Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2014
In de regeling van werkzaamheden op 18 maart jongstleden heeft uw Kamer gevraagd om per brief te reageren op het bericht dat 40% van de gemeenten denkt dat zij niet of moeilijk in staat is de zorg voor zieke ouderen en gehandicapten te organiseren met het beschikbare budget (Handelingen II 2013/14, nr. 64, Regeling van Werkzaamheden). Dit bericht is gebaseerd op een enquête van de Volkskrant en op 14 maart 2014 in deze krant gepubliceerd.
De zorgen van gemeenten zijn mij bekend. Gemeenten hebben in de VNG-ledenraadpleging op het overlegresultaat decentralisatie van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning een duidelijk signaal afgegeven. Gemeenten hebben aangegeven de gedachte van de decentralisaties te onderschrijven, maar het voorwaardenpakket voor een verantwoorde invoering nog ontoereikend te vinden en hebben daarbij ondermeer gewezen op de financiële risico’s voor 2015 als gevolg van het overgangsrecht.
Het kabinet heeft op 29 januari per brief aan de VNG gereageerd op de zorgen van gemeenten (Kamerstuk 33 841, nr. 6). Het kabinet onderkent dat gemeenten al in 2015 voor een forse opgave staan en dat zij een grote inspanning zullen moeten leveren om de wettelijke taken binnen het budget uit te voeren. Aan de zorgen ten aanzien van de financiële randvoorwaarden is tegemoet gekomen door – in aanvulling op de verzachtingen uit hoofde van het Zorgakkoord – in 2015 een bedrag van € 200 miljoen extra beschikbaar te stellen voor een zorgvuldige overgang van cliënten naar de Wmo 2015 en € 200 miljoen structureel vanaf 2016 voor vernieuwende ondersteuningsarrangementen in de Wmo 2015.
Ik verwacht dat gemeenten hun wettelijke taken op grond van het wetsvoorstel Wmo 2015 op een goede manier met het beschikbare budget kunnen uitvoeren. Dat neemt niet weg dat ik ook na de decentralisatie verantwoordelijk ben voor het stelsel en de resultaten die met de Wmo 2015 kunnen worden gerealiseerd.
Met de VNG heb ik daarom bestuurlijk afgesproken dat ik voor gemeenten aanspreekbaar ben op de mogelijkheden en belemmeringen voor gemeenten om de doelstellingen van de Wmo 2015 te realiseren binnen de wettelijke en financiële randvoorwaarden. Deze afspraak heb ik vastgelegd in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wmo 2015. Omdat de mogelijkheden in het eerste jaar worden belemmerd door het overgangsrecht heb ik voor 2015 een aanvullende afspraak met gemeenten gemaakt om de financiële effecten van het overgangsrecht aan de hand van een aantal gezamenlijk te ontwikkelen objectieve criteria te volgen en de eerste uitkomsten al in de loop van 2015 te bespreken. In uw Kamer heb ik eerder aangegeven dat, indien blijkt dat gemeenten de doelstellingen van de Wmo 2015 niet kunnen realiseren binnen het budget, ik met gemeenten onderzoek zal doen naar de oorzaken en samen tot een passende oplossing wil komen op basis van de feiten die dan bekend zijn. Ik zal hiertoe een passend monitorinstrument ontwikkelen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn