Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat regels worden gesteld inzake de bewegwijzering teneinde de onderlinge samenhang, de uniformiteit en continuïteit daarvan te borgen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
verkeerstekens die worden geplaatst of verwijderd teneinde weggebruikers in staat te stellen hun afstand tot of route naar een bestemming te bepalen.
B
Aan artikel 16 worden een derde en vierde lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden de verkeerstekens aangewezen die onderdeel uitmaken van de categorie bewegwijzering.
4. Plaatsing of verwijdering van de bewegwijzering vindt uitsluitend plaats in overeenstemming met een vastgesteld ontwerp als bedoeld in artikel 16a, eerste lid.
C
Na artikel 16 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister stelt, na overleg met de betrokken openbare lichamen en eigenaren van wegen, ontwerpen vast voor de bewegwijzering.
2. Een ontwerp bevat:
a. de bestemmingen waarop het ontwerp betrekking heeft;
b. een overzicht van de bestaande bewegwijzering en van de mogelijke routes waarlangs die bestemmingen veilig en efficiënt kunnen worden bereikt;
c. te plaatsen en te verwijderen bewegwijzering alsmede een aanduiding van de locaties waar de bewegwijzering moet worden geplaatst of verwijderd;
d. de vormgeving van de te plaatsen bewegwijzering, en
e. de consequenties van het ontwerp voor de bewegwijzering op andere wegen.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de inhoud van een ontwerp en de uitvoering van het eerste lid.
1. Onze Minister houdt een register bij waarin gegevens worden verwerkt inzake ontwerpen voor bewegwijzering, alsmede de uitvoering daarvan.
2. Het openbaar lichaam dat het beheer heeft over de weg waarop het ontwerp betrekking heeft of waarvoor het ontwerp mogelijk gevolgen heeft, of, indien geen openbaar lichaam het beheer heeft, de eigenaar van die weg, verstrekt aan Onze Minister de gegevens:
a. die nodig zijn om het ontwerp, bedoeld in artikel 16a, eerste lid, tot stand te kunnen brengen, en
b. inzake de uitvoering van die ontwerpen, zoals gerealiseerd.
3. Onze Minister verstrekt gegevens uit het register aan de in het tweede lid bedoelde openbare lichamen of eigenaren voor de uitvoering van hun publieke taken. Openbare gegevens uit het register waarop geen intellectuele eigendomsrechten van derden rusten, worden tevens beschikbaar gesteld voor hergebruik als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, zonder dat een daartoe strekkend verzoek als bedoeld in die wet hoeft te worden ingediend.
4. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van het eerste tot en met het derde lid nadere regels worden gesteld.
D
Na artikel 149b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
E
Na artikel 153 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De kosten voor het door Onze Minister:
a. tot stand brengen en vaststellen van ontwerpen voor bewegwijzering;
b. verwerken van gegevens inzake die ontwerpen of de plaatsing of verwijdering van bewegwijzering, en
c. beheren en onderhouden van het register, bedoeld in artikel 16b, eerste lid,
komen voor rekening van het openbaar lichaam dat het beheer heeft over de weg waarop het ontwerp betrekking heeft of, indien geen openbaar lichaam het beheer heeft, de eigenaar van die weg.
2. Onze Minister stelt na overleg met door hem aangewezen representatieve organisaties van wegbeheerders het tarief vast dat dient ter dekking van de krachtens het eerste lid inzake bewegwijzering aan Onze Minister verschuldigde kosten.
1. Artikel 16, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, als luidend na inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing op de op het tijdstip van die inwerkingtreding bestaande bewegwijzering en op de bewegwijzering die na de inwerkingtreding van deze wet wordt geplaatst of verwijderd en waarvoor het bevoegde openbare lichaam of de bevoegde eigenaar voor inwerkingtreding van deze wet, maar niet langer dan zes maanden voor dat tijdstip, opdracht heeft gegeven.
2. Onze Minister wordt door het bevoegde openbare lichaam of de bevoegde eigenaar onverwijld op de hoogte gesteld van een situatie als bedoeld in het eerste lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Milieu,