Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is algemene regels tot stand te brengen inzake de gevolgen van een wijziging van de gemeentelijke indeling voor de verkiezing van de raden van de daarbij betrokken gemeenten en daartoe de Wet algemene regels herindeling te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet algemene regels herindeling wordt gewijzigd als volgt:
A
Voor artikel 52 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd, luidende:
B
Artikel 52 komt te luiden:
C
In artikel 53, tweede lid, wordt «van de ingevolge artikel 52, eerste lid, aangewezen gemeente» vervangen door: van de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast.
D
In artikel 54, eerste lid, wordt «van de op grond van dat artikel aan te wijzen gemeente» vervangen door: de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast.
E
In artikel 55, vijfde tot en met zevende lid wordt telkens «de in artikel 52 bedoelde bestaande onderscheidenlijk aan te wijzen gemeente» vervangen door: de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente die niet wordt opgeheven onderscheidenlijk de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast.
F
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de raad van de in artikel 52 bedoelde bestaande onderscheidenlijk aan te wijzen gemeente» vervangen door: de raad van de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente die niet wordt opgeheven onderscheidenlijk van de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast.
2. Het vierde lid vervalt.
G
Na artikel 56 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:
Deze paragraaf is van toepassing op gemeenten waarvoor in de periode van 1 oktober tot en met 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden een voorstel van wet tot wijziging van de gemeentelijke indeling is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
1. De verkiezing van de leden van de gemeenteraad in het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden en waarvoor de kandidaatstelling plaatsvindt op de dag, bedoeld in artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet, blijft achterwege.
2. De zittingsduur van de leden van de raad wordt verlengd tot 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de verkiezing, bedoeld in het eerste lid, achterwege blijft.
Indien de datum van herindeling volgt op het jaar waarin reguliere gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden, eindigt de zittingsduur van de leden van de ingevolge artikel 52 gekozen raad tegelijk met de zittingsduur van de leden van de raden van de overige gemeenten die zitting hebben op de datum van herindeling.
1. Indien een voorstel van wet als bedoeld in artikel 56a niet uiterlijk op de donderdag in de periode van 17 september tot en met 23 september in het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden tot wet is verheven en in werking is getreden, vindt de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de raad van een gemeente, genoemd in dat wetsvoorstel, plaats op de maandag in de periode van 5 tot en met 11 oktober van dat jaar. Artikel 55, tweede lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.
2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, gelden in afwijking van de artikelen G 1 tot en met G 5 van de Kieswet de volgende tijdstippen:
a. de in de artikelen G 1, achtste lid, en G 2, achtste lid, van de Kieswet bedoelde kennisgeving, voorafgaande aan de kandidaatstelling voor de verkiezing van de raad van een gemeente als bedoeld in artikel 56a vindt plaats op de veertiende dag voor die kandidaatstelling.
b. de in artikel G 3, eerste lid, van de Kieswet bedoelde verzoeken tot registratie van aanduidingen van politieke groeperingen van de raad van een gemeente als bedoeld in artikel 56a ingediend na de veertiende dag voor die kandidaatstelling blijven voor de daaropvolgende raadsverkiezing buiten beschouwing.
c. de in artikel G 4, tweede lid, van de Kieswet bedoelde beslissing, vindt uiterlijk plaats op de elfde dag voor die kandidaatstelling.
d. de in artikel G 5, eerste lid, onderdelen b en c, van de Kieswet bedoelde beschikkingen worden uiterlijk op de zevende dag voor de kandidaatstelling genomen.
3. De zittingsduur van de leden van de ingevolge het eerste lid gekozen raad eindigt tegelijk met de zittingsduur van de leden van de raden van de overige gemeenten die zitting hebben op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezing heeft plaatsgevonden.
1. Indien de datum van herindeling valt binnen drie jaar voor de datum van de reguliere gemeenteraadsverkiezingen blijven deze verkiezingen in de betrokken gemeenten achterwege.
2. De zittingsduur van de leden van de ingevolge artikel 52 gekozen raad eindigt in de in het eerste lid bedoelde situatie tegelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste reguliere gemeenteraadsverkiezingen na de datum van herindeling.
De volgende wetten worden ingetrokken:
1. Wet van 15 december 1993 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Zeeland in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (Stb. 1993, 672).
2. Wet van 24 december 1997 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Gulpen en Wittem in verband met de samenvoeging van deze gemeenten (Stb. 1998, 14).
3. Wet van 24 december 1997 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Gelderland in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (Stb. 1998, 15).
4. Wet van 24 december 1997 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (Stb. 1998, 16).
5. Wet van 29 november 2001 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Heerjansdam en Zwijndrecht in verband met de samenvoeging van deze gemeenten (Stb. 2001, 603).
6. Wet van 29 november 2001 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Echt en Susteren in verband met de samenvoeging van deze gemeenten en toevoeging van de kern Nieuwstadt aan Sittard-Geleen (Stb. 2001, 604).
7. Wet van 29 november 2001 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen in verband met de herindeling van deze gemeenten (Stb. 2001, 605).
8. Wet van 20 december 2001 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Oss en Ravenstein in verband met de samenvoeging van deze gemeenten (Stb. 2001, 668).
9. Wet van 22 december 2005 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in Midden-Limburg in verband met de voorgenomen gemeentelijke herindeling van deze gemeenten (Stb. 2005, 731).
10. Wet van 22 december 2005 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland in verband met de samenvoeging van deze gemeenten (Stb. 2005, 732).
11. Wet van 22 december 2005 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van een aantal gemeenten in de provincie Zuid-Holland in verband met de voorgenomen herindeling van deze gemeenten (Stb. 2005, 733).
12. Wet van 2 februari 2006 tot verlenging van de zittingsduur van de raden van de gemeenten Medemblik, Noorder-Koggenland en Wognum in verband met de samenvoeging van deze gemeenten (Stb. 2006, 58).
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,