Gepubliceerd: 13 januari 2014
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33840-4.html
ID: 33840-4

Nr. 4 NADER RAPPORT1

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)

Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 8 januari 2014, aangeboden aan de Koning door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 juli 2013, nr. 13.001521, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 24 juli 2013, nr. W05.13.0230/I, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De redactionele opmerkingen zijn overgenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om ambtshalve nog een aantal andere technische gebreken in de WHW te herstellen. Het gaat om de volgende wijzigingen.

  • In artikel 5a.2, tweede lid, is een verschrijving hersteld. Voorts is dit artikel zodanig aangevuld dat de toets van het accreditatieorgaan op de transparantie van opleidingsnamen niet alleen opleidingen in het hoger beroepsonderwijs, maar ook in het wetenschappelijk onderwijs betreft (artikel I, onderdeel E).

  • Artikel 5a.12 betreft een regeling van de gevolgen van het verlies van accreditatie van een opleiding. In dat artikel is abusievelijk geen regeling getroffen voor de continuïteit van het Ad-programma. Dat is alsnog gebeurd. Artikel 5a.12, eerste lid, is in verband hiermee aangepast (artikel I, onderdeel G).

  • In artikel 6.9, eerste lid, is een onjuiste verwijzing hersteld.

    Voorts is in het vijfde lid de bevoegdheid voor een rechtspersoon voor hoger onderwijs om opnieuw graden te verlenen in de situatie dat een opleiding in afbouw is, nader geregeld (artikel I, onderdeel J).

  • Artikel 7.8, tweede lid, is zodanig aangevuld, dat instellingsbesturen de bevoegdheid krijgen de propedeutische fase van driejarige trajecten in het hoger beroepsopleidingen afwijkend in te richten. Daarmee wordt het probleem ondervangen dat de versnelling in het traject pas na de propedeutische fase zou kunnen plaatsvinden (artikel I, onderdeel K).

  • Artikel 7.26a regelt de aanvullende eisen voor (leraren)opleidingen op het gebied van de kunst. De bedoeling van dit artikel blijkt uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs. De wettekst zelf is echter onvoldoende helder. Om de wettekst alsnog te verduidelijken en te conformeren aan de toelichting is het artikel op twee onderdelen aangepast (artikel I, onderdeel P).

  • Artikel 7.28, lid 1a, is zodanig aangepast dat een universiteit een aspirant student die geen VWO-diploma heeft, maar wel een propedeuse heeft behaald bij een instelling voor hoger onderwijs, kan onderwerpen aan een toelatingstoets. Op grond van de huidige regeling kan een universiteit dat alleen indien de propedeuse is behaald bij een hogeschool. Voor die beperking bestaat geen goede reden (artikel I, onderdeel Q).

  • Artikel 7.31d, derde lid, is preciezer geformuleerd, waardoor de regels met betrekking tot de deelname aan studiekeuzeactiviteiten ook van toepassing zijn op degene die zich in verband met een bindend studieadvies na 1 mei voor een bacheloropleiding aanmeldt (artikel I, onderdeel R).

  • De bepalingen met betrekking tot het profileringsfonds (artikel I, onderdeel U) en in samenhang daarmee de verwijzingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 (artikel II) zijn naar aanleiding van de redactionele opmerkingen van de Afdeling nogmaals aan een zorgvuldige lezing onderworpen en op enkele onderdelen nog aanvullend verbeterd. Het gaat uiteraard om louter technische verbeteringen.

  • Als gevolg van de wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs is art. 7.13, vierde lid, geschrapt (de doorstroommaster). In artikel 9.38, onderdeel b, (instemmingsbevoegdheid faculteitsraad) wordt evenwel nog naar dat artikellid verwezen. Dat is hersteld; de verwijzing is geschrapt (artikel I, onderdeel X).

De wijzigingsopdrachten zijn verletterd. De memorie van toelichting is in verband met deze wijzigingen eveneens aangepast.

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Economische Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker