Ontvangen 20 mei 2014
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:
G
Artikel 18.16s wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «of 12.31, vierde lid of vijfde lid, onderdeel b,» vervangen door: 9.7.2.3, eerste en tweede lid, 9.7.2.5, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.4, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 9.7.4.5, eerste en tweede lid, 9.7.4.8, tweede, derde vierde, en vijfde lid, 9.7.4.12, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 9.7.4.13, vierde lid,.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bestuur van de emissieautoriteit kan, indien een inboeker drie of meer overtredingen van de artikelen 9.7.4.2, 9.7.4.3, 9.7.4.4, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid, 9.7.4.5, eerste en tweede lid, 9.7.4.8, tweede, derde vierde, en vijfde lid, 9.7.4.12, eerste lid, of 9.7.4.13, vierde lid, heeft begaan, bepalen dat die inboeker gedurende een door het bestuur te bepalen termijn geen hernieuwbare energie vervoer kan inboeken op grond van artikel 9.7.4.1.
Het bestuur van de emissieautoriteit krijgt in 18.16s, eerste lid, van de Wm de bevoegdheid om bij overtreding van bepaalde voorschriften met betrekking tot biobrandstoffen een bestuurlijke boete op te leggen. Met dit amendement krijgt het bestuur van de NEa ook de bevoegdheid om verdere inboeking door bepaalde leveranciers voor bepaalde of onbepaalde tijd te kunnen weigeren indien deze leveranciers zich schuldig hebben gemaakt aan drie of meer van de feiten waarvoor ook een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Dit dient ertoe te garanderen dat marktpartijen zich daadwerkelijk inspannen tegemoet te komen aan de eisen van de Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie, en de sanctie op fraude of nalatigheid daarbij te verzwaren.
Van Veldhoven