Vastgesteld 13 december 2013
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2013 voorgelegd. Bij brief van 12 december 2013 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De griffier van de commissie, Berck
Vraag 1
De raming van de belasting- en invorderingsrente is zowel aan de uitgaven- als aan de ontvangstenkant met 175 mln., naar beneden bijgesteld. Kan dit nader worden toegelicht? Op welke wijze wordt de raming meerjarig herzien?
Vraag 8
Kan in begrijpelijke taal worden toegelicht wat wordt bedoeld met een technische verdeling van een in het verleden gesaldeerde mutatie naar respectievelijk de uitgaven- en ontvangstenkant?
Antwoord op vraag 1 en 8
De genoemde ramingsbijstelling is gebaseerd op de realisatie en het verwachte vermoedelijk beloop over 2013. Met genoemde «technische verdeling» wordt bedoeld dat in de oorspronkelijke raming van het budgettaire effect van de introductie van de belastingrente nog onvoldoende nauwkeurig rekening kon worden gehouden met de verdeling over ontvangsten en uitgaven. Om dat te corrigeren is de raming van zowel de ontvangsten als de uitgaven met € 150 miljoen bijgesteld. Daarnaast was de raming gebaseerd op een rentetarief van 4%, terwijl het feitelijke rentetarief momenteel 3% bedraagt. Dit heeft geleid tot een neerwaartse aanpassing van de raming met nog eens € 25 mln. De meerjarige raming zal naar verwachting bij Voorjaarsnota 2014 worden herzien.
Vraag 2
Waardoor is onderuitputting ontstaan bij het programma intensivering toezicht en invordering?
Vraag 3
Hoe wordt deze onderuitputting bij het programma intensivering toezicht en invordering ingelopen?
Antwoord op vraag 2 en 3
De onderuitputting op de toegekende middelen in het kader van de intensivering toezicht en invordering betreft personele uitgaven. De uitbreiding van de personele capaciteit ten behoeve van de intensivering wordt met een oploop gedurende het jaar gerealiseerd. M.a.w. de benodigde capaciteit was niet direct beschikbaar per 1 januari 2013, maar stroomt gedurende het jaar in.
Vraag 4
Wanneer wordt verwacht dat de gehele boedel van Landsbanki is uitgekeerd?
Antwoord op vraag 4
Dit is afhankelijk van het tempo waarin de resterende boedelactiva kunnen worden uitgewonnen. De curatoren van Landsbanki gaan er momenteel vanuit dat de preferente crediteuren, waaronder Nederland (DNB), niet voor 2017 hun gehele vordering uit de boedel hebben ontvangen.
Vraag 5
Waarom is de 150 miljoen euro interimdividend die ABN AMRO heeft uitgekeerd niet gebruikt ten behoeve van bufferopbouw?
Antwoord op vraag 5
Bij het al dan niet uitkeren van dividend heeft ABN AMRO rekening gehouden met al haar stakeholders, waaronder de klanten, de onderneming zelf, de toezichthouders en de aandeelhouder. De nieuwe Basel 3 wet- en regelgeving schrijft hogere kapitaalbuffers voor. Zo doet Basel 3 zijn intrede in 2014 met specifieke kapitaaldoelstellingen, kapitaalbuffers en een leverage ratio. De markt kijkt nu ook naar de eisen die van toepassing zijn op het moment dat Basel 3 volledig zal zijn ingevoerd («fully loaded»). Daarbij heeft ABN AMRO zelf in haar langetermijnstrategie opgenomen dat de bank in 2017 een common equity tier 1-ratio wil hebben van 11,5 – 12,5% gebaseerd op de eindregelgeving van Basel 3 («fully loaded»). Rekening houdend met het dividendbeleid zit ABN AMRO met een common equity tier 1-ratio van 11,8% per september 2013 reeds « fully loaded» in de bandbreedte van de gestelde target voor 2017. Derhalve was ABN Amro in staat om interimdividend uit te keren.
Vraag 6 en 18
Wat is de reden voor de toename van inhuur externen met circa 77 procent ten opzichte van de begroting 2013?
Vraag 7 en 20
Hoe verhoudt de stijging van de uitgaven voor inhuur externen zich tot de afname van de uitgaven voor eigen personeel?
Antwoord op vraag 6, 7, 18, 20
Ten opzichte van de stand begroting 2013 is een aantal mutaties doorgevoerd. Bij eerste suppletoire begroting zijn met name middelen in het kader van de intensivering toezicht en invordering uit het Regeerakkoord toegevoegd ad € 37,5 mln. Verder zijn de oorspronkelijke ramingen voor de subonderdelen van het apparaatsbudget van de Belastingdienst (Zoals Eigen personeel, Inhuur externen en ICT) herijkt. Bij de introductie van Verantwoord begroten (met ingang van begroting IXB 2012) is een grove verdeling gemaakt over de diverse subonderdelen; deze verdeling is nu op basis van voortschrijdende inzichten aangepast. De herijking is voor het totale apparaatsbudget van de Belastingdienst saldoneutraal.
Vraag 9
Voor de instelling van een Centrale Examenbank (CE) voor het toetsen van vakbekwaamheid van financiële dienstverleners was in de begroting € 500.000 gereserveerd. Nu is er een overschrijding met bijna 200%. Wat zijn de redenen en oorzaken van deze forse overschrijding? Hoe is de eerste raming van € 500.000 tot stand gekomen? Hoe is het grote verschil tussen raming en totale projectkosten te verklaren?
Antwoord op vraag 9
De eerdere reservering van € 500.000,– is tot stand gekomen door een voorlopige aanname te doen over het benodigde projectbudget, de exacte omvang van een aantal kostenposten was toen nog niet bekend. Er moest nog een projectorganisatie worden ingericht, meerdere aanbestedingen plaatsvinden en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) moest nog een zogenoemde Uitvoeringstoets (UT) uitbrengen. Er is voor DUO gekozen omdat zij beschikken over de expertise voor examenafname. Tevens werkt een baten-lastendienst met kostendekkende tarieven, dit is vanuit het oogpunt van kostenbeheersing aantrekkelijk. In het project is er voor gekozen, gelet op het hoge technisch- inhoudelijke karakter, de aanbestedingen te laten begeleiden en uitvoeren door DUO en het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) in samenwerking met de Haagse Inkoop Samenwerking (HIS).
Nu de genoemde aanbestedingen hebben plaatsgevonden en DUO de UT (een offerte) heeft uitgebracht, is de exacte omvang van deze kostenposten bekend. Tevens zijn er kosten gemaakt door DUO en CDFD om de noodzakelijke organisatorische voorbereidingen te treffen voor het uitvoeren van de nieuwe taken (invoering per 1-1-2014). De Minister heeft aan DUO mandaat verstrekt om de CE functioneel en technisch te beheren. Voor het inhoudelijk beheer van de CE heeft de Minister mandaat aan het CDFD verstrekt.
Vraag 10
Kunt u een overzicht geven van de onderuitputting op de post muntcirculatie over de periode 2008–2013.
Antwoord op vraag 10
De vraag naar munten fluctueert en is lastig in te schatten. De afgelopen jaren heeft dit geleid tot een onderuitputting. Vanwege deze fluctuatie kan er nog geen zekere uitspraak worden gedaan over de realisatie van de post muntcirculatie in 2013. Naar verwachting zal er sprake zijn van een (zeer) geringe onderuitputting.
x € 1.000 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
---|---|---|---|---|---|---|
Ontwerpbegroting |
14.192 |
13.934 |
14.915 |
14.765 |
13.985 |
13.385 |
Jaarverslag |
6.748 |
10.111 |
6.837 |
9.393 |
8.500 |
NVT |
mutatie +/- (+ = tegenvaller) |
– 7.444 |
– 3.823 |
– 8.078 |
– 5.372 |
– 5.485 |
0* |
Vraag 11
De dividendontvangsten van de staatsdeelnemingen zijn hoger dan geraamd, door hogere dividenden bij Gasunie, NS, UCN en Schiphol. Hoe is de verdeling van de extra dividendinkomsten over de vier staatsdeelnemingen? Hoe is het hogere dividend van NS te verklaren gelet op de Fyra-perikelen en de daaraan gekoppelde verwachte lagere dividend? In hoeverre heeft het hogere dividend een structureel aspect? Wat is het dividend per staatsdeelneming in de afgelopen 5 jaar geweest? En wat was het geraamde dividend per staatsdeelneming in de afgelopen 5 jaar?
Vraag 12
Kunt u een overzicht verstrekken met de begrote en gerealiseerde dividenden per staatsdeelneming van de afgelopen vijfjaar? En kunt u tevens per staatsdeelneming per jaar aangeven, hoeveel procent van de winst is uitgekeerd aan dividend?
Vraag 13
Kan een overzicht worden verstrekt van de begrote en de gerealiseerde dividenden per staatsdeelneming met toelichting?
Vraag 14
Kunt u over de periode 2008–2013 een tabel verstrekken waarin per deelneming per jaar het begrote en gerealiseerde dividend wordt weergegeven?
Antwoord op vragen 11 t/m 14
Het totaal aan geraamde dividendontvangsten van de Staatsdeelnemingen is opgenomen in de Rijksbegroting op hoofdstuk IX, Artikel 3: Financieringsactiviteiten publiek-private sector, dividend staatsdeelnemingen. Er zijn geen individuele dividendramingen opgenomen. De resultaten van staatsdeelnemingen zijn volatiel door hun aard. Het zijn immers ondernemingen. Een voorbeeld hiervan is het effect van de Fyra op het resultaat van de NS. In de raming wordt op geaggregeerd niveau rekening gehouden met deze onzekerheid.
Als het resultaat van een staatsdeelneming het toelaat wordt een deel van de winst uitgekeerd als dividend aan de aandeelhouders. De NS bijvoorbeeld heeft over 2012 een positief resultaat behaald van € 264 mln. In het geval van de NS wordt 35% van de winst uitgekeerd. Dit is de zogenoemde pay-out-ratio. Dividend wordt uitgekeerd in het jaar nadat het resultaat is behaald. In het voorbeeld van de NS is het dividend over 2012 (€ 92mln.), uitgekeerd in begrotingsjaar 2013. De resultaten van de staatsdeelnemingen worden daarmee pas een jaar na realisatie zichtbaar op begroting IX in de vorm van ontvangen dividenden. De financiële gevolgen van het uit bedrijf nemen van de Fyra worden daarom pas zichtbaar in de ontvangsten in 2014. De meevaller in de dividendontvangsten heeft daarom ook geen structureel karakter.
De dividenden die de Staat ontvangt en de pay-out ratio’s van de verschillende staatsdeelnemingen zijn terug te vinden het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen. Daarin staan tevens de belangrijkste zaken met betrekking tot de staatsdeelnemingen toegelicht. Het Jaarverslag Staatsdeelnemingen wordt jaarlijks aan uw Kamer toegezonden. Een gedetailleerde toelichting op de financiële resultaten van de staatsdeelnemingen kunt u vinden in de door de individuele deelnemingen gepubliceerde jaarverslagen. In onderstaande tabellen staan de cijfers per deelneming van de staatsdeelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten in beheer bij het Ministerie van Financiën over de afgelopen vijf jaar (2008–2012), zoals die de afgelopen jaren ook waren opgenomen in het aan uw kamer gestuurde Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.
2008 |
||||
---|---|---|---|---|
Deelneming |
Winst (mln. €) |
Pay-out ratio |
Belang Staat |
Ontvangen door Staat (mln. €) |
BNG |
158,0 |
50,0% |
50,0% |
39,5 |
Connexxion |
– 25,0 |
0,0% |
33,3% |
0,0 |
COVRA |
– 3,8 |
0,0% |
100,0% |
0,0 |
DNB |
1411,0 |
80,0% |
100,0% |
1128,0 |
FMO |
59,9 |
2,5% |
51,0% |
0,5 |
Gasunie |
394,1 |
75,0% |
100,0% |
295,6 |
Havenbedrijf Rotterdam1 |
151,0 |
29,0% |
29,2% |
2,1 |
KLM |
– 194,0 |
0,0% |
5,9% |
0,0 |
Koninklijke Nederlandse Munt |
0,6 |
50,0% |
100,0% |
0,3 |
NS |
281,0 |
35,0% |
100,0% |
98,4 |
NWB Bank2 |
9,0 |
444,4% |
17,2% |
3,1 |
Schiphol3 |
187,0 |
50,0% |
69,8% |
48,2 |
TenneT |
52,2 |
19,0% |
100,0% |
10,0 |
Thales Nederland |
15,9 |
0,0% |
1,0% |
0,0 |
UCN |
78,8 |
50,4% |
100,0% |
38,5 |
Het dividend van HbR is een uitkomst van de afspraken die zijn gemaakt met gemeente Rotterdam en HbR bij het nemen van een belang van de Staat in HbR.
Het gestorte kapitaal van de NWB Bank bestaat uit aandelen A en B. Op aandelen B (nominale waarde EUR 460 per aandeel) is slechts 25% van de nominale waarde gestort, maar voor elk aandeel B kunnen tijdens een aandeelhoudersvergadering wel vier stemmen worden uitgebracht. Er wordt alleen dividend uitgekeerd op gestort kapitaal. De Staat houdt relatief meer aandelen B, waardoor het stemgerechtigde (of: juridische) belang van de staat in de NWB Bank groter is dan het «economische» belang. Het stemgerechtigde belang is 17,2% en het economische 7,7%. Dit geldt voor alle cijfers van NWB Bank.
Het netto resultaat wordt aangepast ten behoeve van het dividend, exclusief waardeveranderingen van vastgoedbeleggingen.
2009 |
||||
---|---|---|---|---|
Deelneming |
Winst (mln. €) |
Pay-out ratio |
Belang Staat |
Ontvangen door Staat (mln. €) |
BNG |
278,0 |
50,0% |
50,0% |
69,3 |
Connexxion |
2,6 |
0,0% |
33,3% |
0,0 |
COVRA |
1,9 |
0,0% |
100,0% |
0,0 |
DNB |
1707,0 |
91,7% |
100,0% |
1565,0 |
FMO |
48,1 |
2,5% |
51,0% |
0,7 |
Gasunie |
121,8 |
341,5% |
100,0% |
415,9 |
Havenbedrijf Rotterdam |
167,4 |
36,5% |
29,2% |
16,5 |
KLM |
– 383,0 |
0,0% |
5,9% |
0,0 |
Koninklijke Nederlandse Munt |
0,8 |
50,0% |
100,0% |
0,4 |
NS |
116,0 |
35,0% |
100,0% |
40,6 |
NWB Bank |
57,0 |
70,2% |
17,2% |
3,1 |
Schiphol1 |
132,0 |
50,0% |
69,8% |
45,0 |
TenneT |
73,3 |
15,0% |
100,0% |
11,0 |
Thales Nederland |
33,4 |
0,0% |
1,0% |
0,0 |
UCN |
113,1 |
22,1% |
100,0% |
23,8 |
Het netto resultaat wordt aangepast ten behoeve van het dividend, exclusief waardeveranderingen van vastgoedbeleggingen.
2010 |
||||
---|---|---|---|---|
Deelneming |
Winst (mln. €) |
Pay-out ratio |
Belang Staat |
Ontvangen door Staat (mln. €) |
BNG |
257,0 |
50,0% |
50,0% |
64,0 |
Connexxion |
5,8 |
0,0% |
33,3% |
0,0 |
COVRA |
0,9 |
0,0% |
100,0% |
0,0 |
DNB |
1649,0 |
95,0% |
100,0% |
1567,0 |
FMO |
126,2 |
2,0% |
51,0% |
0,8 |
Gasunie |
454,0 |
40,0% |
100,0% |
182,0 |
Havenbedrijf Rotterdam |
154,0 |
41,0% |
29,2% |
19,0 |
KLM |
147,0 |
6,0% |
5,9% |
1,3 |
Koninklijke Nederlandse Munt |
0,5 |
50,0% |
100,0% |
0,2 |
NS |
149,0 |
35,0% |
100,0% |
155,0 |
NWB Bank |
91,0 |
25,0% |
17,2% |
1,8 |
Schiphol1 |
169,0 |
50,0% |
69,8% |
53,1 |
TenneT |
77,0 |
26,3% |
100,0% |
20,0 |
Thales Nederland |
33,0 |
0,0% |
1,0% |
0,0 |
UCN |
127,5 |
23,5% |
100,0% |
29,5 |
Het netto resultaat wordt aangepast ten behoeve van het dividend, exclusief waardeveranderingen van vastgoedbeleggingen.
2011 |
||||
---|---|---|---|---|
Deelneming |
Winst (mln. €) |
Pay-out ratio |
Belang Staat |
Ontvangen door Staat (mln. €) |
BNG |
256,0 |
25,0% |
50,0% |
32,0 |
Connexxion |
4,9 |
0,0% |
33,3% |
0,0 |
COVRA |
0,2 |
0,0% |
100,0% |
0,0 |
DNB |
1213,0 |
62,0% |
100,0% |
750,0 |
FMO |
93,4 |
2,0% |
51,0% |
1,1 |
Gasunie |
– 602,0 |
0,0% |
100,0% |
0,0 |
Havenbedrijf Rotterdam |
195,0 |
33,0% |
29,2% |
19,0 |
KLM |
48,0 |
0,0% |
5,9% |
0,7 |
Koninklijke Nederlandse Munt |
0,2 |
50,0% |
100,0% |
0,1 |
NS1 |
211,0 |
35,0% |
100,0% |
74,0 |
NWB Bank |
75,0 |
0,0% |
17,2% |
0,0 |
Schiphol2 |
194,5 |
50,0% |
69,8% |
68,1 |
TenneT3 |
231,0 |
30,6% |
100,0% |
60,0 |
Thales Nederland |
27,2 |
368,0% |
1,0% |
1,0 |
UCN |
119,3 |
25,1% |
100,0% |
29,5 |
Dit is inclusief de verkoopopbrengst van Strukton die aan de aandeelhouder is uitgekeerd. Het dividend over dat jaar was EUR 52 miljoen.
Het netto resultaat wordt aangepast ten behoeve van het dividend, exclusief waardeveranderingen van vastgoedbeleggingen.
De pay-out ratio is toegepast op de winst na uitkering van de vergoeding waar verschaffers van hybride leningen recht op hebben. Dit betrof voor 2011 en 2.012 EUR 33 miljoen.
2012 |
||||
---|---|---|---|---|
Deelneming |
Winst (mln. €) |
Pay-out ratio |
Belang Staat |
Ontvangen door Staat (mln. €) |
BNG |
332,0 |
25,0% |
50,0% |
41,0 |
Connexxion |
2,2 |
0,0% |
33,3% |
0,0 |
COVRA |
– 0,7 |
0,0% |
100,0% |
0,0 |
DNB |
2079,0 |
95,0% |
100,0% |
1975,0 |
FMO |
146,0 |
5,0% |
51,0% |
3,4 |
Gasunie |
359,0 |
60,0% |
100,0% |
215,0 |
Havenbedrijf Rotterdam |
228,0 |
38,0% |
29,2% |
25,0 |
KLM |
– 44,0 |
0,0% |
5,9% |
0,0 |
Koninklijke Nederlandse Munt |
0,5 |
50,0% |
100,0% |
0,2 |
NS |
264,0 |
35,0% |
100,0% |
92,0 |
NWB Bank |
40,0 |
0,0% |
17,2% |
0,0 |
Schiphol1 |
198,7 |
50,0% |
69,8% |
75,6 |
TenneT |
180,0 |
41,0% |
100,0% |
59,0 |
Thales Nederland |
14,5 |
0,0% |
1,0% |
0,0 |
UCN |
133,3 |
47,5% |
100,0% |
62,8 |
Het netto resultaat wordt aangepast ten behoeve van het dividend, exclusief waardeveranderingen van vastgoedbeleggingen.
Vraag 15
Welk deel van de € 46 mln. aan premieontvangsten voor de EKV is gebaseerd op transacties die nog in voorbereiding zijn? Wanneer worden de in voorbereiding zijnde transacties voor de EKV gerealiseerd?
Antwoord op vraag 15
Van de € 46 mln. extra inkomsten is ultimo oktober reeds € 24 mln. gerealiseerd. De overige € 22 mln. moet nog tot stand komen in de maanden november en december. Er valt niet met zekerheid te zeggen of deze € 22 mln. zich nog dit jaar zal realiseren of dat een deel hiervan begin volgend jaar of zelfs helemaal niet zal realiseren. Dit heeft te maken met bepaalde zekerheden of financiële constructies die nog niet helemaal rond zijn.
Vraag 16
Wat betekenen de hogere premieontvangsten voor de exportkredietverzekeringen voor de geraamde uitgaven in komende jaren voor de exportkredietverzekering?
Antwoord op vraag 16
De korte termijn schaderaming wordt gebaseerd op schadedreigingen waarvan we momenteel al weten dat deze zich met enige waarschijnlijkheid kunnen voordoen. De schaderamingen op langere termijn worden gebaseerd op de verwachte ontwikkeling van de portefeuille. Voorlopig zijn er nog geen aanwijzingen dat er sprake is van een structurele wijziging in de portefeuille. Om deze reden worden de schaderamingen naar aanleiding van de huidige hogere premieontvangsten niet aangepast.
Vraag 17
Wordt de onderschrijding op het BCF toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds? Zo niet, in welk jaar treedt deze afspraak in werking?
Antwoord op vraag 17
De realisaties van het btw-compensatiefonds tot en met 2014 worden niet verrekend met het gemeentefonds en provinciefonds, omdat het btw-compensatiefonds pas vanaf 2015 een plafond kent. Vanaf 2015 geldt dat een realisatie van het btw-compensatiefonds lager dan het plafond ten gunste komt aan het gemeentefonds en provinciefonds en een realisatie hoger dan het plafond ten laste van het gemeentefonds en provinciefonds. Volgens de meest actuele ramingen, is er in 2015 sprake van een onderschrijding van het plafond en zal er in dat jaar voor het eerst worden toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds.
Vraag 19
Gaat u het aantal externen op het Ministerie van Financien terugbrengen en zo ja, hoe?
Antwoord op vraag 19
De uitgaven voor inhuur externen kunnen sterk fluctueren. Bij het Ministerie van Financiën wordt steeds bedrijfseconomisch afgewogen of externe inhuur noodzakelijk is. Momenteel is er geen aanleiding het aantal externen bij het kerndepartement terug te dringen.
Vraag 21
Waarom wordt voorgesteld om het artikelonderdeel Onvoorzien te verhogen? Zou het niet logischer zijn om dit artikelonderdeel zo laat in het jaar te verlagen?
Antwoord op vraag 21
Het artikel nominaal en onvoorzien is voornamelijk bedoeld voor het opvangen van onzekere ontwikkelingen op begroting IX. Zoals gebruikelijk wordt pas bij slotwet gekeken of dit budget op nominaal en onvoorzien noodzakelijk is.