Vastgesteld 12 juni 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het Jaarverslag Diergezondheidsfonds 2013 (Kamerstuk 33 930 F, nr.1).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Hamer
Adjunct-griffier van de commissie, Peen
1
Hoe duidt u het dat de sector en overheid samen voorzien in een fonds om de kosten van bewaking en bestrijding van dierziekten en compensatie van de getroffen veehouders gezamenlijk te dragen, maar er geen enkele voorziening is getroffen, waarin de sector en overheid gezamenlijk de slachtoffers van zoönoseuitbraken kunnen ondersteunen?
Zoals toegelicht in de Kamerbrief Kamerstuk 28 286, nr. 610 dd. 21/12/2012 (ondersteuning van Q-koorts patiënten), is het Kabinet van mening dat er in Nederland goede regelingen zijn voor de vergoeding van medische kosten (Zorgverzekeringswet en AWBZ). Voor de volledigheid merk ik op dat de compensatie die veehouders ontvangen vanuit het Diergezondheidsfonds beperkt is tot een vergoeding van het (materiële) verlies van dieren en of goederen als direct gevolg van een dierziekteuitbraak.
2
Wanneer komt er meer duidelijkheid over de toekomst en financiering van het Diergezondheidsfonds nu de product- en bedrijfschappen worden opgeheven?
Het Diergezondheidsfonds is wettelijk verankerd in de artikelen 95a tot en met 95e van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De toekomst van dit fonds heeft niet ter discussie gestaan. Zoals gemeld in de Kamerbrief dd. 21 november 2013 (Toekomst publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, PBO, Kamerstuk 32 615, nr. 15) willen de sector en ik de gezamenlijke financiering van de dierziektebestrijding in de toekomst voortzetten. Inmiddels heb ik overeenstemming bereikt met de sectoren dat het bedrijfsleven na de opheffing van de productschappen blijft bijdragen aan het Diergezondheidsfonds (DGF). Daartoe wordt een publieke heffing ingevoerd, verschuldigd door individuele bedrijven, op basis van de artikelen 91h en 92 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Tevens is de gezamenlijke inzet nog dit jaar een nieuw convenant af te sluiten met de betrokken sectoren waarin ook de financieringsafspraken aangaande het DGF worden vastgelegd.
3
Wanneer is de verwachting dat er op geen enkel bedrijf in Nederland meer sprake is van een Q-koortsbesmetstatus?
Het aantal bedrijven met een Q-koorts besmetstatus, op basis van een positieve uitslag in de tankmelkmonitoring, is gedaald van 100 bij de start van deze monitoring in oktober 2009 naar 13 in mei 2014. Op de resterende besmette bedrijven zijn veelal nog melkgeiten aanwezig die ten tijde van de eerdere besmetting in 2009–2010 niet drachtig waren en daarom destijds niet geruimd zijn. Voor deze dieren geldt een levenslang fokverbod. Zij vormen daardoor geen risico voor de volksgezondheid, maar kunnen potentieel wel kleine hoeveelheden Q-koorts bacteriën uitscheiden en als zodanig verantwoordelijk zijn voor de positieve tankmelkuitslag. Ik ben met de sector in gesprek over de status van deze bedrijven.
4
Waarom is er in 2013 1,5 miljoen euro meer uitgegeven dan voorzien voor de aanschaf van mond- en klauwzeer(MKZ)-vaccins?
De vaccinvoorraad wordt afgestemd op de te verwachten behoefte bij een uitbraak en de adviezen van het wereldreferentielaboratorium aangaande de risico’s van introductie van diverse MKZ-subtypen. Door wijzigingen in de beschikbaarheid en leveringsvoorwaarden van de benodigde vaccins bij de diverse leveranciers, en daarmee veranderingen in de marktsituatie, vielen de kosten hoger uit dan voorzien. Conform bestaande afspraken betaalt het bedrijfsleven 50% van de kosten.
5
Welke landen of organisaties hebben de Nederlandse Q-koortsvaccins overgenomen? Hoeveel Q-koortsvaccins worden er in voorraad gehouden?
De voorraad Nederlandse Q-koortsvaccins is per 1 januari 2014 overgenomen door distributeur AUV Groothandel B.V.
Per 1 januari 2014 is de inkoop van Q-koorts vaccins door het Rijk overgedragen aan marktpartijen. De formele relatie tussen het Rijk en de fabrikant van het Q-koorts vaccin is daarmee beëindigd. Aan de fabrikant zijn door het Rijk, binnen de gestelde wettelijke kaders, gegevens verstrekt die nodig zijn om de vaccinbeschikbaarheid te borgen. AUV houdt gedurende het vaccinatieseizoen voldoende Q-koortsvaccin op voorraad om aan de vraag van Nederlandse geiten- en schapenhouders te voldoen. Het Rijk zal jaarlijks de vaccinleverantie met de fabrikant evalueren.
6
Is er een maximum voor het eindsaldo van het Diergezondheidsfonds?
Er is geen maximum voor het eindsaldo DGF. Een saldo in het DGF kan uitsluitend worden aangewend voor kosten die samenhangen met de bewaking en bestrijding van aangewezen besmettelijke dierziekten.