Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2014
Vanmiddag heb ik uw Kamer een brief gestuurd naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport om aanvullende informatie over de premiegevolgen van de Hervorming Langdurige Zorg (HLZ) in het kader van de behandeling van het Wetsvoorstel langdurige zorg (Wlz). Het lid Keijzer vraagt mij nu wederom om aanvullende informatie.
In de brief van 4 maart 2014 over de premiegevolgen van de overhevelingen voor de Zvw en AWBZ (Kamerstuk 30 597, nr. 424), in het daaropvolgende schriftelijk overleg (Kamerstuk 30 597, nr. 432) met uw Kamer en in de brief van heden middag is uitgebreid ingegaan op de gevolgen van de Hervorming Langdurige Zorg (HLZ) voor de premies en de lasten van burgers en bedrijven.
Ik heb aangegeven dat de verwachting nog steeds is dat de stijging van de nominale premie door de overhevelingen in 2015 beperkt blijft tot maximaal € 20 en dat het niveau van de Wlz-premie rond de 10% zal gaan bedragen. Hoewel niet vooruitgelopen kan worden op de definitieve cijfers, die met de Prinsjesdagstukken aan uw Kamer worden aangeboden, is er geen reden om andere cijfers te noemen.
Ik merk op dat het behandelen van de Wlz niet leidt tot aanpassing van de overhevelingen en tot andere gevolgen voor premies en belastingtarieven dan ik reeds heb aangegeven. De overhevelingen van de AWBZ naar de andere wetten vinden immers niet hun beslag in de Wlz, maar in de reeds door de Kamer behandelde en aangenomen WMO 2015, in de Jeugdwet en in het besluit zorgpakket Zvw 2015.
De behandeling van de Wlz brengt daarin geen wijziging meer, hierin worden een aantal inhoudelijke voorstellen gedaan zoals een wettelijk recht op het scheiden van wonen en zorg, het recht op een PGB, meer mogelijkheden voor flexibiliteit en innovatie door meer diversiteit in leveringsvormen, grotere grip op de zorgkantoren, verankering van onafhankelijke cliëntondersteuning, zorginhoudelijke criteria voor toegang en meer ruimte voor professionals door het op termijn loslaten van de ZZP-systematiek.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn