Vastgesteld 17 maart 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel waarmee aan de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) een wettelijke status als onderdeel van het Openbaar Ministerie (OM) wordt toegekend. Zij kunnen zich goed voorstellen dat dit wenselijk is. De huidige praktijk, waarbij de taakuitoefening van het CVOM plaatsvindt op basis van diverse regelingen en mandaten en er gewerkt moet worden met detacheringsconstructies, oogt immers niet efficiënt. Deze leden begrijpen de wens, onder andere van OM zelf, dit te vereenvoudigen en minder bureaucratisch te maken. Kan de regering aangeven sinds wanneer de wens voor deze wettelijke status voor het CVOM bestaat en welke ontwikkelingen deze wens hebben versterkt en urgenter hebben gemaakt?
De aan het woord zijnde leden constateren dat in de toelichting expliciet aandacht wordt besteed aan het traject Zo Snel, Slim, Selectief, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk (ZSM). Dit ZSM-traject is een nieuwe taak voor het CVOM. In hoeverre is het ZSM-traject nu aanleiding voor dit wetsvoorstel? Deze leden hebben enkele zorgen over het ZSM-traject. Zij wijzen op het risico dat de snelheid ten koste gaat van de zorgvuldigheid, het type zaken dat voor ZSM-afhandeling in aanmerking komt, de (gebrekkige) betrokkenheid van de advocatuur bij het project en het belang van tijdige rechtsbijstand. Wanneer zal de Kamer hierover uitgebreider worden geïnformeerd?
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Van Doorn