Vastgesteld 11 juni 2014
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 27 mei 2014 aan de Minister voorgelegd. Bij brief van 11 juni 2014 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De griffier van de commissie, Berck
Vraag 1
Gesteld wordt dat Nederland € 26,6 mln. extra kwijt is aan multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen door voornamelijk wisselkoersbijstellingen van garanties aan de Wereldbank. Waar wordt de aanpassing van de verplichtingen precies nog meer door veroorzaakt?
Antwoord
Omdat het Jaarverslag in euro wordt opgesteld, worden voor de slotwet wisselkoersmutaties op het in dollars verstrekte garantiekapitaal berekend.
Hiervoor is zoals gebruikelijk de eindkoers van het jaar gebruikt, de dollar-euro koers op 31 december 2013 was € 0,73.
Een verandering van de wisselkoers wordt alleen gebruikt voor het Jaarverslag van Financiën. Het heeft geen invloed op het kapitaalaandeel in de Wereldbank, deze blijft immers in dollars gelijk.
Per abuis is een verkeerde mutatie weergeven in de toelichting behorende bij de slotwet. De daadwerkelijke slotwetmutatie is namelijk – € 154,9 mln. en niet € 26,6 mln.
Het nu opgenomen bedrag in de memorie van toelichting bij de slotwet is de uiteindelijke stand van de verplichting. Het verloop van de verplichting in 2013 was als volgt:
A. |
Wisselkoersmutatie garantie en garantiekapitaal Wereldbank |
– 152.024 |
B. |
Wisselkoersmutatie MIGA |
– 1.105 |
C. |
realisaties EIB fonds (ACP- en LGO-landen) |
– 1.802 |
Totaal Slotwetmutatie A+B+C |
– 154.931 |
|
Stand bij Tweede Suppletoire/NJN |
181.519 |
|
Eindstand verplichting |
26.588 |
De mutatie van – € 154,9 mln. wordt voor het merendeel veroorzaakt door de wisselkoersmutaties en voor een klein deel uit realisaties in het EIB (ACP- en LGO-landen) fonds.
De – € 154,9 mln. sluit aan bij de begrotingstaat opgenomen in de wet. De correctie heeft geen invloed op de begrotingsstaat en het al gegeven oordeel over het Jaarverslag.
Vraag 2
Hoeveel wordt er feitelijk omgebogen op ontwikkelingshulp in 2013 en de daaropvolgende jaren?
Antwoord
De ontwikkelingshulp dat op de Financiën begroting staat betreft de bijdrage aan IDA (International Development Association) van de Wereldbank Groep. Vanaf 2015 geldt een nominale korting van EUR 40 miljoen per jaar op IDA.
Vraag 3
Kan een overzicht worden verstrekt van de afwijking tussen de rekenrente en de effectief gerealiseerde rente in de afgelopen tien jaren?
Vraag 4
Wat is de oorzaak voor het feit dat de rekenrente hoger was dan de effectief gerealiseerde rente?
Antwoord
Bij de begroting van de rentelasten vaste schuld wordt gebruik gemaakt van de «lange» rekenrentes van het CPB (MEV). Dit zijn aannames door het CPB betreffende de rentes op DSL’s met een looptijd van 10 jaar. Deze rentes worden alleen toegepast op dat deel van de schuld dat nog uitgegeven gaat worden. Voor de schuld die in het verleden is uitgegeven wordt geraamd met de feitelijk gerealiseerde rentevoeten. In onderstaande tabel staan de lange rekenrentes uit het MEV vanaf 2005. Ook zijn per jaar de gerealiseerde gemiddelde rentes op DSL’s die in dat betreffende jaar zijn uitgegeven vermeld. De gerealiseerde rente in een jaar wordt bepaald door de marktrentes en de looptijden van de DSL’s die uitgegeven zijn in dat jaar. De laatste kolom laat het verschil zien.
Rekenrente (MEV) |
Gerealiseerd |
Verschil |
|
---|---|---|---|
2005 |
4,75% |
3,10% |
1,65% |
2006 |
4,00% |
3,80% |
0,20% |
2007 |
4,25% |
4,30% |
-0,05% |
2008 |
4,50% |
3,80% |
0,70% |
2009 |
5,00% |
2,90% |
2,10% |
2010 |
4,00% |
2,40% |
1,60% |
2011 |
3,75% |
2,40% |
1,35% |
2012 |
3,30% |
1,50% |
1,80% |
2013 |
2,40% |
1,25% |
1,15% |
In 2012 was de schatting van het CPB voor de DSL’s die in 2013 uitgegeven zouden worden gelijk aan 2,40%. Uiteindelijk is de gemiddelde rente op de DSL’s die in 2013 zijn uitgegeven gelijk aan 1,25%. Een eerste verklaring kan zijn dat de gemiddelde looptijd van de DSL’s die in 2013 uitgegeven zijn (ca. 7,5 jaar) korter is dan de looptijd waar het CPB vanuit is gegaan bij het vaststellen van de lange rekenrente. Over het algemeen geldt dat korter lopende leningen voor de Staat goedkoper zijn dan langer lopende leningen. Daarnaast zou ook de rente op DSL’s met een corresponderende looptijd als waar het CPB vanuit is gegaan lager uitgekomen kunnen zijn dan geraamd door het CPB. De hoogte van de rente laat zich nou eenmaal lastig voorspellen.
Vraag 4
Wat is de oorzaak voor het feit dat de rekenrente hoger was dan de effectief gerealiseerde rente?
Antwoord
Gecombineerd met vraag 3.