overgenomen activa opgenomen; het betreft een bedrag van € 2,281 mln.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2013 (bedragen x € 1.000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

3.340

13.345

10.005

2.

Totaal operationele kasstroom

1.372

– 263

– 1.635

 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.372

– 232

1.140

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.372

– 232

1.140

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 1.245

– 1.245

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

– 1.245

– 1.245

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln.)

3.340

11.605

8.265

In 2013 is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De uitgaven voor de investeringen (in ICT) konden gefinancierd worden uit de liquide middelen.

Het saldo liquide middelen is ten opzichte van de beginbalans gedaald. Dit is met name veroorzaakt door de betaling aan BZK ter vergoeding voor de overgenomen inventaris bij de oprichting van DHC.

Doelmatigheidsindicatoren

Doorlooptijden

Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van vier maanden. De in de begroting vermelde streefwaarden voor 2013 zijn als volgt gerealiseerd:

 

Begroting

Realisatie

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

58%

% servicekostengeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

49%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

99%

% WOHV-geschillen afgerond binnen 8 weken

90%

19%

% WOHV-geschillen afgerond binnen 13 weken

44%

De afgelopen jaren heeft DHC stappen gezet om deze doorlooptijden te verkorten. In 2013 is 99% van de huurverhogingsgeschillen (inclusief de inkomensafhankelijke geschillen) binnen vier maanden afgehandeld. Dit percentage ligt ruim boven de norm van 90%. Daarentegen is zowel bij de reguliere huurprijsgeschillen als bij de servicekostengeschillen de norm van 90% afhandeling binnen vier maanden nog te ambitieus gebleken. Wel is het aandeel zaken dat binnen vijf maanden is afgehandeld, flink gestegen ten opzichte van 2012: bij huurprijsgeschillen van 66% naar 76%, bij servicekostengeschillen van 57% naar 68%. Bij de WOHV-geschillen vinden partijen het belangrijker om tot een gedragen oplossing te komen dan een geforceerde uitspraak binnen een krappe normtijd. De doorlooptijd is en wordt daarom in afstemming met de partijen verlengd.

Integrale kostprijzen

Op basis van de werkelijke kosten over 2013 en de werkelijke aantallen afgehandelde zaken, zijn de integrale kostprijzen per product bepaald.

Integrale kostprijzen

Raming

Realisatie

Geschil Huurprijs

€ 1.548

€ 1.409

Geschil Servicekosten

€ 1.587

€ 1.526

Verklaring redelijkheid huurprijs

€ 898

€ 863

WOHV-geschillen

€ 8.291

€ 10.599

De gerealiseerde integrale kostprijzen van de behandeling van huurprijs- en servicekostengeschillen en verzoeken van de Belastingdienst over de redelijkheid van huurprijzen zijn lager dan geraamd met name als gevolg van de lagere apparaatskosten.

De kosten voor de behandeling van WOHV-geschillen waren hoger dan geraamd omdat de behandeling arbeidsintensiever bleek dan geraamd.

Personeel

Het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren is geen doelmatigheidsindicator, maar een kengetal.

 

Ultimo 2011

Ultimo 2012

Ultimo 2013

Aantal fte (exclusief externe inhuur)

74

66

62

Saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten

Realisatie

     

Begroting

2010

2011

2012

2013

2013

– 3%

+ 3%

– 15%

– 10%

0%

3. DE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2013 Wonen en Rijksdienst (H XVIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

31–12-’13

31–12-’12

 

Passiva

31–12-’13

31–12-’12

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

3.146.159

0

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

580.356

0

                 

3)

Liquide middelen

0

0

 

3a)

Liquide middelen

   
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

50.000

0

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

2.555.343

0

                 
         

5)

Begrotingsreserves

50.000

0

                 

6)

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

3.790

0

 

7)

Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

14.250

0

                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

Subtotaal

3.199.949

0

     

3.199.949

0

                 

9)

Openstaande rechten

15.960

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

15.960

0

                 

10)

Extra-comptabele vorderingen

648

0

 

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

648

0

                 

11a)

Tegenrekening extracomptabele schulden

0

0

 

11)

Extra-comptabele schulden

0

0

                 

12)

Voorschotten

313.630

0

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

313.630

0

                 

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

356

0

 

13)

Garantieverplichtingen

356

0

                 

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

408.714

0

 

14)

Openstaande verplichtingen

408.714

0

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

                 
 

TOTAAL

3.939.257

0

   

TOTAAL

3.939.257

0

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2013 Wonen en Rijksdienst (HXVIII)

Waardesprong cijfers hoofdstuk XVIII per 01-01-2013

Met ingang van verantwoordingsjaar 2013 worden, op basis van de Rijksbegrotingsvoorschriften, in de saldibalans ook de stand van de balansposten ultimo voorgaand jaar gepresenteerd (zogenaamde vergelijkende cijfers). Als gevolg van het regeerakkoord van VVD en PvdA «Bruggen slaan» is Wonen en Rijksdienst per 1 januari 2013 als programmabegroting ontstaan. Een aantal beleidsonderwerpen en de daarbij behorende organisatie-onderdelen zijn van Financiën en BZK overgedragen aan de programmabegroting Wonen en Rijksdienst (invlechtingen).

Deze invlechtingen hebben betrekking op:

  • Introductie van de programmabegroting Wonen en Rijksdienst (hoofdstuk XVIII), met betrekking tot de oorspronkelijke begrotingsartikelen 3, 4, 8 en 9 van hoofdstuk VII;

  • Start SSC-ICT Den Haag als baten-lastenagentschap van Hoofdstuk XVIII (ontvlochten uit Hoofdstuk VII, artikel 11 «Apparaat»);

  • Overkomst baten-lastenagentschappen Logius, De Werkmaatschappij, FMHaaglanden, Dienst van de Huurcommissie, P-Direkt en Rijksgebouwendienst van Hoofdstuk VII;

  • Overkomst baten-lastenagentschap RVOB van Hoofdstuk IX (Financiën);

  • De directies Duurzame Ontwikkeling en Vastgoed van het Ministerie van Financiën in de begroting en verantwoording van hoofdstuk XVIII (oorspronkelijk artikel 7 van H IX). Dit betreft een kasbeheerder.

De in het regeerakkoord genoemde overdracht van de topmanagers en diplomaten van de dienst Buitenlandse Zaken naar de Algemene Bestuursdienst van BZK heeft per 1 januari 2013 niet plaatsgevonden. Op basis van het advies van de heer Doctors van Leeuwen vindt vanaf 2014 structurele uitwisseling plaats. Na twee jaar wordt dit geëvalueerd.

In bijlage 1. Opbouw balansposten hoofdstuk XVIII per 1 januari 2013 behorende bij de toelichting is per balanspost inzichtelijk gemaakt hoe de beginstanden per 1 januari 2013 zijn opgebouwd.

Begrotingstechnisch zijn deze aanpassingen opgenomen in Kamerstukken II, 2012–2013, 33 640 VII, nr 2 en Kamerstukken II, 2012–2013, 33 400 VII, nr 10.

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2013

Bij deze posten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2013 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken en de contante gelden aanwezig in de kluis van de Kasbeheerder.

Ad 4. en 4a. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:

   

Bedragen in €

a.

Rekening-courant Fin/RHB

– 2.555.343.239

b.

Rekening-courant NHG

50.000.000

Ad a. De Rekening-courant Fin/RHB:

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Wonen en Rijksdienst (XVIII).

Ad b. De Rekening-courant NHG:

In 2011 is de begrotingreserve Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW).

Ad 5. Begrotingsreserves

 

Bedragen in €

Nationale Hypotheekgarantie

50.000.000

Totaal

50.000.000

Dit betreft het saldo van de Nationale Hypotheekgarantie. In 2011 is de begrotingreserve Nationale Hypotheek Garantie (NHG) gevormd. Het doel hiervan is een reservering van middelen ter partiële dekking van een eventuele aanspraak op de achtervang functie van het Rijk door het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW).

Ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

   

Bedragen in €

a.

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

3.708.882

b.

Te vorderen van ministeries en derden

81.919

Totaal

3.790.801

Ad a. Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

De vorderingen van het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) bestaan uit diverse vorderingen op ministeries en derden, zoals terugvorderingen algemeen ad € 0,8 mln overige terugvorderingen onroerende zaken ad € 0,1 mln, verrekende bodemkosten ad € 0,2 mln. en over te boeken bedragen ontstaan bij het afsluiten van het boekjaar 2012 van de administratie op GVKA-basis ad € 2,4 mln.

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

In dit bedrag zijn aan diverse departementen door te berekenen posten opgenomen.

Ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

   

Bedragen in €

a.

Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

14.249.671

Totaal

14.249.671

Ad a. Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Het betreft schulden van de Kasbeheerder RVOB. Dit saldo bestaat voornamelijk uit verhuringen en ontvangen verkopen aan het Ministerie van Defensie ad € 1,1 mln, verhuringen en ontvangen verkopen aan de Rijksgebouwendienst (Rgd) ad € 3,7 mln., verkoopopbrengsten van objecten aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M) ad € 1,4 mln., te betalen huurontvangsten aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) ad 2,7 mln., onbeheerde nalatenschappen ad € 2 mln., en saneringskosten van panden ad € 1,9 mln.

Ad 9. Openstaande rechten

Het saldo per 31 december 2013 wordt hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

Ontstaansjaar

Bedragen in €

t/m 2009

862.492

2010

156.821

2011

294.643

2012

506.589

2013

14.139.841

Totaal

15.960.386

Het saldo bestaat voornamelijk uit debiteuren met betrekking tot de ingebruikgeving aan diverse ministeries van het RVOB ad € 14,8 mln.

Ad 10. Extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2013 kan als volgt worden gespecificeerd:

Stand per 31 december 2013 openstaande vorderingen naar ontstaansjaar
 

Beginstand

Mutaties in 2013

Stand in €

Ontstaansjaar

1-1-2013

31-12-2013

t/m 2009

51.253

51.253

0

2010

451.500

451.500

0

2011

15.279

15.279

0

2012

3.891.066

3.500.550

390.516

2013

0

257.741

257.741

Totaal

4.409.098

3.760.841

648.257

Stand per 31 december 2013 openstaande vorderingen per artikel
 

Omschrijving

Stand in €

Artikel 1

Woningmarkt

310.292

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

222.562

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

115.403

Totaal

648.257

Artikel 1 Woningmarkt

Het openstaand saldo ad € 0,3 mln. betreft vorderingen over de periode 1992 tot en met 2012 in het kader van de Eigen Woningregelingen (EW) en de Wet Bevordering Eigenwoningbezit (BEW). Deze vorderingen ontstaan, als uitbetaalde bijdragen achteraf worden verlaagd, op grond van wijziging van de berekeningsgegevens. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door Agentschap NL.

Artikel 2: Woonomgeving en bouw

De openstaande vorderingen van € 0,2 mln. bestaan voor € 0,18 mln. uit vorderingen ontstaan als gevolg van afrekeningen van subsidies aan derden. Het beheer van deze vorderingen wordt uitgevoerd door Agentschap NL.

Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst

Dit bestaat voornamelijk uit vorderingen van het Bureau Algemene Bestuursdienst (BABD) ad € 0,1 mln. op de Inter Collegiale Consultancy (ICC).

Ad 12. Openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2013 openstaande voorschotten en van de in 2013 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Ontstaansjaar

Stand per 1-1-2013

Bevoorschot in 2013

Afgerekend in 2013

Bedragen in €

31-12-2013

t/m 2009

92.099.816

0

51.954.222

40.145.594

2010

15.969.970

0

5.589.209

10.380.761

2011

258.551.825

0

235.883.853

22.667.972

2012

121.329.463

0

12.726.803

108.602.660

2013

 

132.653.730

820.453

131.833.277

Totaal

487.951.074

132.653.730

306.974.540

313.630.264

De saldi van de per 31 december 2013 openstaande voorschotten worden hieronder per artikel gespecificeerd:

 

Omschrijving

Bedragen in €

Artikel 1

Woningmarkt

144.556.613

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

83.598.224

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

6.263.439

Artikel 4

Uitvoering Rijkshuisvesting

57.324.000

Artikel 5

Beheer materiële activa

21.887.988

Totaal

313.630.264

Artikel 1: Woningmarkt

Op dit artikel staat in totaal circa € 144,6 mln aan voorschotten open. In het regeerakkoord van 2012 is door het rijk € 20 mln uitgetrokken om gemeenten en provincies financieel te ondersteunen bij het verstrekken van startersleningen. Deze bijdrage is verstrekt aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN). In aanvulling op het voorschot 2012, is in 2013 een voorschot van € 30 mln verstrekt. Daarmee komt het totaal aan openstaande voorschotten aan SVN op € 50 mln, die in 2017 zullen worden afgerekend.

Voor de afhandeling van de huurprijsonderzoeken ontvangt de Huurcommissie jaarlijks een budget van de directie Woningmarkt dat in de vorm van een voorschot wordt verstrekt. Voor 2012 bedroeg het saldo circa € 22,3 mln, waarvan het voorschot uit voorgaande jaren ad € 3,5 mln naar verwachting in de loop van het jaar 2014 wordt afgewikkeld. Voor de opdracht van 2013 is een voorschot verstrekt van € 13,3 mln, wat het totaal aan openstaande voorschotten aan de Huurcommissie op € 35,6 mln brengt.

Daarnaast is in voorgaande jaren een voorschot verstrekt van € 30,6 mln aan Agentschap NL ten behoeve van de bouwlocatie Kop van Zuid. Dit voorschot zal in 2015 worden afgerekend.

Verder zijn in 2013 en eerder voorschotten verstrekt aan de verschillende kennisinstellingen voor het uitvoeren van hun werkprogramma’s en voor onderzoek op het gebied van wonen. Zo zijn er in voorgaande jaren aan het NICIS Institute diverse voorschotten verleend van ruim € 14 mln en aan Platform 31 € 8 mln. Deze programma’s lopen meerjarig en zullen in 2014/2015 worden verantwoord en afgewikkeld.

Artikel 2: Woonomgeving en Bouw

Op dit artikel staat ultimo 2013 circa € 83 mln aan voorschotten open.

Hiervan was € 203 mln. bestemd voor de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU SIV); deze uitkering was verleend aan 31 gemeenten in het kader van het Grotestedenbeleid voor de periode 2005–2009, inclusief herstel- en verlengingsafspraken 2010–2011 en is in 2013 definitief afgerekend.

Verder heeft € 17,3 mln. betrekking op de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan het Agentschap NL voor de jaren 2011 tot en met 2013. Daarnaast staat een voorschot van circa € 13 mln. open aan Agentschap NL ten behoeve van het Nationaal Restauratiefonds.

Voor de uitvoering van ontwikkelplannen op het gebied van sociale huisvesting op de BES-eilanden, zijn voorschotten verstrekt aan woonstichting THUIS, woonstichting Aert Swaens en stichting AMFO voor een totaalbedrag van € 3,2 mln.

Het merendeel van de overige voorschotten zijn in 2013 en eerdere jaren verstrekt aan gesubsidieerde projecten (waaronder Gebieden Energieneutraal € 5,4 mln en CENCO € 1,4 mln. voor de uitvoeringsagenda bouw), onderzoeksopdrachten, maatwerkafspraken met gemeenten en maatschappelijke kosten/baten analyses wijkenaanpak in het kader van Woon en leefomgeving, het vergroten van de leefbaarheid in wijken en bevolkingsdaling € 11,3 mln. Daarnaast zijn er voorschotten ad € 12,1 mln. verstrekt voor het uitvoeren van het meerjarige programma Energiesprong. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen de voorschotten in de loop van 2014 worden afgewikkeld. Ook is ten behoeve van de oprichting van het Nationaal Energiebespaarfonds een voorschot van € 0,7 mln. verstrekt aan SVN.

Artikel 3: Kwaliteit Rijksdienst

De openstaande voorschotten ad € 6,2 mln hebben grotendeels betrekking op voorschotten verstrekt aan de Stichting A&O Fonds ad € 3,4 mln. ten behoeve van arbeidsmarktprojecten en aan de Stichting ICTU voor het project Marij ad € 0,5 mln. en Kennislab ad € 1,7 mln. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze voorschotten worden afgewikkeld.

Artikel 4: Uitvoering Rijkshuisvesting

Het openstaand saldo betreft voorschotten aan de Rgd ad € 57,3 mln. voor het uitvoeren van Rijkshuisvestingsbeleid en het beheren van monumenten. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zullen deze voorschotten worden afgewikkeld.

Artikel 5: Beheer materiële activa

Het openstaand saldo betreft voorschotten aan RVOB ad € 21,9 mln. De convenanten die de basis vormen voor de overboeking van de maandelijkse bijdrage, van het moederdepartement aan het RVOB zijn nog niet definitief en ondertekend. Op basis van het jaarplan 2013 zijn de maandelijkse bijdragen van 2013 overgemaakt.

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag aan garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

   

Bedragen in €

 

Garantieverplichtingen per 1 januari 2013

 

440.750

 

Aangegane verplichtingen in 2013

 

0

+/+

   

440.750

Tot betaling gekomen in 2013

0

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

85.083

   
   

85.083

-/-

Totaal openstaande garantieverplichtingen per31 december 2013

 

355.667

 

De garanties betreffen Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn ultimo 2013 nog 5 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,1 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2013 bedraagt € 0,3 mln.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers. Dit beroep is in beginsel ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Voor 2013 geldt dat de borgstellingreserve in het eerste half jaar wordt vastgesteld. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,26 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW:

Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln)

Jaar 2013

Jaar 2012

jaar 2011

jaar 2010

jaar 2009

Gegarandeerde leningen

86.200

87.400

86.300

85.300

75.800

Eigen vermogen WSW

489

477

482

476

Obligoverplichtingen

3.260

3.300

3.200

3.200

2.918

Garantievermogen

3.789

3.697

3.682

3.394

Totaal aan schadebetalingen

0

0

0

0

0

Bron: jaarrekening WSW 2012/2011/2010/2009

Cijfers over 2013 betreffen voorlopige cijfers

Het WSW heeft tot op heden uit hoofde van haar borgstellingsfunctie nooit schadebetalingen gedaan. Belangrijke reden hiervan is dat het CFV in de praktijk aan financieel noodlijdende corporaties saneringssteun geeft voordat ze niet meer kunnen voldoen aan hun betalingsverplichtingen en de borgstelling van het WSW zou kunnen worden aangesproken.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek garantie (NHG).

Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen.

Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

In 2013 is de aanspraak op de NHG vanwege een gedwongen verkoop opgelopen tot 4.522 huishoudens (2012: 3.548 huishoudens). Deze stijging ten opzichte van 2012 is vanwege de verdere prijsdaling van woningen in 2013 overeenkomstig de verwachtingen. Het garantievermogen van de stichting bedroeg ultimo 2013 € 778 mln.

In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2013–2018 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW:

Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln)

Jaar 2013

Jaar 2012

jaar 2011

jaar 2010

jaar 2009

Totaal aan gegarandeerde leningen

164.000

154.000

136.207

126.422

108.879

Garantievermogen

778

786

729

643

610

Totaal aan schadebetalingen

150,7

112,0

60,9

38,1

18,1

Bron: jaarrekening WEW 2012/2011/2010/2009

Cijfers over 2013 betreffen voorlopige cijfers

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Vanaf die datum heeft Wonen en Rijksdienst zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf. Deze is gemaximeerd tot een bedrag van € 207 mln. (het vorderingenplafond). Ultimo 2013 heeft Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf na herwaardering van de post Onderhanden Werk in verband met de verwachte verliezen op deze projecten een vordering van € 80 mln. op het moederdepartement opgenomen.

Als dit daadwerkelijk leidt tot een betaling van Wonen en Rijksdienst aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Openstaande verplichtingen

Ad 14a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

   

Bedragen x €

 

Verplichtingen per 1 januari 2013

 

397.036.804

 

Aangegane verplichtingen in 2013

 

3.195.673.090

+/+

   

3.592.709.894

 

Tot betaling gekomen in 2013

3.146.157.164

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

37.838.975

   
   

3.183.996.139

-/-

Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2013

 

408.713.755

 
Bijlage 1. Opbouw balansposten hoofdstuk XVIII per 1 januari 2013

BALANSPOSTEN

INVLECHTING RVOB

Conform Protocol

per 1 januari 2013

INVLECHTING VAN H VII NAAR H XVIII

per 1 januari 2013

BEGINSTAND H XVIII

per 1 januari 2013

   

CREDIT

DEBET

CREDIT

DEBET

CREDIT

1)

Uitgaven 2012

           

2)

Ontvangsten 2012

           

3)

Liquide middelen

269,00

     

269,00

 

4a)

Rekening-courant RHB

11.867.677,00

     

11.867.677,00

 

4)

Rekening-courant RHB

   

50.000,00

 

50.000,00

 

Rekening-courant RHB/

           

Nationale hypotheekgarantie

   

50.000.000,00

 

50.000.000,00

 

5)

Uitgaven buiten

5.382.026,00

     

5.382.026,00

 

begrotingsverband

           

(intra-comptabele

           

vorderingen)

           

6a)

Ontvangsten buiten

 

17.249.972,00

 

50.000,00

 

17.299.972,00

begrotingsverband

           

(intra-comptabele

           

schulden)

           

Begrotingsreserve NHG

     

50.000.000,00

 

50.000.000,00

Begrotingsreserve Asiel

           

7)

Openstaande rechten

9.850.907,00

     

9.850.907,00

 

7a)

Tegenrekening

 

9.850.907,00

     

9.850.907,00

openstaande rechten

           

8)

Extra-comptabele

   

4.409.097,54

 

4.409.097,54

 

vorderingen

           

8a)

Tegenrekening

     

4.409.097,54

 

4.409.097,54

extra-comptabele

           

vorderingen

           

9a)

Tegenrekening extra-

           

comptabele schulden

           

9)

Extra-comptabele

           

schulden

           

10)

Voorschotten

   

487.951.074,82

 

487.951.074,82

 

10a)

Tegenrekening

     

487.951.074,82

 

487.951.074,82

voorschotten

           

11a)

Tegenrekening garantie-

   

440.750,48

 

440.750,48

 

verplichtingen

           

11)

Garantieverplichtingen

     

440.750,48

 

440.750,48

12a)

Tegenrekening open-

1.882.716,00

     

1.882.716,00

 
 

staande verplichtingen

   

395.154.088,68

 

395.154.088,68

 

12)

Openst. verplichtingen

 

1.882.716,00

 

395.154.088,68

 

397.036.804,68

13

Deelnemingen

           

13a)

Tegenrekening

           
 

deelnemingen

           

TOTAAL

28.983.595,00

28.983.595,00

938.005.011,52

938.005.011,52

966.988.606,52

966.988.606,52

4. TOPINKOMENS (WNT)

Zie hiervoor de topinkomens behorende bij het jaarverslag van BZK (VII)

H. BIJLAGEN

1. TOEZICHTSRELATIES EN ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANAN EN RECHTSPERSONENE MET EEN WETTELIJKE TAAK (ZBO’S/RWT’S)

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder de Minister voor W&R)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering (realisatiecijfers)

(x € 1.000)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

         

begroting

premies

tarieven

     

Bureau Architectenregister

X

X

Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieurarchitecten, het uitvoeren van de EU- architectenrichtlijn en consumentenbescherming.

Artikel 4 «Uitvoering Rijkshuisvesting»

62

0

?

http://www.architectenregister.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

n.t.b.

Centraal Fonds voor de Volkshuis-vesting

X

X

Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanering- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting.

Artikel 1 «Woning-markt»

0

?

?

http://www.cfv.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

n.t.b.

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen

 

X

Het bevorderen van het eigenwoningbezit en kwaliteitsverbetering woning;

de stichting is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de Nationale Hypotheek Garantie.

Artikel 1 «Woning-markt»

0

?

?

http://www.nhg.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

n.t.b.

Huurcommissie

 

X

Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag.

Artikel 1 «Woning-markt»

13.300

0

0

http://www.huurcommissie.nl/

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/05/07/toezicht-bzk-op-zelfstandige-organisaties.html

n.t.b.

2. AFGEROND EVALUATIE EN OVERIG ONDERZOEK

In het jaar 2013 zijn geen onderzoeken gestart dan wel afgerond.

3. EXTERNE INHUUR

Zie hiervoor de bijlage externe inhuur behorende bij het jaarverslag van BZK (VII).

4. EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT STEDENBELEID 2013

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is programmaminister voor het stedenbeleid. Vanuit die coördinerende verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de leefbaarheid in steden heeft hij onderhavige overzichtsconstructie tot zijn beschikking, conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2013. Het overzicht heeft een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid zichtbaar gemaakt, ook al wordt het beleid door meer ministers uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

Beleidsterrein/instrument

Type uitkering 2013

Ministerie

2013

2014

2015

2016

2017

(indicatieve bedragen x € mln)1

             

Sociaal domein

             

Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid2

decentralisatie-uitkering

VWS

254

255

255

255

255

               

Gezond in de stad

decentralisatie-uitkering

VWS

5

5

5

5

5

               

Onderwijsachterstandenbeleid

specifieke uitkering3

           

OAB-Besluit van 23 augustus 20104

 

OCW

182

182

182

182

182

OAB-Besluit tot wijziging van 28 november 20115

 

OCW

95

95

95

95

95

               

Participatiebudget6

specifieke uitkering

           

Inburgering

 

SZW

47

0

0

0

0

Volwasseneneducatie7

 

OCW

25

29

29

29

29

               

Jeugd

decentralisatie-uitkering

           

Voortijdig schoolverlaten (accent op aanpak overbelaste jongeren)8

 

OCW

22

22

22

22

22

               

Vrouwenopvang/huiselijk geweld9

decentralisatie-uitkering

VWS

91

91

89

89

89

Totaal beschikbare middelen sociale domein

 

721

679

677

677

677

               

Fysiek domein

             

Investeringsbudget stedelijke vernieuwing

decentralisatie-uitkering

W&R

153

139

0

0

0

Budget voor stedelijke vernieuwing (bodemsanering)

decentralisatie-uitkering

I en M

18

18

0

0

0

Totaal beschikbare middelen sociale en fysieke domein

   

892

836

677

677

677

X Noot
1

Met het oog op de vergelijkbaarheid met de reeksen in voorgaande jaren wordt uitgegaan van de G4/G27 (G31), tenzij anders vermeld.

X Noot
2

Het betreft hier de 27 centrumgemeenten maatschappelijke opvang binnen de G31.

X Noot
3

De specifieke uitkering is in verband met bestuursafspraken met een jaar verlengd tot en met 2015 (2011–2015; Staatsblad 2013, 442); bij de evaluatie kan worden bezien of oormerking langer wenselijk of nodig is (Staatsblad 2010, 687).

X Noot
4

De specifieke uitkering gaat naar alle gemeenten met onderwijsachterstandleerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente); het betreft hier het bedrag voor de G31.

X Noot
5

Het betreft hier een aanvullende bekostiging bestemd voor vve, schakelklassen en zomerscholen aan G37 (G31, zgn. Ortega-gemeenten – Almere, Apeldoorn, Ede, Haarlemmermeer, Zoetermeer – en de gemeente Delft); Staatsblad 2011, 582.

X Noot
6

Vanaf 2010 zijn voor de G31 de middelen voor inburgering en volwasseneneducatie toegevoegd aan het Participatiebudget. In 2013 en 2014 vindt de verdeling van de educatiemiddelen deels plaats op basis van outputverdeelmaatstaven en deels op basis van objectieve gegevens. Hierdoor kan de verdeling van het budget tussen de G31 en de andere gemeenten wijzigen.

X Noot
7

Het betreft hier volwasseneneducatie aan de G37 (G31, zgn. Ortega-gemeenten – Almere, Apeldoorn, Ede, Haarlemmermeer, Zoetermeer – en de gemeente Delft).

X Noot
8

De uitkering gaat naar de G31 en naar de gemeenten Almere, Apeldoorn, Ede en Zoetermeer.

X Noot
9

Het betreft hier de 25 centrumgemeenten vrouwenopvang binnen de G31.