Ontvangen 4 maart 2014
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 2.3.6, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van de aanhef vervalt «indien».
2. Na de aanduiding «a.» wordt ingevoegd: voor zover.
3. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: of.
4. Na de aanduiding «b.» wordt ingevoegd: indien.
Dit amendement brengt de wettekst op dit punt in overeenstemming met de Jeugdwet, zoals die luidt na het aangenomen amendement Bisschop/Voortman (Kamerstukken II 2013–2014, 33 684, nr. 55).
De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college mag volgens de indieners niet bij voorbaat betekenen dat het college de verstrekking van een persoonsgebonden budget om die reden geheel kan weigeren. Dit amendement zorgt er daarom voor dat cliënten zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hem gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het persoonsgebonden budget slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Van der Staaij Voortman