Gepubliceerd: 14 mei 2014
Indiener(s): Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33782-5.html
ID: 33782-(R2016)-5

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 mei 2014

De regering dankt de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag met betrekking tot dit voorstel van Rijkswet. De regering heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de desbetreffende fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de vragen van de commissie beantwoord, waarbij de volgorde van vragen wordt aangehouden en vragen met dezelfde strekking worden samengevoegd en in één keer beantwoord.

1. Algemeen

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA en de PVV hebben kennis genomen van het voorstel en hebben enkele vragen en opmerkingen bij het voorstel.

2. Limitering stakingsrecht

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de huidige limitering van het stakingsrecht precies inhoudt. De leden vragen welke beperkingen nu gelden en hoe deze limitering zich verhoudt tot de rechtspraktijk en jurisprudentie. De leden vragen ook of de huidige situatie strijdig is met het recht.

Het voorbehoud op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van het IVESCR en het voorbehoud op artikel 6, vierde lid, van het ESH houden in dat het ambtelijke apparaat cq. de in overheidsdienst zijnde werknemers van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland zijn uitgesloten van het in die artikelen bepaalde stakingsrecht respectievelijk recht op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen.

Voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland geldt dat de huidige limitering van het stakingsrecht voornamelijk werd gebaseerd op een aantal artikelen in het op die gebieden, op dat moment van toepassing zijnde Wetboek van Strafrecht. Noch in de gewone rechtspraktijk noch in de ambtenarenrechtspraak werden deze artikelen ooit van toepassing verklaard. De rechtspraktijk heeft ervoor zorggedragen dat de rechtsbeginselen voortvloeiende uit internationale regelgeving toch werden gewaarborgd.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten welke redenen er destijds waren voor het maken van de voorbehouden.

De regering wenste destijds de voorbehouden te maken vanwege de bijzondere rechtspositie die ambtenaren hadden. De heersende gedachte was dat stakingen binnen de publieke sector, zoals bij de brandweer en politie, een te ontwrichtend effect op de samenleving zouden hebben. Daarnaast genoten de ambtenaren een bijzondere, gunstige, rechtspositie en vond men het daarom niet redelijk en billijk dat zij konden staken. Het instellen van een separate rechter (de ambtenarenrechter) voorzag, zo was destijds de gedachte, in een goede, met voldoende waarborgen beschermde rechtsgang voor de ambtenaren, zodat hun belangen voldoende beschermd werden geacht.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af welke veranderingen de regering in de praktijk voorziet als gevolg van het schrappen van het stakingsverbod.

In de praktijk worden geen veranderingen voorzien als gevolg van het schrappen van het stakingsverbod. Ondanks de voormelde wettelijke beletsels, genieten ambtenaren sinds jaar en dag het recht om te staken. Dit recht is hen, door het uitblijven van expliciete wetgeving tot waarborging van het stakingsrecht, door de jurisprudentie toegekend. De jurisprudentie is, naast de wet, één van de legitieme bronnen van recht.

3. Moment van intrekking

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA en de PVV vragen waarom de intrekking van de voorbehouden nu plaatsvindt, terwijl al jaren is aangedrongen op het intrekken van deze voorbehouden. De leden vragen wat is de aanleiding om nu deze stap te zetten.

Om de voorbehouden te kunnen intrekken was het nodig de regelgeving van het Caribische deel van het Koninkrijk (Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland) in overeenstemming te brengen met de intrekking van de voorbehouden. De Wetboeken van Strafrecht van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn inmiddels herzien, waarbij het stakingsverbod voor ambtenaren uit de Wetboeken is geschrapt. Ook de nieuwe Landsverordeningen Materieel Ambtenarenrecht van Curaçao en Sint Maarten (Curaçao: A.B. 2010, no. 87 en Sint Maarten: AB 2013, no. 15) verbieden staking door ambtenaren niet. Ook de Ambtenarenwet BES en het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES bevatten geen verbod op staken door ambtenaren. Hiermee is de weg vrijgemaakt om de voorbehouden in te trekken.

4. Verschillen binnen het Koninkrijk

De leden van de PvdA-fractie lezen dat Curaçao het stakingsverbod inmiddels geschrapt heeft en dat Aruba regelgeving in voorbereiding heeft om hetzelfde te doen. Sint Maarten beraadt zich nog of de voorbehouden ingetrokken kunnen worden voor Sint Maarten. De leden vragen of Sint Maarten niet verplicht is om het stakingsverbod voor ambtenaren uit hun wetten te schrappen als Nederland inderdaad besluit de voorbehouden bij de twee verdragen in te trekken? Is Sint Maarten dan niet verplicht om de hele verdragen na te leven? Met de leden van de PvdA-fractie vragen de leden van de fracties van de VVD en de PVV in hoeverre de kans bestaat dat het verbod op staken voor ambtenaren straks in het hele Koninkrijk geschrapt wordt, maar blijft bestaan op Sint Maarten. De leden vragen of de regering dit wenselijk acht.

De landen van het Koninkrijk zijn autonoom ten aanzien van medegelding op alle terreinen, met uitzondering van die terreinen die worden genoemd in artikel 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Dit betekent dat de landen autonoom zijn ten aanzien van de onderwerpen die geregeld worden in hun Wetboeken van Strafrecht en ambtenarenregelgeving. De voorbehouden werden gemaakt ten aanzien van de toenmalige Nederlandse Antillen (toen nog inclusief Aruba) en gelden sinds 10 oktober 2010 nog steeds voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland. Het is aan de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Nederland (voor het Caribische deel van Nederland) om te bepalen of de voorbehouden ingetrokken worden voor de respectievelijke delen van het Koninkrijk. Indien de voorbehouden voor Aruba, Curaçao en het Caribische deel van Nederland worden ingetrokken, kunnen die voor Sint Maarten blijven bestaan. De Nederlandse regering heeft hier, gezien de autonomie van de landen, geen invloed op.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat wat betreft het Caribische gedeelte van Nederland het voorbehoud bij artikel 8, eerste lid, onderdeel b, bij het IVESCR zal worden ingetrokken, maar dat over artikel 6, vierde lid van het ESH op een later tijdstip besloten zal worden. Leidt dit er niet toe dat er binnen het Koninkrijk de komende periode vier of vijf wetgevende regimes van kracht kunnen zijn wat betreft het stakingsrecht voor ambtenaren omdat er op Curaçao, Aruba en Sint Maarten en in Caribisch Nederland en Europees Nederland allen verschillende regels van kracht zijn?

In Caribisch Nederland is nu nog het oorspronkelijke ESH uit 1961 van toepassing. Het intrekken van het voorbehoud op artikel 6, vierde lid, van het ESH, zal wat betreft Caribisch Nederland worden meegenomen in de besluitvorming over de wenselijkheid om het op 3 mei 1996 herziene ESH (ook) van toepassing te laten zijn op Caribisch Nederland. Dat zal vermoedelijk in 2015 gebeuren: dan vindt de evaluatie van de staatsrechtelijke positie van Caribisch Nederland plaats en eindigt ook de periode van vijf jaar legislatieve rust. Het is inderdaad mogelijk dat gedurende een bepaalde periode binnen het Koninkrijk verschillende regimes wat betreft het stakingsrecht voor ambtenaren van kracht zijn.

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering per onderdeel van het Koninkrijk kan toelichten wanneer naar verwachting tot deponering van de intrekking van de voorbehouden kan worden overgegaan.

Zodra het intrekken van de voorbehouden parlementair is goedgekeurd, kunnen de intrekkingen van de voorbehouden worden gedeponeerd voor zover de relevante wetgeving gereed is. Voor de vier delen van het Koninkrijk zullen de intrekkingen op verschillende momenten kunnen worden gedeponeerd.

Voor zowel Aruba als Curaçao geldt dat de intrekkingen van de voorbehouden direct na parlementaire goedkeuring kunnen worden gedeponeerd, omdat hun respectievelijke herziene Wetboeken van Strafrecht reeds in werking zijn getreden (dat van Aruba op 15 februari 2014 en dat van Curaçao op 15 november 2011).

Wat betreft Sint Maarten kunnen de intrekkingen van de voorbehouden worden gedeponeerd zodra de Raad van Ministers van Sint Maarten heeft ingestemd met het intrekken van de voorbehouden en tevens het herziene Wetboek van Strafrecht in werking is getreden. Dit laatste is voorzien voor medio 2014.

Voor het Caribische deel van Nederland kan de intrekking van het voorbehoud bij IVESCR eveneens meteen na parlementaire goedkeuring worden ingetrokken; de Ambtenarenwet BES en het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES bevatten geen verbod op staken door ambtenaren.

5. Overleg over wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering een en ander wil realiseren door middel van een rijkswet. In hoeverre zijn de Koninkrijkspartners vooraf geconsulteerd hierover?

Het voorstel tot het intrekken van de voorbehouden is door Curaçao opgebracht bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Vervolgens is dit voorstel voorgelegd aan Aruba en Sint Maarten, en, ten aanzien van Caribisch Nederland, aan de betrokken ministeries in Nederland. Het voorstel tot het intrekken van de voorbehouden is derhalve besproken met alle delen van het Koninkrijk. Het opstellen van de goedkeuringsstukken is in overleg met al deze delen van het Koninkrijk gebeurd.

De leden van de PVV-fractie vragen met welke partijen er overleg is gevoerd ten aanzien van dit wetsvoorstel.

Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben hun interne procedures doorlopen, waaronder, voor zover vereist, overleg met sociale partners.

Een stakingsverbod voor ambtenaren in Caribisch Nederland ontbreekt in de vigerende wetgeving. Het intrekken van de voorbehouden verandert daar niets in en kan als codificering van de bestaande praktijk worden aangemerkt. Aanpassing van wet- en regelgeving is voor Caribisch Nederland niet aan de orde. Dit maakt consultatie van belanghebbenden overbodig.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans