Gepubliceerd: 28 april 2014
Indiener(s): Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen: ouderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33863-8.html
ID: 33863-8
Origineel: 33863-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 april 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Na artikel I, onderdeel D, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Na artikel 117 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 117a. Uitvoering nettolijfrente door pensioenfonds

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de Wet inkomstenbelasting 2001 door een pensioenfonds.

2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

2

Na artikel II, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Na artikel 115 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 115a. Uitvoering nettolijfrente door beroepspensioenfonds

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de Wet inkomstenbelasting 2001 door een beroepspensioenfonds.

2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

3

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIA

De Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 00A vervalt.

2. In onderdeel A wordt aan artikel 69, tweede lid, een zin toegevoegd, luidende: De eerste zin is niet van toepassing met betrekking tot een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de Wet inkomstenbelasting 2001, tenzij sprake is van toepassing van artikel 5.16c, vierde lid, van die wet.

B

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 00A vervalt.

2. In onderdeel B wordt aan artikel 80a, tweede lid, een zin toegevoegd, luidende: De eerste zin is niet van toepassing met betrekking tot een nettolijfrente als bedoeld in afdeling 5.3A van de Wet inkomstenbelasting 2001, tenzij sprake is van toepassing van artikel 5.16c, vierde lid, van die wet.

Toelichting

Deze nota van wijziging geeft uitvoering aan de conclusie in de brief van 28 maart jl.1 dat de regeling voor de nettolijfrente in de tweede pijler kan worden uitgevoerd binnen de voorwaarden van vrijwilligheid en fiscale hygiëne door het stellen van de in die brief voorgestelde eisen.

Op dit moment vindt nog overleg met het pensioenveld plaats over de uitwerking daarvan.

Het ligt in het voornemen die uitwerking op te nemen in een algemene maatregel van bestuur die voor de zomer in de Tweede en in de Eerste Kamer zal worden voorgehangen.

Om dat te realiseren wordt via de onderdelen 1 en 2 van de onderhavige nota van wijziging voorgesteld in de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling een grondslag op te nemen om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen voor de uitvoering van een nettolijfrente door een pensioenfonds.

Door de aangegeven conclusie in de brief van 28 maart jl. dient ook de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen te worden aangepast. Die wet, zoals die rekening houdend met de ter zake van die wet ingediende novelle2 komt te luiden, bevat een wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling op grond waarvan een nettolijfrente als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen pensioen is in de zin van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze wijzigingen dienen te vervallen. Onderdeel 3, onder A1 en B1, van de onderhavige nota van wijziging voorziet daarin. Verder wordt in onderdeel 3, onder A2 en B2, geregeld dat de verplichting voor pensioenuitvoerders om op verzoek van de gerechtigde tot pensioen mee te werken aan afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen niet van toepassing is bij de nettolijfrente, tenzij artikel 5.16c, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is. Op grond van artikel 5.16c, vierde lid, van die wet is voor de toepassing van afdeling 5.3A van die wet geen sprake van afkoop indien de gerechtigde ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn en wordt in die situatie dus geen heffing toegepast bij opname van de nettolijfrente. In de pensioenwetgeving blijft in die situatie wel sprake van afkoop en is de uitvoerder verplicht hieraan mee te werken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma