Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is een jaarverplichting voor hernieuwbare energie vervoer op te leggen en regels te stellen voor hernieuwbare brandstofeenheden en het elektronische register hernieuwbare energie vervoer;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt het begrip «energie uit hernieuwbare bronnen» en de daarbij behorende begripsomschrijving.
B
In artikel 2.2, eerste lid, wordt «titel 12.4» vervangen door: titel 9.7.
C
Na titel 9.6 wordt een titel ingevoegd, luidende:
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns;
biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de richtlijn hernieuwbare energie;
gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns;
vrijwillig systeem als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie dat door de Europese Commissie is erkend;
energie-inhoud als genoemd in bijlage III bij de richtlijn hernieuwbare energie of indien niet opgenomen in die bijlage berekend volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;
hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in artikel 9.7.3.1;
energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de richtlijn hernieuwbare energie bestemd voor vervoer;
onderneming die benzine, diesel of vloeibare biobrandstof invoert in Nederland, maar geen houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet is;
onderneming die:
1°. houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns is,
2°. geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet is,
3°. importeur is, dan wel
4°. elektriciteit of gasvormige biobrandstof levert aan wegvoertuigen in Nederland;
eigenschap van een rekening in het register die de inboeking van hernieuwbare energie vervoer overeenkomstig artikel 9.7.4.1 mogelijk maakt;
aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat de leverancier tot eindverbruik is verschuldigd op grond van artikel 9.7.2.1;
eigenschap van een rekening in het register die een leverancier tot eindverbruik ingevolge artikel 9.7.2.2 heeft om aan zijn jaarverplichting te voldoen;
houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van die wet, die benzine, diesel of vloeibare biobrandstoffen levert tot eindverbruik, of importeur;
leveren tot eindverbruik dan wel leveren aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns;
uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns;
onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007;
eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;
register hernieuwbare energie vervoer als bedoeld in artikel 9.7.5.1, eerste lid;
richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging van en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);
alle vormen van transport over de weg, het spoor, het water en door de lucht binnen Nederland.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën leveranciers tot eindverbruik worden aangewezen waarop de in deze titel opgenomen bepalingen met betrekking tot de leverancier tot eindverbruik niet van toepassing zijn.
De leverancier tot eindverbruik is in enig kalenderjaar het aantal hernieuwbare brandstofeenheden verschuldigd dat overeenkomt met het bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gedeelte van de energie-inhoud van de door hem in het direct aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar tot eindverbruik aan wegvoertuigen geleverde benzine, diesel of vloeibare biobrandstof.
De leverancier tot eindverbruik heeft een rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register.
1. De leverancier tot eindverbruik voert voor 1 maart van enig kalenderjaar op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register de door hem in het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar tot eindverbruik geleverde hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof in.
2. Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar ingeboekte hoeveelheid tot eindverbruik geleverde benzine, diesel of vloeibare biobrandstof meldt de leverancier tot eindverbruik aan het bestuur van de emissieautoriteit.
3. Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren te vermelden gegevens bepaald. Die gegevens en de onderliggende stukken worden door de leverancier tot eindverbruik bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.
1. Indien een leverancier tot eindverbruik de door hem in enig kalenderjaar tot eindverbruik geleverde hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof niet voor 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar heeft ingevoerd op zijn rekening kan het bestuur van de emissieautoriteit die hoeveelheid ambtshalve vaststellen.
2. Indien een leverancier tot eindverbruik de door hem in enig kalenderjaar tot eindverbruik geleverde hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof niet juist heeft ingevoerd op zijn rekening kan het bestuur van de emissieautoriteit tot vijf jaar na dat kalenderjaar de juiste hoeveelheid benzine, diesel of vloeibare biobrandstof ambtshalve vaststellen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
1. Op 1 april van enig kalenderjaar:
a. heeft de leverancier tot eindverbruik ten minste het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op zijn rekening, en
b. schrijft het bestuur van de emissieautoriteit van de rekening van de leverancier tot eindverbruik het aantal hernieuwbare brandstofeenheden af,
dat overeenkomt met de voor die leverancier voor het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar geldende jaarverplichting.
2. Indien toepassing van artikel 9.7.2.4, tweede lid, leidt tot een verhoging van de jaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar schrijft het bestuur van de emissieautoriteit het aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van de rekening van de leverancier tot eindverbruik.
3. Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de leverancier tot eindverbruik als gevolg van de toepassing van het eerste of tweede lid minder is dan nul, vult hij het tekort aan voor 1 april volgend op het kalenderjaar waarin het tekort is ontstaan.
Een hernieuwbare brandstofeenheid vertegenwoordigt een bijdrage aan de jaarverplichting van één gigajoule hernieuwbare energie vervoer.
1. Een hernieuwbare brandstofeenheid is vatbaar voor overdracht indien de overdragende partij en de ontvangende partij ieder op hun naam een rekening hebben in het register.
2. Een hernieuwbare brandstofeenheid is ook vatbaar voor andere overgang. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
Overdracht van een of meer hernieuwbare brandstofeenheden kan niet leiden tot een aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening dat minder is dan nul.
1. De voor overdracht van een hernieuwbare brandstofeenheid vereiste levering geschiedt door:
a. afschrijving van de hernieuwbare brandstofeenheid van de rekening die in het register op naam staat van de partij die de hernieuwbare brandstofeenheid overdraagt, en
b. bijschrijving op de rekening die in het register op naam staat van de partij die de hernieuwbare brandstofeenheid verkrijgt.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke overgang anders dan overdracht.
3. Elke overgang anders dan overdracht werkt tegenover derden eerst nadat de overgang in het register is geregistreerd.
1. Nietigheid of vernietiging van de overeenkomst die tot de overdracht heeft geleid, of onbevoegdheid van degene die overdraagt, heeft, nadat de overdracht is voltooid, geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht.
2. Elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat de overdracht tot stand is gekomen.
1. In afwijking van artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan op een hernieuwbare brandstofeenheid geen recht van pand worden gevestigd.
2. Op een hernieuwbare brandstofeenheid kan geen recht van vruchtgebruik worden gevestigd.
3. Een hernieuwbare brandstofeenheid is niet vatbaar voor beslag.
1. Een inboeker kan tot 1 maart van enig kalenderjaar inboeken in het register de in het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar door hem aan:
a. de Nederlandse markt voor vervoer geleverde vloeibare biobrandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.2;
b. wegvoertuigen in Nederland geleverde gasvormige biobrandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.3;
c. de Nederlandse markt voor vervoer geleverde hernieuwbare energie vervoer, niet zijnde biobrandstof, die voldoet aan artikel 9.7.4.4, of
d. wegvoertuigen in Nederland geleverde elektriciteit.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inboeker van gasvormige biobrandstof of elektriciteit.
De in te boeken vloeibare biobrandstof:
a. voldoet aan de eisen, gesteld krachtens artikel 9.2.2.6a;
b. bevond zich direct voorafgaand aan de levering aan de Nederlandse markt voor vervoer op een locatie die voor die vloeibare biobrandstof is gecertificeerd of geverifieerd volgens de eisen van een duurzaamheidssysteem en in beheer is bij de inboeker.
De in te boeken gasvormige biobrandstof voldoet aan de eisen, gesteld:
a. krachtens artikel 9.2.2.6a;
b. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
De in te boeken hernieuwbare energie vervoer, niet zijnde biobrandstof, voldoet aan de daaraan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.
1. Bij ministeriële regeling:
a. worden regels gesteld over de bepaling van de ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer;
b. wordt bepaald op welke wijze de inboeker aantoont dat is voldaan aan de artikelen 9.7.4.2, 9.7.4.3 en 9.7.4.4;
c. worden de bij het inboeken te vermelden gegevens bepaald;
d. kunnen nadere regels worden gesteld voor het inboeken van hernieuwbare energie vervoer, niet zijnde biobrandstof.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden door de inboeker bewaard gedurende ten minste vijf jaar na het kalenderjaar waarin de inboeking plaatsvond.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit schrijft voor één gigajoule energie-inhoud hernieuwbare energie vervoer die is ingeboekt in het register één hernieuwbare brandstofeenheid bij op de rekening van de inboeker.
2. De hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie vervoer wordt naar beneden afgerond op één gigajoule.
3. In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een aantal hernieuwbare brandstofeenheden bij ter grootte van een bij ministeriële regeling vastgesteld gedeelte van de energie-inhoud van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit die is geleverd aan wegvoertuigen in Nederland.
4. In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit voor een door een importeur ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer hernieuwbare brandstoffeneenheden bij op de rekening van die importeur, nadat die importeur volgens bij ministeriële regeling gestelde regels heeft aangetoond dat die hoeveelheid aan de Nederlandse markt voor vervoer is geleverd.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit maakt ieder jaar op bij ministeriële regeling te bepalen momenten een overzicht van het aantal uitgegeven hernieuwbare brandstofeenheden openbaar.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het openbaar maken, bedoeld in het eerste lid.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën hernieuwbare energie vervoer worden aangewezen waarvan, onder bij of krachtens die maatregel te stellen voorwaarden, de energie-inhoud wordt vermenigvuldigd met een bij of krachtens die maatregel vastgestelde factor.
Voor hernieuwbare energie vervoer die tussen 1 januari en 1 april van enig kalenderjaar wordt geleverd aan de Nederlandse markt voor vervoer respectievelijk aan wegvoertuigen in Nederland en ingeboekt in het register schrijft het bestuur van de emissieautoriteit na 1 april van dat kalenderjaar de hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van de inboeker.
Een hoeveelheid hernieuwbare energie die wordt ingeboekt in het register is niet als duurzaam overgedragen en wordt niet nog een keer ingeboekt in het register.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan het bijschrijven van hernieuwbare brandstofeenheden opschorten of weigeren indien het misbruik of fraude vermoedt dan wel andere redenen heeft om aan te nemen dat niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het opschorten of weigeren, bedoeld in het eerste lid.
1. De inboeker overlegt voor 1 april van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin hij de hernieuwbare energie vervoer aan de Nederlandse markt voor vervoer respectievelijk aan wegvoertuigen in Nederland heeft geleverd aan het bestuur van de emissieautoriteit een verklaring van een verificateur waaruit blijkt dat de door hem ingeboekte hernieuwbare energie vervoer voldoet aan de bij of krachtens de artikelen 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.4, 9.7.4.5, onderdelen a, b en d, of 9.7.4.9 gestelde eisen of de voorwaarden, bedoeld in artikel 9.7.4.7.
2. De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
3. De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot de verificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de verificatie betrekking heeft.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan de verificateur en de verificatie.
1. Indien naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit niet is voldaan aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen voor het inboeken in het register van een hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer of de verificatie, bedoeld in artikel 9.7.4.12, kan het bestuur die hoeveelheid, de kenmerken van die hoeveelheid of de factor, bedoeld in artikel 9.7.4.8, tot vijf jaar na het kalenderjaar van inboeken ambtshalve vaststellen.
2. Indien uit de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat de inboeker teveel hernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen voor de ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer, wordt het aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat die inboeker teveel heeft ontvangen, afgeschreven van de rekening van die inboeker.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
4. Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de inboeker als gevolg van de toepassing van tweede lid minder is dan nul wordt het tekort door de inboeker aangevuld voor 1 april volgend op het kalenderjaar waarin het tekort is ontstaan.
1. De emissieautoriteit maakt ieder jaar een overzicht openbaar, waarin per inboeker van vloeibare biobrandstof de aard en herkomst van de door die inboeker ingeboekte vloeibare biobrandstoffen alsmede het daarop van toepassing zijnde duurzaamheidssysteem zijn opgenomen. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de inhoud en de wijze van openbaarmaking van het overzicht, bedoeld in het eerste lid.
1. Er is een elektronisch register hernieuwbare energie vervoer.
2. Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.
3. Het register bestaat uit de rekeningen, bedoeld in artikel 9.7.5.3.
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de werking, organisatie, beschikbaarheid en beveiliging van het register.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan voorwaarden voor het gebruik van het register vaststellen.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de leverancier tot eindverbruik op diens naam een rekening met jaarverplichtingfaciliteit en met overboekfaciliteit.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van een inboeker op diens naam een rekening met inboekfaciliteit en met overboekfaciliteit.
3. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van een andere onderneming dan die bedoeld in het eerste of tweede lid, die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, op diens naam een rekening met overboekfaciliteit.
4. Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van een onderneming niet meer dan één rekening. Een rekening kan alle in het eerste en tweede lid genoemde faciliteiten omvatten.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheer van de rekeningen.
1. Het bestuur van de emissieautoriteit kan indien het redenen heeft om aan te nemen dat niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze titel gestelde eisen voor het hebben van een rekening in het register of voor het gebruik van die rekening:
a. weigeren een rekening te openen;
b. een rekening of een faciliteit van die rekening blokkeren;
c. een rekening opheffen.
2. Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de rekeninghouder een rekening opheffen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste lid en kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede lid.
4. De hernieuwbare brandstofeenheden op een opgeheven rekening vervallen van rechtswege.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor het openen en bijhouden van een rekening met overboekfaciliteit, inboekfaciliteit of jaarverplichtingfaciliteit een vergoeding verschuldigd is overeenkomstig de bij die regeling te stellen regels.
2. Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:
a. wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dan noodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komende kosten van het verrichten van werkzaamheden waarvoor de vergoeding is verschuldigd, en
b. worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.
1. Van het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op 1 april van enig kalenderjaar op de rekening van een leverancier tot eindverbruik nadat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan artikel 9.7.2.5, eerste lid, onderdeel b, een inboeker of een onderneming als bedoeld in artikel 9.7.5.3. derde lid, wordt een gedeelte gespaard ten behoeve van het direct daaropvolgende kalenderjaar.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid. Voor de leverancier tot eindverbruik, de inboeker of de onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, kunnen verschillende regels worden vastgesteld.
3. De hernieuwbare brandstofeenheden die niet worden gespaard, vervallen van rechtswege.
Het bestuur van de emissieautoriteit schrijft overeenkomstig de artikelen 9.7.4.6 en 9.7.4.7, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van de inboeker of leverancier tot eindverbruik die geregistreerde als bedoeld in artikel 1 van het Besluit hernieuwbare energie vervoer was, voor de bij of krachtens die maatregel bepaalde hoeveelheid van de door die inboeker of leverancier tot eindverbruik in het direct aan de datum van inwerkingtreding van deze titel voorafgaande kalenderjaar geleverde hernieuwbare energie vervoer.
De verplichtingen die voor geregistreerden als bedoeld in het Besluit hernieuwbare energie vervoer voortvloeien uit dat besluit of de Regeling hernieuwbare energie vervoer blijven van toepassing voor het direct aan de datum van inwerkingtreding van deze titel voorafgaande kalenderjaar.
1. Indien een leverancier tot eindverbruik die registratieplichtige als bedoeld in artikel 1 van het Besluit hernieuwbare energie vervoer was, naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit in enig kalenderjaar niet heeft voldaan aan zijn verplichting op grond van artikel 3, eerste lid, van dat besluit, kan het bestuur tot vijf jaar na dat kalenderjaar het aantal hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met het aandeel van de verplichting waaraan de leverancier tot eindverbruik niet heeft voldaan, afschrijven van de rekening van die leverancier tot eindverbruik.
2. Artikel 9.7.2.5, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
D
Titel 12.4 vervalt.
E
In artikel 18.2f, tweede lid, wordt «titel 12.4» vervangen door: titel 9.7.
F
In artikel 18.6b wordt «12.31, vierde lid of vijfde lid, onderdeel b,» vervangen door: 9.7.2.3, eerste en tweede lid, 9.7.2.5, derde lid, 9.7.4.12, eerste lid, 9.7.4.13, vierde lid.
G
In artikel 18.16s, eerste lid, wordt «of 12.31, vierde lid of vijfde lid, onderdeel b,» vervangen door: 9.7.2.3, eerste en tweede lid, 9.7.2.5, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.4, 9.7.4.5, eerste en tweede lid, 9.7.4.12, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 9.7.4.13, vierde lid,.
H
Artikel 18.16t vervalt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,