Vastgesteld 10 juni 2014
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst over het Jaarverslag overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 2013 (Kamerstuk 33 930 IIB, nr. 1).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Recourt
De griffier van de commissie, De Lange
1
Wanneer verwacht de Minister dat het integriteitsrapport van de gouverneur van Sint Maarten klaar is en wat gaat Nederland met dit resultaat doen?
Antwoord:
In de aanwijzing die de Koninkrijksregering aan de Gouverneur van Sint Maarten op 30 september 2013 heeft gegeven, is bepaald dat de Gouverneur binnen zes maanden na de opdrachtverlening het onderzoeksrapport voorlegt aan de RMR. De opdrachtverlening aan het externe onderzoekbureau (PricewaterhouseCoopers) heeft op 21 februari 2014 plaatsgevonden. De Gouverneur van Sint Maarten heeft meegedeeld het eindrapport eind augustus via mij aan de Rijksministerraad te kunnen aanbieden. Na afronding van het onderzoek zijn meer definitieve uitspraken over mogelijk vervolg te geven.
2
Kan de Minister een lijst geven van de inzet van de waarborgfunctie sinds 1954? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Tot een algemene maatregel van rijksbestuur of een schorsing of vernietiging in het kader van de waarborgfunctie is het tot dusverre nooit gekomen.
3
Hoe tracht de Minister de toepassing van de waarborgfunctie te voorkomen? Wat is het probleem van het gebruik van de waarborgfunctie zoals in het Statuut beschreven?
Antwoord:
Voor de verwezenlijking van de beginselen van de democratische rechtsstaat zijn de landen zelf verantwoordelijk. Het eerste lid van artikel 43 draagt de zorg voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur uitdrukkelijk op aan elk der landen. De Rijksministerraad spreekt landen aan om, indien zich op voornoemde terreinen zorgwekkende ontwikkelingen voordoen, deze te redresseren. Indien nodig besluit de Rijksministerraad tot het geven van een aanwijzing, zoals de aanwijzing aan Curaçao in 2012, op basis van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten of een aanwijzing aan de Gouverneur zoals die recent is gegeven met betrekking tot de integriteit van het openbaar bestuur op Sint Maarten en zoals mogelijk op korte termijn speelt ten aanzien van de overheidsfinanciën van Aruba.
4
Kan de Minister aangeven in hoeveel van de gevallen de samenwerkingsprogramma's inhoudelijk zijn voortgezet en wat de Minister gedaan heeft om dit te bevorderen?
Antwoord:
Tijdens mijn reizen, gesprekken en correspondentie vraag ik steeds aandacht voor het belang van verduurzaming van de samenwerkingsmiddelen. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat de komende jaren zowel Curaçao als Sint Maarten de financiering van non-gouvernementele organisaties op zich zullen nemen die onder meer armoede en jeugd als doelstelling hebben. Ik heb hiertoe een protocol ondertekend met Curaçao dat ik aan uw Kamer heb gezonden (Bijlage bij Kamerstuk 33 750 IV, nr. 6). De ngo-financiering zoals die tot eind 2013 door AMFO werd gedaan, wordt hiermee door Curaçao en Sint Maarten voortgezet, waarbij de landen zelf budget beschikbaar zullen stellen en via de stichtingen Reda Sosial (Curaçao) en het Sint Maarten Development Fund de ngo’s zullen selecteren en budget aan de ngo’s zullen toewijzen. Met Curaçao is overeenstemming bereikt over het aanwenden van het deel van het restvermogen van de Stichting AMFO, waarop Curaçao aanspraak kan maken na vereffening van schulden en nakoming van overige financiële verplichtingen. Sint Maarten heeft een dergelijke aanvraag voor de besteding van de restgelden van AMFO ingediend.
Andere onderdelen van samenwerkingsprogramma’s die worden voortgezet zijn bijvoorbeeld de Hoge Colleges van Staat die Sint Maarten heeft kunnen oprichten met behulp van de samenwerkingsmiddelen Institutionele Versterking van de Bestuurskracht (IVB). Het projectbureau voor onderwijsvernieuwing in Sint Maarten dat is opgericht voor het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) is duurzaam opgenomen in de begroting van het land. Daarnaast heeft Sint Maarten geïnvesteerd in onderwijsinspectie en leerplicht. Curaçao is voornemens de Sociale Vormingsplicht die met behulp van OJSP tot stand is gekomen, voort te zetten. De regering van Aruba is voornemens om het FDA ook na 2015 voort te zetten als fonds voor projectfinanciering.
5
Kan de Minister aangeven hoe effectief het financieel toezicht is? Wat is de laatste stand van zaken met het op orde krijgen van de financiën van de eilanden? Hebben zij inmiddels voortgang hebben gemaakt met het op orde krijgen van de financiën? Wat er gebeurt als deze niet op orde zijn? Welk risico vormt dit voor de Nederlandse begroting?
Antwoord:
De Rijkswet financieel toezicht biedt voldoende instrumentarium om de landen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor deugdelijk financieel beleid. Zo heeft Curaçao in 2012 een Aanwijzing gekregen van de Rijksministerraad, op advies van het Cft. Hierdoor heeft Curaçao de overheidsfinanciën stevig moeten saneren afgelopen anderhalf jaar. In maart van dit jaar konden we concluderen dat Curaçao had voldaan aan de opdracht uit de aanwijzing. Tevens hadden Curaçao en Sint Maarten allebei dit jaar in januari een vastgestelde begroting opgeleverd, waarop een positief advies van het Cft volgde. Deze positieve ontwikkeling schrijf ik grotendeels toe aan de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten door het Cft.
Voor meer informatie over de voortgang op de overheidsfinanciën van de eilanden verwijs ik u naar de halfjaarrapportage van het Cft over de periode juli tot en met december 2013, welke ik reeds op 7 maart 2014 aan de Tweede Kamer heb toegezonden (Kamerstuk 33 750 IV, nr. 29).
6
Kan de Minister aangeven waarom er op Sint Maarten nog steeds sprake is van gebrekkige tijdigheid van opstelling en vaststelling van begrotingen, begrotingswijzigingen en jaarrekeningen. Is er sprake van een gebrek aan capaciteit of onwil om hieraan te voldoen? Zijn dit ook bestuurlijke factoren?
Antwoord:
Bij het ontstaan van het land Sint Maarten in 2010 moest een groot deel van de instituties die kenmerkend zijn voor een land van de grond af aan worden opgebouwd. De meeste kennis en expertise en instituties van het voormalig land Nederlandse Antillen waren op Curaçao achtergebleven. Samen met de beperkte omvang van de populatie van Sint Maarten vormde dit een uitdaging voor het nieuwe land.
De afgelopen vier jaar heeft Sint Maarten op diverse terreinen, waaronder de overheidsfinanciën, duidelijke stappen voorwaarts gezet. Capaciteit en bijbehorende kennis en expertise blijft echter een aandachtspunt.
Ik heb niet de indruk dat binnen de regering van Sint Maarten op dit moment sprake is van bestuurlijke onwil om de begrotingscyclus niet conform de comptabele regelgeving te doorlopen. Deze indruk wordt nog eens versterkt door het feit dat Sint Maarten in januari 2014 een vastgestelde begroting voor dit jaar heeft opgeleverd.
7
Kan de Minister aangeven of er dit jaar wel een begroting van 2014 uit Sint Maarten komt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen we deze verwachten?
Antwoord:
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen we deze verwachten?
Antwoord: Zoals in antwoord op vraag 6 gesteld heeft Sint Maarten in januari 2014 de begroting 2014 vastgesteld. Deze is vervolgens door het College financieel toezicht (Cft) beoordeeld conform de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Het Cft heeft positief geadviseerd over deze begroting. De begroting voldoet aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht.
8
Kan de Minister aangeven waarom het CFT pas in september 2013 heeft gedreigd in te grijpen in Sint Maarten voor de begroting van datzelfde jaar?
Antwoord:
De belangrijkste reden daarvoor is dat in juni 2013 een nieuw kabinet is aangetreden op Sint Maarten. De aangetreden Minister van Financiën heeft de mogelijkheid gekregen de begroting 2013, welke op dat moment geen sluitend beeld meer kende, aan te passen. Uiteindelijk is dat niet gelukt. Het Cft heeft daarop geadviseerd de beperkte capaciteit in te zetten ten behoeve van een goede begrotingsvoorbereiding 2014.
In de halfjaarrapportage juli tot en met december 2013 van het Cft, welke ik op 7 maart jl. aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 33 750 IV, nr. 29), wordt op de het proces van totstandkoming van de begroting 2013 van Sint Maarten nader ingegaan.
9
Is er zicht op de financiële risico’s die ontstaan door het niet tijdig opstellen en vaststelling van begrotingen, begrotingswijzigingen en jaarrekeningen op Sint Maarten? Kunt u tevens aangeven wie hier eindverantwoordelijk voor is?
Antwoord:
De regering van Sint Maarten is verantwoordelijk voor het tijdig opstellen en vaststellen van begrotingen, begrotingswijzigingen en jaarrekeningen van het land. Het niet tijdig opstellen en vaststellen daarvan bemoeilijkt de (controlerende en adviserende) werking van de gehele keten van Raad van Advies, Algemene Rekenkamer tot Staten.
Het Cft kan volgens de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten de Rijksministerraad adviseren tot het geven van een aanwijzing, indien de begroting van het land niet tijdig is vastgesteld.
Een financieel risico daarbij is dat door het te laat beschikbaar komen van begrotingswijzigingen en jaarrekeningen budgetoverschrijdingen niet tijdig worden opgemerkt, waardoor een jaar wordt afgesloten met een tekort. Dit tekort zal in latere jaren structureel gecompenseerd moeten worden en dus doorwerken in de begroting van daarop volgende jaren.
10
Hoe groot zijn de betalingsachterstanden aan de sociale fondsen op Sint Maarten. Welke problemen verwacht u dat hieruit voort gaan vloeien?
Antwoord:
Het Cft rapporteert in haar halfjaarrapportage juli tot en met december 2013 dat betalingsachterstanden aan het Algemeen Pensioenfonds Sint Maarten (APS) circa ANG 45 miljoen bedragen. Daarnaast is het APS nog bezig met het opschonen van de bestanden, welke verkregen zijn bij de overgang naar de landstatus, waaruit een naheffing zal voortkomen van naar schatting ANG 30 miljoen. De betalingsachterstand aan de Sociale en Ziektekosten Verzekeringen (SZV) bedraagt circa ANG 38 miljoen (ANG 25 miljoen tot en met 2012, en ANG 13 miljoen in 2013). Het Cft stelt niet over informatie te beschikken dat sprake is van additionele betalingsachterstanden, maar sluit ook niet uit dat die er zijn.
Het Cft heeft de regering van Sint Maarten verzocht met beide instellingen in overleg te treden om te komen tot een oplossing (zoals bijvoorbeeld een betalingsregeling). Ook heeft het Cft gewaarschuwd dat het bestaan van betalingsachterstanden een rol spelen bij de beoordeling van de begroting 2015. Het Cft is van mening dat de achterstanden dan ingelopen moeten zijn.
11
Waarom heeft de vereffeningscommissie meer tijd nodig? Hoe vaak is de einddatum van deze commissie al verlengd? Is de conceptrapportage beschikbaar voor de Kamer?
Antwoord:
Aanvankelijk was voorzien dat de Vereffeningscommissie haar werkzaamheden zou kunnen afronden in 2013. De einddatum van deze commissie is eenmalig met 1 jaar verlengd. De commissie verwacht nu in de zomer van 2014 haar eindrapportage te kunnen uitbrengen aan de 3 rechtsopvolgers, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. Dat is gegeven de complexiteit van de vraagstukken en de investeringen die zijn gedaan in termen van factfinding en reviews, een acceptabele doorlooptijd. Na aanbieding van de eindrapportage is ook overleg tussen de landen noodzakelijk over de definitieve vereffening.
Ik acht het nu delen van rapportages en de concept boedelbalans niet functioneel voor het bestuurlijk proces wat nog dient plaats te vinden. Ook de parlementen van Curaçao en Sint Maarten beschikken er nog niet over. Zodra de eindrapportage beschikbaar is, zal ik deze aan uw Kamer doen toekomen.
12
Welk risico vormen de uitstaande garanties voor de Nederlandse begroting?
Antwoord:
Het risico voor de Nederlandse begroting is nihil. De aanspraak op de garantie op aflossing en rente van lopende leningen van Aruba is gering. Aruba houdt zich aan zijn betalingsverplichtingen. Voor de projecten in het kader van de 9e of 10e EOF heeft nog geen definitieve afrekening plaatsgevonden. Een aanspraak op deze garantie kan pas plaatsvinden nadat de definitieve afrekening ontvangen is.
13
Kunt u aangeven hoe de autonomie van de Koninkrijkspartners wordt bevorderd? Waar gebruikt men het geld voor en is dit controleerbaar?
Antwoord:
Door middel van de samenwerkingsprogramma’s Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP), Institutionele Versterking van de Bestuurskracht (IVB), Sociaal-Economisch Initiatief (SEI), maar ook door de ngo-financiering via AMFO tot eind 2013 en de projectfinanciering door het Fondo Desaroyo Aruba (FDA) worden de Landen ondersteund in het verwezenlijken van hun eigen verantwoordelijkheid op de terreinen van goed bestuur, rechtszekerheid, economische ontwikkeling, onderwijs en overheidsfinanciën.
Het budget dat Nederland hiervoor beschikbaar stelt, werd en wordt via de stichtingen SONA, AMFO en FDA aan projecten en ngo’s toegekend.
Het Ministerie van BZK is beleidsmatig verantwoordelijk voor de samenwerkingsmiddelen en afspraken over het beheer en de verantwoording met de stichtingsbesturen. Een en ander is vastgelegd in een beheersovereenkomst per stichting. Om het Ministerie van BZK in staat te stellen inzicht te krijgen in hoeverre de stichtingen zich houden aan de afspraken, verantwoorden de stichtingen zich jaarlijks over de gelden door middel van jaarrekeningen, jaarverslagen en tussen- voortgangsrapportages. De Auditdienst Rijk voert reviews uit op de accountantscontrole op de jaarrekeningen van de stichtingen. Bij afsluiting van de programma’s volgt een eindafrekening. Daarnaast zullen de programma’s na afronding worden geëvalueerd. De evaluaties zullen naar Uw kamer worden gezonden.
14
Wat zijn de resultaten van het bevorderen van autonomie tot nu toe? Hoeveel geld is er sinds 2010 al uitgegeven aan het bevorderen van autonomie?
Antwoord:
De laatste stortingen aan AMFO evenals de stichtingen SONA en FDA vanuit begrotingshoofdstuk IV hebben eind 2012 en begin 2013 plaatsgevonden. Vanaf 2010 heeft BZK € 137,6 mln. bijgedragen aan de genoemde stichtingen voor het uitvoeren van de samenwerkingsprogramma`s.
Hoewel de definitieve resultaten van de besteding van de gelden voor autonomie pas vastgesteld kunnen worden na de eindevaluaties die de komende jaren plaats zullen vinden, zijn onder andere door middel van de tussentijdse evaluaties (Kamerstuk 31 568, nr. 84; Kamerstuk 31 568, nr. 88; Kamerstuk 31 568, nr. 90) een belangrijk aantal tussenresultaten te benoemen. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 4.
15
Hoe ziet u de autonomie van de eilanden in de huidige staatkundige verhoudingen in relatie tot de waarborgfunctie?
Antwoord:
De landen zijn autonoom waar het landsaangelegenheden betreft. Indien het Koninkrijk ingrijpt in het kader van de waarborgfunctie is dit een – tijdelijke – beperking van de autonomie.
16
Kan de Minister aangeven of Nederland indirect dan wel eindverantwoordelijk is voor de instituties op Aruba, Curaçao en Sint Maarten?
Antwoord:
Nederland heeft geen indirecte of eindverantwoordelijkheid voor instituties op de Caribische landen. Nederland is één van de landen binnen het Koninkrijk. Binnen de Rijksministerraad hebben de Nederlandse Ministers hun inbreng, evenals de gevolmachtigde Ministers van de Caribische landenDe Rijksministerraad heeft haar gevoelens uitgesproken over voorgenomen ontwerp-Staatsregelingen van de nieuwe landen Aruba (op grond van de Rijkswet van 20 juni 1985, houdende vaststelling van enige overgangsbepalingen in verband met het verkrijgen van de hoedanigheid van land in het Koninkrijk door Aruba), Curaçao en Sint Maarten (op grond van artikel 60a van het Statuut) en later ingestemd met de vastgestelde ontwerp-Staatsregelingen. Voorts is het Koninkrijk eindverantwoordelijk voor de waarborging van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur binnen het Koninkrijk.
17
Kan de Minister tevens aangeven wie internationaal gezien de juridische verdragspartner is van het Koninkrijk?
Antwoord:
Het Koninkrijk is als Staat partij bij verdragen (zie artikel 6 van het Weens Verdragenverdrag). De binding van verdragen kan de onderscheiden delen van het Koninkrijk betreffen.
18
Wat is voor de Minister een aanvaardbare balans tussen de mate van autonomie en de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk?
Antwoord:
Ik houd me aan de afbakening tussen autonomie en verantwoordelijkheid van het Koninkrijk zoals die in het Statuut is getrokken. Zoals gezegd, is terughoudendheid bij ingrijpen in de autonomie van een land geboden. Tegelijkertijd wordt nauwlettend in het oog gehouden of aan de eisen van een democratische rechtsstaat in de Caribische landen wordt voldaan, en worden de verantwoordelijken erop aangesproken als structurele tekortkomingen worden gesignaleerd.
19
Kunt u aangeven waarom de kosten in tabel 1.1 stijgen?
Antwoord: Het lijkt alsof de kosten voor het handhaven van de waarborgfunctie in tabel 1.1 stijgen. De afgelopen jaren heeft er onder andere bij de Kustwacht en het RST onderuitputting plaatsgevonden. Daarnaast heeft er een budgetverschuiving plaatsgevonden voor de grensbewaking door de KMar.
20
Komen alle betalingen van de gezamenlijke bijdragen voor de Kustwacht op tijd binnen? Zijn er betalingsachterstanden?
Antwoord:
De bijdragen van de landen aan de financiering van de Kustwacht worden altijd geleverd, echter niet altijd binnen de gevraagde betalingstermijn. Indien nodig wordt bij de landen gerappelleerd vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
21
Kunt u aangeven waarom de start van het project Duradero vertraagd is?
Antwoord:
Het project Duradero ziet op de verduurzaming en intensivering van de aanpak van financieel-economische criminaliteit in het land Curaçao.
Voorwaarde voor het starten van het project was de ondersteuning van het project door de Minister van Justitie alsmede de Minister van Financiën van Curaçao. De beoogde startdatum was 1 juli 2013 maar moest worden opgeschort omdat de daadwerkelijke toezegging van genoemde Ministers langer op zich heeft laten wachten met als gevolg dat de openstelling van de vacatures ook later plaats vond. Het project is op 1 januari van dit jaar gestart.
22
Zijn de Kustwachtbijdragen door Aruba, Curaçao en Sint Maarten tijdig aan Nederland betaald?
Antwoord:
Op moment van dit schrijven is de bijdrage van Aruba ontvangen, van Curaçao en Sint Maarten nog niet. Bij laatstgenoemde landen is gerappelleerd.
23
Kan de Minister aangeven wat hij bedoelt met het «verduurzamen van de resultaten» en hoe dit gemonitord wordt? Hoe kan dit als er nog geen beeld is van wat de resultaten zijn?
Antwoord:
Met het «verduurzamen van de resultaten» wordt bedoeld dat de opbrengsten die de samenwerkingsprogramma’s de afgelopen jaren hebben gebracht, door de Landen worden opgenomen in het eigen beleid en begroting. Zo heeft Sint Maarten het projectbureau voor onderwijsvernieuwing dat is opgericht voor het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) duurzaam opgenomen in de begroting van het land.
Hoewel de definitieve resultaten van de besteding van de gelden voor autonomie pas vastgesteld kunnen worden na de eindevaluaties die de komende jaren plaats zullen vinden, zijn onder andere door middel van de tussentijdse evaluaties (TK 2011–2012 31 568 nr. 84; TK 2011–2012 31 568 nr. 88; TK 2011–2012 31 568 nr. 90) een belangrijk aantal tussenresultaten te benoemen. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 4.
24
Kan de Minister aangeven hoeveel Nederland in totaal heeft gestort in het FDA, SONA en AMFO en of het bekend is of subsidies op de goede plek zijn gekomen? Wat gaat de Minister doen aan de onrechtmatig ontvangen bedragen?
Antwoord:
Nederland heeft in de begrotingsjaren van 2000 tot en met 2012 totaal ruim € 669 miljoen bijgedragen aan de stichtingen FDA, SONA en AMFO. Het Ministerie van BZK is beleidsmatig verantwoordelijk voor de samenwerkingsmiddelen en afspraken over het beheer en de verantwoording met de stichtingsbesturen. Een en ander is vastgelegd in een beheersovereenkomst per stichting. Om het Ministerie van BZK in staat te stellen inzicht te krijgen in hoeverre de stichtingen zich houden aan de afspraken, verantwoorden de stichtingen zich jaarlijks over de gelden door middel van jaarrekeningen, jaarverslagen en tussen- voortgangsrapportages. De Auditdienst Rijk voert reviews uit op de accountantscontrole op de jaarrekeningen van de stichtingen. Bij afsluiting van de programma’s volgt een eindafrekening en dan is de vraag aan de orde of er sprake is van onrechtmatig ontvangen bedragen.
25
Kan de Minister aangeven of er van het FDA, SONA en AFMO een eindevaluatie is gehouden/ wordt gehouden en of de Minister bereid is deze naar de kamer te sturen? Is er tussentijds ook een evaluatie gehouden? Kan de Minister deze stukken, indien beschikbaar, tevens naar de kamer sturen?
Antwoord:
De eindevaluatie van AMFO wordt op dit moment uitgevoerd. In 2015 en 2016 volgen de eindevaluaties van de programma’s bij SONA, respectievelijk het FDA. De evaluaties zullen aan de Kamer worden aangeboden. Daarnaast hebben tussentijdse evaluaties plaatsgevonden (TK 2011–2012 31 568 nr. 84; TK 2011–2012 31 568 nr. 88; TK 2011–2012 31 568 nr. 90).
26
Hoe verloopt de afwikkeling van de samenwerkingsprogramma's?
Antwoord:
Eind 2013 zijn de laatste projecten gefinancierd door de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO). Op dit moment vindt de financiële afwikkeling plaats door middel van een eindafrekening. In 2015 zal de eindafrekening voor de programma’s onder SONA worden opgesteld en in 2016 voor het programma bij FDA. Daarnaast wordt op dit moment de eindevaluatie AMFO uitgevoerd. In 2015 en 2016 volgen de eindevaluaties van de programma’s bij SONA, respectievelijk het FDA. De evaluaties zullen aan de Kamer worden aangeboden.
27
Gaat de Minister restmiddelen van AMFO beschikbaar stellen aan het SMDF op Sint Maarten? Zo ja, waarom?
Antwoord:
Op dit moment is er ambtelijk contact met Sint Maarten om te bezien of dat deel van de restmiddelen van AMFO dat afkomstig is van Sint Maarten aan het SMDF beschikbaar kan worden gesteld. Voor Curaçao zijn hierover reeds afspraken gemaakt (Ik heb hiertoe een protocol ondertekend met Curaçao dat ik aan uw Kamer heb gezonden (Bijlage Kamerstuk 33 750 IV, nr. 6)). Sint Maarten heeft verzocht op gelijke wijze over de restmiddelen te mogen beschikken.
28
Hoe groot is het deel van het SEI-programma dat niet tot besteding is gekomen?
Antwoord:
Per peildatum 31 december 2013 was wat betreft Curaçao 93% van het verplichte bedrag tot besteding gekomen. Voor Sint Maarten was dat zo’n 92%. De landen hebben nog tot en met het najaar van 2014 om gelden van het SEI te besteden, waardoor de verwachting is dat de uiteindelijke onderbesteding op het SEI nog lager zal uitvallen.
29
Kan de Minister aangeven welk percentage uitval er is bij het SVA in 2013?
Antwoord:
Vijf van de vierentwintig cursisten hebben het eerste traject van 2013 voltooid (21%). Aan het tweede traject van 2013, dat halverwege dat jaar van start ging, nemen nu nog twaalf van de vierentwintig cursisten deel (50%), dit traject loopt nog tot augustus 2014.
30
Welke kosten zijn er gemoeid met de ondersteuning op Sint Maarten? Waarom neemt Nederland deze voor zijn rekening?
Antwoord:
In 2009 is door het Ministerie van BZK aan Sint Maarten toegezegd ondersteuning te zullen bieden bij de uitvoering van de plannen van aanpak. Deze toezegging is in overleg met Sint Maarten uitgewerkt in de zogenaamde meerkostenregeling Sint Maarten. De regeling gaat uit van vergoeding van meerkosten voor personeel dat van buiten het land Sint Maarten wordt aangetrokken op een formatieplaats in een van de organisaties waarvoor een plan van aanpak in uitvoering is. De regeling heeft een looptijd tot 30 november 2013. De kosten die gemoeid zijn met de ondersteuning op Sint Maarten bedragen totaal € 1,6 miljoen.
31
Kan de Minister per land aangeven hoeveel geld er tot nu toe is betaald en gaat worden voor de schuldsanering? Wat is het totaalbedrag en hoe hoog zijn de sindsdien nieuw opgebouwde schulden per land?
Antwoord:
Per 10-10-10 is de restantschuld van € 1,3 miljard (exclusief € 0,6 miljard aan toekomstige renteverplichtingen) van het Land Nederlandse Antillen (inclusief Sint Maarten) en van Curaçao geheel door Nederland overgenomen en opgenomen in de Nederlandse staatsschuld. Aangezien hiermee méér schuld werd gesaneerd dan overeengekomen, heeft Nederland een vordering op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten gekregen. Deze vordering bedraagt circa € 730 miljoen.
Deze vordering hebben de landen in 2010 voldaan, grotendeels door geld te lenen op de kapitaalmarkt. Conform afspraken heeft Nederland ingeschreven op deze leningen, en deze zijn voor het overgrote deel ook aan Nederland toegewezen. Dit betreffen de openstaande leningen per 10-10-2010 welke zijn opgenomen in mijn recente brief aan uw Kamer (Kamerstuk 33 750 IV, nr. 42). Voor Curaçao betreft dit ANG 1.666 miljoen en voor Sint Maarten ANG 295 miljoen.
In tabel 1 van hiervoor genoemde brief staat te lezen dat Curaçao in de periode 2011–2014 ANG 300 miljoen heeft geleend, voor Sint Maarten betreft dit ANG 171 miljoen.
32
Kan de Minister aangeven of er voldaan moet worden aan transparantie van de inkomsten en uitgaven op de begroting voordat er sprake kan zijn van een lening waarop door Nederland wordt ingeschreven en dat de jaaropgaven van de overheid NV’s hier ook deel van uitmaken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het is Curaçao en Sint Maarten op basis van de Rijkswet niet toegestaan zonder positief advies van het Cft een geldlening aan te trekken. Op basis van artikel 16 van de Rijkswet financieel toezicht geldt dat Nederland een verplichte lopende inschrijving heeft op geldleningen aan Curaçao en Sint Maarten. Voorwaarde voor daadwerkelijke inschrijving is dat het Cft concludeert dat door Curaçao of Sint Maarten is voldaan aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht.
De begroting van een land betreft een (meerjaren) raming op uitgaven en inkomsten. Deze raming moet in voldoende mate zijn onderbouwd. Het Cft toetst de begroting van een land aan de normen van artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht.
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van de heren Harbers en Bosman (VVD) (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel) zal de financiële situatie van overheids-NV’s moeten worden meegenomen in de uiteenzetting van de financiële toestand van een land wanneer hieruit naar het oordeel van het land financiële risico’s voor de Landsbegroting voortvloeien.
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 21 november 2012 (Kamerstuk 31 568, nr. 123) heb gemeld, zal het Cft in zijn oordeel of wordt voldaan aan de normen uit de Rijkswet steeds de relevante risico’s voor de begroting meenemen, dus ook die risico’s die voortvloeien uit de financiële situatie van Overheids-NV’s.
33
Hoe kan het dat er decharge is verleend terwijl SONA de rechtmatigheid van de besteding van de voorschotten niet kon aantonen? Wie is hier financieel verantwoordelijk voor? Welk risico vormt dit voor de Nederlandse begroting?
Antwoord:
Om het belang dat ik hecht aan de zekerheid over de rechtmatigheid te onderstrepen, is het SONA bestuur verzocht om verbetermaatregelen door te voeren op het terrein van dossiervorming, inzichtelijk maken van projectresultaten en verbeteren van de accountantscontrole. Een andere maatregel die ik heb genomen, is het afsluiten van een nieuwe beheersovereenkomst en het opstellen van een controleprotocol. Dit heeft geleid tot een positieve review van de Auditdienst Rijk op de accountantscontrole bij SONA over 2012.
Met de tussentijdse evaluaties van de samenwerkingsprogramma’s in 2011 is inzicht gekregen in de mate waarin de middelen doelmatig zijn besteed. In 2015 zal de eindevaluatie van de programma’s bij SONA plaatsvinden. Dan zal ook een totaaloverzicht van de bestede middelen over alle jaren beschikbaar zijn aan welke projecten per programma het geld is besteed. Bij de definitieve subsidievaststelling zullen de voorschotten die na 2010 zijn verstrekt, worden vastgesteld.
34
Kan de Minister aangeven of de stichtingen zich ook houden aan afspraken in de controleprotocollen? Kan de kamer een overzicht krijgen van de gemaakte afspraken en protocollen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het Ministerie van BZK is beleidsmatig verantwoordelijk voor de samenwerkingsmiddelen en afspraken over het beheer en de verantwoording met de stichtingsbesturen. Een en ander is vastgelegd in een beheersovereenkomst per stichting. Tussen het bestuur van de stichtingen en de Nederlandse overheid zijn afspraken gemaakt in het kader van het beheer, verantwoording, verantwoordelijkheid voor de uitvoering van programma’s en dergelijke. Om het Ministerie van BZK in staat te stellen inzicht te krijgen in hoeverre de stichtingen zich houden aan de afspraken, verantwoorden de stichtingen over de gelden door middel van jaarrekeningen, jaarverslagen en tussen- voortgangsrapportages
De Auditdienst Rijk voert reviews uit op de accountantscontrole op de jaarrekeningen van de stichtingen en ziet zo toe of de samenwerkingsstichtingen zich houden aan de afspraken in de controleprotocollen. Decharges worden verleend op basis van de vereisten in de beheersovereenkomst. In 2010 is aan een van de stichtingen, SONA, voorwaardelijk decharge verleend. Het bestuur is toen verzocht verbetermaatregelen door te voeren op onder andere het inzichtelijk maken van projectresultaten en terzake accountantscontrole. In juni 2013 heeft de Audit Dienst Rijk in opdracht van mijn secretaris-generaal een onderzoek gedaan naar de stand van zaken van de implementatie van verbetermaatregelen en geconcludeerd dat zulks het geval was. Bij afsluiting van de programma’s volgt een eindafrekening. Daarnaast zullen de programma’s na afronding worden geëvalueerd. De evaluaties zullen naar Uw kamer worden gezonden.
Uw Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de afspraken en protocollen die ten aanzien van de samenwerkingsmiddelen worden gemaakt. Eind 2013 heb ik u het protocol gestuurd dat ik met de premier van Curaçao heb gesloten over de herprioritering van de samenwerkingsmiddelen (Bijlage Kamerstuk 33 750 IV, nr. 6). In 2011 en 2012 heb ik U de tussentijdse evaluaties gestuurd van de samenwerkingsprogramma’s die bij SONA zijn ondergebracht, evenals de actieplannen die naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie zijn opgesteld (Kamerstuk 31 568, nr. 84; Kamerstuk 31 568, nr. 88; Kamerstuk 31 568, nr.90).
35
Hoe toetst de Minister of het financieel en materieel beheer van de vertegenwoordigingen op Aruba, Curaçao en Sint maarten voldoet aan de gestelde eisen?
Antwoord:
De financiële verantwoording van de Vertegenwoordiging op Aruba, Curaçao en Sint Maarten vindt plaats via het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties. De Vertegenwoordiging voert zelf het beheer over de bedragen die zijn vastgesteld in de begroting IV.
Als onderdeel van de wettelijke taak controleert de Auditdienst Rijk het jaarverslag. Over 2013 heeft de Auditdienst Rijk een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij het jaarverslag. Dat houdt in dat de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten een getrouw beeld geven van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering en zijn opgesteld conform de wet- en regelgeving. Dit betekent ook dat de verantwoording over de rechtmatigheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf een juist en volledig beeld geeft van de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering in overeenstemming met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
36
Kan de Minister aangeven welk risico de uitstaande leningen en garanties aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten vormen voor de Nederlandse begroting zolang niet alle financiële risico’s van de landen in beeld zijn?
Antwoord:
De uitstaande leningen en garanties aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten vormen geen direct risico voor de Nederlandse begroting. Alle landen hebben tot op heden tijdig aan hun rente- en aflossingsverplichtingen voldaan.
De financiële risico’s van Curaçao en Sint Maarten worden zoals in het antwoord op vraag 32 aangegeven meegenomen door het Cft bij het toetsen van de begroting van de landen aan de normen uit de Rijkswet financieel toezicht. Het Cft rapporteert hierover aan de Rijksministerraad.
Een dergelijk toezichtsarrangement bestaat niet voor Aruba. Hoewel de financiële situatie van Aruba mij, zoals eerder aangegeven in debat met uw Kamer, zorgen baart, is er op dit moment geen sprake van een risico voor de Nederlandse begroting.