Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat er een rijbewijsplicht komt voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 108, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, wordt «, landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid» vervangen door: en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid.
2. In de onderdelen d en e wordt «tenzij het een bestuurder van een bromfiets betreft» vervangen door: tenzij het een bestuurder van een bromfiets of een andere dan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid betreft.
3. In de onderdelen f en g wordt na «anders dan bromfietsen» ingevoegd: of andere dan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid.
4. Aan onderdeel h, aanhef, wordt na «motorrijtuigen,» ingevoegd:, anders dan andere dan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid,.
5. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In aanvulling op het eerste lid, onderdelen d tot en h, is artikel 107 niet van toepassing op bestuurders van andere dan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid, indien de bestuurder beschikt over:
a. een door het daartoe bevoegd gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat geldig is voor de categorie C; of
b. een bij ministeriële regeling aangegeven rijbewijs dat door het bevoegd gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is afgegeven voor het besturen van deze landbouw- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid.
B
Afdeling 10 Bromfietscertificaat vervalt.
De Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994, niet zijnde een brommobiel;
bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie;
rijonderricht na de eerste afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 13, onderdeel b, gericht op het hernieuwd verkrijgen van een certificaat als in dat onderdeel bedoeld;
instituut, bedoeld in artikel 2;
hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994;
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn;
hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994;
onderricht, gericht op het bijbrengen, behouden of verbeteren van de rijvaardigheid of geschiktheid om aan het verkeer deel te nemen als bestuurder van een motorrijtuig, waarvoor een rijbewijs is vereist;
individueel of groepsgewijs onderricht gericht op de bevordering van de geschiktheid in het kader van het alcoholslotprogramma, bedoeld in artikel 132b, van de Wegenverkeerswet 1994;
onderricht gericht op de bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid in het kader van een door het CBR krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aan betrokkenen opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan educatieve maatregelen;
na het examen te volgen rijonderricht gericht op het verkrijgen van een certificaat als bedoeld in artikel 13, onderdeel a;
proef ter beoordeling van de vakbekwaamheid van rijinstructeurs.
B
In artikel 7 wordt onder vernummering van het vijfde tot zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid is degene die bedrijfsmatig dan wel beroepsmatig rijonderricht geeft in het besturen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid in het bezit van een door het instituut afgegeven certificaat voor de rijbewijscategorie T.
C
Na artikel 9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 9 voldoet de aanvrager die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 7, eerste lid, eerste volzin, voor alleen de categorie B, ten behoeve van het verkrijgen van het certificaat voor de categorie T, bedoeld in artikel 13, onderdeel a, subonderdeel 3, aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen.
2. In afwijking van artikel 9 voldoet de aanvrager die beschikt over een geldig certificaat als bedoeld in artikel 7, eerste lid, eerste volzin, voor alleen de categorie B voldoet, ten behoeve van het verkrijgen van het certificaat, bedoeld in artikel 13, onderdeel b, voor de categorie T, aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen.
In afwijking van artikel 9 voldoet de aanvrager die mede beschikt over een geldig certificaat voor de categorie E bij C als bedoeld in artikel 7, eerste lid, tweede volzin, voldoet, ten behoeve van het verkrijgen van het certificaat, bedoeld in artikel 13, onderdeel b, voor de categorie T, aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen.
D
Aan artikel 12b, eerste lid, wordt na «als bedoeld in de richtlijn rijbewijzen,» ingevoegd: al dan niet in combinatie met het certificaat voor de categorie T,.
E
Aan artikel 13 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel a, subonderdeel 2, door een puntkomma een subonderdeel toegevoegd, luidende:
3. indien het wordt afgegeven aansluitend op het behalen van het examen voor de rijbewijscategorie T, voor de duur van twaalf achtereenvolgende maanden.
F
In artikel 24, eerste en tweede lid, wordt na «scholing educatieve maatregel» telkens ingevoegd: of scholing alcoholslotprogramma.
Aanvragen tot afgifte van het op grond van artikel 20, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet af te geven certificaat van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 9.36 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet die voor dat tijdstip zijn ingediend, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen die tot dat tijdstip golden voor de afgifte van dat certificaat.
1. Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet afgegeven certificaten van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 9.36 van het Arbeidsomstandighedenbesluit die zijn afgegeven voor de inwerkingtreding van artikel I van deze wet geven de bevoegdheid tot het besturen van rijbewijsplichtige voertuigen van de categorie T tot uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van artikel I van deze wet.
2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn is ten aanzien van houders van het in het eerste lid bedoelde certificaat artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 niet van toepassing op het besturen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid.
3. Tot uiterlijk één jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet wordt aan houders van het in het eerste lid bedoelde certificaat op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor het besturen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid.
1. Personen aan wie voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van deze wet een rijbewijs is afgegeven voor de categorie B, dan wel ten aanzien van wie voor genoemd tijdstip het besluit tot afgifte van een rijbewijs voor de categorie B is genomen, zijn tevens bevoegd tot het besturen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid tot uiterlijk tien jaar na inwerkingtreding van artikel I van deze wet, dan wel tot het tijdstip waarop een nieuw of vervangend rijbewijs voor de categorie B wordt afgegeven, indien dit tijdstip valt binnen genoemde periode van tien jaar.
2. Tot uiterlijk tien jaar na de datum van inwerkingtreding van artikel I van deze wet wordt aan houders van een rijbewijs voor de categorie B dat nog geldig is dan wel zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen een rijbewijs afgegeven dat mede geldig is voor het besturen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid.
3. Het eerste en tweede lid gelden niet ten aanzien van houders van een rijbewijs B die dat rijbewijs hebben verkregen op of na hun zeventiende verjaardag, maar voor hun achttiende verjaardag, gedurende de periode dat zij alleen onder begeleiding een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B mogen besturen.
4. Voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid wordt onder rijbewijs mede verstaan een geldig rijbewijs voor de categorie B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
1. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop rustende bepalingen wordt onder agrarisch onderwijs verstaan praktijkonderwijs verzorgd door een bedrijf of organisatie in opdracht van agrarische opleidingscentra en afdelingen en onderwijs dat wordt verzorgd door:
a. een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
b. een school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs waar het de afdeling landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 10c van de Wet op het voortgezet onderwijs betreft, of
c. een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet voortgezet onderwijs, voor zover deze een scholengemeenschap vormt met een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
2. Gedurende een periode van twee jaar vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet is artikel 7, vijfde lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 niet van toepassing op:
a. personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet in dienst zijn van een instelling voor agrarisch onderwijs, in het schooljaar voorafgaand aan dat tijdstip reeds zulk onderwijs gaven en in het bezit zijn van een bij ministeriële regeling vastgestelde pas;
b. personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van deze wet beschikken over een bij ministeriële regeling aangewezen, geldige bevoegdheidspas van de Stichting Bevordering Verkeerseducatie.
3. In aanvulling op het tweede lid is gedurende de in dat lid bedoelde periode artikel 12b van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 niet van toepassing op de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde personen.
1. Op de eerste vordering van de in artikel 159 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde personen is de bestuurder van een landbouw- of bosbouwtrekker of een motorrijtuig met beperkte snelheid verplicht dat motorrijtuig te doen stilhouden, alsmede het in artikel IV, eerste lid, van deze wet bedoelde certificaat van vakbekwaamheid behoorlijk ter inzage af te geven.
2. Op de eerste vordering van de in artikel 159 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde personen zijn de in artikel VI, tweede lid, van deze wet bedoelde personen verplicht de in dat lid bedoelde pas behoorlijk ter inzage af te geven.
3. Overtreding van het eerste en tweede lid wordt als overtreding gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Milieu,