Ontvangen 11 september 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel 4.2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Wlz-uitvoerder draagt ervoor zorg dat iedere verzekerde of zijn vertegenwoordiger een beroep kan doen op een vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon heeft tot taak de verzekerde of zijn vertegenwoordiger advies en bijstand te verlenen omtrent aangelegenheden die samenhangen met het verstrekken van zorg, indien een verzekerde of zijn vertegenwoordiger daar om verzoekt.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot:
a. de deskundigheid van de vertrouwenspersoon;
b. de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon ten opzichte van de Wlz-uitvoerder; en
c. de taken en bevoegdheden van de vertrouwenspersoon.
3. De vertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit, of de verzekerde toestemming geeft om vertrouwelijke informatie te delen.
4. De vertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van een getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of rechterlijke procedure.
II
Aan artikel 8.1.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De zorgaanbieder wijst de verzekerde voorafgaand aan de besprekingen, bedoeld in het eerste en vijfde lid, op de mogelijkheid een beroep te doen op de vertrouwenspersoon, bedoeld in artikel 4.2.5a.
Met dit amendement wordt een vertrouwenspersoon voor de verzekerde of zijn vertegenwoordiger geïntroduceerd in het onderliggende wetsvoorstel. Aangesloten is bij de formulering van de bepalingen met betrekking tot de cliëntenvertrouwenspersoon in het wetsvoorstel Wet zorg en dwang (Kamerstukken I 2013–2014, 31 996, A, p. 29).
Met dit amendement wordt een vertrouwenspersoon extra gewaarborgd in het onderliggende wetsvoorstel. De indiener is van mening dat zorgbehoevende mensen een rechtsbescherming moet worden geboden die gelijkwaardig is aan de rechtsbescherming van mensen die te maken hebben met zorg vanuit de wetten Zorg en Dwang, Jeugdwet en de GGZ. Omdat zorgbehoevende mensen die onder de reikwijdte van het onderliggende wetsvoorstel vallen, moeite kunnen hebben om hun wensen en klachten te verwoorden, is de indiener van mening dat de aanwezigheid van en aanspraak op een cliëntenvertrouwenspersoon voor zowel de cliënt als diens familie, onontbeerlijk is voor een goede rechtsbescherming. Bij de bespreking van het zorgplan moet te alle tijden gewezen worden op de functie van de vertrouwenspersoon en ingeschakeld worden indien nodig.
Leijten