Ontvangen 11 april 2014
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:
a. Artikel 9.7.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In de alfabetische opsomming wordt ingevoegd:
hernieuwbare brandstof: energie voor vervoer die is:
1°. geen elektriciteit of biobrandstof;
2°. geproduceerd uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de richtlijn hernieuwbare energie, met behulp van energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in dat artikel;.
2°. In de begripsomschrijving van importeur wordt «of vloeibare biobrandstof» vervangen door «, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof», wordt na «Wet op de accijns» ingevoegd «voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet» en wordt «van die wet is» vervangen door: van die wet voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet is.
3°. De begripsomschrijving van inboeker wordt als volgt gewijzigd:
a. in subonderdeel 1° wordt na «Wet op de accijns» ingevoegd: voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet;
b. in subonderdeel 2° wordt na «van die wet» ingevoegd: voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet.
4°. In de begripsomschrijving van leverancier tot eindverbruik wordt na «Wet op de accijns» ingevoegd «voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet» en wordt na «onderdeel l, van die wet» ingevoegd «voor minerale oliën als bedoeld in artikel 25 van die wet» en wordt «of vloeibare biobrandstoffen» vervangen door:, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof.
b. In artikel 9.7.2.1 wordt «tot eindverbruik aan wegvoertuigen geleverde benzine, diesel of vloeibare biobrandstof» vervangen door: tot eindverbruik aan wegvoertuigen of spoorvoertuigen in Nederland geleverde benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof.
c. Artikel 9.7.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid wordt «tot eindverbruik geleverde hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof» vervangen door: tot eindverbruik aan wegvoertuigen of spoorvoertuigen in Nederland geleverde hoeveelheid benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof.
2°. Het tweede lid komt te luiden:
2. Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde hoeveelheid tot eindverbruik aan wegvoertuigen of spoorvoertuigen in Nederland geleverde benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de leverancier tot eindverbruik aan het bestuur van de emissieautoriteit.
3°. Het derde lid wordt vervangen door twee leden, luidende:
3. Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermelden gegevens bepaald.
4. De gegevens, bedoeld in het derde lid, en de onderliggende stukken worden door de leverancier tot eindverbruik bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.
d. Artikel 9.7.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid wordt «tot eindverbruik geleverde hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof» vervangen door: tot eindverbruik aan wegvoertuigen of spoorvoertuigen in Nederland geleverde hoeveelheid benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof.
2°. In het tweede lid wordt «tot eindverbruik geleverde hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof» vervangen door «tot eindverbruik aan wegvoertuigen of spoorvoertuigen in Nederland geleverde hoeveelheid benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof» en wordt «benzine, diesel of vloeibare biobrandstof» vervangen door: benzine, diesel, vloeibare biobrandstof of vloeibare hernieuwbare brandstof.
e. Artikel 9.7.4.1, eerste lid, onderdelen b en c, komt te luiden:
b. vervoer in Nederland geleverde gasvormige biobrandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.3;
c. de Nederlandse markt voor vervoer geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.4, eerste lid, of.
f. Artikel 9.7.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1°. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel a, wordt de puntkomma vervangen door:, en.
2°. In onderdeel b wordt «volgens de eisen van een duurzaamheidssysteem en in beheer is bij de inboeker» vervangen door: volgens de eisen van het door de inboeker gehanteerde duurzaamheidssysteem.
g. Aan het slot van artikel 9.7.4.3, eerste lid, onderdeel a, wordt de puntkomma vervangen door:, en.
h. Artikel 9.7.4.4 komt te luiden:
Artikel 9.7.4.4
1. De in te boeken vloeibare hernieuwbare brandstof voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.
2. De inboeker die een hoeveelheid vloeibare hernieuwbare brandstof inboekt, beschikt over een verklaring van een verificateur dat die brandstof voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in dat lid.
3. De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
4. De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot de verificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de verificatie betrekking heeft.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan de verificateur en de verificatie.
i. In artikel 9.7.4.5, onderdeel d, wordt «hernieuwbare energie vervoer, niet zijnde biobrandstof» vervangen door: vloeibare hernieuwbare brandstof.
j. In artikel 9.7.4.6, derde lid, wordt «gedeelte van de energie-inhoud» vervangen door: gedeelte van de energie-inhoud, vermenigvuldigd met een bij die ministeriële regeling vastgestelde factor,.
k. In artikel 9.7.4.7, eerste lid, wordt «uitgegeven» vervangen door: beschikbare
l. Artikel 9.7.4.8 wordt als volgt gewijzigd:
1°. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2°. In het eerste lid (nieuw) wordt «hernieuwbare energie vervoer» vervangen door: biobrandstof.
3°. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. De inboeker die een hoeveelheid biobrandstof als bedoeld in het eerste lid inboekt, beschikt over een verklaring van een verificateur dat die biobrandstof voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in dat lid.
3. De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
4. De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot de verificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de verificatie betrekking heeft.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan de verificateur en de verificatie.
m. In artikel 9.7.4.9 wordt na «Nederlandse markt voor vervoer» ingevoegd:, aan vervoer in Nederland.
n. Artikel 9.7.4.12, eerste lid, komt te luiden:
1. De inboeker overlegt voor 1 april van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin hij de hernieuwbare energie vervoer aan de Nederlandse markt voor vervoer, aan vervoer in Nederland respectievelijk aan wegvoertuigen in Nederland heeft geleverd aan het bestuur van de emissieautoriteit een verklaring van een verificateur waaruit blijkt dat, voor zover van toepassing:
a. de door hem ingeboekte hernieuwbare energie vervoer voldoet aan de bij of krachtens de artikelen 9.7.4.1, tweede lid, 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.5, eerste lid, onderdelen a en d, of 9.7.4.9 gestelde eisen, en
b. hij heeft voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 9.7.4.4, tweede lid, 9.7.4.5, eerste lid, onderdeel b, of 9.7.4.8, tweede lid, gestelde eisen.
o. In artikel 9.7.4.14 wordt «het daarop van toepassing zijnde duurzaamheidssysteem» vervangen door: het door die inboeker gehanteerde duurzaamheidssysteem.
p. In artikel 9.7.5.4 wordt na «indien het redenen heeft om aan te nemen dat» ingevoegd: er sprake is van fraude of misbruik of dat.
2. In onderdeel G wordt «9.7.4.4» vervangen door «9.7.4.4, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid,» en wordt na «9.7.4.5, eerste en tweede lid,» ingevoegd: 9.7.4.8, tweede, derde, vierde en vijfde lid.
B
Artikel II komt te luiden:
Artikel II
Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat artikel I, onderdeel C, paragraaf 9.7.2, in werking treedt op 1 januari van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar.
In het wetsvoorstel blijken enkele onvolkomenheden te zijn geslopen. Deze worden met deze nota van wijziging weggenomen.
Onderdeel A
Onder 1
Onder a
onder 1°
Het is wenselijk gebleken om een begripsomschrijving op te nemen voor «hernieuwbare brandstof». Dat begrip komt in het wetsvoorstel in de plaats van «hernieuwbare energie vervoer niet zijnde biobrandstof». In de begripsomschrijving is het mogelijk om specifieker te bepalen wanneer sprake is van hernieuwbare brandstof.
Het belangrijkste kenmerk van «hernieuwbare brandstof» is dat het energie voor vervoer is die geen elektriciteit is en uit andere hernieuwbare bronnen dan biomassa is geproduceerd; het mag geen biobrandstof zijn.
De bron van de energie waarmee de hernieuwbare brandstof wordt geproduceerd mag elke vorm van hernieuwbare bronnen zijn en dus ook biomassa.
onder 2°, 3° en 4°
Met deze wijzigingen wordt duidelijk gemaakt dat alleen de houders van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor motorbrandstoffen worden aangemerkt als importeur, inboeker of leverancier tot eindverbruik. Door de oorspronkelijke formulering vielen ook houders van een dergelijke vergunning voor andere accijnsgoederen onder de definities.
Onder b, c en d
De jaarverplichting zoals opgenomen in het wetsvoorstel zag alleen op wegvoertuigen. Dat is niet in overeenstemming met de richtlijn hernieuwbare energie (richtlijn 2009/28/EG). Daarom is in de artikelen 9.7.2.1, 9.7.2.3 en 9.7.2.4 opgenomen dat die betrekking hebben op aan wegvoertuigen en spoorvoertuigen in Nederland geleverde brandstoffen.
Daarnaast is hernieuwbare brandstof die in vloeibare vorm wordt geleverd tot eindverbruik toegevoegd aan de jaarverplichting. Die vorm van hernieuwbare brandstof valt onder de accijnsplicht en is daarom in het wetsvoorstel gelijkgesteld met de andere accijnsplichtige vormen van energie voor vervoer.
Daarnaast is aan artikel 9.7.2.3, tweede lid, toegevoegd dat de verplichting om wijzigingen in de hoeveelheid tot eindverbruik geleverde brandstof te melden aan de Nederlandse emissieautoriteit (hierna: NEa) alleen geldt voor wijzigingen na 1 maart volgend op het kalenderjaar van levering. Tot die datum kan de leverancier tot eindverbruik zijn opgave vrijelijk wijzigen.
Tenslotte is artikel 9.7.2.3, derde lid, omwille van de duidelijkheid gesplitst in twee leden.
Onder e
Artikel 9.7.4.1, eerste lid, bleek niet helemaal geformuleerd in overeenstemming met de hieronder weergeven beleidsmatige bedoelingen. Daarom zijn de onderdelen b en c opnieuw geformuleerd.
Vloeibare biobrandstoffen (onderdeel a) kunnen worden ingeboekt, en omgezet in hernieuwbare brandstofeenheden (hierna: HBE’s), als ze geleverd zijn aan de Nederlandse markt voor vervoer, dat wil zeggen geleverd aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats of uitgeslagen tot verbruik in de zin van de Wet op de accijns.
Gasvormige biobrandstoffen (onderdeel b) kunnen worden ingeboekt, en omgezet in HBE’s, als ze geleverd zijn aan vervoer in Nederland. Dat wil zeggen geleverd aan alle vormen van transport binnen Nederland (zie de definitie van vervoer in artikel 9.7.1.1).
Vloeibare hernieuwbare brandstoffen (onderdeel c) kunnen, net als vloeibare biobrandstoffen, worden ingeboekt, en omgezet in HBE’s, als ze geleverd zijn aan de Nederlandse markt voor vervoer, dat wil zeggen geleverd aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats of uitgeslagen tot verbruik in de zin van de Wet op de accijns.
Elektriciteit (onderdeel d) kan worden ingeboekt, en worden omgezet in HBE’s, als het is geleverd aan wegvoertuigen in Nederland. Elektriciteit die is geleverd aan spoorvoertuigen kan dus niet worden ingeboekt. De reden hiervoor is dat veel meer elektriciteit aan spoorvoertuigen wordt geleverd dan aan wegvoertuigen. Als aan spoorvoertuigen geleverde elektriciteit zou kunnen worden ingeboekt is er vanuit de nu voorgestelde systematiek minder stimulans om hernieuwbare energie vervoer aan wegvoertuigen te leveren. Daar komt bij dat de elektrificatie van spoorvervoer nauwelijks nog stimulans behoeft.
Onder f
onder 1°
Deze wijziging maakt ondubbelzinnig duidelijk dat de eisen gesteld in artikel 9.7.4.2, onderdelen a en b, cumulatief zijn.
onder 2°
In de praktijk komt het voor dat biobrandstoffen die eigendom zijn van partij A zijn opgeslagen bij partij B. Partij A heeft als eigenaar de beschikking over alle gegevens van de betreffende hoeveelheid biobrandstoffen terwijl partij B die hoeveelheid slechts in een onder zijn beheer staande opslagtank heeft. Partij A levert de hoeveelheid biobrandstoffen in veel gevallen aan een derde vanuit de opslagtank van partij B.
De eis die artikel 9.7.4.2, onderdeel b, stelde, betekende dat partij A de bewuste hoeveelheid niet mag inboeken, omdat de locatie waar die hoeveelheid zich directe voor levering bevond niet bij hem in beheer is. Dat verdraagt zich niet met de hiervoor geschetste praktijksituatie.
De ratio achter deze bepaling is dat de inboeker degene moet zijn die over de gegevens van de hoeveelheid biobrandstoffen beschikt en die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de duurzaamheid van die hoeveelheid. Aangezien dat ook bereikt kan worden met de eis dat de opslaglocatie onder het duurzaamheidssysteem valt dat door de inboeker wordt gehanteerd, is deze bepaling aangepast.
Onder g
Deze wijziging maakt ondubbelzinnig duidelijk dat de eisen gesteld in artikel 9.7.4.3, eerste lid, onderdelen a en b, cumulatief zijn.
Onder h
In de nieuwe tekst van artikel 9.7.4.4 is aangesloten bij de hiervoor (Onder a, onder 1°) toegelichte introductie van het begrip «hernieuwbare brandstof».
Omdat voor deze vormen van hernieuwbare energie vervoer geen duurzaamheidssystemen bestaan wordt voor deze vormen van hernieuwbare energie, net als voor dubbeltelling het geval is, voorgeschreven dat verificatie plaatsvindt voorafgaand aan de inboeking. Hieruit vloeien het tweede tot en met vijfde lid voort.
Onder i
Deze wijziging vloeit voort uit de wijziging van artikel 9.7.4.4.
Onder j
Op grond van artikel 3, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie (richtlijn 2009/28/EG) telt de energie-inhoud van de elektriciteit uit hernieuwbare bron die aan vervoer is geleverd tweeënhalf keer.
In het wetsvoorstel werd die factor begrepen onder het zogenoemde dubbeltellingsartikel (artikel 9.7.4.8). Dat bleek in de uitwerking een minder gelukkige keuze. Daarom is die factor nu opgenomen in artikel 9.7.4.6, derde lid.
Onder k
Het is wenselijk dat het door de NEa gepubliceerde overzicht het aantal nog niet voor de jaarverplichting ingezette HBE’s bevat. Dat zijn dus de gespaarde HBE’s en in het lopende kalenderjaar uitgegeven HBE’s.
Onder l
Artikel 9.7.4.8 vormt de basis voor de zogenoemde dubbeltelling. Dubbeltelling van biobrandstof valt niet onder de reikwijdte van de duurzaamheidssystemen. Daarom wordt voor dubbeltelling een aparte verificatie voorgeschreven, naar analogie van de verificatie die is geregeld in artikel 9.7.4.12.
Daarnaast is het artikel in lijn gebracht met de richtlijn hernieuwbare energie door te spreken van biobrandstof en niet van hernieuwbare energie vervoer.
Onder m
Deze wijziging vloeit voort uit de hiervoor (Onder e) toegelichte aanpassing van artikel 9.7.4.1.
Onder n
Artikel 9.7.4.12, eerste lid, is aangepast aan de hiervoor toegelichte wijzigingen van de artikelen 9.7.4.1 (Onder e), 9.7.4.4 (Onder h), en 9.7.4.8 (Onder l). Daarnaast is de redactie van het lid verduidelijkt.
Onder o
Dit betreft een redactionele verbetering.
Onder p
Het is de bedoeling dat het bestuur van de emissieautoriteit de in artikel 9.7.5.4 gegeven bevoegdheden kan toepassen bij vermoedens van fraude of misbruik. Dit was niet expliciet bepaald in dat artikel. Daarin is nu voorzien.
Onder 2
Naar analogie van de regeling met betrekking tot de artikelen 9.7.4.2, 9.7.4.3 en 9.7.4.12 kan het bestuur van de NEa een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de genoemde leden van de artikelen 9.7.4.4 en 9.7.4.5.
Onderdeel B
Het voornemen is het nieuwe systeem voor hernieuwbare energie vervoer in 2015 van start te laten gaan. Dit onder voorbehoud van tijdige parlementaire instemming met dit wetsvoorstel.
Omdat het daarnaast niet zeker is dat op 1 januari 2015 het elektronische register volledig beschikbaar is, biedt het nieuwe artikel II de mogelijkheid om de inwerkingtreding van de wijzigingen van de Wet milieubeheer te differentiëren. Het is niet noodzakelijk dat de bepalingen met betrekking tot de hernieuwbare brandstofeenheden, het inboeken van hernieuwbare energie vervoer en het register hernieuwbare energie vervoer direct op 1 januari 2015 in werking treden. Uiteraard wordt gestreefd naar zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.
Omdat paragraaf 9.7.2 betrekking heeft op de zogenoemde jaarverplichting, die betrekking heeft op een kalenderjaar, is voor die paragraaf vastgehouden aan inwerkingtreding met ingang van 1 januari.
De Staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld