Vastgesteld, 18 april 2014
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorberei-dend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi). Beoogd wordt een structurele regeling voor de effecten van een gemeentelijke herindeling op de reguliere gemeenteraadsverkiezingen in de Wet arhi op te nemen in plaats van dit elke keer afzonderlijk te regelen. Deze leden achten het een goede zaak dat er nu een algemene, structurele regeling komt.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de bestaande praktijk wettelijk wordt vastgelegd, met één uitzondering. Deze heeft betrekking op de situatie dat een wijziging van de gemeentelijke indeling halverwege de raadsperiode plaatsvindt. Het voorstel van de regering is om ook dan de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezing achterwege te laten. Dat betekent dat de zittingsduur van de eerste gemeenteraad van de nieuwe gemeente zes jaar en drie maanden zal zijn. Er worden dan niet drie raadsverkiezingen in vier jaar gehouden. Een periode van zes jaar en drie maanden moge lang zijn, maar drie raadsverkiezingen in vier jaar is ook geen wenselijke situatie. Dat maakt het besturen onrustig en onzeker. De leden van de VVD-fractie kunnen zich dan ook vinden in de gekozen oplossing.
Tevens wordt voorgesteld om bij grenscorrecties geen tussentijdse verkiezingen meer te houden. Ook in dat voorstel kunnen de leden van de VVD-fractie zich vinden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit voorstel tot wijziging van de Wet algemene regels herindeling. Zij zijn verheugd dat dit voorstel zo snel na de toezegging hierover aan de Tweede Kamer naar diezelfde Kamer is gestuurd. Deze leden hebben nog wel een enkele verhelderende vraag aan de regering.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat bij een wijziging van de gemeentelijke indeling halverwege de raadsperiode de zittende raadsleden in totaal slechts één jaar en negen maanden raadslid (zullen) zijn. Heeft de regering ook overwogen om – indien het voornemen om over te gaan tot een wijziging van de gemeentelijke indeling reeds bekend is voordat de reguliere raadsverkiezingen plaatsvinden – de zittingsduur van de zittende raad met één jaar en negen maanden te verlengen? Zo ja, wat waren de redenen om hier uiteindelijk toch van af te zien? Zo nee, hoe kijkt de regering tegen dit voorstel aan? Hierdoor zou uiteindelijk dus één verkiezing minder gehouden worden, waarbij de raden van de oude gemeenten vijf jaar en negen maanden functioneren en de raad van de nieuwe gemeenten zes jaar en drie maanden.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij delen het uitgangspunt van de regering, dat op deze wijze meer helderheid wordt verschaft aan gemeenten die betrokken zijn in een procedure voor herindeling, door de huidige praktijk een wettelijke verankering te geven. Overigens vragen deze leden, wanneer de regering voorstellen tot wijziging van de Wet arhi aan de Kamer zal aanbieden, die voortvloeien uit de evaluatie van de wet in 2011.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben er nog een vraag over.
De leden van de D66-fractie constateren dat zowel de regering, de Rob, het IPO en de VNG opmerken dat de verlengde zittingsduur tot 6 jaar en 3 maanden van de nieuwe gemeenteraad als gevolg van een gemeentelijke herindeling halverwege de gewone raadsperiode enkele grote nadelen heeft. Die nadelen wegen echter niet op tegen de voordelen, zo wordt gesteld. Het is echter nog beter die nadelen zoveel mogelijk te voorkomen. Om dergelijke nadelen te voorkomen vragen de aan het woord zijnde leden zich af of er beleid gevoerd gaat worden teneinde gemeentelijke herindelingen halverwege de raadsperiode zoveel mogelijk te beperken. Waar mogelijk zou een jaar eerder of later herindelen immers beter zijn voor de spreiding van de duur van de raadsperioden en negatieve effecten ten gevolge van die ongelijke duur van raadsperiodes kunnen dempen.
De leden van de SGP-fractie hebben er met instemming kennis van genomen dat er met dit voorstel een structurele regeling voorligt voor het regelen van verkiezingen van gemeenten waarvoor een herindeling wordt voorgesteld om te voorkomen dat er in korte tijd te vaak gemeenteraadsverkiezingen plaats moeten vinden. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de toezegging aan de Kamer naar aanleiding van het amendement-Bisschop bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake de herindelingen per 1 januari 2015. Zij hebben hierbij enkele vragen, maar steunen de ingezette lijn.
Het is een goede gedachte om bij de keuze voor verkiezingen in een periode van herindelingen niet te vaak verkiezingen te houden. Tegelijkertijd is het daarbij wel noodzakelijk om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de termijn van vier jaar uit de Grondwet. De leden van de SGP-fractie vragen zich hierbij af of er in dit wetsvoorstel in principe in geen enkel geval binnen een jaar nieuwe verkiezingen plaatsvinden, behalve in het geval een wetsvoorstel niet tijdig door het parlement is aanvaard? Betekent dat alleen in een situatie waarin de datum van herindeling een jaar later ligt dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel is beoogd, nog sprake kan zijn van eerst uitgestelde verkiezingen en dan een jaar later alsnog de herindelingsverkiezingen? Zijn andere situaties waarbij twee verkiezingen binnen één jaar plaatsvinden, uitgesloten?
Er is terecht aandacht voor het risico dat er onderuitputting van de lijsten op kan treden als de lijsten voor vijf of zelfs zes jaar gelden. De leden van de SGP-fractie vragen op welke manier gemeenten hiervan op de hoogte worden gesteld, zodat ook politieke partijen zich bewust zijn van de noodzaak een lijst aan te leveren die wellicht langer is dan gebruikelijk. Wordt hier in de voorlichting rond herindelingsverkiezingen vroegtijdig specifieke aandacht besteed?
De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx