Vastgesteld 13 juni 2014
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het Jaarverslag Infrastructuurfonds 2013 (Kamerstuk 33 930 A, nr. 1).
De Minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 12 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De waarnemend voorzitter van de commissie, Van Dekken
De griffier van de commissie, Sneep
1
Vraag:
a. Hoe worden de projecten in het kader van de waterveiligheid beoordeeld op kosten en effectiviteit?
b. Zijn er referentieprojecten op basis waarvan destijds is besloten hoeveel een project kost en welk effect dat project sorteert?
c. Wordt het bovenstaande in de toekomst voor alle projecten nog geëvalueerd?
Antwoord:
a. Bij de beoordeling van waterveiligheidsprojecten op effectiviteit vormen de wettelijke veiligheidsnormen het uitgangspunt. Bij de beoordeling van de kosten van maatregelen wordt nagegaan of de maatregelen sober en doelmatig zijn.
b. Per project wordt een ontwerp en kostenraming opgesteld. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het zogeheten ontwerpinstrumentarium en van kengetallen/ervaringscijfers over prijzen en hoeveelheden.
c. Het ontwerpinstrumentarium en kengetallen/ervaringscijfers worden periodiek geactualiseerd.
2
Vraag:
Hoe wordt geborgd dat met het onderbrengen van het onderdeel zoetwatervoorziening in het Deltafonds geen gelden bedoeld voor waterveiligheid worden ingezet voor zoetwaterprojecten en vice versa?
Antwoord:
Het Deltafonds bevat financiële middelen voor de bekostiging van investeringen in waterveiligheid, zoetwatervoorziening en het beheer en onderhoud dat hierop betrekking heeft. In het Deltafonds is per begrotingsartikel inzichtelijk welke budgetten voor waterveiligheid en zoetwater beschikbaar zijn. Budgetten voor waterveiligheid staan op artikel 1 en de budgetten voor zoetwatervoorziening staan op artikel 2.
3
Vraag:
Kunt u een overzicht geven van financiële middelen uit het Deltafonds die besteed zijn aan waterkwaliteit?
Antwoord:
Projecten van het Verbeterprogramma Waterkwaliteit zijn niet gefinancierd uit het Deltafonds. Enkele waterkwaliteitsprojecten uit dit programma, die samenhangen met programma’s Ruimte voor de Rivier en Maaswerken, zijn in het verleden vanwege efficiencywinst in de uitvoering met budget overgeheveld uit het Verbeterprogramma Waterkwaliteit en worden op het Deltafonds verantwoord. De resterende kasreeks voor KRW Innovatie is vanuit Hoofdstuk 12 naar het Deltafonds overgeheveld om te voldoen aan in het verleden aangegane verplichtingen. Er is dus geen budget van het DF gebruikt voor de financiering.
4
Vraag:
a. Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de vraag in hoeverre Nederland de doelen uit de Kaderrichtlijn Water gaat halen?
b. Haalt Nederland de doelen van de Drinkwaterrichtlijn?
Antwoord:
a. De uitvoering van de stroomgebiedbeheerplannen 2010–2015 is goed op schema. Met Water in Beeld bent u hierover nader geïnformeerd. Er wordt op dit moment volop gewerkt aan de ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen 2016–2021. Deze plannen geven concreet aan wat de resterende opgave is in de komende periode en welke maatregelen worden genomen om doelbereik dichter bij te brengen. De ontwerp-plannen gaan op 22 december dit jaar de inspraak in.
b. Nederland haalt de doelen van de Drinkwaterrichtlijn (98/83/EC). De drinkwaterrichtlijn legt de minimum kwaliteit van het drinkwater in de EU vast. Ook geeft de richtlijn bepalingen met betrekking tot informatievoorziening naar het publiek, maatregelen, monitoring en analyse, en rapportage. De drinkwaterrichtlijn is in Nederland geïmplementeerd via de Drinkwaterwet en onderliggende regelgeving. De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de drinkwaterkwaliteit in Nederland.
5
Vraag:
a. Hoeveel geld is in 2013 uitgegeven aan ontwikkelingshulp in het kader van de 1%-norm voor drinkwaterbedrijven?
b. Hoe verhoudt deze norm zich tot het algemene budget voor ontwikkelingshulp, is het er onderdeel van?
c. Hoe verhouden de ingezette middelen zich tot de inzet van hulp naar handel?
Antwoord:
a. In 2013 is circa € 6 mln. aan ontwikkelingsprojecten (millennium development goals projecten) besteed door alle drinkwaterbedrijven tezamen. Men is daarmee (ook individueel) onder de 1% norm gebleven.
b. In het kader van ontwikkelingssamenwerking wordt nauw samengewerkt met de drinkwaterbedrijven. Via o.a. publiek-private partnerschappen (PPPs) worden additioneel financiële middelen vanuit OS (Ontwikkelingssamenwerking) beschikbaar gesteld voor activiteiten in ontwikkelingslanden.
c. Nederlandse drinkwaterbedrijven krijgen dankzij de beschikbaarheid van eigen middelen en hierbij gesteund door OS een voet aan de grond in nieuwe opkomende markten en ontwikkelingslanden. Markten zullen in de toekomst verder gaan groeien door een verwachte toename van lokale investeringen en investeringen door bijv. de Wereldbank en regionale banken. Dit schept nieuwe kansen voor management ondersteuning en technische advisering door Nederlandse drinkwaterbedrijven.
6
Vraag:
Wat is de reden dat de «Deltagoot» later – namelijk in 2015 – wordt opgeleverd? Op welke wijze is de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord:
De aanbesteding heeft Deltares meer tijd gekost dan eerder verwacht. De oplevering is daarmee naar begin 2015 verschoven. Deze vertraging was begin 2014 bekend en is vervolgens meegenomen in de eerstvolgende begrotingsnota, de jaarverantwoording Deltafonds 2013.
7
Vraag:
Kunt u in artikel 2.02 per project de kosteneffectiviteit weergeven?
Antwoord:
Besluit Beheer Haringvlietsluizen
De noodzaak voor het Besluit Beheer Haringvlietsluizen zijn internationale afspraken. Er is voor de meest doelmatige oplossing gekozen. Door effectuering van het Kierbesluit kunnen trekvissen (zoals zalm, zeeforel, aal) straks beter de stroomgebieden van Rijn en Maas bereiken, waardoor weer zelfstandige populaties zullen ontstaan. Het Kierbesluit maakt duidelijk dat veiligheid, zoetwater en ecologische waterkwaliteit in meerdere opzichten met elkaar samenhangen waardoor de effectiviteit van deze maatregel in een breder kader moet worden beoordeeld. Voor andere aan de Rijn en Maas gelegen landen is effectuering van het Kierbesluit van grote betekenis gezien het feit dat Nederland «wederkerig» profiteert van bovenstrooms gemaakte kosten om emissies te saneren, waardoor bijvoorbeeld het chloridegehalte in de Rijn (en Haringvliet en Hollandsch Diep) de afgelopen decennia aantoonbaar is afgenomen. Het Kierbesluit is daarnaast ook van belang voor het naleven en/of maken van afspraken over de afvoer van Rijn en Maas en koelwaterlozingen bij lage rivierafvoeren. Bovendien zal door toepassing van het Kierbesluit het rendement van reeds gedane investeringen, binnen en buiten onze landsgrenzen, toenemen, waardoor de ecologische toestand van wateren zal verbeteren. Dit geeft een beter uitgangspunt voor uitvoering van het Deltaprogramma.
Tidal Test Centre
Het Tidel Test Centre is een proefproject. De afspraken tussen regio en rijk over het Tidal Test Centre Grevelingendam en de Call for Expression of Interest voor de Getijdencentrale Brouwersdam betreffen immers een gezamenlijke inspanning om door een innovatieve (markt)aanpak te bezien of en hoe de kosteneffectiviteit kan worden vergroot van de winning van duurzame getijdenenergie, in combinatie met de verbetering van de water- en natuurkwaliteit van de Grevelingen. Van dat laatste profiteren ook de schelpdier-, de recreatie- en de toerismesector. Zo’n «energiedam» zou, als icoon van innovatieve deltatechnologie, een nieuw Nederlands exportproduct kunnen worden.
TBES Markermeer/Verkenning Luwtemaatregelen Hoornse Hop + Markerwadden
Ecologisch is de kwaliteit van het Markermeer en IJmeer in de jaren «90 fors achteruit gegaan. De Natura2000- en Kaderrichtlijn Water-doelen worden zo niet bereikt. De ambitie is om de kwaliteit te verbeteren voor natuur, recreatie en landschap. In de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is het toekomstperspectief geschetst: een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), door gefaseerde aanpak van natuurmaatregelen en ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het halen van de Natura 2000-instandhoudingsdoelen en een TBES dient te worden voldaan aan een viertal ecologische vereisten: heldere (water)randen langs de kust, een gradiënt in slib van helder naar troebel water, land-waterzones van formaat en versterkte ecologische verbindingen. Voor deze ecologische verbetering is een samenhangend pakket van natuurmaatregelen nodig. Over de te nemen maatregelen hebben Rijk en regio in het kader van RRAAM afspraken gemaakt.
Binnen de Verkenning RRAAM is gewerkt aan de optimalisatie van maatregelen. Onder meer met behulp van een marktuitvraag zijn met alternatieve plannen de kosten voor een TBES met zo’n 40% teruggedrongen. De kosteneffectiviteit van maatregelen is afgemeten aan de bijdrage aan ecologische doelen en andere maatschappelijke belangen.
De luwtemaatregelen Hoornse Hop dragen bij aan de doelen doordat met golfluwe gebieden slibstromen worden verminderd en een overgangsgebied tussen helder en troebel water wordt gecreëerd langs de kust van Noord-Holland. Hierdoor krijgen waardevolle waterplanten de kans om te groeien. De waterplantvelden dienen als (nieuw) voedselgebied voor veel watervogels. Berekeningen laten zien dat het doel (1.200 ha aan «luwtegebied») gehaald zal worden. Daarnaast dragen de luwtedammen bij aan de recreatie door te dienen als vaardoel met kleinschalige recreatiemogelijkheden.
De eerste fase Marker Wadden zorgt met de aanleg van eilanden en een bijbehorend onderwaterlandschap langs de Houtribdijk aan de Flevolandse kust voor overgangszones tussen land en water, ondiepe heldere zones en een gradiënt in slib. Naast natuur worden ook andere maatschappelijke belangen gediend: recreatie & toerisme, ondernemerschap en kennisontwikkeling rond de aanleg van natte natuur als gevolg van de innovatieve aanlegmethode. De rijksbijdrage van € 30 miljoen heeft een vliegwieleffect van minimaal € 20 miljoen aan aanvullende investeringen in de natuur van het Markermeer-IJmeer. Daarmee vormt de Marker Wadden een voorbeeldfunctie van een project waarbij zowel publieke als private middelen worden aangewend.
De Roode Vaart
De rijksbijdrage voor het project Roode Vaart betreft € 9,5 miljoen (inclusief BTW). Hiermee wordt het project mogelijk gemaakt waarvan de totale kosten zijn geraamd op € 19,8 miljoen. De regionale partijen, zijnde de gemeente Moerdijk, de provincie Noord-Brabant, de provincie Zeeland en Waterschap Brabantse Delta, hebben hun bijdrage van € 10,3 miljoen vastgelegd in de «samenwerkingsovereenkomst realisatie tracé Roode Vaart Zevenbergen». IenM verstrekt de bijdrage zodra uit de aanbesteding is gebleken dat het project binnen beschikbare budgetten kan worden uitgevoerd. Het project Roode Vaart betreft de aanvoer van zoetwater vanuit het Hollandsch Diep via de Roode Vaart door het centrum van Zevenbergen ten behoeve van een alternatieve zoetwatervoorziening van delen van West-Brabant en (op termijn) Tholen en St. Philipsland. Dit vergroot kwaliteit en leveringszekerheid van de zoetwateraanvoer. De maatregel is zowel bij een zoet als een zout Volkerak-Zoommeer functioneel en past binnen de strategie van adaptief deltamanagement in het kader van het Deltaprogramma: investeren in knelpunten van vandaag en tegelijkertijd de lange termijn zoetwaterstrategie duurzaam faciliteren. Door combinatie met de revitalisering van het centrum van Zevenbergen is bovendien «werk met werk» mogelijk.
Innovatieprogramma Kaderrichtlijn Water
Het Innovatieprogramma KRW betreft een onderzoeksprogramma waarin nieuwe mogelijke maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren worden onderzocht. Het gaat dus niet om de feitelijke implementatie in de praktijk van maatregelen die hebben bewezen kosteneffectief te zijn. In de onderzoeksrapporten wordt informatie verschaft over de verwachte kosteneffectiviteit van de onderzochte maatregel. De resultaten van het Innovatieprogramma KRW worden via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland gepresenteerd (http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/projectresultaten-kaderrichtlijn-water). Daarnaast worden landbouw gerelateerde innovaties beschikbaar gesteld via Kennis moet Stromen, een project van Deltares en WUR in opdracht van het de Ministeries van IenM en EZ (www.kennismoetstromen.nl).
8
Vraag:
a. Kunt u een overzicht van de stand van zaken geven met betrekking tot het project Marker Wadden?
b. Hoe is er zicht op de inzet van Natuurmonumenten bij dit project?
Antwoord:
a. In 2013 hebben mijn collega van EZ en ik een rijksbijdrage van totaal € 30 miljoen toegezegd aan het project Eerste fase Marker Wadden. Dit project vormt samen met het project Luwtemaatregelen Hoornse Hop de eerste stap in de ambitie om te komen tot een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES) in het Markermeer-IJmeer. Inmiddels heeft naast Natuurmonumenten en het Rijk ook de provincie Flevoland zich aangesloten bij het samenwerkingsverband voor de eerste fase Marker Wadden. In totaal is nu € 50 miljoen beschikbaar, waarmee het project van start gaat. Natuurmonumenten zoekt parallel naar aanvullende financiering voor de rest van de eerste fase. Tussen de samenwerkingspartijen zijn afspraken vastgelegd over onder andere de scope van de eerste fase Marker Wadden, de zeggenschap over het gebied en de uitvoering. RWS en Natuurmonumenten gaan het project samen realiseren. De uitvoeringsfase is in mei 2014 gestart met het benaderen van marktpartijen. Naar verwachting wordt in 2015/2016 een begin gemaakt met de daadwerkelijke realisatie van de eerste fase Marker Wadden: de aanleg van moeraseilanden met bijbehorend onderwaterlandschap, met behulp van slib uit het Markermeer.
b. Natuurmonumenten is initiatiefnemer van een gefaseerde realisatie van grootschalige natuurontwikkeling in het Markermeer: de Marker Wadden. Voor de voorbereiding en de realisatie van de eerste fase Marker Wadden hebben Natuurmonumenten, het rijk en de provincie Flevoland een samenwerkingsverband opgericht en een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze partijen vormen samen een Stuurgroep, die gezamenlijk de voorbereiding en realisatie van de eerste fase Marker Wadden aansturen. Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat vormen samen de uitvoeringsorganisatie.
9
Vraag:
a. Hoe wordt de experimenteerbepaling uit de Waterwet gepromoot?
b. Is er in 2013 geen enkele partij geweest die aanspraak wilde maken op de experimenteerbepaling?
Antwoord:
a. Het begrotingsartikel 4 van het Deltafonds, conform de zogenaamde experimenteerbepaling uit de Waterwet, maakt het mogelijk om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu en economische ontwikkeling.
b. Het Ministerie van Economische zaken heeft eind 2013 gebruik gemaakt van dit artikel om haar bijdrage (€ 15 miljoen) voor natuur aan het project eerste fase Marker Wadden over te boeken naar het Deltafonds. De bijdrage is zichtbaar in de Slotwet 2013.
10
Vraag:
Kunt u een toelichting geven op de overschrijdingen bij de Staf Deltacommissaris en de Apparaatskosten Rijkswaterstaat?
Antwoord:
De overschrijding van 0,18 mln op apparaatskosten staf Deltacommissaris is het gevolg van een doorgeschoven overschot uit 2012 in verband met een aantal overlopende verplichtingen uit 2012. In 2013 is eveneens een beperkt overschot gerealiseerd dat is doorgeschoven naar 2014.
De 0,3 mln. hogere realisatie van de apparaatskosten Rijkswaterstaat is het saldo van enerzijds de toekenning van loon- en prijsbijstelling en anderzijds een verlaging als gevolg van de omzetting van inhuur naar eigen medewerkers op kerntaken IV.
11
Vraag:
Hoe ziet de uitsplitsing van de Apparaatskosten Rijkswaterstaat er op onderdelen – onder meer inzake beheer en onderhoud, uitvoering van landelijke taken en inhuur – uit?
Antwoord:
De uitsplitsing van de apparaatskosten van RWS ten behoeve van het Deltafonds over de verschillende categorieën ziet er als volgt uit.
bedrag |
|
---|---|
Watermanagement |
59,7 mln. |
Beheer en Onderhoud |
43,1 mn. |
Aanleg |
44,5 mln. |
Landelijke taken |
39,1 mln. |
Inhuur |
10,2 mln. |
196,6 mln. |