Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die wij zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de voorbehouden bij het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en het Europees Sociaal Handvest in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goed vinden en verstaan bij deze:
Voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland wordt goedgekeurd dat het in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, bedoelde voorbehoud, dat bij de bekrachtiging van het op 16 december 1966 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (Trb. 1969, 100) is gemaakt overeenkomstig artikel 5 van de Rijkswet van 24 november 1978, houdende goedkeuring van dat Verdrag (Stb. 1978, 624), wordt ingetrokken.
Voor Aruba en Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland wordt goedgekeurd dat het in artikel 6, vierde lid, bedoelde voorbehoud, dat bij de bekrachtiging van het op 18 oktober 1961 te Turijn tot stand gekomen Europees Sociaal Handvest (Trb. 1962, 3 en Trb. 1963, 90) is gemaakt overeenkomstig artikel 3 van de Rijkswet van 2 november 1978, houdende de goedkeuring van dat Verdrag (Stb. 1978, 639), wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, het Afkondigingsblad van Aruba, het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Buitenlandse Zaken,