Vastgesteld 10 juni 2014
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst over het Jaarverslag BES-fonds 2013 (Kamerstuk 33 930 H, nr. 1).
De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Recourt
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1. Dat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelplannen? Wat zijn de totale kosten hiervan?
Antwoord:
De eilandelijke ontwikkelplannen worden meegenomen in een eerste proeve van het meerjarenprogramma van Rijk en eilanden, welke in de week van 16 juni a.s. met de bestuurscolleges van de openbare lichamen wordt besproken (tijdens de zogenoemde CN-week). Zoals aangegeven aan de bestuurscolleges van de openbare lichamen tijdens de vorige CN-week heeft het kabinet in principe geen ruimte om extra middelen ter beschikking te stellen. Daarom wordt onderzocht of aan departementale kant de coördinatie en daarmee rijksbrede prioriteitstelling kan worden versterkt. De uitkomst van deze exercitie vindt zijn beslag in het meerjarenprogramma, welke het kabinet conform afspraak na de CN-week (en dus voor het zomerreces) aan uw Kamer zal sturen.
2. Kunt u aangeven waarom de Rijksuitgaven wederom zijn gestegen? Wie coördineert de uitgaven en de realisatie van de bestedingen tussen de ministeries?
Antwoord:
De stijging van de rijksuitgaven Caribisch Nederland (bijna 40 miljoen hoger in 2013 ten opzichte van 2012) wordt vooral veroorzaakt door twee zaken:
1. Incidentele ICT-investeringskosten voor de Belastingdienst Caribisch Nederland van circa € 11,9 miljoen;
2. De bijdrage vanuit het ministerie van V&J ten behoeve van het Korps Politie Caribisch Nederland en Brandweer van in totaal € 18,2 miljoen. Abusievelijk is eerder voor het jaar 2012 € 0 euro opgenomen in het interdepartementale uitgaven overzicht (motie Hachchi, Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) waar dit € 17 miljoen had moeten zijn.
Afgezien van deze twee zaken is de stijging van de rijksuitgaven aan Caribisch Nederland beperkt. Ik merk hierbij op dat elke minister verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen beleidsterrein, ook op financieel gebied. Zo heeft de minister van VWS – in absolute zin verantwoordelijk voor 40% van alle rijksuitgaven – op 28 mei 2014 uw Kamer geïnformeerd over mogelijke verbeteringen in de zorg, zonder dat daarvoor extra geld nodig is. Dit is een zelfstandige verantwoordelijkheid van de minister van VWS. Om de samenhang van beleidsvorming en de uitvoering van rijkstaken te bevorderen, in lijn met het rapport van de commissie Van Gastel van 7 februari 2014, is de zogenoemde CN-tafel, onder leiding van de Secretaris-generaal van mijn ministerie, ingesteld. Dit interdepartementale overleg richt zich – zie ook het kabinetsstandpunt op het rapport van Van Gastel van 21 maart jl. – op (departementsoverschrijdende) thema’s, zoals economische ontwikkeling, armoedebestrijding, kinderrechten, bestuurskracht e.d.).