Kamerstuk 33930-VI-10

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 26 juni 2014, over het Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013

Gepubliceerd: 15 augustus 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33930-VI-10.html
ID: 33930-VI-10

Nr. 10 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 15 augustus 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 26 juni 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 21 mei 2014 inzake Jaarverslag Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (Kamerstuk 33 930 VI, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juni 2014 houdende beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (Kamerstuk 33 930 VI, nr. 5);

  • Slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (33 930 VI);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juni 2014 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (Kamerstuk 33 930 VI, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 21 mei 2014 inzake de aanbieding van het Jaarverslag 2013 en de Jaarrekening 2013 van de Nationale Politie (29 628, nr. 453);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juni 2014 houdende de beantwoording van vragen van de commissie over het Jaarverslag 2013 en de Jaarrekening 2013 van de Nationale politie (Kamerstuk 29 628, nr. 455);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 21 mei 2014 inzake de aanbieding van de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen 2013 en bij de Nationale verklaring 2014 (Kamerstuk 33 942, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juni 2014 inzake de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (Kamerstuk 33 942, nr. 9);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 16 juni 2014 inzake de beantwoording van de vragen van de commissie over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (Kamerstuk 33 942, nr. 18);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 juni 2014 inzake beantwoording van vraag 96 van de commissie over het Jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 (Kamerstuk 33 930 VI, nr. 9).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Gesthuizen, Helder, Jadnanansing, Van Nispen, Van Oosten en Rebel,

en Minister Opstelten en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter: Ik heet de Minister, de Staatssecretaris, de ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en de leden van harte welkom. Ik ga heel snel beginnen, want we staan voor een enorme uitdaging: we hebben maar drie uur voor dit wetgevingsoverleg en ik weet dat alle woordvoerders heel veel te bespreken hebben. Ik stel voor om snel te beginnen.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik zal proberen het spreektempo wat op te schroeven. In dit wetgevingsoverleg worden de slotwet, het jaarverslag en het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie over 2013 besproken. Daarnaast staan het jaarverslag en de jaarrekening van de Nationale Politie op de agenda. Kort gezegd legt de regering tijdens dit wetgevingsoverleg verantwoording af over het tot nu toe gevoerde beleid, de bereikte resultaten en de kosten van het beleid in 2013.

Vorig jaar heeft de Algemene Rekenkamer geconcludeerd dat het een financiële puinhoop was bij het ministerie. Volgens de Rekenkamer was het Ministerie van V en J het enige ministerie met een ernstige onvolkomenheid in het financieel beheer. Op de valreep beloofde de Minister beterschap, want anders zou het jaarverslag toen niet zijn goedgekeurd. Inmiddels zijn er gelukkig grote stappen gezet en is die ernstige onvolkomenheid in 2013 nog een onvolkomenheid in het financieel beheer. Het woordje «ernstig» mag dan weggevallen zijn, het baart de PVV nog steeds grote zorgen dat de boel niet op orde is. Ziet de Minister al licht aan het einde van de tunnel op dit punt?

Wat goed is om te lezen, is dat in 2013 meer crimineel vermogen is afgepakt. Wel vindt de PVV het onterecht dat de Minister dit jaar niet meer aangeeft wat het heeft gekost om dit te realiseren. Hij heeft zelf de doelstelling geformuleerd dat hij drie keer de investering zou terugkrijgen met het afpakken. Door niet meer apart en daarmee inzichtelijk aan te geven wat deze inspanning heeft gekost, kan de Kamer niet controleren of die doelstelling is gehaald. Is de Minister bereid om deze informatie alsnog, liefst zo snel mogelijk, te verstrekken?

Mijn volgende punt betreft de zogenaamde «high-impact crimes». Het beoogde ophelderingspercentage ten aanzien van inbraken dan wel woninginbraken voor 2012 bedroeg 12, maar is helaas blijven steken op 8,3. Op de vraag van de PVV wat het ophelderingspercentage voor 2013 is, antwoordt de regering dat daar voor 2013 geen norm voor is. Er wordt echter wel, zo schrijft de regering, inzicht gegeven in de verdachtenratio, die is verdubbeld ten opzichte van 2011. Het is mooi dat er meer verdachten zijn, maar het gaat er uiteindelijk natuurlijk om dat de zaken worden opgehelderd en de daders liefst ook worden veroordeeld. Daarom vraagt de PVV de Minister toch om het ophelderingspercentage bekend te maken.

De PVV heeft overigens al vaker aan de orde gesteld dat de cijfers niet altijd betrouwbaar zijn. Ik verwijs daarbij naar het rapport Betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie, waarin wordt geconcludeerd dat de politie onbetrouwbare cijfers levert over het aantal opgeloste misdrijven. Op werkbezoek heb ik zelf mogen vernemen dat de politie bijvoorbeeld een woninginbraak, dat heet dan zo mooi «code A20», weleens onder een ander nummer registreert, namelijk A90, als is ingebroken in een leegstaande woning. Ook een inbraak in een vakantiewoning wordt onder een andere code geregistreerd. Op deze wijze worden de cijfers ... gemanipuleerd klinkt wat kwaadaardig, maar ze zijn in elk geval niet juist. Dan is de Kamer ook niet goed geïnformeerd. Daarom blijft de PVV dit aankaarten en wil zij van de Minister weten wanneer de cijfers wel betrouwbaar zijn, mede in het kader van prestaties in de strafrechtketen.

De PVV vindt het storend om te lezen dat, steeds als er geld wordt gegeven aan nazorgorganisaties, wordt gemeld dat er op die wijze een bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van recidive. Dat kan zomaar zo zijn, maar feit is – dat is toch doorslaggevend – dat vooralsnog geen causaal verband is aangetoond. Dat men in die gevallen minder recidiveert, betekent niet automatisch dat dit door die nazorg komt. Het kost natuurlijk wel geld en dat is belastinggeld, dus de PVV blijft daar kritisch op. Omwille van de tijd verwijs ik maar even naar wat ik vorig jaar in het AO Strafrechtelijke onderwerpen heb gezegd. Ik heb daar vijf onderzoeken aangehaald over het verband dat de Minister altijd zo graag wil leggen tussen recidive bij taakstraf en recidive bij korte gevangenisstraffen, waarbij die laatste hoger zou zijn. Dat heb ik dus weerlegd. Ik hoop nog steeds dat de Minister ooit gaat antwoorden dat hij een tegenonderzoek gaat presenteren.

Er is wel een ander onderzoek aan de PVV beloofd. Dat komt helaas niet meer voor de zomer, maar erna. We hebben het daar vorig jaar in het overleg over het jaarverslag over gehad: een onderzoek naar het effect van preventieve en repressieve maatregelen op de recidive. Vol verwachting klopt ons hart, zeg ik dan maar. Hopelijk komt van uitstel geen afstel.

Ik kom nu op het programma Uitvoeringsketen Strafrechtelijke Beslissingen, kortgezegd USB. Dit is opgezet om de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen te verbeteren. De PVV wil erg graag weten wat de resultaten hiervan zijn. Recent liepen er nog 12.000 veroordeelde criminelen rond in Nederland die nog een vrijheidsstraf moesten uitzitten. De vraag is of dit aantal inmiddels is teruggebracht. Als dat niet het geval is, is de vraag aan de Staatssecretaris of hij bereid is om alsnog de verschijningsplicht ter zitting en ook bij het uitspreken van het vonnis in te voeren. Criminelen dienen verantwoording af te leggen aan de maatschappij en moeten daarom aanwezig zijn bij hun rechtszitting. Op die manier kunnen ze ook bij een veroordeling direct naar de gevangenis worden begeleid als er een gevangenisstraf wordt opgelegd. We weten immers allemaal dat ze zich in de regel niet vrijwillig melden bij de gevangenispoort en de opsporing kost natuurlijk ook geld. Ik verwijs naar een bericht van 11 februari 2014 in het Algemeen Dagblad, waarin Slachtofferhulp Nederland ook heeft gepleit voor een verplichte aanwezigheid van de verdachte in de rechtszaal. Ik hoor hier graag een reactie op.

Een andere vraag aan de Staatssecretaris betreft het Masterplan DJI 2013–2018, het masterplan gevangeniswezen. Naar aanleiding van het eerste plenaire debat heeft de Staatssecretaris samen met de Minister – ik citeer – in de spelonken van het ministerie een oude sok van de Minister gevonden, gevuld met een bedrag van 69 miljoen euro. Daarmee kwam de elektronische detentie aan de voorkant te vervallen. Op 20 mei jongstleden werd echter in het debat over de invoering van de elektronische detentie, dan aan de achterkant, duidelijk dat de behandeling van dit plan na behandeling in de Tweede Kamer zeer waarschijnlijk geen doorgang meer zal vinden. Volgens de media zou de Staatssecretaris geen enkele moeite willen doen om zijn plan in de senaat te redden, waarmee – dat is dan een citaat van mij – de justitierolex vooralsnog geen meerderheid haalt. De informatie uit het jaarverslag lijkt op dit punt dus verouderd, wat zou betekenen dat er een gat in de begroting zal komen dat met een andere bezuinigingsmaatregel moet worden opgevangen. Klopt dit en, zo ja, welke bezuinigingsmaatregel heeft de Staatssecretaris dan in gedachten? Gaat hij meer gevangenissen sluiten? De PVV wil ook graag weten wat deze grap van de Staatssecretaris tot nu toe heeft gekost. We hebben het er tenslotte wel uitvoerig met zijn allen over gehad. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris.

Uit het jaarverslag blijkt verder dat de gerechtskosten 7,2 miljoen hoger zijn uitgevallen dan in de begroting was opgenomen. Uit de antwoorden op onze vragen blijkt dat dit samenhangt met nieuwe regelgeving uit de Europese Unie, op grond waarvan meer vertalingen zijn vereist. Die hogere kosten zijn dus een direct gevolg van Europese regelgeving en dat vinden we een slechte zaak. Het was hier echt niet zo slecht geregeld dat we zo op de vingers getikt hoefden worden. Dat is het natuurlijk niet, maar zo voelt het wel. Bovendien kost het de belastingbetaler alweer een heleboel geld.

Het is bekend dat het door de bezuinigingsdrift van dit kabinet – ik blijf het toch zeggen – een puinhoop is bij sommige parketten. Ik heb in schriftelijke vragen verwezen naar een parket in Limburg. De antwoorden van de Minister waren op dit punt niet echt bevredigend. Ik blijf dat toch zeggen, want het is een kwalijke zaak.

Over de doelstelling van de Minister met betrekking tot de aanpak van criminele jeugdgroepen kunnen we kort zijn. Dat onderwerp hebben we vorige week besproken. Die doelstelling is niet gehaald. Eerst verstond de Minister onder aangepakt nog scherp en repressief optreden, ze van de straat halen en achter tralies zetten. In een algemeen overleg op 17 juni zei hij echter ineens dat strafrecht alleen niet helpt. Ik wacht dus vol spanning het resultaat van het onderzoek af dat ik net heb besproken, dat na de zomer komt. We weten immers allemaal nog dat de Staatssecretaris vorige keer in antwoord op de vraag van de PVV of die behandelingen allemaal wel helpen, zei: ik mag hopen van wel. We wachten dus het antwoord vol spanning af.

De PVV wil ook graag weten waarom in de begrotingscyclus geen inzicht wordt gegeven in de recidiveontwikkeling van jeugdige delinquenten. Voorheen werd, net als bij volwassenen, dit inzicht wel gegeven. Wat is de reden dat de jeugdrecidivecijfers, zoals eerder gebruikelijk, nu niet meer worden gebruikt om de effectiviteit van het beleid zichtbaar te maken?

Iets anders wat niet is gehaald, weliswaar net niet, is de streefwaarde 2013 voor het terugdringen van het straatroven. De streefwaarde voor 2013 was 6.995 en de realisatiewaarde is 7.002. Die cijfers kan ik niet plaatsen. Het klinkt ook heel vreemd. Dat aantal – die realisatiewaarde is alleen maar een aantal – ligt hoger dan de streefwaarde. Daar hebben we dus toch verdere uitleg bij nodig. Kan de Minister toelichten waarom de streefwaarde voor het terugdringen van het aantal straatroven in 2013 niet is gehaald, naast de uitleg waar ik net om heb gevraagd? Wat ook onduidelijk is, is ten opzichte van welk aantal de genoemde vermindering van het aantal straatroven met 25% gerealiseerd dient te worden. Wat is de nulmeting? 25% ten opzichte van wat?

De doelstellingen als «Terugdringen aantal overvallen naar niveau 2006» en het «Verhogen verdachtenratio overvallen (pakkans) naar 44» lijken gelukkig ruimschoots te worden gehaald. Bij het verhogen van de pakkans wordt een realisatie gemeld van 93. Dan is de vraag of 93 een percentage is. Hoe moet de verdachtenratio van overvallen worden gelezen, welk percentage van de verdachten wordt gepakt en wat is de doelstelling voor de komende jaren?

Het verhogen van de heterdaadratio bleek moeilijker te meten dan gedacht, zo geeft de Minister aan. De streefwaarde was een toename van 25%, maar er bleek nog geen goede nulmeting voor het jaar 2013 beschikbaar, waardoor nog geen ontwikkeling in de realisatiecijfers door de jaren heen is weer te geven. De Minister vermeldt in de toelichting: «Verder doet de heterdaadratio niet volledig recht aan de resultaten die worden geboekt bij de aanpak van high-impact crimes». Het is voor ons onduidelijk wat de Minister hiermee bedoelt. Hoe oordeelt hij over de heterdaadratio van 3%? Wordt die nu als nulmeting gezien? Welke doelstelling is er voor de komende jaren? Hoe gaat de Minister die doelstelling halen?

De Minister verwacht veel van de robuuste teams. De PVV krijgt graag een overzicht van waar de locaties zijn gestationeerd. Ons is ter ore gekomen dat soms in de ene stad één robuust team is en in de andere drie. Daar zal vast een verklaring voor zijn. Die drie robuuste teams schijnen echter op nog geen twee kilometer van elkaar te zitten. De PVV begrijpt dat wordt gekeken naar de goedkoopste locaties, maar op deze wijze lijkt toch een grijs gebied te kunnen ontstaan waarin criminelen hun gang zouden kunnen gaan. Ik hoor graag een reactie hierop van de Minister.

In de stukken staan ook een aantal goede punten, dus complimenten moeten we ook maken. Misschien is het een beetje hypocriet, want een aantal daarvan herkennen we als onze eigen ideeën. We zijn blij dat de Minister en de Staatssecretaris door de PVV zijn geïnspireerd, zeg ik maar diplomatiek. Laat ik er een paar van noemen: bijdrage van gedetineerden in de kosten van strafvordering en slachtofferzorg, een eigen bijdrage in de kosten van detentie, het klachtrecht van gedetineerden en het levenslang toezicht voor zeden- en geweldsdelinquenten. Toch ook nog een klein puntje van kritiek. Er worden een heleboel wetsvoorstellen aangekondigd, maar vervolgens blijft het op wetgevingsvlak wel stil. Dan komt er natuurlijk weer niets van terecht. De PVV vraagt dan ook of er met die voorstellen haast kan worden gemaakt.

Hiermee ben ik aan het einde van mijn inbreng gekomen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik moet deze bewindspersonen van Veiligheid en Justitie één ding nageven: ze weten hoe ze de justitieketen in beweging moeten krijgen. In rep en roer, om precies te zijn. De rechtsstaat was nog nooit zo onrustig als in 2013. Onrust bij gevangenispersoneel over hun baan en over veiligheid binnen de bajesmuren. Rechters die zich manifesteren tegen werkdruk en de kwaliteit van hun uitspraken vrezen. Advocaten die in toga demonstreren voor rechtsbijstand. De magistratuur die waarschuwt voor de duizenden strafzaken die op de plank blijven liggen omdat alle capaciteit naar grote zaken gaat. Wachtlijsten die dreigen bij de reclassering nu de Staatssecretaris erop bezuinigt en ze tegelijkertijd extra werk toeschuift. De privacywaakhond die overuren draait om alle bigbrotherpraktijken van de Minister in de smiezen te houden. Burgemeesters die zich nog nooit zo vervreemd hebben gevoeld van de Minister van Veiligheid en Justitie omdat hij niet naar hen luistert waar het gaat om de aanpak van wietteelt. En een motie van wantrouwen voor de Staatssecretaris wegens inhumaan asielbeleid.

De Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Nationale ombudsman, het College bescherming persoonsgegevens en de Raad van State, hun kritiek was het afgelopen jaar niet mals. Mijn fractie heeft nog nooit zo veel alarmbellen tegelijk horen afgaan over de staat van onze rechtsstaat. Als de Minister en de Staatssecretaris menen dat zij tevreden kunnen terugkijken op 2013 dan zijn zij op dit moment de enigen. Mijn fractie heeft vandaag een uitgebreide inbreng.

Een jaar geleden constateerde de Rekenkamer ernstige onvolkomenheden bij het Ministerie van V en J. De Minister was niet in control over het financieel beheer van zijn ministerie, de bedrijfsvoering was niet op orde en er was geen zicht op openstaande verplichtingen en op de budgetruimte. Slechts 15% van de facturen betaalde het ministerie op tijd. Decharge onwaardig, vond mijn fractie toen. Dit jaar constateert de Rekenkamer verbeteringen, maar nog steeds een aantal onvolkomenheden. De Minister belooft plechtig dat alle onvolkomenheden in 2014 worden aangepakt. Hij mag de Kamercommissie wat mijn fractie betreft op taart trakteren als hij dat echt realiseert. Als, want ondanks alle uitgesproken daadkracht blijkt beloftes nakomen niet de sterkste kant van deze Minister.

De Minister heeft het afgelopen jaar veel toezeggingen gedaan, bijvoorbeeld over het verbeteren van de veiligheid op straat. De belofte van 15% minder woninginbraken, bleef steken op 5%. Ook de hogere pakkans voor woninginbraken is wat minder dan de beloofde 15%. 36% van de overvallen zou worden opgehelderd en ook dat doel is in 2013 niet gehaald.

De heer Van Oosten (VVD): Ik voel aan dat de bijdrage van mevrouw Berndsen een relatief negatieve lading heeft ten opzichte van de prestaties die geleverd zijn door de politieke leiding van het ministerie. Daar kijk ik ten dele echt volstrekt anders tegenaan, maar daar zal ik dadelijk over spreken. We hebben allebei een rapport mogen lezen van de Algemene Rekenkamer, die inderdaad ten opzichte van vorig jaar heel kritisch was. Ook de VVD was dat en is dat nog steeds waar het gaat om 2012. De Rekenkamer zegt echter ook dat er toch een enorme progressie is geboekt in 2013 ten opzichte van 2012. Ik denk dat mevrouw Berndsen die prestatie onrecht aan doet als zij niet ook benoemt in hoeverre daar dan waardering voor bestaat en hoe D66 kijkt naar die toch heel forse stap op weg naar het in control komen van de financiën en de uitgaven op het ministerie. Wil mevrouw Berndsen dan daarop reflecteren?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ga over mijn eigen woorden. Ik heb ook gezegd dat de Rekenkamer verbeteringen heeft geconstateerd. Er zijn echter nog steeds onvolkomenheden en ik vind dat die benoemd mogen worden.

De heer Van Oosten (VVD): Ik hoor mevrouw Berndsen ook zeggen dat deze Minister en Staatssecretaris beloften moeten nakomen. Dan reflecteer ik wel op wat we vorig jaar in deze zaal met elkaar besproken hebben. Toen werd de belofte gedaan dat die ernstige onvolkomenheid opgelost zou worden. Ik stel wel vast dat die opgelost is. Dat we er nog niet zijn, daar vinden we elkaar gelijk. Kunnen we dan zo stellig blijven beweren dat die beloften in dat opzicht in hun geheel niet zijn nagekomen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Als de heer Van Oosten goed had geluisterd, heeft hij gehoord dat ik het over beloften had over minder woninginbraken en dat soort zaken. Dat is wat anders dan de onvolkomenheden die vorig jaar in de bedrijfsvoering zijn geconstateerd. Misschien dat ik mijn betoog kan afmaken.

Ik was gebleven bij de doelstelling dat 36% van de overvallen zou worden opgehelderd. Die is in 2013 niet gehaald. De Minister beloofde 10% meer heterdaadjes in 2013. Dat is niet gelukt. Soms schiet de Minister over zijn eigen belofte heen, zoals een operationele sterkte van 50.688 fte bij de politie. De teller staat inmiddels op 51.598. Dat zijn er 900 te veel en is 120 miljoen euro boven het budget. Ik vraag de Minister hoe hij dat gaat compenseren en vooral waarvan.

Kan de Minister toelichten wat er mis is gegaan met de mooie beloften? Vraagt hij misschien te veel van politie en justitie? Alles is immers topprioriteit. De Minister zal wel weer zeggen dat dat mijn stokpaardje is, en dat is ook zo. Wanneer denkt de Minister wel zijn doelstellingen op veiligheid te kunnen halen en wat is daarvoor nodig?

Fraudeaanpak is terecht een belangrijke prioriteit van dit kabinet. Er wordt geïnvesteerd in het afpakken van crimineel geld, vorig jaar nog 20 miljoen euro extra. Inzicht in wat deze extra investering van de Minister oplevert, ontbreekt echter. De Rekenkamer deed over 2012 de aanbeveling aan de Minister om zijn eigen inzicht in de kosten en opbrengsten van het afpakken van crimineel vermogen te vergroten. Over 2013 zegt de Rekenkamer dat de verantwoording over de investeringen in het ketenprogramma Afpakken ontbreekt. Het is dus opnieuw niet duidelijk of de aanpak succesvol is, of de belofte wordt waargemaakt dat de investering drie maal zoveel oplevert aan afgepakt crimineel geld.

We zien dit gebrek aan informatie ook bij witwassen. Er is geïnvesteerd in het vergroten van de capaciteit, deskundigheid en informatie-uitwisseling. Het kabinet kan en wil echter ook hier niet aangeven wat dit heeft opgeleverd. Vanuit haar controlerende taak wil mijn fractie weten of de juiste middelen worden ingezet, of de prijs die het strafrechtsysteem betaalt proportioneel is voor hetgeen die oplevert aan afgepakt crimineel geld en of we verder moeten kijken naar mogelijke andere maatregelen. Is de Minister bereid om de Kamer beter in die controlerende taak te accommoderen door de kosten en baten voortaan wel inzichtelijk te maken, zodat de Kamer kan volgen of extra inzet daadwerkelijk loont, zoals de Minister beweert?

Ik kom nu op de prestaties in de strafrechtketen. De Minister investeert veel in de Nationale Politie. Hij heeft zijn buideltje met 105 miljoen extra in een ijzeren greep, kan mijn fractie wel concluderen. Gaat hij daarmee ook de onbetrouwbaarheid van de politiecijfers verhelpen? In 2010 was er een probleem met de invoering van de Basisvoorziening Handhaving, opnieuw geconstateerd door de inspectie in 2013. 60% van de cruciale politiecijfers waarop beleid en budget worden gebaseerd, is onvoldoende betrouwbaar. Zaken die niet opgehelderd zijn, worden toch als opgehelderd geregistreerd. We tasten dus in het duister over de ophelderingspercentages van misdrijven. De Kamer kan zo ook niet controleren of de ophelderingsmaatregelen van deze Minister effect hebben. We zijn honderden miljoenen euro's en een aanvalsprogramma verder. De Minister komt nu opnieuw met maatregelen. Wat mogen we daarvan in 2014 concreet verwachten?

De Minister beloofde de doorlooptijden in de keten in de gaten te houden. In 2013 voldeed de rechtspraak echter in de meeste gevallen niet aan de gestelde norm. De doorlooptijden van strafzaken in hoger beroep liggen echter juist ver onder de norm. Ook bij strafzaken bij de meervoudige kamer en bij de kinderrechter worden de gestelde doorlooptijden niet gehaald. De afhandelingsduur van vreemdelingenzaken is nog te lang. Ook civiel- en bestuursrechtelijke zaken zitten onder de norm. In sommige gevallen scoort de rechtspraak zelfs slechter dan in 2012. In de begroting voor 2014 waarschuwt de Minister voor risico's van voorraadvorming en doorlooptijden. Het aantal zaken groeit van ruim 1,6 miljoen naar bijna 2 miljoen in 2018. Hoe gaat de Minister het tij van de doorlooptijden keren, anders dan steeds opnieuw de norm te markeren?

De rechtspraak wordt tot 2016 extra financieel gestut. Hoe wordt het eerste deel van die 26,5 miljoen dit jaar ingezet? Is dat genoeg om wachtlijsten te voorkomen als we straks op die 2 miljoen zaken zitten? Het Openbaar Ministerie krijgt er tijdelijk juristen bij om zaaksachterstanden weg te werken. Dat verlicht de voorkant van het zaaksproces maar niet de hoge werkdruk van de officieren van justitie, terwijl rechters waarschuwen dat zij steeds vaker met gebrekkige dossiers ter zitting verschijnen. Hoe zorgt de Minister structureel voor een goede en vlotte doorstroom van zaken? Kan hij de Kamer dit najaar informeren over de effecten van bezuinigingen op het OM tot nu toe? Wat is bijvoorbeeld het tekort in 2013? Ik heb het niet in de stukken kunnen vinden. In 2015 moet twee derde van de standaardzaken bij het Openbaar Ministerie binnen een maand zijn afgehandeld. Hoe moeten we als Kamer de resultaten precies meten? De Minister beschikt immers niet over doorloopcijfers van het Openbaar Ministerie. Hoe staat het met de nulmeting van het WODC? Krijgt de Kamer daarmee vanaf 2015 wel jaarlijks inzicht in de doorloopcijfers?

Vorig jaar spraken we met de Minister over de digitalisering van strafdossiers. De Minister stelde dat processtukken in de strafrechtketen in 2016 door OM, rechtspraak en de partners in de executiefase digitaal worden uitgewisseld. We zijn nu een jaar verder. Mijn vraag aan de Minister is dus hoe het staat met het programma Digitaal werken in de strafrechtketen dat vorig jaar van start is gegaan en bedoeld is om die verdere digitalisering te realiseren. Liggen we op koers naar 2016?

Ik kom nu op het archiefbeheer van de Minister. Ik zie hem denken: het archiefbeheer? Jazeker, het archiefbeheer. Mijn fractie vindt het opmerkelijk dat het bonnetje van crimineel Cees H. al maanden zoek is. Ik vind het onbestaanbaar dat het Openbaar Ministerie afspraken met criminelen kan maken, maar dat daarvan geen langdurige archivering plaatsvindt. Daardoor zijn na verloop van tijd door de Minister en de Kamer niet meer alle feiten te achterhalen. Het gaat mij nu verder niet om de inhoud van de zaak. Het gaat mijn fractie om de wijze waarop het Openbaar Ministerie dat soort stukken bewaart. Het moet zich niet verschuilen achter de financiële bewaarplicht van zeven jaar. Er is immers een strafrechtelijk belang om zeker in high-profile zaken, zoals deals met topcriminelen, de feiten traceerbaar te hebben. Deelt de Minister de mening van de D66-fractie dat hier geen tijdslimiet aan hoort te zitten en dat strafrechtelijke gegevens, eventueel met behulp van het wat ouderwetse systeem microfilm, langdurig bewaard moeten blijven? Kan hij toelichten hoe dat tegenwoordig geregeld is bij het Openbaar Ministerie en of dat ook wordt meegenomen in de digitalisering?

2013 bleek een cruciaal jaar voor de vreemdelingenketen. Medische zorg voor vreemdelingen en oog voor de menselijke kant bleken niet voldoende gewaarborgd. Het kostte een mensenleven. De Staatssecretaris beloofde een humaner beleid aan asielzoekers, aan de PvdA en aan de Kamer. Hoeveel menselijker is zijn beleid nu echt geworden? Dat valt een jaar later niet op te maken. Pas dit najaar komt er op verzoek van D66 een actieplan op tafel. Mijn fractie kijkt uit naar de concrete en afrekenbare doelen daarin.

Humaan asielbeleid vraagt ook om correcte beeldvorming. Deed de Staatssecretaris in 2013 nog tergend moeilijk over de opvang van slechts 250 van de miljoenen Syrische vluchtelingen, in mei van dit jaar besloot hij tot een potje paniekvoetbal op de nationale televisie. Duizend vluchtelingen per week komen ons land binnen, uit Syrië en uit Eritrea. Het getal van 65.000 werd genoemd. De samenleving zou worden ontwricht door deze aantallen asielzoekers, zei zelfs de Minister-President. Totdat de echte cijfers binnenkwamen. Toen waren het er ineens een stuk minder. De instroom liep zelfs iedere week met bijna 50% terug. We zagen een zorgwekkend staaltje bangmakerij, spookverhalen die niet door cijfers of feiten werden gestaafd. Hoe kijkt de Staatssecretaris daar nu zelf op terug? Heeft hij op zijn minst begrip voor de opvatting van de Kamer dat dit soort berichten alleen passend zijn met concrete cijfers in plaats van uit de lucht gegrepen vermoedens? Kan de Staatssecretaris de Kamer voortaan correct informeren en niet meer voor de cijfers uitlopen? Gezien de urgentie en de actualiteit, vraag ik hem of hij bereid is om de Kamer tot het einde dit jaar maandelijks op de hoogte te stellen van de aantallen vluchtelingen die ons land binnenkomen.

2013 was een roerig jaar voor de rechtsstaat en voor vluchtelingen. We constateren veel beloften, maar weinig prestaties. Althans, voor zover de Kamer de geleverde prestaties van deze bewindspersonen kan controleren. Dat wringt behoorlijk. Wil de Kamer haar controletaak ook op Veiligheid en Justitie naar behoren kunnen uitvoeren, is goede informatievoorziening aan de Kamer essentieel. Zeker als het ministerie het financiële beheer niet op orde heeft, maar wel hardvochtig 1 miljard euro bezuinigt op de justitieketen en onderwijl alle prioriteiten stoïcijns handhaaft. De druk op de justitieketen is ongekend groot. Dat moeten de bewindspersonen dan ook kunnen verantwoorden.

Mijn fractie heeft een aantal vragen gesteld en ik wacht graag de reactie van het kabinet af.

De heer Van Nispen (SP): Voorzitter. Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt dat het met het huishoudboekje van het ministerie iets beter gaat dan een jaar eerder. Dat was ook echt heel erg hard nodig. Daar hebben de vorige sprekers ook al iets over gezegd. De besteding van miljarden euro's belastinggeld moet controleerbaar zijn en rechtmatig gebeuren. Wat is de stand van zaken nu, halverwege 2014? Op welk oordeel mikken de Minister en de Staatssecretaris als zij vooruitblikken op het jaarverslag over 2014? Wat zal de Rekenkamer daarover zeggen? Werp eens een blik in de toekomst, is mijn uitnodiging.

Ook ik wil de vraag aan de orde stellen of dit ministerie zich eigenlijk wel laat controleren. De Minister en de Staatssecretaris staan bekend om hun beloften: Nederland veiliger, de pakkans vergroten en problemen oplossen. We horen ze allemaal voorbijkomen. Wat de SP betreft hoort daarbij dat je je goed laat controleren: waar blijft het geld en worden de beloftes nagekomen? Dat gebeurt te vaak niet of onvoldoende, zo constateert ook de Algemene Rekenkamer. We zien dat bijvoorbeeld terug bij het afpakken van crimineel geld. Daar is al over gesproken en mijn collega Gesthuizen zal daar zo ook nog iets over zeggen. We zien het ook bij de gesubsidieerde rechtsbijstand. We krijgen vooral veel informatie over de kosten van het stelsel en de aantallen mensen die er gebruik van maken, maar we weten niet of de gesubsidieerde rechtsbijstand voor iedereen die deze nodig heeft en er recht op heeft ook echt toegankelijk is en of die mensen er ook echt gebruik van maken. Die informatie is nu juist interessant. Wie loopt gesubsidieerde rechtsbijstand nu mis en hoe komt dat dan? Ik heb in de antwoorden op de schriftelijke vragen gelezen dat de vraag naar onterecht gebruik zal worden meegenomen in het onderzoek van het WODC. Ik wil graag bevestigd krijgen of we het nu over hetzelfde hebben. Kan toegezegd worden dat ook wordt gekeken naar het niet-gebruik ervan en niet alleen naar het onterecht gebruik ervan? Wat wordt er nu precies onderzocht en wanneer horen we daar iets over? Graag een toelichting op dit punt.

Ook ik moet het hebben over de pakkans, want daar spreken we vaak over. De kans dat een crimineel tegen de lamp loopt, moet natuurlijk omhoog. Dat vinden we hier allemaal. Het is echter wat lastig geworden om dat in de gaten te houden nu de definitie is veranderd. Vooraan spreken we van verdachtenratio. Volgens de Minister – mijn fractie heeft daar expliciet naar gevraagd – gaat het om uitwisselbare begrippen. Ik vraag mij dat echt ernstig af. Sterker nog, ik denk echt oprecht dat dit niet klopt. Bij de verdachtenratio, de term die de Minister dus liever gebruikt, krijg je namelijk een mooier cijfer doordat er meer verdachten per misdrijf kunnen zijn, bijvoorbeeld twee mensen die samen een inbraak plegen. Dat is anders dan bij de pakkans of het ophelderingspercentage, waarbij gewoon wordt gekeken hoeveel inbraken of overvallen er worden opgehelderd van het totaal. Dan krijg je dus een veel lager cijfer, een minder mooie score, maar volgens mij wel een veel eerlijker beeld.

Ik krijg dus de indruk dat de cijfers – ik kan het niet anders zien – nu niet kloppen. In elk geval zijn de prestaties heel moeilijk te vergelijken met die in voorgaande jaren, terwijl we hier dus zitten om het beleid te controleren. De Minister maakt dat volgens mij erg moeilijk. Waarom doet hij dat? Is dat doelbewust? Waarom zijn die definities veranderd en waarom kloppen nu de cijfers en de tabellen niet meer? Ook daarover spraken de vorige sprekers al. Graag wil ik ook een echte toezegging van de Minister dat er volgend jaar een eenduidig en eerlijk beeld komt van de pakkans.

Wat betreft de politie kan ik aansluiten bij wat mevrouw Berndsen daarover heeft gezegd. Mijn fractie vindt de begroting van de Nationale Politie moeilijk controleerbaar. Ook daar heeft de Algemene Rekenkamer al op gewezen. Er is wel iets van te ontcijferen. De Minister heeft in 2013 dus 120 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dat komt doordat de realisatie van de Nationale Politie niet op schema zit en doordat de huidige bezetting te hoog is. Wat gebeurt er eigenlijk met het personeel dat er volgens de Minister te veel is? Hoe kan het eigenlijk dat er nog steeds zo veel externen worden ingehuurd?

De Politieacademie wordt langzaam maar zeker gehalveerd, althans het budget ervan. De SP vindt dat de Minister daarmee hakt in de basis van de politie. Ook wordt het korpsbudget voor opleidingen sterk verlaagd. Hier komt de Minister allemaal nog op terug. Dat is toegezegd aan mijn collega Kooiman. Mijn verzoek is om dan niet alleen de cijfers aan te leveren, dus aan te geven hoeveel wordt bezuinigd. Die zeggen in dit geval namelijk niet alles. De SP ontvangt ook graag een overzicht van soorten en aantallen opleidingen voor 2014 en verder een overzicht van de instroom. Kan de Minister dat toezeggen?

We hebben het vandaag veel over de cijfers en dat hoort ook zo bij de behandeling van het jaarverslag. Het is toch een verantwoordingsdebat. We moeten echter niet uit het oog verliezen dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie geen bedrijf is als vele andere dat op een economische manier bestuurd zou kunnen worden, en dat, als het even tegenzit, rigoureus kan snijden in de uitgaven. Daar lijkt het soms wel op, als ik de bezuinigingen zie op de organisaties die Nederland veiliger moeten maken en de bezuinigingen die de rechtsstaat rechtstreeks raken. Ik noem de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand en de nieuwe verhogingen van de griffierechten. De SP maakt zich hier heel grote zorgen over en daar spreek ik de Minister en de Staatssecretaris op aan, want ook dat hoort volgens mij bij een verantwoordingsdebat.

De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen heeft dit overleg even verlaten om de regeling van werkzaamheden in de plenaire zaal bij te wonen. Ik stel voor dat de heer Van Oosten begint met zijn inbreng. Als mevrouw Gesthuizen weer terug is, kan zij daarna de inbreng van de SP-fractie voorzetten.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik ben blij dat u zegt waarom mijn beide buren aan deze tafel vertrokken zijn, want anders lijkt het net alsof het door mij komt dat zij verdwenen zijn en dat is bepaald niet het geval.

We kijken terug op het jaar 2013. Dat is voor mij toch een bijzonder jaar, omdat het het eerste jaar is dat ik als Kamerlid deze beide bewindspersonen van nabij heb zien functioneren. De collega's hiervoor hebben al het een en ander gezegd over wat zij vinden van hetgeen is gepresteerd het afgelopen jaar. Ik denk echter dat we toch mogen vaststellen, ongeacht de politieke kleur die eenieder aanhangt, dat niet kan worden gesteld dat niet zou zijn geleverd door deze twee bewindspersonen.

Ik vind het toch aardig om een aantal punten te benoemen van hetgeen ik in 2013 voorbij heb zien komen en waar ik zelf in elk geval bijzondere waarde aan hecht. Er zijn niet alleen maatregelen genomen om Nederland weer een stuk veiliger te maken. Denk aan de high-impact crime en de criminele jeugdgroepen. Natuurlijk blijven we daarover in discussie, want het is nooit af. Er zijn echter wel stappen in gezet. Ik denk aan de woninginbraken en aan de dienstverlening aan mensen die hinder hebben gehad van woninginbraken, die verder is geoptimaliseerd. Ik denk ook aan het offensief tegen kinderporno.

Wat ik benoemd wil hebben, is dat in de Kamer en de commissie toch heel snel een tendens ontstaat om de richting van het strafrecht uit te gaan. Er gebeurt echter in justitieland gelukkig nog heel veel meer. Ik wijs op voorgenomen maatregelen voor de modernisering van het faillissementsrecht. Die vind ik interessant als civilist en ik volg ze ook van harte. Ik denk ook aan de inspanningen van de Staatssecretaris waar het gaat om het personen- en familierecht, wat iedereen raakt en waar iedereen mee te maken heeft. Daarin zijn nu stappen gezet, bijvoorbeeld waar het gaat om het lesbisch ouderschap en de transgenderwetgeving. Dat zijn ook zaken die de afgelopen periode voorbij zijn gekomen.

Dat is een kleine bloemlezing uit het jaarverslag. Ik zal nu doorgaan met het rapport van de Algemene Rekenkamer, want daar heb ik natuurlijk ook vragen bij.

De voorzitter: Voordat u daarmee doorgaat, heeft mevrouw Berndsen een vraag aan u.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik hoor de heer Van Oosten spreken over de dienstverlening van de politie. Is hij ervan op de hoogte dat met name het overal en altijd aangifte kunnen doen eigenlijk een groot probleem vormt voor de politie, omdat de systemen niet gekoppeld zijn? Daardoor moeten burgers nog steeds lang wachten om aangifte te kunnen doen en ook op de resultaten van hun aangifte.

De heer Van Oosten (VVD): Waar verbeteringen op het punt van ICT mogelijk en noodzakelijk zijn, vind ik dat dat moet gebeuren, juist om de aangiftebereidheid onder burgers te versterken. Ik roep in herinnering dat ik daar zelf voor heb gepleit waar het gaat over fraudebestrijding. Het moet voor de ondernemers zo eenvoudig mogelijk worden gemaakt om hun klacht of het probleem waar zij tegenaan lopen te melden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Was het dan niet verstandiger geweest om pas te beginnen met dat systeem van overal en altijd aangifte kunnen doen op het moment dat de systemen bij de politie gekoppeld waren? Nu moest dat met stoom en kokend water van de Minister, terwijl de organisatie er nog niet klaar voor was. Ik vraag de heer Van Oosten nogmaals wat dit nu betekent voor de dienstverlening aan de burger. Wie krijgt nu eigenlijk de zwartepiet daarvoor?

De heer Van Oosten (VVD): Ik stel vast dat er diverse stappen worden gezet in de onlinedienstverlening aan de burger. Ik denk dat dat goed is. Daar waar daar nog verbeteringen in nodig zijn, moeten die ook gewoon plaatsvinden. Ik wijs mevrouw Berndsen erop dat de Nationale Politie in wording is en dat daar stappen in worden gezet, maar dat er ook heel flinke stappen in zijn gezet. Daar kunnen we heel lang over discussiëren. Ik ben het eens met mevrouw Berndsen dat waar dienstverlening versterkt kan worden, dat ook moet gebeuren. Ik noemde nu een onderdeel van de dienstverlening waarbij je heel concreet kunt zien dat er stappen zijn gezet. Burgers krijgen binnen twee weken terugkoppeling als zij geconfronteerd zijn met een woninginbraak. Ik vind dat ook waardevol. Daarom heb ik ervoor gekozen om dat punt te noemen.

Ik wil wat opmerkingen maken over een ander document dat vandaag op de agenda staat, namelijk het verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer. Ik wil daar een aantal vragen over stellen aan de bewindspersonen, met name waar het gaat om het financieel beheer en noodzakelijke verdere vormgeving van bedrijfsvoering. Het proces is namelijk, zoals voorgaande sprekers ook al hebben gezegd, nog niet af. We weten allemaal dat in 2012 het oordeel van de Rekenkamer ongekend hard was. Het ministerie was gewoon op onderdelen onvoldoende in control en er was hulp van buitenaf nodig. De Rekenkamer adviseerde verbetering op dit vlak. De Kamer, inclusief de VVD-fractie, verlangde dit ook. Ik ben oprecht blij om te mogen constateren dat de Minister en de Staatssecretaris hier stevig op hebben gestuurd. Anders kun je niet van een ernstige onvolkomenheid naar een onvolkomenheid geraken. Die nare kwalificatie die de Rekenkamer vorig jaar verbond aan aspecten van de bedrijfsvoering behoort nu gelukkig tot het verleden.

Het is wel heel belangrijk dat die opgaande lijn wordt vervolgd. Daar wil ik ook zelf scherp op blijven. Op terreinen als financieel beheer, inkoopbeheer en personeelsbeheer valt nog het nodige werk te doen. Ik hoor dan ook graag van de Minister – de heer Van Nispen heeft hier ook al het een en ander over gevraagd – welke verbeterstappen nu in gang zijn gezet, zodat volgend jaar bij de behandeling van het jaarverslag over 2014 niet alleen kan worden aangegeven dat Nederland veiliger is geworden, maar ook dat de financiële systemen, die natuurlijk ook maken dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie kan functioneren, opnieuw verder zijn ontwikkeld.

Natuurlijk wil ik niet op de stoel van de politieke leiding van het ministerie gaan zitten. Ik zou niet durven. Ik mag ook niet gaan over de ambtelijke indeling van het ministerie. Ik permitteer me echter toch een vraag te stellen over Concern Control. Het is natuurlijk ongelooflijk belangrijk om ervoor te zorgen dat financieel beheer ook echt tot zijn recht kan komen. Is Concern Control nu voldoende in positie gebracht? Kan de Minister of de Staatssecretaris – ik weet niet precies hoe de verantwoordelijkheidsverdeling is – daar een toelichting op geven?

Ik hoor ook graag hoe het gaat met de softwareprogramma's. Lopen die nu goed, met name in relatie tot de inhuur van extern personeel? Ik heb recent een artikel gelezen in Elsevier waarin het een en ander stond over de inhuur van personeel door de overheid. Uit dat artikel bleek dat met name het Ministerie van Veiligheid en Justitie inhuurt op IT-gebied. Welk beleid wordt nu gevoerd op dit punt? Waar het moet, moet het natuurlijk. Het moet echter wel afnemen.

Ik kom nu op de beleidsinformatie. Ook daarover hebben collega's al het een en ander opgemerkt. De Rekenkamer stelt dat op een aantal terreinen beter inzicht in onder meer de prijs wenselijk is. We zien dat dan terug bij de aanpak van financieel-economische criminaliteit. Daar wordt, overigens geheel terecht, een prioriteit van gemaakt. Ook ik – dat wil ik hier toch wel duidelijk neerzetten – zie wel waarde in de aanbevelingen van de Rekenkamer waar het gaat om inzicht in de kosten. Natuurlijk – ook dat benadruk ik graag – kan het ontnemen van geld, het bestrijden van witwassen, et cetera niet als een soort businessmodel worden gezien. Je moet dat gewoon aanpakken. Dat spreekt ook voor zich. Het is wel goed om te weten dat het geld dat je daarin investeert maximaal tot zijn recht komt. Dan is optimaal inzicht wenselijk.

Vorige week of twee weken geleden hebben we hier natuurlijk ook met elkaar over gesproken – het is een klein beetje een herhaling van zetten – in het wetgevingsoverleg over witwassen. Toen heb ik in elk geval mogen vaststellen dat de Minister dit punt onderkent en daar in aankomende rapportages specifiek aandacht aan zal besteden. Ik denk dat het goed is om dat nog een keer te benoemen op dit moment. Ik verwijs graag naar wat we daarover vorige week met elkaar hebben besproken en afgesproken.

De VVD had ook gevraagd om een aparte verantwoording van de BES-eilanden. We denken dat het nuttig kan zijn om een kosten-batenanalyse van de inzet te maken en eventueel ook van de investeringen per inwoner van die eilanden. Die separate verantwoording tref ik niet aan. Je kunt wel allerlei uitgaven traceren als je de stukken doorworstelt. Is het nu een bewuste keuze om dat dan toch niet separaat te verantwoorden en kan dat volgend jaar niet alsnog gebeuren? Ik hoor hier graag een reactie op van de bewindspersonen.

De voorzitter: Ik geef nu mevrouw Gesthuizen het woord voor haar inbreng in eerste termijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Hartelijk dank voor uw coulance. Er was een samenloop met wat zaken in de plenaire zaal. Ik probeerde die te combineren, maar dat is uiteindelijk toch mislukt.

Mij viel in elk geval de positieve toon op van het jaarverslag. Dat meen ik ook wel een beetje te herkennen bij een aantal collega's, die zeggen dat het ministerie erg goed is in het opsommen van alle positieve zaken en de wat minder positieve zaken eigenlijk wat onbelicht laat. Op pagina 15 wordt bijvoorbeeld de aanpak van cybercrime genoemd. Het is heel goed dat de realisatie van het landelijk Expertisecentrum Digitaal binnen de politie en de capaciteit binnen het Flexibel Informatie en Expertise Team (FIET) op koers liggen, maar een jaarverslag moet volgens mij meer zijn dan alleen een opsomming van de leuke dingen. Het moet een eerlijke weergave van de feiten zijn. Volgens mij is er in 2013 ook gebleken dat er op het gebied van cyber heel wat werk aan de winkel is de komende jaren. Is de Minister dat met mij eens? Is de Kamer overigens al geïnformeerd over de resultaten van bijvoorbeeld FIET? Op de Financial Intelligence Unit kom ik straks nog. Ik hoor graag hier alvast een reactie op.

Ik kom nu op het afpakken van crimineel geld. Het is de Minister zelf geweest die beloofde dat 20 miljoen aan investeringen in politie en OM zouden leiden tot een opbrengst van 60 miljoen aan extra afpakresultaat. Nu laat de Minister zich hierop niet meer controleren. Het is dus een stapje terug, qua informatievoorziening. Waarom is dat nu? Het viel me ook op dat de Minister in de schriftelijke beantwoording bij de voorbereiding van dit wetgevingsoverleg schrijft dat je niet een-op-een uit de aanstelling van financieel rechercheurs de verhoging van de opbrengsten van het afpakken van crimineel geld kunt afleiden. Nee, niet een-op-een. Het een leidt echter wel tot het ander. Is de Minister dat met mij eens?

Er wordt melding gemaakt van de landelijke uitrol in 2013 van de Haagse pilot faillissementsfraude, die bestaat uit een fraudespreekuur voor curatoren bij een rechter-commissaris en vrijgemaakte politie- en vervolgingscapaciteit. Mag ik dan nu ook een stand van zaken horen? Hoe staat het er inmiddels voor?

Op pagina 143 van het jaarverslag wordt de Garantstellingsregeling Curatoren genoemd. Uit het overzicht van de doelmatigheidsindicatoren blijkt dat ondanks de streefpercentages uit de begroting 2013 van 95, de realisatie in het afgelopen jaar is blijven hangen op 83% en 61%. Dit betreft de doorlooptijd, bij positieve beslissingen in vier weken respectievelijk negatieve beslissingen in acht weken. Hoe kan dat nu? Vooral die 61% valt natuurlijk op. Kan de Minister uitleggen hoe dat precies zit?

Dan de FIU-NL, de Financial Intelligence Unit-Nederland. Het meldingspercentage ligt al jaren rond de 12. Graag hoor ik een toelichting van de Minister op dat punt. Hoe zit dat bijvoorbeeld in andere landen?

Mijn volgende punt is immigratie en asiel. Wat mij opvalt – de Staatssecretaris heeft dat gedeeltelijk verklaard in het jaarverslag – is dat er eigenlijk een enorme terugloop is van het aantal aanvragen. We zagen dat het aantal aanvragen voor machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) en voor verblijfsvergunning regulier (vvr) gezamenlijk in het voorgaande jaar nog ruim 100.000 was. Dat overschreed dat aantal: het waren er zelfs 106.000. In 2013 ging het nog om 73.000, bijna 74.000, aanvragen. De Staatssecretaris heeft daarvoor een aantal verklaringen gegeven, zoals afname van de instroom uit Somalië. Minder afgegeven asielvergunningen aan de hoofdpersonen heeft een afnemend aantal mvv-aanvragen van de nareizende gezinsleden tot gevolg. Dat kan ik goed volgen. Er was ook sprake van een verlaging van het aantal aanvragen voor verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid. Dat is drastisch gedaald. Er was ook een daling van het aantal aanvragen voor verblijf bij partner van 40%. Ik vraag de Staatssecretaris toch hoe dat nu eigenlijk komt. Heeft dat alleen maar te maken met de omstandigheden die de Staatssecretaris beschrijft of is dit ook echt direct een gevolg van ontmoedigend kabinetsbeleid? Dat hoor ik graag van de Staatssecretaris.

Ik ben wel erg blij met een laag percentage bij de bezettingsgraad van vreemdelingendetentie. Die bleek in 2013 uit te zijn gekomen op 39%. Daar ben ik erg gelukkig mee. Ik vind het een enorme verbetering.

Wat verder opvalt in het jaarverslag is de hogere omzet van het moederdepartement, die op pagina 124 wordt genoemd. Als ik het goed heb gezien, is die ruim 50 miljoen hoger dan begroot. Dat wordt onder meer verklaard door de uitvoering van de Regeling langdurig verblijvende kinderen: het kinderpardon, nog altijd een actueel onderwerp van discussie. Dat leek me nu juist iets wat bij uitstek had kunnen worden voorzien. Daar hebben de coalitiepartners immers in 2012 gezamenlijk toe besloten. Hoe komt het nu dat er dan zo veel meer geld voor moest worden uitgetrokken dan was begroot? Welk deel van die 50 miljoen valt daaraan toe te schrijven? Ook de apparaatskosten zijn hierdoor hoger dan begroot, zegt de Staatssecretaris. Ook weer vanwege de personele inzet voor het kinderpardon. Graag hoor ik hier een reactie op.

Dan de cijfers over INDIGO. Daar stond een wel heel cryptisch tabelletje bij. Ik kan uit die cijfers niet goed afleiden hoeveel INDIGO nu het afgelopen jaar weer meer heeft gekost. Dat wil ik graag weten. Ik denk dan ook eventjes aan het artikel van afgelopen zaterdag in NRC. Ik heb het deze week al een paar keer eerder genoemd, ook in andere debatten. Er is 203 miljoen euro weggegooid bij de fiscus doordat er te lang is doorgegaan met proberen om een bepaald ICT-systeem – een bepaald computersysteem, bepaalde software – te laten draaien voor de ingewikkelde zaken die de Belastingdienst moet uitvoeren. Ik wil daarom heel graag precies weten hoeveel INDIGO in het afgelopen jaar meer heeft gekost dan eigenlijk was voorzien en waar dat door komt.

Wat mij verder opviel, is dat er in het jaarverslag niets is te vinden over de medische zorg aan asielzoekers. Dat is toch een heel aanwezig onderwerp geweest het afgelopen jaar. Mevrouw Berndsen verwees er ook naar in haar inbreng. De Kamer is er het afgelopen jaar een flink aantal keren om bijeengeroepen. Er zijn stevige debatten over gevoerd, zoals de Staatssecretaris zich ongetwijfeld weet te herinneren. De Ombudsman heeft er een kritisch rapport over uitgebracht. We hebben het nu over verantwoording van begroting en beleid. Ik had echter verwacht dat dit ook wel in het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie terecht was gekomen, of moet ik dit zoeken bij VWS? Het is in elk geval een belangrijk onderwerp geweest voor de Staatssecretaris. Ik had het hier verwacht. Ik vind dat eigenlijk een grote tekortkoming.

Laat ik dan afsluiten met de opmerking waar ik ook mee begon. Het jaarverslag leest toch een beetje als een goednieuwsshow. Dat leest heel prettig. Ik werd er ontzettend vrolijk van. Ik dacht, toen ik die 175 pagina's las: dat is hartstikke mooi, de bewindspersonen op Veiligheid en Justitie zijn hartstikke goed bezig. Ik vond het daarmee ook wel een beetje te kort door de bocht. Het werd wat te kort door de bocht afgedaan. Volgens mij zijn er in 2013 serieuze uitdagingen geweest en waren er serieuze problemen. Het had dan ook beide bewindspersonen wel gesierd als ze daar een wat objectiever verslag van hadden ingeleverd.

Mevrouw Rebel (PvdA): Voorzitter. Vanmorgen is in het AO Veiligheidsonderwerpen onder andere gesproken over de Veiligheidsmonitor 2013. Het jaarverslag en de veiligheidsmonitor overlappen elkaar voor een deel. Mijn collega Marcouch is in het algemeen overleg van vanmorgen op de cijfers uit de Veiligheidsmonitor ingegaan. Ik wil hier een aantal andere vragen aan de orde stellen. Een heleboel is ook al gezegd. Ik wil vooral op drie punten ingaan, namelijk de bedrijfsvoering bij Veiligheid en Justitie, de kwaliteit van de beleidsinformatie en het asiel- en vreemdelingenbeleid.

Ik begin met de bedrijfsvoering. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat het met het financiële beheer van Veiligheid en Justitie de goede kant opgaat. Dat is misschien nog iets positiever geformuleerd dan collega's eerder hebben gedaan. Het is echter relatief. In 2011 werden er vier onvolkomenheden geconstateerd, in 2012 een ernstige onvolkomenheid en het afgelopen jaar weer vier onvolkomenheden. Gelukkig zien we wel dat het financieel beheer bij het ministerie op de goede koers ligt. Het is weliswaar beter dan in 2012, maar gelijk aan in 2011. Het meest opvallend zijn daarbij de twee onvolkomenheden die al drie jaar blijken te bestaan, namelijk die bij het personeelsbeheer en die bij het inkoopbeheer. Over dat laatste lees ik onder andere in de rapportage van de Rekenkamer dat er voor 11 miljoen aan software buiten de Europese aanbestedingsregels is aangeschaft. Dat is voor een ministerie als Veiligheid en Justitie toch wel opmerkelijk. Ik zou daar graag wat meer over willen weten. Graag een reactie daarop van de Minister. Wat betreft de onvolkomenheid bij het personeelsbeheer, constateert de Rekenkamer dat het ondanks alle inspanningen nog steeds niet op orde is en dat bijvoorbeeld het toezicht op de personeelsuitgaven niet voldoende is. De Minister geeft aan de aanbevelingen van de Rekenkamer op te volgen. Welke garanties kan hij ons geven dat het volgend jaar wel leidt tot een beter en hopelijk zelfs een goed personeelsbeheer?

Mijn volgende punt is de beleidsinformatie over de Plukze-wetgeving. De resultaten van het afromen van crimineel vermogen in 2013 lijken hoopgevend. De doelstelling was 60 miljoen en er is daadwerkelijk in dat jaar 90 miljoen geplukt. Komt dat hogere bedrag echter niet voort uit één hoge incidentele schikking, namelijk die met de Rabobank in verband met de Libor-rente? Daarmee is niet duidelijk of er sprake is van een structurele verbetering. Ook is niet duidelijk, zoals de Rekenkamer constateert, in welke mate de kosten die gemaakt worden, opwegen tegen het meer plukken, dus ook in hoeverre er meer wordt geplukt met welke kosten. Je kunt natuurlijk zeggen dat het niet uitmaakt hoe er meer wordt geplukt, als er maar meer wordt geplukt. Ik wil echter toch wel graag het hele verhaal horen. Mijn fractie heeft al eerder vragen gesteld over de effectiviteit van de Plukze-inspanningen. Ze heeft er daarbij ook op gewezen dat het ontnemen via de Belastingdienst, bijvoorbeeld middels hogere aanslagen met boetes en lichtere bewijslast, misschien effectiever is. Kan de Minister dat toelichten? Kunnen we dat inzicht verbeteren? Ik sluit voor het overige aan bij eerdere vragen hierover van de SP en D66.

De Rekenkamer doet aanbevelingen over de informatie over de rechtsbijstand en geeft aan dat het niet-gebruik in beeld moet worden gebracht, zoals de SP ook al heeft gezegd. Dat is natuurlijk zoeken naar een blinde vlek. De vraag is of dat wordt meegenomen in het WODC-onderzoek. Als dat niet het geval is, wanneer en op welke wijze gebeurt het dan wel?

Ik kom nu op het asiel- en vreemdelingenbeleid. De PvdA is positief. Er is een hoop verbeterd. De problemen die op dit terrein moesten worden aangepakt, zijn voor een groot deel aangepakt. We moeten echter nog wel een hoop doen. Door de uitvoering van het kinderpardon is er een hoop goed gedaan voor vele honderden kinderen en hun gezinnen. Zij hebben eindelijk duidelijkheid en perspectief gekregen. Het bewaringsbeleid is sterk verbeterd en zal nog verder verbeterd worden. Voor gezinnen met kinderen is grensdetentie afgeschaft. De bodyscan heeft de visitatiemaatregel vervangen. Ook op het terrein van opvang en terugkeer zijn er verbeteringen.

Ik heb nog wel enkele vragen, met name over het functioneren van de keten. Net als de Algemene Rekenkamer zijn wij van mening dat de doorlooptijden van de IND verbeterd moeten worden. Nog steeds worden regelmatig de bezwaartermijnen niet gehaald en blijven zaken te lang liggen. Op welke wijze kan de Staatssecretaris hier verbetering in aanbrengen, zeker gelet op de huidige instroom waardoor de druk op de besliscapaciteit groeit? De PvdA vindt namelijk snelle procedures en doorlooptijden belangrijk en zou graag intensiever hiervan op de hoogte worden gesteld door de Staatssecretaris. Het gaat ons om doorlooptijden bij de IND, de Dienst Terugkeer en Vertrek, de rechtbanken en de Raad van State in beslisprocedures, terugkeerprocedures en gerechtelijke procedures.

We zouden ook op een aantal andere terreinen wat meer gegevens willen hebben. We hebben bijvoorbeeld gevraagd naar de achtergronden van vreemdelingen in bewaring en naar het aantal kwetsbare vreemdelingen in bewaring. De gegevens blijken helaas niet te worden geregistreerd. We vragen de Staatssecretaris naar de mogelijkheden die hij ziet om deze relevante gegevens wel bij te houden. In 2010 is nog in een rapport van de Dienst Justitiële Inrichtingen aangegeven dat met profielschetsen meer inzichtelijk kan worden gemaakt wat de achtergronden van vreemdelingen zijn. Het moet nu toch ook mogelijk zijn om in de terugkeerrichtlijn een duidelijke definitie van kwetsbaarheid op te nemen?

Wat betreft de begroting van de Nationale Politie, sluit ik mij graag aan bij de vragen van de collega's Berndsen en Van Nispen.

De voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering ongeveer tien minuten, om de bewindslieden in de gelegenheid te stellen om hun beantwoording voor te bereiden.

De vergadering wordt geschorst van 15.01 uur tot 15.14 uur.

De voorzitter: We gaan verder met dit wetgevingsoverleg. We hebben net begrepen dat we deze vergadering waarschijnlijk moeten schorsen rond kwart voor vier in verband met een VSO in de plenaire zaal. Ik geef nu het woord aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen naar aanleiding van het jaarverslag. De bespreking daarvan is natuurlijk altijd een goed moment voor de Staatssecretaris en mijzelf. Het is goed en zakelijk benaderd door de meeste leden, waarvoor mijn dank. We hebben eergisteren de presentatie van de Rekenkamer gekregen. We waren erg content met de zakelijkheid daarvan en ook met de complimenten die onze mensen zijn gegeven. De Rekenkamer heeft gezegd dat er veel werk verzet is aan financieel beheer, waarvoor complimenten, maar dat er nog veel te doen is. Dat is de lijn die we moeten doorzetten.

Een aantal leden heeft gevraagd wat de Rekenkamer zal oordelen over de bedrijfsvoering over het jaar 2014. In 2012 hadden we één ernstige onvolkomenheid en vijf onvolkomenheden. In 2013 is veel opgelost, maar nog niet alles. Ik ben ervan overtuigd dat de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat de inspanning in 2013 tot resultaat heeft geleid. Ook voor 2014 ga ik verbeteringen realiseren, ook in de ogen van de Algemene Rekenkamer. Het autorisatiebeheer zal bijvoorbeeld op orde worden gebracht en er worden acties ondernomen om het gebruik van financiële systemen te verbeteren.

Is Concern Control voldoende in positie gebracht, vraagt de heer Van Oosten. De Concern Control is in 2014 versterkt door een uitbreiding van tien fte. Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar de inrichting van de controlfunctie. In dat onderzoek wordt aandacht besteed aan de positie van Concern Control. Indien die nog niet voldoende is, zal deze verder versterkt worden. Dat heeft mijn absolute aandacht.

Mevrouw Rebel had vragen over het personeelsbeheer. Ik werk intensief aan een structurele verbetering van het personeelsbeheer. Alle inspanningen zijn erop gericht de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op te volgen en om daarmee de onvolkomenheid op te heffen. Hierbij wordt gestuurd op het personeelsbeheer in de volle breedte: de rechtmatigheid van de salarisbetaling, de volledigheid van de personeelsdossiers, de registratie van de functioneringsgesprekken, de mandaten, de juistheid van de formatie en registratie van de bezetting in P-Direkt en de juiste en volledige uitvoering van de beheersmaatregelen op het personeelsbeheer. Het toezicht op het personeelsbeheer is met ingang van 2014 structureel versterkt. Zo worden er audits uitgevoerd op de wijze van uitvoeren van het personeelsbeheer en de controle daarop door de onderdelen van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Rebel heeft ook gevraagd naar het inkoopbeheer. Over 2013 werd een bedrag van 31,6 miljoen aan onrechtmatige inkopen geconstateerd. Daarbij dient te worden opgemerkt dat hiervan een bedrag van 11,3 miljoen is toe te schrijven aan een bewuste onrechtmatige inkoop van softwarelicenties. Deze is ingegeven door enerzijds het bedrijfsbelang, continuïteit van de bedrijfsvoering, en anderzijds de mogelijkheid een forse kostenreductie te realiseren voor het gehele departement door de overdracht van niet-gebruikte licenties vanuit de Nationale Politie naar de overige onderdelen van Veiligheid en Justitie. Aangezien de Nationale Politie een sui generis is, wordt dit in formele zin aangemeld als een onrechtmatige inkoop. Het is dus een formeel punt. Deze twee onvolkomenheden hebben, net als de andere twee, mijn continue aandacht.

De heer Van Oosten vraagt naar de stand van zaken bij de ICT-projecten. In mei is de Rapportage grote en risicovolle ICT-projecten 2013 aan de Kamer gezonden, inclusief de projecten van Veiligheid en Justitie. Het Rijks ICT-dashboard, waarin projecten groter van 20 miljoen zijn opgenomen, is op internet te raadplegen. De stand van zaken is goed, zoals in het ICT-dashboard is aangegeven. De heer Van Oosten vraagt of beleid wordt gevoerd op de externe inhuur op het terrein van ICT. Binnen het ministerie is jarenlang ingezet op het terugdringen van het aantal externen. De externe inhuur komt niet boven de norm van 10%. Het uitgangspunt is dat de overheid op het terrein van ICT zoveel mogelijk met eigen mensen werkt. Ontwikkeling van automatisering doet Veiligheid en Justitie met interne medewerkers, maar ook met tijdelijke specialisten. Dat laatste is onvermijdelijk.

De heer Van Oosten heeft gevraagd naar een aparte verantwoording voor de BES-eilanden. In het jaarverslag van het BES-fonds dat aan de Kamer is aangeboden, wordt separaat verantwoording afgelegd over de uitgaven aan de BES-eilanden. In dat jaarverslag is het Overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland opgenomen. Per uitgavenpost van het Rijk wordt aangegeven hoeveel er is besteed aan de BES-eilanden.

We zijn de Rekenkamer erkentelijk voor de kritische toon die hij voert. Het gaat immers om validiteit en de validatie van de gegevens. Ik denk dat ik ook kan zeggen dat ons beleid in goede harmonie is met de aanbevelingen van de Rekenkamer. De wijze waarop we de jaarverslagen opstellen, wordt steeds beter. Ik zeg daarmee overigens niet dat we er al zijn. We zijn beiden bewindslieden die onze targets scherp en helder willen stellen en die het op prijs stellen dat we daarop worden afgerekend, en gecomplimenteerd dan wel kritisch benaderd. Dat is gewoon zo. Dat moet gewoon gebeuren op gegevens die valide zijn. Ik ben heel gevoelig op dit punt.

Over de politiecijfers hebben we al twee keer in een algemeen overleg gesproken. Dat gaat steeds beter. Het gaat natuurlijk om een trend en om de prioriteiten die we stellen. We zeggen per jaarschijf waar we willen uitkomen. We komen nu met het gezag, dus de burgemeesters van de 434 gemeenten, en het Openbaar Ministerie met onze veiligheidsagenda voor de komende vier jaar. Dat hebben we afgesproken. Daarin zal per jaarschijf worden aangegeven waar de Kamer ons op kan afrekenen. Daar zit natuurlijk een heel grote continuïteit in, ook in de prioriteiten. Dat is belangrijk. Het zijn er niet veel, daarom is het belangrijk dat we een focus toepassen.

Vele leden hebben gesproken over high-impact crimes. De politie heeft in 2013 veel aandacht besteed aan het terugdringen van delicten als woninginbraken, overvallen en straatroven. De politie heeft extra ingezet op de ontwikkeling van een persoonsgerichte daderaanpak ten aanzien van potentiële daders van high-impact crimes, de zogenaamde «top X aanpak». Er is meer gericht en afgestemd lokaal toezicht op hotspots en hottimes van woninginbraken, overvallen en straatroven. Ook is er een forse inzet op meer en betere preventieve maatregelen, communicatie en campagnes, samen met onder andere het bedrijfsleven en ouderenorganisaties. De aanpak slaagt steeds beter, zo laten de cijfers ook zien. Ik ga de commissie nu niet vervelen met alle cijfers, maar op de woninginbraken gaan we vooruit, op het geweld gaan we vooruit, op de straatroven gaan we vooruit en op de overvallen gaan we vooruit. De aanpak ten aanzien van woninginbraken is het afgelopen jaar geïntensiveerd. Er zijn extra maatregelen genomen om het aantal woninginbraken terug te dringen. Bij deze maatregelen is goed gekeken naar de landelijke aanpak van overvalcriminaliteit en straatroven, die inmiddels zijn vruchten afwerpt. We komen in de agenda, die bijna klaar is, heel precies terug met de prioriteiten voor vier jaar die door het gezag, de politie en mijzelf worden gekozen.

We willen hier heel precies in opereren, zo ook ten aanzien van het ophelderingspercentage voor overvallen. Mevrouw Berndsen heeft gevraagd waarom het target van 36% nog niet is gehaald. Het ophelderingspercentage is het aantal opgehelderde misdrijven gedeeld door het totaal aantal misdrijven maal 100%. Ik heb een target van 40% voor 2014 gesteld. Ik houd de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen op dit punt. Voor 2013 was de streefwaarde 36%. Ik heb de indruk dat we die kunnen halen. De gerealiseerde waarden zijn als volgt: 2011 30%, 2012 31% en 2013 34%. Ik ben dus bezig om in 2014 naar 40% te groeien. Ik kan echter geen garantie geven.

De voorzitter: Mevrouw Berndsen heeft eerst nog een vraag, Minister.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voor mij hoeft de Minister niet al die percentages op te noemen.

Minister Opstelten: U noemde ze zelf, mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik noemde ze zelf, als illustratie van het optimisme van de Minister in het jaarverslag. Als de Minister voor zichzelf doelstellingen op papier zet, moet hij ook wel de juiste resultaten daarbij vermelden. Ik constateer dus dat dat niet is gebeurd. Ik noem alleen al het voorbeeld van die 15% minder woninginbraken. Als we dat cijfer goed beschouwen, komen we op 5%. Als we onze controlerende taak moeten uitvoeren, moeten we wel kunnen uitgaan van reële cijfers. Ik kan het rekensommetje maken als de Minister dat graag wil.

Minister Opstelten: Ik wil dat wel doen voor mevrouw Berndsen, als de voorzitter dat goed vindt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik zal kijken of dat dan goed is.

Minister Opstelten: Die 15% betreft het aantal high-impact crimes ten opzichte van 2012. Bij de woninginbraken was de doelstelling 5%. Het volgend jaar is het weer 15%. Ik ben het er helemaal mee eens dat we niet met cijfers moeten goochelen. Ik krijg van mijn mensen, van de politie en het OM, allemaal groene vinken op deze targets. Ik zal in het jaarverslag – dat heeft de heer Van Nispen gevraagd en dat vond ik een goede bijdrage – de definities preciezer omschrijven. Ik zal de aantallen natuurlijk noemen, want dat is belangrijk. De nulmeting is het jaar waarin we zijn begonnen, namelijk 2009. Dat doen we al een aantal jaren. Ik zal de ophelderingspercentages noemen en ook de ratio's, met de definities daarvan. Dan staat het allemaal naast elkaar. Ik zal dat ook meerjarig doen. Ik vind het een goede zaak dat we het daarover hebben, want we moeten het niet alleen over de cijfers hebben.

Mevrouw Gesthuizen zei dat ze het jaarverslag toch wel heel optimistisch vond. Ik ben natuurlijk een optimist, maar ik ben hier ook een realist. Het moet hier om de harde cijfers gaan. Daar moet geen misverstand over bestaan. Zij zegt dat ook iets wat minder goed is gegaan, genoemd mag worden. Mevrouw Berndsen zegt dat ook. Dat zal ik doen. Dat is ook een wijze van werken.

De voorzitter: Mevrouw Berndsen heeft een vervolgvraag en daarna wil de heer Van Nispen een vraag stellen bij interruptie.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Er is een begroting en er is een jaarverslag. Die twee dingen moeten met elkaar corresponderen. Als daar afwijkingen in zitten, horen die in het jaarverslag gemeld te worden. Als in de begroting 2013 staat dat de daling van het aantal woninginbraken in 2013 15% moet zijn en in het jaarverslag sprake is van een reductie van 5%, zit ik niet te goochelen met cijfers. Het maakt me niet uit of de Minister het wel of niet haalt. Het maakt mij wel uit dat er een eerlijk verslag is en dat we eerlijk zijn over de cijfers. Dit is dus optimisme. De Minister hoeft er van mij helemaal niet verder op in te gaan. Het gaat mij om de richting waarover we met elkaar moeten spreken.

Minister Opstelten: Ik ga het nu niet meer over de cijfers hebben. Ik sta te kijken van de cijfers die mevrouw Berndsen noemt. Het gaat mij erom dat ze kloppen. Dat is duidelijk. Natuurlijk moet het jaarverslag gaan over wat er in de begroting is afgesproken. Dat is volstrekt duidelijk. Er is toegezegd dat dat gebeurt. Waar daar misverstanden over bestaan, zullen we die scherp bekijken om ervoor te zorgen dat dat volgend jaar niet weer gebeurt.

De voorzitter: De heer Van Nispen wilde ook nog interrumperen, Minister.

De heer Van Nispen (SP): We kunnen toch wel vaststellen dat in de tabellen op pagina 32 en pagina 50 verkeerde zaken met elkaar zijn vergeleken. Er wordt een streefwaarde genoemd van 36 en een realisatiegetal van 93, terwijl het daar gaat om onvergelijkbare grootheden. De antwoorden op de feitelijke vragen 4 en 50 spreken elkaar op dat punt ook tegen. Laten we hier vaststellen dat de informatie op dat punt geen eerlijk beeld schetst van de werkelijkheid. Ik vraag de Minister om toe te zeggen dat dit volgend jaar niet meer het geval zal zijn, dat er een eerlijker beeld gegeven zal worden in de cijfers over pakkans, ophelderingspercentage en verdachtenratio. Er moet sprake zijn van vergelijkbare grootheden, zodat die getallen met elkaar kunnen worden vergeleken. Dan kunnen we hier een goed verantwoordingsdebat hebben. Die toezegging heeft de Minister dus gedaan.

Minister Opstelten: Ik kan niet zeggen dat het verkeerde informatie is. Die 36 is het ophelderingspercentage en 93 is de verdachtenratio van het totaal. Ik ga in elk geval die posities verhelderen voor de Kamer. Het feit dat de vraag wordt gesteld, is voor mij al aanleiding om daar even goed naar te kijken. Blijkbaar komt het niet helder over.

De heer Van Nispen (SP): Dat stel ik op prijs en daar bedank ik de Minister ook voor. Ik zeg ook niet dat de Minister de totaal verkeerde cijfers heeft gegeven. ik heb gezegd dat het om onvergelijkbare grootheden gaat binnen één tabel. Dan heb ik het specifiek over de tabellen op pagina 32 en pagina 50 van het jaarverslag. Die kloppen volgens mij niet. Laten we dat hier vaststellen.

Minister Opstelten: Het ene gaat inderdaad om zaken en het andere om mensen. Ik zal dat verduidelijken en verhelderen. Dank voor de interventie. Die maakt ons jaarverslag in de toekomst alleen maar duidelijker. Ik denk dat ik hiermee ook de vraag van mevrouw Helder op dit punt heb beantwoord. Dat geldt ook voor de vraag over de pakkans bij straatroven. Anders blijven we in de cijfers hangen. Ik hoop dat mevrouw Helder ook vindt dat hiermee die vraag is beantwoord.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar de heterdaadratio. De trend is in elk geval dat het vooruitgaat. Dat is belangrijk. We moeten daar echter precies in zijn. Ik ben de eerste om te bevestigen dat het met de politiecijfers wat beter moet, ook gezien het inspectierapport. Daarover verschillen we niet van mening, dus dat is prima.

Ik kom bij de strafrechtketen. Mevrouw Berndsen heeft daar een paar opmerkingen over gemaakt. Zij heeft een aantal onderwerpen genoemd, zoals de nulmetingen van WODC die door mij zijn opgepakt in het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS). Ik ga de Kamer heel snel informeren over de voortgang daarvan, maar ik zal daar nu al kort op vooruitblikken. Ik zal wat recente resultaten noemen, want dat is toch belangrijk. De nieuwe aanwijzing voor de opsporing, een afwegingskader waarbinnen keuzes worden gemaakt of in een zaak tot opsporing wordt overgegaan, is op 1 januari 2014 vastgesteld en inmiddels geïmplementeerd. Het «Zicht op Zaken»-systeem BOSZ (beter opsporen door sturing op zaken), waarmee in een sluitende verantwoording van zaakstromen tussen politie en OM wordt voorzien, is zowel bij politie als OM geïmplementeerd. Het Administratie- en Informatie Centrum voor de Executieketen (AICE), dat er mede zorg voor draagt dat strafrechtelijke beslissingen sneller, beter en persoonsgerichter worden geëxecuteerd, is begin januari 2014 van start gegaan. Er is een strafrechtketenmonitor ontwikkeld die inzicht geeft in de zaakstromen binnen de strafrechtketen, zoals ik dat met de Kamer heb afgesproken. Sinds begin dit jaar is er een Digitaal Loket waar burgers via het internet in beroep kunnen gaan tegen een verkeersboete. Er is een nulmeting gehouden over de doorlooptijden van standaardzaken over 2013. Nog voor het komende zomerreces, dus zeer binnenkort, stuur ik de Kamer de volgende voortgangsbrief VPS, waarin ik de bereikte resultaten en voortgang van het programma toelicht. Hierin wordt ook de monitor meegenomen over het Openbaar Ministerie, waarin ik inga op de prestaties van het OM.

Mevrouw Berndsen heeft ook nog gevraagd hoe het zit met het programma Digitaal werken in de strafrechtketen. Dat loopt op koers. Ik informeer de Kamer nog voor het zomerreces hierover, ook in de voortgangsbrief VPS. Hoe staat het met de financiën van het OM? Het OM heeft een sluitende begroting gepresenteerd voor 2014. Via de voortgangsbrief VPS die eraan komt, informeer ik de Kamer daar nader over. Ook vroeg Mevrouw Berndsen of het archiefbeheer van het OM wordt meegenomen in het digitaliseringsproces, naar aanleiding van de kwestie van de zaak H. De digitalisering van archieven wordt meegenomen in het programma Digitaal werken in de strafrechtketen. Ik informeer de Kamer nog voor het zomerreces over deze positie in de voortgangsbrief VPS. Hoe staat het met de doorlooptijden in de strafrechtketen? De aanpak van de doorlooptijden vindt plaats via het VPS. Er zijn diverse maatregelen genomen, waarvan ik er enkele heb genoemd. Ik noem ook nog het programma ZSM. Ook hierover informeer ik de Kamer in de voortgangsbrief VPS.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb niet gevraagd naar een sluitende begroting van het OM voor 2014. Ik heb gevraagd wat het tekort was van het Openbaar Ministerie in 2013. Dat heb ik namelijk niet in het jaarverslag kunnen vinden.

Minister Opstelten: Ik zal dat zo in mijn antwoord meenemen, maar iets later dan ik had gedacht.

Ik kom nu bij het thema fraude en witwassen. Mevrouw Helder, mevrouw Berndsen, de heer Van Oosten en mevrouw Rebel hebben hierover gesproken. Wat ga ik doen om de kosten en baten van het bestrijden van witwassen en het afpakken van crimineel vermogen inzichtelijker te maken? Om het kort en bondig te houden, herhaal ik de toezegging die ik heb gedaan bij de behandeling van het wetsvoorstel over bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Ik heb toen gezegd dat het uitgangspunt altijd is geweest dat de focus ligt op het behalen van de resultaten. Het is heel lastig – mevrouw Gesthuizen heeft dat ook gezegd – om precies aan te geven welke kosten je maakt om een bepaald resultaat te boeken. Ik voel natuurlijk al een paar jaar de hete adem van de Rekenkamer in mijn nek op dit punt. Ik vind ook dat de Kamer terecht benadrukt dat ik dat moet doen. We gaan dat, zoals ik heb toegezegd bij de wetsbehandeling, doen. We gaan dat overigens niet alleen bij deze onderwerpen doen. Het is ook het uitgangspunt bij het beheerprogramma voor de Nationale Politie. De prioriteiten worden vastgesteld, nu voor de komende vier jaar. In het beheerprogramma moet vervolgens zichtbaar zijn hoe je je organisatie zodanig versterkt dat je die focus kunt aanbrengen.

Mevrouw Rebel vroeg naar het afpakresultaat. Er is al eerder gevraagd naar die 70 miljoen van Libor. Libor valt hier niet onder. Dat is een boete, geen ontneming. Als dat het geval was, zou er nog 70 miljoen bovenop komen. Die 70 miljoen gaat naar de boetes en transacties. Dat is een ander verhaal.

Mevrouw Gesthuizen vroeg naar de FIU. Het meldingspercentage is 12 en hoe zit dat in andere landen? Bij FIU-NL worden veel meer ongebruikelijke transacties gemeld dan in andere landen en worden ook meer transacties verdacht verklaard. Ook is het aantal onderzoeken en veroordelingen voor witwassen in Nederland ten opzichte van andere landen hoog.

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de uitrol van de landelijke pilot faillissementsfraude. Dat is een gemeenschappelijk item. Aan de landelijke uitrol wordt hard gewerkt. Naast in Den Haag, is men in Utrecht, Den Bosch en Amsterdam begonnen met deze werkwijze. Bestrijding van faillissementsfraude is onderdeel van de door het kabinet ingerichte rijksbrede fraudeaanpak. In de prioriteiten die ik net noemde, is fraude prominent aangegeven. In het debat daarover van 15 mei jongsleden heb ik laten weten dat ik voor het einde van dit jaar over de voortgang zal rapporteren.

Ik ben nu gekomen bij de vragen over de Nationale Politie.

De voorzitter: Ik schors deze vergadering nu omdat er een VSO is in de plenaire zaal waarbij de aanwezigheid van de Minister dringend gewenst is, alsmede de aanwezigheid van een aantal van de hier aanwezige woordvoerders.

De vergadering wordt geschorst van 15.42 uur tot 16.15 uur.

De voorzitter: Ik geef opnieuw het woord aan de Minister, voor het vervolg van zijn beantwoording in eerste termijn.

Minister Opstelten: Ik was nog een antwoord schuldig aan mevrouw Berndsen, over het tekort van het OM over 2013. Het tekort over 2013 bedroeg inderdaad 15 miljoen. Dat heeft vooral te maken met hogere gerechtskosten en meer Mulderzaken. Dit wordt in de slotwet toegelicht. Voor 2014 is sprake van een sluitende begroting.

Ik kom nu op de vragen over de politie. We hebben natuurlijk al over dit onderwerp gesproken in het AO Politieonderwerpen. Mevrouw Helder vroeg naar de politiecijfers. Ik heb daar al het een en ander over gezegd en dat wil ik nog een keer herhalen. Ik ben al in 2011 gestart met het Aanvalsplan Informatievoorziening Politie 2011–2014, om de informatiehuishouding op orde te brengen. Dat wordt momenteel uitgevoerd. Daarnaast heb ik de Kamer toegezegd om een vervolgonderzoek in te stellen naar de werking van de verbetermaatregelen en naar de invloed van de geconstateerde tekortkomingen op het geheel van de gerapporteerde politiecijfers. Ik zal de Kamer de eerste helft van 2015 informeren over de resultaten van het vervolgonderzoek. Er wordt 115 miljoen gefaseerd geïnvesteerd in digitaal werken, Mobiel effectiever op Straat (MEOS) en ZSM, waarmee indirect wordt bijgedragen aan verbetering van de betrouwbaarheid van de cijfers.

De voorzitter: Mevrouw Berndsen heeft nog een vraag, en mevrouw Helder ook.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik wil nog even terugkomen op het OM, want ik heb het idee dat de Minister daar al mee klaar was. Ik vroeg of hij de Kamer dit najaar kan informeren over de effecten van de bezuiniging. Je ziet nu dat het OM al een tekort heeft over 2013. Ik denk dat het goed is dat we nu zien wat de effecten zijn.

Minister Opstelten: Daar kom ik natuurlijk op terug in de VPS-brief. Ik zal daar ook op ingaan in de rapportages die al toegezegd zijn in de Kamer. We monitoren de gang van zaken bij het OM. Dat hebben we in debatten toegezegd. Daarbij zullen we dit punt meenemen.

Mevrouw Helder (PVV): Aan het eind van zijn beantwoording van mijn vraag, hoorde ik de Minister de betrouwbaarheid van de politiecijfers noemen. Dat was nu net mijn kritiek. Ik heb de Minister die niet horen weerleggen in zijn antwoord. Het gaat niet om het registreren sec. Ik heb gezegd dat soms zaken onder een ander nummer worden geregistreerd, waardoor je andere cijfers krijgt. Daarmee zeg ik niet meteen dat ze onbetrouwbaar zijn en goochelen vind ik ook wat te hard gezegd. Zaken worden onder een andere noemer weggeschreven, waardoor je kunt zeggen dat het aantal woninginbraken is gedaald. Een woninginbraak blijft echter een woninginbraak. Er is weggenomen, ongeacht of dat nu uit een lege woning is of uit een vakantiewoning. Zo'n inbraak zou toch onder hetzelfde aangiftenummer weggeschreven moeten worden. Dat was mijn punt van kritiek.

Minister Opstelten: Dat begrijp ik heel goed. Dat is echter het systeem. De gegevens worden door mensen verzameld, overigens niets ten nadele van hen. We zijn nu bezig met het perfectioneren van ICT-systemen. We denken dat het daardoor beter wordt. Ik zal er ook voor zorgen dat het soort zaken dat mevrouw Helder beschrijft daarin ook aandacht krijgt. Dit is een punt dat we volstrekt onderkennen. Ik negeer het ook niet. Geef ons wel de tijd – we komen natuurlijk van ver – om dit te verbeteren. Het punt is erkend, genoteerd en gemaakt.

Mevrouw Berndsen sprak nog over de informatievoorziening bij de politie en VPS. Er zijn stevige vorderingen gerealiseerd bij het verbeteren van de informatievoorziening bij zowel politie als Openbaar Ministerie. Zo is inmiddels, zoals ik net al zei, BOSZ bij beide organisaties geïmplementeerd. Ik informeer de Kamer nader in de bekende brief, die ik al een aantal malen heb aangekondigd.

Ook vroeg mevrouw Berndsen naar de operationele sterkte. We weten hoe dat komt en we voeren de discussie. Hoe wordt de te hoge sterkte bekostigd? De te hoge sterkte wordt teruggebracht en dit vindt op zorgvuldige en verantwoorde wijze plaats. Dat is natuurlijk ingewikkeld, maar het gaat gebeuren. Al voor ik aantrad, wist ik al dat dit moest gebeuren. In de begroting van de Nationale Politie ga ik in op te nemen maatregelen. Ik verwijs mevrouw Berndsen naar die begroting, die de Kamer ontvangt als bijlage bij de begroting Veiligheid en Justitie op de derde dinsdag in september.

Hoe kan het dat de Nationale Politie zoveel externe inhuur kent, vroeg de heer Van Nispen. De externe inhuur betreft specifieke deskundigheid die op dit moment niet aanwezig is binnen de organisatie. Het betreft met name inhuur binnen het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie, die essentieel is voor de bedrijfsvoering en de operationele processen. De uitgaven zijn gebudgetteerd binnen het programma. Ik stuur hier gericht op via de reguliere planning- en controlcyclus. Er wordt dus wel op gestuurd. Het is niet te ontkennen dat dit gebeurt. Het is echter ook noodzakelijk.

De heer Van Nispen heeft verwezen naar de vragen van mevrouw Kooiman over de Politieacademie. Ik heb vorige week in het AO Politieonderwerpen al toegezegd dat de Kamer hierover na de zomer, maar voor de begrotingsbehandeling, een brief ontvangt. Cijfers als door mevrouw Kooiman en de heer Van Nispen gevraagd over instroom en uitstroom zal ik daarbij zeker betrekken, want daar gaat het om, evenals de informatie over de opleidingen bij de Politieacademie. Dat is geen enkel punt. Dat was toegezegd en dat is nu, bij herhaling, opnieuw toegezegd.

Mevrouw Helder vroeg waar de robuuste basisteams komen.

De voorzitter: Voordat u daarmee doorgaat, heeft de heer Van Nispen nog een vraag.

De heer Van Nispen (SP): Ik heb niet alleen de toezegging van de Minister herhaald, want dan had ik geen vraag hoeven stellen. Er was vorige week nog niet toegezegd – ik begrijp dat de Minister dat nu wel doet – dat niet alleen informatie wordt geleverd over het budget, dus over de cijfers, maar ook over het aantal opleidingen dat daadwerkelijk wordt afgenomen en verzorgd en over welke typen opleidingen dat zijn. We vernemen dat soms opleidingen worden besteld, maar die vervolgens niet worden gegeven. Dat willen we graag kunnen controleren.

Minister Opstelten: Ik ook. Ik herinner me ook niet dat dat toen gevraagd is, maar het is geen enkel punt om die informatie aan de Kamer te geven. Dat doe ik graag. Het was mij in elk geval toen ontgaan, maar dat zal zeker aan mij liggen. Wat dat betreft is het goed dat we daar nu weer over spreken. De Kamer krijgt het.

De voorzitter: Ondanks de toezegging, heeft de heer Van Nispen nog een vraag.

De heer Van Nispen (SP): Even voor de volledigheid: het was de Minister niet ontgaan. Ik heb er vandaag een extra vraag aan toegevoegd omdat ik de toezegging uit wilde breiden. Ik wil de Minister ervoor danken dat hij dat nu heeft toegezegd.

Minister Opstelten: Ik wil het zelf ook weten, dus ons beider belangen worden daarmee gediend.

Waarom zitten de robuuste basisteams waar zij zitten? Nederland is ingedeeld in 10 eenheden en daarbinnen zijn 168 robuuste basisteams, zoals de Kamer bekend is via het inrichtingsplan. De keuzes voor hoofdkantoren zijn in overleg met het gezag gemaakt en zijn ook in de Kamer besproken. Met deze verdeling is er geen deel van Nederland dat niet valt onder één van de 168 teams. De verdeling is, zoals gezegd, in overleg met het gezag gemaakt. Hierbij spelen allerlei factoren een rol, zoals de omvang van het gebied, het aantal inwoners en geografische aspecten. Tot 1 januari 2016 worden – ik herhaal dat nog een keer – geen bureaus gesloten, anders dan in overleg met het gezag.

Tot slot van mijn aandeel van deze beantwoording – daarna gaan we naar de Staatssecretaris – kom ik op cyber. Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd hoe cybercrime zich ontwikkelt. Onder coördinatie van het Nationaal Cyber Security Centrum wordt jaarlijks een integraal dreigingsbeeld op het gebied van cybersecurity opgesteld. Voor het zomerreces, dus al heel snel, zal het vierde Cybersecuritybeeld Nederland worden opgeleverd. Zonder daarop nu vooruit te lopen, kan ik op basis van eerdere cybersecuritybeelden zeggen dat duidelijk is dat cybercriminaliteit een grote dreiging vormt voor de moderne maatschappij en dat er als gevolg daarvan aanzienlijke schade wordt geleden. Het kabinet legt daarom prioriteit, samen met de burgemeesters, het Openbaar Ministerie en de politie, bij de aanpak van cybercriminaliteit.

De tweede Nationale Cybersecurity Strategie, die afgelopen najaar is verschenen, is een weergave van de manier waarop het kabinet die prioriteit concreet maakt en gaat implementeren. Die Nationale Cybersecurity Strategie 2 is een actieplan waarin 37 acties zijn opgenomen, gecoördineerd door mij. De interdepartementale partners zijn gestart met de uitvoering van dit actieplan. In de periode 2014–2016 worden de acties gerealiseerd, met per actie wisselende coalities in de sfeer van publiek-private partners.

Ten slotte wijs ik de Kamer op extra investeringen bij de politie en het Openbaar Ministerie, vooral om de zogenaamde hightech crime aan te pakken. Het Team High Tech Crime is de laatste jaren uitgebreid en zal aan het eind van dit jaar 120 mensen tellen. Uit het jaarverslag Nationale Politie bleek dat de met de politie gemaakte prestatieafspraken op het gebied van cybercrime voor 2013 zijn gehaald. Dat is echter nog niet voldoende voor de toekomst. We zullen het per jaar aangeven. Het is ook een van de prioriteiten die in de veiligheidsagenda worden opgenomen. Per jaarschijf zullen we dus aangeven waar we zullen staan. Ik zal dat zo helder en duidelijk mogelijk opnemen in de begroting en daarna in het volgende jaarverslag. Het Flexibel Informatie- en Expertise Team is sinds 2013 volledig operationeel.

Dit was mijn bijdrage in eerste termijn, voorzitter.

De voorzitter: Dank u wel Minister. Dan geef ik nu het woord aan de Staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun, nagenoeg altijd zakelijke, inbreng op de onderwerpen. Ik zal allereerst wat opmerkingen maken over immigratie. Mevrouw Berndsen heeft mij gevraagd hoeveel menselijker het beleid nu eigenlijk is geworden. Ik heb in 2013 aangegeven dat het vreemdelingenbeleid streng en rechtvaardig moet zijn, maar dat bij de uitvoering de menselijke maat in het oog moet worden gehouden. Dat hebben we in april 2013 met elkaar besproken, langdurig en indringend. Mevrouw Berndsen refereerde nog aan een niet aangenomen van motie van wantrouwen met betrekking tot dit onderwerp. Ik had het vertrouwen van de Kamer, dus ik ben voortvarend aan de gang gegaan om uitvoering te geven aan de beloften die ik daar heb gedaan namens het kabinet.

Mevrouw Berndsen zegt dat het actieplan pas in het najaar komt. Dat heeft een reden, namelijk dat er een rapport zou komen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. In overleg met de Kamer is gewacht op dat rapport, maar er is niet gewacht met het nemen van maatregelen. Er zijn tal van maatregelen ingevoerd al voor april, maar ook daarna. Er is gewacht omdat de uiteindelijke discussie die we in mei met de Kamer hebben gehad, moest leiden tot de implementatie van een aantal maatregelen. Ik herken me dus niet zo in de woorden dat er «nu pas een actieplan komt». We zijn al sinds november 2012 bezig met acties op dit terrein. De conclusie uit het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid was dat er geen sprake was van structurele onveiligheid, maar dat verbetering mogelijk is en dat er juiste keuzes moeten worden gemaakt. Ik ben in dat verband ook heel blij met de opmerkingen van mevrouw Rebel van de PvdA-fractie. In tegenstelling tot mevrouw Berndsen, lijkt zij wel te herkennen dat er daadwerkelijk vorderingen worden gemaakt en dat we echt niet met onze armen over elkaar hebben gezeten tot nu. Dat wil ik even vooraf gezegd hebben.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb geconstateerd dat het actieplan in het najaar komt. Ik heb ook gevraagd of daar concrete en afrekenbare doelen in worden opgenomen. Daar heeft mijn collega Schouw op aangedrongen in het algemeen overleg. Dat was de vraag die ik heb gesteld. Ik weet dat het actieplan in het najaar komt.

Staatssecretaris Teeven: Ook mevrouw Rebel heeft in haar bijdrage al een aantal zaken genoemd. De vraag is hoe je meet of de menselijke maat in de uitvoering zichtbaar wordt in het vreemdelingenbeleid. Dat kun je alleen maar meten door te kijken of dat zichtbaar wordt in de uitvoering. We hebben langdurig gesproken met de Kamer, en in het verleden met de commissie, over de vraag of het nu nodig is dat er gevisiteerd wordt zoals dat langdurig is gedaan. Dat heeft vervolgens geleid tot de invoering van de bodyscan. Het kabinet heeft langdurig gesproken met de Kamer over de vraag of kinderen nu in detentie moeten. Ik heb onlangs een brief aan de Kamer gestuurd waarin staat dat we dat anders gaan inrichten. Moet de vreemdelingenbewaring gestoeld worden op de Penitentiaire beginselenwet of moet die bestuursrechtelijk worden gestoeld? Daarover is nu een wetsvoorstel in voorbereiding, dat in consultatie is geweest en nu onderweg is naar de Raad van State. Ik kan zo wel even doorgaan.

Wat betreft de asielzoekerscentra, hebben we de vraag gesteld of het nu functioneel is dat mensen zich eindeloos vervelen en of ze daardoor eerder gaan meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst. Het antwoord is nee, dus we hebben besloten om te proberen om mensen zinnige dingen te laten doen. Dat kan twee voordelen hebben. Ze kunnen zich voorbereiden op hun terugkeer naar het land van herkomst en het is ook een voorbereiding voor het geval ze hier mogen blijven. Dan hebben ze meer skills en kunnen ze beter integreren in de samenleving. Ik herken me dus niet zo in de opmerking dat er niets gebeurt, maar dat kan natuurlijk een verschil van perceptie zijn. Ik ken de fractie van D66 als een fractie die bewindslieden vraagt om te laten zien wat er daadwerkelijk gebeurt. Ik ga niet de hele lijst opdreunen, want dat vind ik zo'n realisatielijst. Er gebeurt zat, is wat ik eigenlijk wilde zeggen tegen mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De Staatssecretaris geeft antwoord op vragen die ik helemaal niet heb gesteld. Ik constateer alleen dat het actieplan in het najaar komt en ik vraag om daar afrekenbare doelen in op te nemen, niets meer en niets minder. De dingen die de Staatssecretaris opnoemt, zijn natuurlijk bekend bij ons. Hij heeft toegezegd dat hij met een actieplan komt. Dat is een constatering.

Staatssecretaris Teeven: Laten we er niet over doorzeuren. Ik heb hier opgeschreven: hoe zie ik dat nu, de menselijke maat? Ik dacht: dan begin ik daar even over. Als we het eens zijn, ben ik daar ook blij mee. Dan ga ik gauw voort naar het volgende punt.

Mevrouw Berndsen sprak ook over paniekvoetbal rond de asielstroom. Dat is ook weer zo'n punt. Als ik naar de kale feiten kijk, constateer ik dat ik de Kamer er in een brief van 2 mei over heb geïnformeerd dat de instroom van asielzoekers van nog geen 100 per week opliep naar honderden per week. Toen was het net reces, dus niet iedereen heeft dat opgepikt. Laten we dat vaststellen. In elk geval de media niet. Een paar weken later waren het er 1.000 per week. Ik heb het hier allemaal staan. Ik vond het toen niet nodig om paniekvoetbal te gaan spelen, maar wel om in elk geval te zeggen dat het tijd was voor alle hens aan dek. Dat is het eigenlijk nog steeds. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) moet nog steeds extra locaties openen, namelijk twee per week. Zo groot is de toestroom nog steeds, want de toestroom van Syriërs is nog niet verminderd. De instroom van Eritreërs is wel verminderd, maar die van Syriërs niet. Het is dus nog steeds alle hens aan dek.

Ik ben ook een beetje in verwarring, dus misschien kan mevrouw Berndsen me een handje helpen. Ik hoor vaak van de zijde van de fractie van D66 – zeker als het over het vreemdelingenbeleid gaat, maar ook op andere terreinen – dat bewindslieden van Veiligheid en Justitie visie moeten hebben, dat regeren vooruitzien is, dat ze ook moeten kijken naar de toekomst en dat ze dan maatregelen moeten nemen. Dat doe ik nu een beetje in het vreemdelingenbeleid. Daar kun je allerlei op- en aanmerkingen op hebben, wat uiteraard een goed recht is van de Kamer. Als ik dan aan het regeren ben en aan het vooruitzien, moet ik echter soms wel wat mededelen aan de samenleving. Het gaat allemaal niet vanzelf. Dit soort dingen gaat niet geruisloos. Zaken als paviljoens openen bij het COA en oude gevangenissen in gebruik nemen voor opvang van asielzoekers gaan niet geruisloos voorbij. Dat moet je wel een beetje begeleiden als bewindspersoon.

Ik weet dat het niet de weg is, maar ik heb toch een beetje de vraag hoe de fractie van D66 dan graag gezien zou hebben hoe ik het had gedaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Nou laat ik vooropstellen: beginnen met de Kamer te informeren in plaats van eerst de media. Dan kan er eerst een debat over plaatsvinden. In het staatje zie ik echter toch wel een heel opmerkelijke daling. Inderdaad, in week 19 en 20 gaat het over 1.000 asielzoekers. In week 24 gaat het echter nog maar over 440 asielzoekers. De instroom loopt dus gewoon ontzettend terug. Moet dan op basis van een aantal weken zo'n ontzettende heisa worden gemaakt in de pers? De Minister-President sprak zelfs over het ontwrichten van de samenleving. Dat zijn grote woorden die vervolgens door de cijfers van nu absoluut niet ondersteund worden. Daar heb ik het over.

Staatssecretaris Teeven: Laten we dan toch nog even doorgaan op de inhoud, want dat is interessant. Ik heb hetzelfde staatje voor me. Laten we het bekijken vanaf jaar één en met name naar het jaar 2013, waarover we nu spreken. In het jaar 2013 lag de gemiddelde instroom per week onder de 100, totaal. In week 1 van 2014 was de instroom 91 en liep die eigenlijk vanaf week 2 tot week 15 van 2014 met honderden per week op. Daar heb ik niet eerst de media over geïnformeerd. Ik heb de Kamer op 2 mei een mooie brief gestuurd, aan het begin van het reces. Daar hebben niet heel veel mensen op gereageerd, ook de media niet. Er stond een klein berichtje in de krant, over dat er honderden asielzoekers per week meer waren. Ik dacht: nou ja, kennelijk neemt iedereen dat voor kennisgeving aan. Het bleef rustig.

Vervolgens kwam er een aantal weken waarin de instroom steeg naar 1.000. In week 18, 19 en 20 waren de aantallen heel hoog, al daalde het in week 20 weer wat. Nu zitten we in week 25 en zitten we nog steeds op 535. Dat betekent nog steeds dat elke week nieuwe locaties moeten worden geopend voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Dat betekent dat nog steeds met heel veel gemeentebesturen moet worden gepraat over een verhoogde taakstelling voor de uitstroom. Dat betekent nog steeds dat je locaties in gebruik moet nemen waarin je, als je die instroom niet had, niet meteen asielzoekers zou opvangen. Ik vind het dus echt geen paniekvoetbal, maar regeren is vooruitzien. Het is een stukje visie van de zijde van het kabinet. Het is nodig om draagvlak te creëren in de samenleving als je zo'n instroom van asielzoekers hebt.

Ik constateer dat de regering en de fractie van D66 het substantieel oneens zijn over de feiten, maar ook over de gevolgen daarvan.

De voorzitter: Voordat u verder gaat, wil mevrouw Berndsen nog interrumperen en de heer Van Oosten ook.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter, ik wil een punt van orde maken als u dat toestaat. Ik stel vast dat we hier nu een discussie voeren over iets wat in 2014 heeft plaatsgevonden c.q. plaatsvindt. Ik vind het allemaal hoogst interessant en wil die discussie niet uit de weg gaan, maar we spreken nu over het jaarverslag 2013. Gegeven de klok en het feit dat we nog wat andere afspraken hebben, zou ik via de voorzitter willen verzoeken om te proberen om het op 2013 te houden.

De voorzitter: Ik zie mevrouw Berndsen knikken. Zij beperkt zich. Wat zijn we toch fijn met elkaar hier. Mevrouw Helder zegt nu dat we er nog niet zijn. Oh, gunst. Ik vraag de Staatssecretaris om verder te gaan.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal me ook beperken. Mevrouw Berndsen vroeg mij of ik de Tweede Kamer maandelijks wil informeren over de asielinstroom. Dat doen we al in de maandelijkse asylum trends en ik ben zeer bereid om daar een afschrift van aan de Kamer te sturen. Die toezegging doe ik heel graag, want dan kan de Kamer zien hoe dat verder gaat.

Mevrouw Gesthuizen heeft, volgens mij heel terecht, gevraagd waarom er in het jaarverslag zo weinig terug te vinden is over medische zorg voor vreemdelingen. Ik trek me die opmerking wel aan. Je kunt inderdaad constateren dat dit onderwerp vorig jaar en ook dit jaar de discussie beheerste in het vreemdelingendossier. We zullen in het jaarverslag over 2014 dit onderwerp pregnanter laten terugkomen. Het bieden van verantwoorde medische zorg is een taak die belegd is bij het COA. Ik wijs erop dat de informatie daarover terug te vinden is in artikel 10 van de begroting van BZK over het jaar 2013 en in artikel 37 van de begroting van V en J over het jaar 2014. De verantwoordelijkheid voor de geleverde medische zorg ligt overigens – dat doet helemaal niets af aan de opmerking die mevrouw Gesthuizen heeft gemaakt – bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Mevrouw Gesthuizen heeft ook nog een opmerking gemaakt over de medische zorg. De financiering van de zorg aan illegalen, vindt plaats vanuit de begroting van VWS en is onder meer terug te vinden bij de bepalingen over het College voor zorgverzekeringen, dat uitvoering geeft aan de regeling voor illegalen en alle onverzekerbare vreemdelingen. Dus ook daar kan de Kamer nog een stuk van de financiering terugvinden.

Ook heeft mevrouw Gesthuizen gevraagd waardoor er 50 miljoen meer is uitgegeven bij de IND. Heeft dat nu alleen te maken met het kinderpardon of is daar ook een andere oorzaak voor aan te wijzen? Er is een aantal oorzaken voor aan te wijzen. Er is een hogere instroom, die leidt tot meer uitgaven. De invoering van de Regeling langdurige verblijvende kinderen, het kinderpardon, was bij het opstellen van de begroting 2013 niet bekend. Toen was het kabinet nog niet aangetreden. Dat heeft dus inderdaad ook hogere kosten met zich meegebracht. De vergoeding voor de legesderving is ook een component. Dat is een compensatie van 24 miljoen op grond van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd hoe ik de daling van het aantal vvr- en mvv-aanvragen in 2013 verklaar. De daling van het aantal aanvragen houdt inderdaad verband met de daling van het aantal aanvragen voor nareisasiel, waar mevrouw Gesthuizen zelf ook een opmerking over maakte. Het aantal aanvragen gezinshereniging ongehuwde partner is licht gedaald, namelijk met 10%. Het aantal aanvragen verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid is fors gedaald. Dat is te verklaren door het afschaffen van de beleidskaders met ingang van 1 oktober 2013.

Mevrouw Gesthuizen heeft ook nog een vraag gesteld over INDIGO.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Wat de Staatssecretaris zegt, weet ik. Dat staat inderdaad in het jaarverslag en ook in de Rapportage Vreemdelingenketen, die nog niet zo heel lang geleden naar de Kamer is gezonden. Dat zijn inderdaad allemaal verklaringen. Er wordt aangegeven welke instroom er gedaald is. Mijn vraag aan de Staatssecretaris was echter hoe dat nu komt. Neem bijvoorbeeld de aanvraag voor verblijf partner. Hoe komt het nu dat die met 40% is gedaald? Heeft dat te maken met ontmoedigingsbeleid of komt dat door andere elementen in de realiteit van vreemdelingen?

Staatssecretaris Teeven: Het heeft ermee te maken dat er vanuit Syrië in de laatste maanden van 2013 meer gezinnen zijn ingereisd, waardoor er minder nareis is. De asielstroom is veel hoger. Een gedeelte van de druk in het vreemdelingenbeleid is niet altijd zichtbaar via de asielcijfers, maar ook via nareis. Nederland administreert de nareis in het reguliere beleid en niet in het asielbeleid. Dat is een gedeelte van de verklaring. Het heeft echter ook een aantal andere oorzaken, zoals de samenstelling van de stroom. Er kwamen bijvoorbeeld eerst vaak alleenstaande mannen uit Somalië hierheen en toen vond er later gezinshereniging plaats. Die instroom is veel lager. De laatste vier maanden van 2013 hebben we met een veel hogere instroom vanuit Syrië te maken gehad. Dus dat is een gedeelte van de verklaring.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind het toch de moeite waard om hier nog één vervolgvraag aan te wijden. Ik zie in het staatje voor 2012 46.000 mvv's en 58.000 vvr's en dan nog wat visa, maar dat zijn er niet zo veel. Dan kom ik op ruim 106.000 uit. In 2013 is het echt significant veel lager, namelijk bijna 74.000. Mijn vraag is of dat te maken heeft met ontmoedigingsbeleid.

Staatssecretaris Teeven: Dat is niet mijn indruk. Ik heb daar net andere verklaringen voor gegeven. Ik heb niet de indruk dat er sprake is van een ontmoedigingsbeleid, zoals bijvoorbeeld de Belgische overheid dat kent met voorlichting in herkomstlanden om mensen te vertellen dat ze niet naar België moeten komen. Dat kennen we niet en dat voeren we niet op dit moment in Nederland. Ik heb dus niet de indruk dat we op dit moment een ontmoedigingsbeleid voeren.

Mevrouw Gesthuizen stelde ook vragen over de meerkosten van INDIGO. Zijn die er? Ja, die zijn er. Het gaat om een bedrag van zo'n 2 miljoen. Dat is de doorontwikkeling en de uitbreiding. De raming van de doorontwikkeling is later bijgesteld. Die was bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet voorzien. Er zijn ook in 2014 nog uitbreidingen gepland, bijvoorbeeld ten behoeve van de verdere digitalisering in de vreemdelingenketen. Dat heeft ook te maken met het meer op elkaar aansluiten van de organisaties in de vreemdelingenketen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik had volgens mij ook nog gevraagd op hoeveel het totaal van de kosten van INDIGO dan nu komt.

Staatssecretaris Teeven: Dat laat ik even uitzoeken. Dat hoort mevrouw Gesthuizen zo.

Mevrouw Rebel heeft gevraagd hoe we nu kunnen verklaren dat het niet goed gaat met de doorlooptijden. Vooral de invoering van INDIGO en de Wet modern migratiebeleid hebben geleid tot frictiekosten, waardoor het tijdigheidspercentage in 2013 onder druk is komen te staan. Door te investeringen in de afbouw van het aantal openstaande aanvragen en een verdere doorontwikkeling van het INDIGO-systeem zijn de werkprocessen effectiever geworden en stijgt het tijdigheidspercentage. Ten opzichte van alle zaken met een wettelijke termijn, is binnen regulier de tijdigheid in het jaar 2014 – ik kijk even hoe het zich nu ontwikkelt – tot en met mei gestegen tot 92%. Daar boeken we dus aanzienlijke vooruitgang.

Mevrouw Rebel heeft ook opmerkingen gemaakt over de doorlooptijden bij de rechtbank en ook in de bezwaarprocedures. Die zijn inderdaad te lang, de doorlooptijden in asielprocedures. In 2013 was de gemiddelde doorlooptijd in de algemene asielprocedure zes weken en in de verlengde asielprocedure 31 weken. De eerste maanden van 2014 – daar heeft de Kamer op aangedrongen en daar heb ik gesprekken over gevoerd met de rechterlijke macht – geven een verbetering van de doorlooptijden in de VA-zaken te zien. Die zijn enkele weken korter geworden. Dat komt ook doordat de rechtbanken een deel van hun voorraden hebben weggewerkt. Ik ben op dit moment in gesprek met de rechterlijke macht, de advocatuur en de IND om een verdere verkorting tot 22 weken te realiseren. Dat is de termijn die we met elkaar hebben afgesproken. Dat doe ik mede naar aanleiding van de aangenomen motie-Azmani/Maij over het bekorten van de doorlooptijden in vreemdelingenzaken. Ik zal de Kamer periodiek informeren, ook via de vreemdelingenmonitor, over de vraag of het verder terugdringen van de doorlooptijden succesvol is en of die nog verder omlaag kunnen naar de streeftermijn van 21 tot 22 weken.

Het registreren van de kwetsbaarheid van de vreemdelingen is lastig, want er is geen eenduidige definitie voor kwetsbaarheid. Daardoor blijft die registratie een beetje nattevingerwerk. Op elementen van kwetsbaarheid wordt wel geregistreerd, bijvoorbeeld minderjarigheid. Minderjarige vreemdelingen zijn kwetsbaar, maar daarvan vindt wel registratie plaats.

Mevrouw Rebel vroeg ook nog of ik de doorlooptijden wil registreren en rapporteren. De doorlooptijden van de verschillende procedures, ook de bezwaarprocedures, in relatie tot de wettelijke beslistermijnen worden in de rapportage vreemdelingenketen periodiek gerapporteerd, per kwartaal.

Dan heb ik nog een aantal vragen over andere onderwerpen.

De voorzitter: Voordat u naar de andere onderwerpen gaat, wil mevrouw Rebel interrumperen.

Mevrouw Rebel (PvdA): Ik wil heel even terugkomen op de opmerking van de Staatssecretaris dat kwetsbaarheid moeilijk te definiëren is. Er zou wel een keuze gemaakt kunnen worden. Ik refereerde al aan het rapport van DJI, waarin staat dat er naast minderjarigheid, wat eigenlijk één kenmerk is van kwetsbaarheid, eventueel gekeken kan worden naar een profielschets. Je zou een keuze kunnen maken door alvast te kijken naar kwetsbaarheid en vervolgens te evalueren of zo'n profielschets daar nu in voldoende mate iets over zegt. Ik hoor hier graag een reactie op.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb nog niet zo lang geleden een discussie gevoerd met deze commissie over de kwetsbaarheid van bijvoorbeeld vreemdelingen met een psychische aandoening. Hoe moet je die kwetsbaarheid in een vroeg stadium signaleren? DJI kijkt niet alleen naar minderjarigheid, maar ook naar bepaalde aandoeningen en andere factoren. Dat heeft wel iets te maken met de discussie die ik met de Kamer heb gevoerd over de vraag in hoeverre de overheid verantwoordelijk is voor mensen die volledig aan haar zorgen zijn toevertrouwd, dus mensen die in vreemdelingenbewaring of in strafrechtelijke detentie verblijven, en voor mensen voor wie de overheid via het COA alleen een zorg heeft waar het gaat om de opvang. Hoe ver gaat de verantwoordelijkheid van de overheid voor het al dan niet kwetsbaar zijn van personen, waar begint de eigen verantwoordelijkheid en waar zit daar een gemeenschappelijk vlak? Ook daarom is het ingewikkeld om de kwetsbaarheid van vreemdelingen die niet volledig aan de zorgen van de overheid zijn toevertrouwd, en dat zijn ze niet bij het COA, te definiëren. Daar kan je heel moeilijk een maatstaf voor maken.

Mevrouw Rebel (PvdA): Dat begrijp ik, maar het is niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Ik heb niet gevraagd naar de verantwoordelijkheidsverdeling. Het gaat mij om het registreren van bijvoorbeeld psychiatrische aandoeningen. Daar zou ik toch graag een antwoord op hebben, omdat wordt aangegeven dat dit nu niet voldoende gebeurt. Dat het niet helemaal sluitend kan zijn, begrijp ik. Als we echter niet registreren, kunnen we er verder niets mee. Mijn verzoek is toch om meer te registreren dan alleen minderjarigheid.

Staatssecretaris Teeven: Naar aanleiding van de discussie over de medische zorg aan vreemdelingen die we hebben gehad, had ik al min of meer toegezegd dat we daar scherper op zouden gaan letten. Ik kan dus toezeggen dat we scherp zullen registreren. Het is echter niet sluitend. Dat heb ik toen in het overleg gezegd en dat is eigenlijk nog steeds hetzelfde.

Ik kom nu op de vragen over andere onderwerpen. Mevrouw Helder stelde dat de relatie tussen nazorg en recidive niet is aangetoond, dat dit niet uit onderzoek blijkt. Ze heeft gelijk. Er blijkt niet uit onderzoek in hoeverre nazorg nu een rechtstreekse relatie heeft met het beperken van recidive.

We weten echter wel dat als ex-gedetineerden de beschikking hebben over een woning, werk hebben en een stabiele relatie hebben, ze het beter doen. Recidive komt na het 26ste veel minder voor en na het 32ste gaat het helemaal steil naar beneden. Het werkt wel als je mensen niet met een plastic zak buiten de p.i. zet, zoals in het verleden wel gebeurde. Je moet natuurlijk wel proberen om die nazorg te optimaliseren. Een stabiele woon-, werk- en relatiesituatie draagt wel bij aan het tegengaan van recidive. In die zin is nazorg natuurlijk wel functioneel. Daarom doen we dat ook. Via de motie-Van der Staaij hebben we daarom extra geld beschikbaar gesteld voor de nazorg.

Mevrouw Helder (PVV): Ik ben wel blij met de erkenning van de Staatssecretaris, want daar hebben we het toch al vaak wat hartige woorden met elkaar over gewisseld. Dat een stabiele relatie et cetera enigszins werkt, zal ik niet ontkennen. Ex-gedetineerden op vakantie sturen, zou ook werken en dat doen we ook niet. Je moet kijken wat we nodig hebben. Het kost belastinggeld, dus je moet je altijd even afvragen of het ook werkt. Daarom ben ik wel blij dat de Staatssecretaris ons halverwege tegemoetkomt door dit te erkennen. Ik zal dat van mijn kant ook doen door te zeggen dat het in bepaalde gevallen heus wel zin heeft. Het ging ons echter altijd te ver dat dit zo zwart-wit werd gesteld, want zo is het dus gewoon niet.

Staatssecretaris Teeven: We hebben drie meetmomenten. Binnenkomst in de p.i. is een meetmoment, einde detentie en zes maanden na afloop. Meer hebben we niet tot onze beschikking om te meten. Daaruit kan je geen rechtstreekse relatie afleiden, dat geef ik toe aan mevrouw Helder.

Hoe zit het met de recidive bij taakstraffen? Daar hebben we ook veelvuldig over gesproken. Om inzicht te krijgen in de effecten heb ik het WODC gevraagd om de werkgestraften en de ondertoezichtgestelden aan het vaste onderzoek van de recidivemonitor toe te voegen. Daar heeft het WODC ook recent onderzoek naar gedaan, namelijk Overzicht en analyse van de terugval van personen na beëindiging van toezicht of een werkstraf in de periode 2002–2009. Dat onderzoek heb ik in april 2014 naar de Kamer gestuurd. Op basis van dat onderzoek stel ik vast dat bij zowel de werkstraffen als bij de andere straffen een licht dalende trend waarneembaar is. Ik denk dat je daarmee kunt vaststellen dat we op de goede weg zijn.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of ik een budgettair gat heb als de elektronische detentie niet doorgaat en of er dan meer gevangenissen gesloten zullen worden. Ik wil meteen maar het sprookje uit de wereld helpen dat ik het wetsvoorstel niet zou willen verdedigen in de Eerste Kamer. Dat wil ik wel. Als elektronische detentie uiteindelijk niet zou doorgaan, als het in de Eerste Kamer niet zou komen tot een aanname van het wetsvoorstel, is er wel een budgettair gat. Daar wil ik eigenlijk niet op vooruitlopen. Ik heb 25 juni de memorie van antwoord met betrekking tot dit wetsvoorstel naar de senaat gestuurd. We hebben op dit moment geen voornemen – die vraag van mevrouw Helder zal ik ook beantwoorden – om inrichtingen te gaan sluiten. Dat gaan we zeker niet doen.

De heer Van Nispen vroeg om een beter inzicht in het niet-gebruik van de gesubsidieerde rechtsbijstand, wat wenselijk is volgens de Algemene Rekenkamer. Dat heb ik gezien. Een van de aanbevelingen uit het rapport is dat zicht op niet-gebruik door rechtzoekenden die voldoen aan de criteria voor rechtsbijstand meer inzicht kan geven in de toegankelijkheid ervan. Ik denk dat specifiek het niet-gebruik van een stelsel soms ook een heel plausibele reden heeft, bijvoorbeeld dat mensen via hun familie of via mediation hun probleem oplossen. Dat vind ik goed. Daarnaast zal deze vraag over het niet-gebruik worden meegenomen in de Geschilbeslechtingsdelta 2014. Dat is een periodiek onderzoek van het WODC naar het gedrag van burgers en bedrijven die worden geconfronteerd met potentieel juridische geschillen. Het zal onderzoekstechnisch lastig blijven om dat niet-gebruik in kaart te brengen. Het WODC verwacht de bevindingen uit het onderzoek uit de Geschillenbeslechtingsdelta 2014 medio 2015 te presenteren. Dat gaat wel lukken.

Ik denk dat ik hiermee alle vragen van de zijde van de Kamer die mij regarderen hebben beantwoord.

Mevrouw Helder (PVV): Ik had volgens mij nog enkele vragen aan de Staatssecretaris gericht. Eentje betreft de verschijningsplicht. Daarbij heb ik zelfs letterlijk de Staatssecretaris genoemd. Ik heb ook gevraagd naar het aantal veroordeelde criminelen dat nog vrij rond zou lopen en of dat aantal inmiddels is gedaald.

Staatssecretaris Teeven: Om de laatste vraag van mevrouw Helder te beantwoorden: ja, het aantal is gedaald. De Minister en ik sturen volgende week een brief naar de Kamer waarin definitief uitsluitsel wordt gegeven over dat aantal van 12.000 en de vraag in hoeverre dat is gedaald. Die brief met het volledige overzicht zal de Kamer dus volgende week bereiken.

Ik heb al gezegd dat ik geen wettelijke verschijningsplicht zou willen, maar dat er voor het Openbaar Ministerie wel al een mogelijkheid bestaat om in slachtofferzaken, zaken waarin slachtoffers en/of nabestaanden een rol spelen, te informeren bij het slachtoffer en vervolgens bij dagvaarding te vragen om een bevel tot medebrenging. Dat is inmiddels met het College van procureurs-generaal besproken. Het zal in zijn bedrijfsvoering en bij het dagvaarden van verdachten van delicten met slachtoffers en nabestaanden elke keer in de individuele casus of zaak bezien of het opportuun is om een bevel tot medebrenging te vragen. Op die manier wordt erin voorzien. Het kabinet staat echter geen wettelijke verschijningsplicht voor in slachtoffer- of nabestaandenzaken. Ik dacht dat we dat al eerder met het elkaar hadden gesproken.

De voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de regering. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel voor om het kort te houden.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de beide bewindspersonen voor de antwoorden op de vragen. Ik heb gevraagd of de Minister er inzage in wil geven of inderdaad bij afpakken de opbrengst drie keer hoger is dan de investering. Hij heeft gezegd dat het lastig is om aan te geven wat het heeft gekost om een bepaald resultaat te behalen, maar dat hij het wel gaat doen. Dat heb ik hem horen zeggen. Mijn vraag is dan hoe hij dat gaat doen. Daar hoor ik graag een nadere toelichting op.

Ik heb een heleboel antwoorden gekregen op vragen over de cijfers. Het anders wegschrijven van aangiftes, waarbij ik de woninginbraken voor het oog had, zou volgens de Minister worden veroorzaakt door het systeem. Hij zegt dat het punt is erkend, geregistreerd en gemaakt. Ik mis nog even «en wordt verbeterd». Ik meen wel dat ik het hem heb horen zeggen. Ik vraag hem om dat in tweede termijn te bevestigen.

Een aantal vragen van mij is misschien wel beantwoord, maar ik heb de antwoorden niet helemaal mee kunnen schrijven. Een van die vragen om welke reden de jeugdrecidive niet meer wordt gebruikt om het effect van het beleid zichtbaar te maken. Het antwoord op die vraag heb ik niet uit alle antwoorden kunnen destilleren. Ik zou dit toch graag even toegelicht willen hebben. Ik kijk even welke vragen al zijn beantwoord. Het is een beetje lastig omdat andere leden soms dezelfde vragen op een andere manier hebben gesteld, waardoor je net iets andere antwoorden krijgt. Ik had ook nog gevraagd naar het verschil tussen de streefwaarde voor 2013 en de realisatiewaarde, waar het gaat om het aantal straatroven. Daar hoor ik nog graag een nadere toelichting op.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de beide bewindspersonen voor de beantwoording. Ik heb niet op al mijn vragen antwoord gekregen, maar ik houd zeker de vinger aan de pols waar het gaat om de cijfers over 2014: de begroting en het jaarverslag 2014. De Minister heeft in elk geval toegezegd dat hij helderheid over de cijfers zal geven in het jaarverslag over 2014, met eenduidige begripsbepalingen en een vergelijking tussen de begroting en jaarverslag. Daar zullen we volgend jaar over komen te spreken.

Om nog een aantal punten te markeren, heb ik een paar moties. De eerste gaat over de doorlooptijden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de begroting van 2014 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt gewaarschuwd voor de risico's van voorraadvorming en doorlooptijden gezien de groei van het aantal zaken van ruim 1,6 tot bijna 2 miljoen in 2018;

overwegende dat de normen voor de doorlooptijden in de strafrechtketen niet altijd worden gehaald;

overwegende dat wordt bezuinigd op het Openbaar Ministerie oplopend tot 26% van het totale budget vanaf 2018 structureel;

verzoekt de regering, de Kamer in het najaar van 2014 te informeren over de effecten van de bezuinigingen op het Openbaar Ministerie tot dan toe en over de vorderingen die in de strafrechtketen worden gemaakt om de zaaksachterstanden en doorlooptijden te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33 930 VI).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik dien toch een motie in over de langdurige archiefplicht Openbaar Ministerie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat over de deal die in 2000 is gesloten met crimineel Cees H. onduidelijkheid is gerezen over de grootte van het bedrag dat buiten weten van de Nederlandse Belastingdienst door het Openbaar Ministerie aan Cees H. is overgemaakt;

constaterende dat de regering de juistheid van de genoemde bedragen niet kan aantonen, nu zowel het Openbaar Ministerie als de destijds betrokken banken vanwege de verlopen financiële bewaarplicht van zeven jaar, niet meer over de afschriften van de deal beschikken;

overwegende dat het onwenselijk is dat het Openbaar Ministerie deals met topcriminelen kan sluiten zonder dat daarvan een langdurige archivering plaatsvindt, waardoor de feiten in later jaren niet meer te achterhalen zijn;

verzoekt de regering, alle documenten over deals tussen het Openbaar Ministerie en criminelen langdurig te archiveren en de Kamer te informeren over de wijze waarop daarin zal worden voorzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (33 930 VI).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb nog een laatste motie, over kosten en baten van fraudeaanpak. Het is een punt waar de Algemene Rekenkamer een opmerking over heeft gemaakt en waar de Minister niet in wil voorzien. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er geen zicht bestaat op hoe de kosten voor het afpakken van crimineel geld zich verhouden tot de baten van de geïntensiveerde aanpak;

overwegende dat zonder zicht op de kosten en baten de Kamer haar controlerende taak onvoldoende kan uitoefenen;

verzoekt de regering, de kosten en baten bij het afpakken van crimineel geld en de aanpak van witwassen voortaan wel inzichtelijk te maken, zodat de Kamer kan volgen of de extra inzet ook daadwerkelijk loont,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (33 930 VI).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik hoorde de Minister al mompelen dat hij dit heeft toegezegd. Dan mag hij dat zo meteen nog een keer doen en dan trek ik de motie gewoon in.

De heer Van Nispen (SP): Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de antwoorden. Ten aanzien van de bedrijfsvoering zijn beloftes gedaan of is in elk de inspanningsverplichting toegezegd dat het volgend jaar toch weer beter zal gaan. Dat is en blijft volgens mij heel erg hard nodig, omdat het over de verantwoording van heel erg veel belastinggeld gaat. Daar zullen we de bewindspersonen aan houden.

Over de Politieacademie blijft mijn fractie heel grote zorgen houden vanwege de bezuinigingen. Toch dank ik de Minister ervoor dat hij zijn toezegging van vorige week heeft uitgebreid met de toezegging dat ook gekeken gaat worden naar de instroom- en uitstroomcijfers en de soorten en aantallen opleidingen. Daar worden we graag over geïnformeerd.

Ik heb aan de Staatssecretaris een korte vraag over de rechtsbijstand. Het is mooi om te horen dat het niet-gebruik, hoe lastig dat ook is, zal worden onderzocht en dat de Kamer medio 2015 dat onderzoek kan verwachten. Het is natuurlijk wel jammer dat er ontzettend fors wordt bezuinigd op de gesubsidieerde rechtsbijstand en dat dat niet wacht tot medio 2015. Mijn korte vraag aan de Staatssecretaris is wanneer we de antwoorden kunnen verwachten op de vragen over de eerste tranche van bezuinigingen, de algemene maatregel van bestuur. Komen die antwoorden nog voor het reces of komen ze tijdens het reces? Daar ben ik erg in geïnteresseerd.

De kernvraag die ik vandaag op tafel heb gelegd, is of het ministerie zich nu goed laat controleren. Het is heel goed dat we een toezegging hebben gekregen ten aanzien van de pakkans en de verdachtenratio. Daar mag geen misverstand meer over bestaan. In een geval waarin je drie overvallen hebt, namelijk A, B en C, en voor overval A worden drie mensen gepakt en voor overval B en C nul, zou je een verdachtenratio hebben van 100, maar een pakkans van 33%. Met dat voorbeeld probeer ik aan te tonen dat het belangrijk is dat we daar volgend jaar duidelijkere definities van krijgen en tabellen die wel kloppen, waarin de goede grootheden met elkaar kunnen worden vergeleken. Dat is goed nieuws. Ik had daarover een motie voorbereid. Die zal ik niet indienen, omdat de Minister een goede toezegging heeft gedaan op dit punt. In het dictum stond nog wel de vraag aan de Minister of hij wil toezeggen om inspanningen te leveren om de kwaliteit van de verantwoording en de beleidsinformatie over de gehele linie te verbeteren. Mijn fractie blijft toch van mening dat daar aandacht voor nodig is.

Niet alleen het goede nieuws moet in het jaarverslag worden gezet, maar ook de grote zorgen die er toch ook bij het ministerie moeten bestaan over de bezuinigingen op de reclassering en over de bezuinigingen op het Openbaar Ministerie. Komt men daarmee uit? Kan er ook informatie worden opgenomen in het jaarverslag over wat er minder goed gaat op het ministerie en waar blijvende aandacht voor nodig is? Dat geldt ook voor de toegang tot het recht en de staat van de rechtsstaat. Het moet geen opsomming zijn van wetten die het afgelopen jaar zijn aangepast, maar ook echt een inhoudelijke verantwoording over wat er nu echt is gepresteerd.

Ik wil nogmaals mijn grote zorg uitspreken over de aanstaande bezuinigingen op de organisaties die ons land veiliger moeten maken en toch ook over de staat van de rechtsstaat, meer in het bijzonder de toegang tot het recht die wat mijn fractie betreft toch op de tocht komt te staan.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank met name de Minister voor zijn opmerkingen waarmee hij aangeeft dat het zijn bedoeling is om een zeer realistisch beeld te schetsen over de jaren waarin hij en ook de Staatssecretaris de verantwoordelijke bewindspersonen waren op Veiligheid en Justitie en te benoemen op welke punten nog problemen of uitdagingen liggen voor hem en de Staatssecretaris.

Het kan zijn dat de Minister en ik elkaar verkeerd begrijpen en het kan ook zijn dat ik het staatje op pagina 58 van het jaarverslag onvoldoende begrijp. Daar zie ik een meldingspercentage van 13 staan bij melding van ongebruikelijke en verdachte transacties. De Minister zegt dat er in Nederland veel vaker ongebruikelijke en verdachte transacties worden gemeld dan in andere landen. Dat is goed. Dat betekent dat we een voortrekkersrol hebben en dat we dus laten zien hoe het moet. Moet ik nu dat meldpercentage opvatten als een percentage van het aantal ongebruikelijke of verdachte transacties dat wordt gemeld? Zo lees ik het namelijk niet. Als ik de cijfers die erboven staan met elkaar vergelijk, kom ik niet tot het percentage dat eronder staat. Ik ga er dan vanuit dat het gaat om het totaal aantal verdachte of ongebruikelijke transacties, waarvan dan maar 13% gemeld zou zijn. Dan vraag ik mij af of dat percentage niet omhoog moet, maar als ik het verkeerd zie dan hoor ik het uiteraard graag.

Ik kom nog even op de uitrol van de Haagse pilot inzake bestrijding faillissementsfraude. Ik ben benieuwd of er al resultaten te melden zijn. In 2013 is een begin gemaakt met de landelijke uitrol. Zijn de resultaten van die pilot elders in het land ook zo positief als ze in Den Haag waren? Het antwoord op mijn vraag over de Garantstellingsregeling Curatoren ontbrak volgens mij ook. Hoe zit het nu precies met die termijnen waarbinnen wel of niet tijdig wordt geantwoord, met name waar het gaat om een negatief antwoord dat eigenlijk binnen acht weken zou moeten komen? Ik zie daarvan een groot belang. Als een verdachte in beeld is en er wordt onraad geroken, moet een curator natuurlijk snel duidelijkheid krijgen of hij wel of niet een beroep kan doen op die garantstellingsregeling. Iedere keer dat dat vertraging oploopt, is er in mijn ogen – dat is heel simplistisch geredeneerd – weer meer tijd voor de gefailleerde ondernemer om geld door te sluizen of spulletjes die hij misschien achterover heeft gedrukt te verkopen. Iedere week is er in mijn ogen eentje te veel.

Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor zijn toezegging om medische zorg wel prominent te laten terugkomen in het jaarverslag 2014. Ik miste nog een antwoord op mijn vraag over de totale kosten van INDIGO, maar ik heb begrepen dat ik dat straks nog krijg.

Mijn laatste opmerking betreft wel of geen ontmoedigingsbeleid. Ik lees toch in die rapportages vreemdelingenketen wat andere dingen. Daarin geven werkgevers bijvoorbeeld aan dat zij minder mensen laten overkomen vanwege restrictief beleid. De Staatssecretaris geeft zelf natuurlijk eigenlijk al aan dat de beleidskaders zijn aangepast. Dat betekent eigenlijk gewoon dat het nu niet meer mogelijk is om die bredere gezinshereniging te laten plaatsvinden. We hebben het over cijfers. Het is misschien aan de ene kant heel prettig om te kunnen constateren dat we niet iedere keer tegen cijfers aanlopen die zo hoog zijn dat de Staatssecretaris de neiging heeft om de noodklok te luiden. Aan de andere kant moeten we ons volgens mij wel realiseren dat er achter een terugloop in cijfers ook mensen verscholen gaan, mensen die we de mogelijkheid ontnemen om bijvoorbeeld hun oma te laten overkomen of een meerderjarig kind naar Nederland te laten komen. Daar gaan dus ook persoonlijke drama's achter schuil.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik maak van de gelegenheid gebruik om beide bewindspersonen de bedanken voor de antwoorden die zij hebben gegeven. Ik heb antwoord gekregen op al mijn vragen, dus er resteren geen vragen. Ik stel vast – daar ben ik blij om – dat de aanbeveling van de Rekenkamer die zag op die inzichtelijkheid ten aanzien van rendementen en kosten bij de financieel-economische bestrijding van criminaliteit, wat een goede zaak is, wordt opgepakt. Dat is op zichzelf geen nieuwe informatie, meld ik maar even. Een week of twee geleden hebben we daar ook met elkaar over gesproken. Wat dat betreft is dit dan een herhaling van zetten geweest. Laat dat er dan toe leiden dat we dat gaan doen. Dan kunnen we er een volgende keer weer over spreken.

De voorzitter: Mevrouw Rebel heeft geen behoefte aan een tweede termijn. De Minister geeft aan dat hij gelijk kan antwoorden. Daartoe geef ik hem het woord.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik verwacht dat een aantal antwoorden waar ik even over moet nadenken me tijdens mijn beantwoording te binnen schieten. Dat gaat vanzelf gebeuren.

Mevrouw Helder vroeg, net als andere woordvoerders, of de opbrengst van het ontnemingsbeleid inderdaad drie keer hoger is dan de investering van 20 miljoen. Ik heb al toegezegd dat ik de kosten-batenanalyse zal maken, zoals de Rekenkamer dat heeft gevraagd. Dat zeg ik dan ook meteen tegen mevrouw Berndsen. Dat heb ik bij de FinEC al gezegd en dat heb ik hier twee keer toegezegd, dus ik doe het nu voor de vierde keer. Dat is misschien dan toch een mooi moment om de motie die daartoe oproept in te trekken, ook omdat die niets zal veranderen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vind dit een beetje makkelijk van de Minister. Hij heeft in zijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer nadrukkelijk aangegeven dat hij dat niet van plan was. Dan vind ik hier de plek om toegezegd te krijgen dat de Minister het wel gaat doen. We spreken immers nu over het jaarverslag. Met deze toezegging, trek ik mijn motie in.

De voorzitter: Aangezien de motie-Berndsen-Jansen/Gesthuizen (33 930 VI, nr. 8) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Opstelten: Het is terecht dat mevrouw Berndsen zegt dat ik in mijn reactie op het rapport van de Rekenkamer daar een andere mening over heb geuit. Ik heb dat toegelicht. Ik ben echter opgeschoven naar de gedachte dat het noodzakelijk is om dat te doen. Dat geldt ook voor de andere prioriteiten. Daar heb ik ook iets over gezegd. Dat is gewoon telkens de verbetering van de kwaliteit van het jaarverslag, de afrekening en het afleggen van verantwoording. Ik hecht er zeer aan om dat in goed overleg te doen.

Ik denk dat ik ook duidelijk was over het tweede punt van mevrouw Helder. Zij noemde een aantal posten. Ik heb gezegd dat we daarmee bezig zijn. Het is handmatig mensenwerk en niet verwijtbaar. Ook de kwaliteit van de ICT zullen we verbeteren. Dat is al toegezegd.

Over de straatroven kan ik heel duidelijk zijn. De streefwaarde is gewoon eigenlijk de doelstelling die je moet waarmaken, per jaar. Ik kan het nog een keer zeggen. In 2013 is het aantal straatroven met 19,2% gedaald ten opzichte van het peiljaar 2010. Deze daling zet in de eerste vijf maanden van 2014 door. De doelstelling voor 2014 is duidelijk in zicht. Als er onduidelijkheid is, zullen we daar goed naar kijken. De bedoeling is dat over de cijfers en de definities geen enkel misverstand kan ontstaan. Termen als streefwaarde, doelstelling, target of te realiseren resultaat moeten duidelijk zijn. Daarbij moet bovendien het cijfer staan wat ervoor staat, wat was voorgenomen en wat is gehaald. Daar wil ik geen misverstand over laten ontstaan.

Dan kom ik op de moties van mevrouw Berndsen. Wat betreft haar motie op stuk nr.  6 wordt zij bediend. De Kamer wordt in de VPS-brief en de begroting 2015 geïnformeerd. Ik doe dus wat zij hier vraagt. Misschien is dat ook een aanleiding om de motie in te trekken.

Ik krijg een advies van mijn ambtenaar over de motie op stuk nr. 7, dat goed is bedoeld. Ook hier ben ik het echter eens met wat mevrouw Berndsen vraagt. Het is ook toegezegd, dus die kan ook ingetrokken worden.

(hilariteit)

Minister Opstelten: Zo ben ik opgevoed. Ik heb iets toegezegd dat helder is en precies conform is aan wat in de motie wordt verzocht. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen. Ik doe wat daarin staat, dus wat dat betreft is de motie niet nodig. Ik zou het heel erg waarderen als we gewoon tot zaken kunnen komen in een goed overleg en dan kan mevrouw Berndsen haar motie intrekken.

Ik kom nu bij de inbreng van de heer Van Nispen. Hij sprak over het verbeteren van de kwaliteit van de informatie. Dat is natuurlijk een normale doelstelling van ons als bewindslieden. Het moet altijd beter. Ik ben zeker niet tevreden. Ik vind wel dat we op koers zijn en dat we de goede kant uitgaan, maar het moet beter. Ik wil ook een goede inhoudelijke verantwoording ten aanzien van alles wat we hebben afgesproken neerzetten. De Kamer kent ons beiden als bewindslieden die doen wat ze zeggen en die als dat niet het geval is, daarop willen worden gewezen. Dat is duidelijk.

Ik neem kennis van de kwalitatieve uitspraak van de heer Van Nispen over de staat van de rechtsstaat en de toegang tot het recht. Dat standpunt delen we niet, maar daar komen we ongetwijfeld bij de behandeling van het wetsvoorstel over de griffierechten op terug. Daar kijken we naar uit.

Mevrouw Gesthuizen sprak over de 13% meldingen van verdachte transacties. Hoe moet dit nu worden gelezen, op pagina 58? Ik vind dat nogal technisch, dus ik zal voor de begroting schriftelijk op deze vraag reageren. Ik wil er even goed en precies naar kijken.

Hoe zit het met de doorlooptijden bij de Garantstellingsregeling Curatoren? Hier kom ik ook op terug in de brief over het toezicht op de rechtspersonen. Ik wil even feitelijk diepgaander laten uitzoeken hoe dat precies zit.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is heel prettig. Voor wanneer is die brief toegezegd?

Minister Opstelten: De brief over het toezicht op de rechtspersonen staat in de planning voor de begroting.

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de uitrol van het Haagse model. Hoe loopt dat nu in de andere steden waar ook een pilot is? Daar hebben we nog geen rapportage over. Daar zullen we over rapporteren in de reguliere rapportage over de fraude die ik heb aangekondigd. Dat doen we voor de begroting, als de gegevens over die pilots bekend zijn.

Dat is het wat mij betreft, voorzitter.

De voorzitter: Er zijn ook nog enkele vragen gesteld aan de Staatssecretaris. Ik geef hem het woord.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik wil beginnen met de opmerking van mevrouw Gesthuizen, namelijk dat ze het zich altijd heel goed realiseert dat het over mensen gaat die achter de cijfers verscholen zitten. Dat was me al duidelijk, maar dat is me nog meer duidelijk geworden in april 2013 en daar probeer ik ook steeds naar te handelen.

Ik denk overigens er geen sprake is van een ontmoedigingsbeleid. Ik denk dat het beleid rechtvaardig en restrictief is, maar dat de menselijke maat het uitgangspunt is in het handelen. Mevrouw Gesthuizen noemde als voorbeeld de vergunningen voor arbeid. Dat is een verantwoordelijkheid van SZW. Het ligt bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat concrete voorbeeld heeft niet zozeer te maken met een restrictief immigratiebeleid, maar veel meer met de situatie op de arbeidsmarkt in Nederland. Je wilt niet iedereen toelaten op de arbeidsmarkt. We zullen daar altijd goed naar kijken. Er is echter geen ontmoedigingsbeleid in de zin zoals bijvoorbeeld de Belgische overheid dat kent.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat kan. Er staat echter wel letterlijk in de Rapportage vreemdelingenketen dat werkgevers minder tewerkstellingsvergunningen aanvragen, mogelijk door het huidige economische klimaat en door het restrictieve beleid dat wordt gevoerd ten aanzien van de afgifte van tewerkstellingsvergunningen.

Staatssecretaris Teeven: Er is zeker een rechtvaardig en restrictief beleid, maar dat is iets anders dan een ontmoedigingsbeleid. Ontmoedigingsbeleid is dat je bijvoorbeeld naar herkomstlanden gaat om mensen te vertellen dat ze vooral niet naar Europa moeten komen omdat ze daar geen toekomst hebben en dat je daar zelfs voorlichting over gaat geven. Je moet restrictief en rechtvaardig wel onderscheiden van een echt ontmoedigingsbeleid. Volgens mij zit daar verschil in. Daartussen heb ik in mijn eerste termijn in elk geval een verschil willen maken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Volgens mij is er verschil tussen twee dingen. Je hebt een ontmoedigingsbeleid waarbij je naar landen gaat om te zeggen dat mensen niet moeten komen. Je hebt ook een ontmoedigingsbeleid waarbij je het zo moeilijk maakt dat een werkgever of iemand anders nadat hij een keer de deksel op zijn neus heeft gekregen denkt: dat doen we maar niet meer, want dat is verspilling van tijd.

Staatssecretaris Teeven: Ik wijs dan ook op de andere kant van de zaak, als je dat al ontmoedigen vindt. Dat doen we in elk geval niet met betrekking tot asiel voor vluchtelingen uit Syrië die daadwerkelijk moeten vrezen voor hun leven. Dat zou ik ook geen ontmoedigen willen noemen. Daar zijn we wel rechtvaardig, maar ook niet zo restrictief en ontmoedigend. Maar goed, de boodschap is helder en we zullen daar op een goede manier mee omgaan.

Mevrouw Gesthuizen kreeg van mij nog een antwoord op de vraag over de kosten van INDIGO. Die bedragen 89 miljoen, cumulatief meerjarig. Die informatie staat in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2013, bijlage 4, bij de grote en risicovolle ICT-projecten, pagina 181 tot en met 184. Daar is het totale cumulatieve bedrag terug te vinden.

De heer Van Nispen heeft gevraagd wanneer de Kamer duidelijkheid krijgt over de AMvB ten aanzien van rechtsbijstand. Dat is volgende week. Eind volgende week bericht ik de Kamer over de AMvB die betrekking heeft op de bezuinigingen over 2015. Dat zijn de bezuinigingen die moeten ingaan op 1 januari 2015. Overigens gaan de meeste bezuinigingen in de rechtsbijstand – dat is de commissie wel bekend – in 2016 in. Een aantal in 2015 en de meeste in 2016.

De heer Van Nispen maakte nog een opmerking over bezuinigingen op de reclassering. Daar kan de Kamer aanstaande maandag een brief over verwachten. Daar heeft mevrouw Kooiman, collega van de heer Van Nispen, ook al om gevraagd en die heb ik toegezegd voor 1 juli.

Mevrouw Helder had van mij nog een antwoord tegoed op de vraag over de jeugdrecidive. In de begroting voor 2011 is voor het laatst de recidive opgenomen als een prestatie-indicator. Het expliciet benoemen van recidive hield verband met de doelstellingen van het programma Veiligheid begint bij Voorkomen, dat onder het kabinet-Balkenende IV is gestart en in 2010 is afgerond. Dat recidive niet meer expliciet als een prestatie-indicator is opgenomen, wil niet zeggen dat het kabinet recidive onbelangrijk vindt. Integendeel, dat staat centraal in het beleid van de Minister en van mij. Jaarlijks publiceert het WODC de recidivemonitor waarin de recidivecijfers van verschillende groepen justitiabelen worden gepresenteerd en die vertonen overigens al jaren een dalende trend, voor zowel jeugdigen als volwassenen.

In de begrotingen van de afgelopen jaren is echter – dat geldt rijksbreed – bewust gekozen, in overleg met de Kamer, voor concrete indicatoren die direct beïnvloedbaar zijn. Dat gebeurde mede in reactie op het terugblikonderzoek van de Algemene Rekenkamer, dat juist kritisch was over de meetbaarheid van de prestaties in de justitiële jeugdinrichtingen, om dat voorbeeld te gebruiken. In plaats daarvan is ervoor gekozen om concrete prestatie-indicatoren in de begroting op te nemen die op een directere wijze iets zeggen over de prestaties van V en J, anders dan dat voor 2010 werd gemeten.

Voorzitter, tot zover de antwoorden die ik de commissie nog schuldig was.

De voorzitter: Dank u wel. De heer Van Nispen heeft nog een vraag.

De heer Van Nispen (SP): Ik heb nog een vraag over de brief die we volgende week gaan krijgen met de antwoorden op de gestelde vragen over de algemene maatregel van bestuur over de bezuinigingen op de rechtsbijstand. We krijgen die brief volgende week van de Staatssecretaris. Volgende week donderdagavond stopt het hier echter, want dan gaan we met zomerreces. Zou de Staatssecretaris iets preciezer kunnen zijn over wanneer de Kamer die antwoorden kan verwachten? Het zal hem en misschien ook andere fracties niet verbazen dat de SP-fractie niet heel erg gelukkig wordt van die bezuinigingen, dus het kan zijn dat we daar nog iets mee willen in de vorm van een debat, een motie of iets in die richting.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal proberen die brief zo snel als mogelijk naar de Kamer te sturen volgende week.

De heer Van Nispen (SP): Dat stel ik op prijs. Mocht dat dan na donderdagavond zijn en de Kamer is niet in de gelegenheid om daar nog iets van te vinden dan denk ik dat de algemene maatregel van bestuur nog niet in werking kan treden en dat de Kamer in de gelegenheid moet worden gesteld om daar een uitspraak over te doen.

Staatssecretaris Teeven: Volgens mij is er ook in de Eerste Kamer nog een procedurevergadering met betrekking tot die AMvB. Het wordt sowieso heel ingewikkeld om te halen. Het eerste ingangsmoment van de bezuinigingsmaatregel die in de AMvB is vermeld, is overigens 1 januari 2015. Als je in de eerste week van september reageert, is het volgens mij nog mogelijk om die in te laten gaat op 1 januari 2015.

De heer Van Nispen (SP): Ik concludeer dat de AMvB niet eerder ingaat dan nadat de Kamer erover heeft kunnen spreken, in een algemeen overleg dan wel via een motie, ook als dat pas in september zal zijn.

Staatssecretaris Teeven: Ja, of in een andere procedure. Er kan ook nog een andere schriftelijke procedure worden gekozen waarin we er toch in de zomer met elkaar over kunnen communiceren. De AMvB kan dan toch worden meegenomen in de begroting over het jaar 2015. Volgens mij is dat wel belangrijk. Die reactie moet dan wel in de eerste week na het reces komen en het kan natuurlijk ook in een schriftelijke procedure gedurende de zomer, in verband met de begroting.

De voorzitter: Ik dank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn en aan het einde van de beraadslaging. Over de ingediende moties wordt volgende week dinsdag gestemd. Ik dank de Minister, de Staatssecretaris, hun ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en de collega's.

Sluiting 17.29 uur.