Ontvangen 23 september 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel 3.2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een verzekerde die noch voldoet aan het gestelde bij en krachtens artikel 3.2.1, eerste, tweede, derde en vijfde lid, noch voldoet aan artikel 3.2.1a, heeft recht op verpleging voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, of een lichamelijke handicap.
2. Een verzekerde die noch voldoet aan het gestelde bij en krachtens artikel 3.2.1, eerste, tweede, derde en vijfde lid, noch voldoet aan artikel 3.2.1a, heeft recht op persoonlijke verzorging voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
3. Artikel 3.2.1, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
II
Artikel 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De verzekerde die recht heeft op zorg, kan ervoor kiezen om zijn recht tot gelding te brengen met zorg in natura, bestaande uit zorg met verblijf in een instelling, een volledig pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel a, of een modulair pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel b, dan wel met een persoonsgebonden budget. De verzekerde kan tevens kiezen om zijn recht tot gelding te brengen met een modulair pakket thuis in combinatie met een persoonsgebonden budget.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kan een verzekerde als bedoeld in artikel 3.2.1a0 slechts kiezen zijn recht tot gelding te brengen met een modulair pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel b, of met een persoonsgebonden budget.
III
Na artikel 11.1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een verzekerde die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten thuis op grond van die wet gefinancierde verpleging of persoonlijke verzorging ontving, wordt voor de toepassing van deze wet gedurende de looptijd van zijn indicatiebesluit gelijkgesteld met een verzekerde ten aanzien van wie het CIZ heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1a0, eerste of tweede lid.
2. In afwijking van artikel 3.3.1, derde lid, kunnen verzekerden op wie het eerste lid van toepassing is en die bovendien vallen onder de aanhef van artikel 11.1.1, derde lid, tot 1 januari 2016 tevens kiezen voor verblijf in een instelling.
IV
In artikel 11.1.3 wordt na «11.1.1,» ingevoegd: 11.1.1a,.
V
Aan artikel 12.1.5 worden na onderdeel E vier onderdelen toegevoegd, luidende:
F
Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel a.
2. In het eerste lid worden de onderdelen b tot en met f geletterd a tot en met e.
3. In het tweede lid wordt «a tot en met e» vervangen door: a tot en met d.
G
Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 8.1, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e» vervangen door: artikel 8.1, eerste lid, onderdelen a, b, c en d.
2. In het tweede lid wordt «artikel 8.1, eerste lid, onderdeel f» vervangen door: artikel 8.1, eerste lid, onderdeel e.
H
In artikel 8.3, eerste lid, wordt «artikel 8.1, eerste lid, onderdelen a, b, d en e» vervangen door: artikel 8.1, eerste lid, onderdelen a, c en d.
I
In artikel 8.4, eerste lid, wordt «artikel 8.1, onderdeel c» vervangen door: artikel 8.1, eerste lid, onderdeel b.
Dit amendement regelt dat de verpleging en persoonlijke verzorging in de thuiszorg onder de Wet langdurige zorg komt te vallen. De indiener is van mening dat op deze manier beter integraal beleid kan worden vormgegeven dat gericht is op het langer thuis blijven wonen voor mensen die door ouderdom, psychische ziekte of een beperking zorg nodig hebben. Met goede en tijdige zorg in huis kan worden voorkomen dat mensen naar een instelling moeten voor zorgverlening, het kan mantelzorgers ontlasten in hun (zware) zorgtaken. Door de thuiszorg en de instellingszorg onder één financiële verantwoording te laten vallen, is het niet mogelijk om zorgbehoevenden «door te schuiven». Immers, ontkenning van zorgbehoefte in de thuissituatie levert geen financieel voordeel op wanneer een persoon daardoor opgenomen moet worden in een zorginstelling.
Door de thuiszorg onderdeel te maken van de Wet langdurige zorg hebben mensen die thuiszorg nodig hebben enkel te maken met de gemeenten voor Wmo-voorzieningen en met de Wlz. Zij zullen bij mogelijke opname niet over hoeven te stappen naar een ander regime, andere zorgverleners, andere eigen betalingen. Ook zal het makkelijker worden om bij tekortschietende thuiszorg – die leidt tot noodzakelijke opnames in zorginstellingen – snel te kunnen ingrijpen. Betere afstemming zal leiden tot minder bureaucratie, minder afschuifgedrag en daardoor minder fouten.
Leijten Siderius