Kamerstuk 33852-(R2023)-48

Gewijzigd amendement van de leden Sjoerdsma en Voortman ter vervanging nr. 32 dat soelaas biedt voor gedupeerde oud-Nederlanders, doordat zij in staat worden gesteld een optieverzoek in te dienen ter herkrijging van het Nederlanderschap

Dossier: Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen

Gepubliceerd: 16 juni 2016
Indiener(s): Linda Voortman (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66)
Onderwerpen: migratie en integratie nederlanderschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33852-48.html
ID: 33852-(R2023)-48
Origineel: 33852-(R2023)-32

89,3 %
10,7 %

PVV

CDA

GrKÖ

VVD

SGP

GrBvK

PvdA

SP

Houwers

D66

GL

50PLUS

Van Vliet

Klein

CU

PvdD


Nr. 48 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN SJOERDSMA EN VOORTMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 32

Ontvangen 16 juni 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL II0a

  • 1. Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring binnen één jaar na inwerkingtreding van deze Rijkswet verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de meerderjarige vreemdeling het Nederlanderschap wanneer hij zijn Nederlanderschap vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Rijkswet op grond van artikel 15, eerste lid, onder c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap heeft verloren.

  • 2. De artikelen, 6, tweede tot en met negende lid, en 6A van de Rijkswet op het Nederlanderschap zijn van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

Zoals de Staatssecretaris in zijn nota van wijziging (Kst. 33 852 (R 2023), nr. 7) heeft toegelicht:

«In artikel 15, eerste lid, onderdeel c is een verliesbepaling opgenomen voor personen die gedurende tien jaren in het buitenland verblijven en tevens een vreemde nationaliteit bezitten. De termijn van tien jaren wordt op grond van artikel 15, vierde lid, gestuit door de verstrekking van een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap dan wel van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart in de zin van de Paspoortwet. Vanaf de dag der verstrekking begint een nieuwe periode van tien jaren te lopen.»

Bij het gewijzigde voorstel tot Rijkswet wordt deze termijn verlengd tot vijftien jaar in verband met de verlengde geldigheidsduur van Nederlandse paspoorten. Bij deze gewijzigde bepaling zouden de Nederlanders die het betreft vijf jaar de tijd hebben na verloop van hun paspoorten om een nieuw paspoort of nieuwe identiteitskaart te laten verstrekken, om zo het verlies van het Nederlanderschap te voorkomen.

Deze wijziging mag de oud-Nederlanders echter niet baten, die al vanaf 1 april 2013, tien jaar na de inwerkingtreding van het huidige artikel 15, vierde lid, hun Nederlanderschap kwijt zijn geraakt doordat zij niet op tijd waren met een aanvraag voor een paspoort of een identiteitskaart, op zo’n wijze dat het paspoort of de identiteitskaart verstrekt werd vóór het verlopen van de termijn van tien jaar. Dat de wet enkele jaren later wordt aangepast, maar zonder terugwerkende kracht, is in de ogen van de indieners onjuist. Dit amendement biedt soelaas voor deze gedupeerde oud-Nederlanders, doordat zij in staat worden gesteld een optieverzoek in te dienen ter herkrijging van het Nederlanderschap. Het optierecht is beperkt in de tijd voor de duur van één jaar.

Sjoerdsma Voortman