Ontvangen 16 april 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.3.5, vierde lid, tweede volzin, wordt «zo zich snel» vervangen door: zich zo snel.
B
Artikel 2.6.5, eerste lid, komt te luiden:
1. De aanbieder aan welke een overheidsopdracht voor het leveren van een voorziening wordt gegund, overlegt met de aanbieder of aanbieders die in opdracht van het college laatstelijk voor hem die voorziening leverden dan wel na hem gaan leveren, over de overname van het betrokken personeel.
C
In artikel 3.2, eerste lid, wordt na «De aanbieder» ingevoegd:, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert,.
D
Artikel 4.2.8 vervalt.
E
De artikelen 4.2.9 en 4.2.10 worden vernummerd tot de artikelen 4.2.8 en 4.2.9.
F
Artikel 4.2.11 vervalt.
G
Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A vervalt de komma voor de woorden «met uitzondering».
2. In onderdeel B wordt de zinsnede «artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door: artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
H
In de artikelen 6.7 tot en met 6.18, 6.20 en 6.28, onderdeel A, wordt telkens de zinsnede «artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door: artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
I
In artikel 6.19, onderdelen 2 en 3, wordt telkens de zinsnede «artikel 1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door: artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
J
In artikel 6.22 komt onderdeel A te luiden:
A
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 2 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: artikel 2.6.7
2. In artikel 10 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning en wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, met uitzondering van artikel 2.6.7
K
Artikel 6.26 komt te luiden:
Artikel 2.40, vierde lid, van de Wet basisregistratie personen komt te luiden:
4. Het college van burgemeester en wethouders kan een in de gemeente gevestigde instelling aanwijzen waarin beschermd wonen of opvang wordt verstrekt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
L
Artikel 6.36 wordt als volgt gewijzigd:
Na onderdeel 2 worden een onderdeel toegevoegd, luidende:
3. Subonderdeel 4° (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In sub a wordt «een instelling die werkzaam is op het terrein van sociaal en maatschappelijk werk» vervangen door:
een aanbieder als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
b. In sub b wordt «wet» vervangen door: wetten.
M
Na artikel 6.36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.37
De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 39, tweede lid, onderdeel b, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
bb. de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 54a;.
B
Na artikel 54 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 54a
1. Onze Minister verleent over de kalenderjaren 2015 tot en met 2018 aan het Zorgverzekeringsfonds een bijdrage in de financiering van de verzekeringsdekking van zorg die tot 1 januari 2015 op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verzekerd was.
2. De bijdrage voor het jaar 2015 is gelijk aan het bedrag dat daarvoor in de wet tot vaststelling van de begroting van zijn ministerie voor dat jaar is toegestaan, en de bijdragen voor de jaren 2016, 2017 en 2018 bedragen respectievelijk 75, 50 en 25% van de bijdrage voor het jaar 2015.
3. De bijdrage wordt betaald in gelijke maandelijkse delen.
4. Dit artikel en artikel 39, tweede lid, onderdeel bb, vervallen met ingang van 1 januari 2019.
N
Artikel 7.11, tweede lid, komt te luiden:
2. Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip:
a. vervalt artikel 2.6.7;
b. wordt bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht als volgt gewijzigd:
1°. in artikel 2 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
2°. in artikel 10 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 te luiden:
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Onderdeel B
De tekst van artikel 2.6.5, eerste lid, is in overeenstemming gebracht met de tekst van het vergelijkbare artikel in het Besluit maatschappelijke ondersteuning dat met een recente wijziging (Stb. 2014, 60) is ingevoegd.
Onderdeel C
In de toelichting (algemeen deel, pag. 57, en artikelsgewijze toelichting op artikel 3.2) is vermeld dat de verplichting tot het hebben van een meldcode zich beperkt tot dienstverlenende aanbieders. In de tekst van artikel 3.2 is deze beperking echter abusievelijk weggevallen. Onderdeel B voegt daarom in artikel 3.2, eerste lid, alsnog dezelfde beperking in als geldt voor artikel 3.4.
Onderdeel D
Gebleken is dat artikel 4.2.8 kan vervallen, omdat hoofdstuk 3 van de in Wet basisregistratie personen een algemene regeling inzake de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie personen bevat; een aparte sectorale verstrekkingsplicht is niet nodig en niet wenselijk. Daarbij voorziet artikel 3.22, derde lid, van die wet in de mogelijkheid om over het verstrekken van gegevens geen mededelingen aan de betrokkene te doen voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. In de Invoeringswet Jeugdwet wordt in verband daarmee ook artikel 12d Wmo geschrapt, waarmee artikel 4.2.8 correspondeert.
Onderdeel E
In verband met het vervallen van artikel 4.2.8 kunnen de artikelen daarna worden vernummerd, zodat een aansluitende nummering ontstaat.
Onderdeel F
Met de eerste nota van wijziging werd beoogd de regeling van het AMHK die met de Jeugdwet is opgenomen in de huidige Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), één op één over te brengen naar onderhavige wetsvoorstel voor de Wmo 2015. Daarbij is ook de inhoud van de artikelen 7.2.7 en 7.2.8 van de Jeugdwet als artikel 4.2.11 in de Wmo 2015 opgenomen. Dat is echter, naar is gebleken, ten onrechte gebeurd. Artikel 12l van de Wmo voorziet slechts in de overeenkomstige toepassing van de artikelen 7.2.1 tot en met 7.2.6 op het AMHK; die bepalingen zijn opgenomen in artikel 4.2.10 van de Wmo 2015.
Onderdeel G
Met de eerste nota van wijziging is abusievelijk een komma teveel ingevoegd in onderdeel A van de wijzigingen die artikel 6.5 kent. Dat wordt nu gecorrigeerd. Daarnaast wordt een foute verwijzing naar artikel 1.1.1. van de Wmo 2015 aangepast.
Onderdelen H en I
Deze onderdelen voorzien in correctie van een fout in een aantal artikelen waarin een verwijzing naar de Wmo wordt aangepast; daarbij werd ten onrechte verwezen naar artikel 1 dan wel artikel 1.1 van de nieuwe wet, waar had moeten staan: artikel 1.1.1.
Onderdelen J en N
Met de eerste nota van wijziging werd, in samenhang met de daarin opgenomen aanwijzingsmogelijkheid voor de Minister jegens gemeenten, met een wijziging van de Awb (artikel 6.22) de rechtsbescherming tegen een besluit tot het geven van een aanwijzing geregeld; ook werd (in artikel 7.11) geregeld dat, na het vervallen van de aanwijzingsbevoegdheid, de desbetreffende bepalingen in de Awb weer vervallen. Gebleken is dat de wijze waarop dat is geredigeerd, voor verbetering in aanmerking komt; daarin voorzien deze onderdelen.
Onderdeel K
Artikel 6.26 voorzag in een technische aanpassing van de Wet gemeentelijke basisregistratie personen. Die wet is recent vervallen en vervangen door de Wet basisregistratie personen, waarin net als in de voorgaande wet is voorzien in het aanwijzen van instellingen die als briefadres kunnen fungeren. De wijziging van onderdeel G voorziet in de technische aanpassing die daarvoor noodzakelijk is.
Onderdeel L
In artikel 11 van de Wet op de omzetbelasting 1968 worden nog enige tekstuele wijzigingen aangebracht die samenhangen met de wijzigingen die reeds waren voorgesteld.
Onderdeel M
Nieuw is een bepaling (artikel 6.37) tot wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw); deze voorziet in een tijdelijke en afnemende rijksbijdrage ten laste van de begroting van het ministerie aan het Zorgverzekeringsfonds om een te forse stijging van de uitgaven in het kader van de Zvw te voorkomen.
Onderdeel van de herziening van de langdurige zorg is de overheveling van bepaalde vormen van zorg van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Zvw. In het kader van de Jeugdwet wordt de Jeugd-GGZ overgeheveld uit de Zvw naar de gemeenten. Per saldo leiden deze overhevelingen tot een forse stijging van de uitgaven in het kader van de Zvw. Zonder nadere maatregelen leidt dat tot een relatief grote stijging ineens van de nominale premies voor de zorgverzekering (te betalen door de volwassen verzekeringnemers) en tot stijging van de inkomensafhankelijke bijdragen (te betalen door de werkgevers, zelfstandigen en gepensioneerden). Een abrupte premiestijging als gevolg van de overheveling wordt voorkomen door een tijdelijke rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds, die tussen 2015 en 2019 in vier gelijke stappen naar nul zal worden afgebouwd.
Voorliggende bepalingen voorzien hierin. Artikel 54a Zvw regelt de tijdelijke rijksbijdrage, en het nieuwe onderdeel bb van het tweede lid van artikel 39 Zvw zorgt ervoor dat de nieuwe bijdrage wordt toegevoegd aan de opsomming van gelden die aan het Zorgverzekeringsfonds ten goede komen. De rijksbijdrage in 2015 bedraagt 80% van het saldo dat resulteert door de geraamde stijging van de Zvw-uitgaven in 2015 in verband met de nadere uitwerking Hervorming Langdurige Zorg (Kamerstukken II 2013/14, 30 597, nr. 380) te verminderen met de geraamde daling van de Zvw-uitgaven in 2015 in verband met de overheveling van de Jeugd-GGZ naar gemeenten in het kader van de Jeugdwet (Kamerstukken II 2013/14, 31 839, nr. 323) en met de geraamde stijging van de opbrengst van het verplicht eigen risico in 2015 door de overhevelingen. Volgens de voorlopige inzichten op grond van de hiervoor genoemde Kamerstukken bedraagt dit saldo circa € 3,0 miljard. Dit leidt tot een rijksbijdrage in 2015 van circa € 2,4 miljard. Dit bedrag kan nog veranderen als gevolg van nadere besluitvorming over de vormgeving van specifieke overhevelingen.
Ingevolge het tweede lid van het voorgestelde artikel 54a Zvw zal de rijksbijdrage voor het jaar 2015 in de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden vastgesteld. De vaststelling gebeurt op basis van de definitieve raming van het hiervoor genoemde saldo.
De rijksbijdrage voor de daaropvolgende jaren zal telkens met 25% van de rijksbijdrage die is vastgesteld voor 2015, afnemen. Net als artikel 54, derde lid, Zvw bepaalt het voorgestelde derde lid van artikel 54a Zvw dat de voor een jaar geldende rijksbijdrage in gelijke maandelijkse delen aan het Zorgverzekeringsfonds zal worden toegevoegd. Het vierde lid, ten slotte, schrapt de toegevoegde bepalingen per 1 januari 2019.
De invoering van een tijdelijke rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers en bedrijven.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn