Vastgesteld 18 december 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft na kennisneming van de tweede nota van wijziging nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De leden van de fracties van de SP, het CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks en de Partij voor de Dieren vragen een verklaring voor het feit dat sinds Prinsjesdag 2014 bekend is dat de eerder aangekondigde verhoging van de tarieven in het wetsvoorstel aanpassing griffierechten wordt gematigd, dat dit volgens nieuwsberichten 13 miljoen euro minder oplevert («Bezuinigingen op griffierechten zijn minder ingrijpend dan gedacht», NRC,.nl, 11 september 2014) maar dat de wijziging van dit wetsvoorstel pas ruim twee maanden later aan de Kamer is gestuurd. Kan dit worden toegelicht? Waarom is die tijd niet benut om adviezen te vragen aan in ieder geval de Afdeling advisering van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak, nu er sprake is van een ingrijpende wijziging van het oorspronkelijke wetsvoorstel?
De leden van de fracties van de SP, het CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks en de Partij voor de Dieren vragen of de regering de mening deelt dat het wenselijk is om in ieder geval van de Afdeling advisering van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak te vernemen in hoeverre de kritische adviezen die over het oorspronkelijke wetsvoorstel zijn gegeven nog actueel zijn, zoals de vraag in hoeverre de voorgestelde verhogingen van de griffierechten de toegang tot de rechter beperken. Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid alsnog advies te vragen aan in ieder geval de Afdeling advisering van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak? Zo nee, waarom niet? Kan dit antwoord uitgebreid worden toegelicht?
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten. Zij vinden het belangrijk dat griffierechten niet zodanig hoog zijn dat hierdoor de toegang tot de rechter wezenlijk wordt beïnvloed. Deze leden hebben daarom enkele vragen.
Voornoemde leden merken op dat er in de tweede nota van wijziging is gekozen voor het opdelen van de staffel voor de geldvorderingen van 500 euro tot 12.500 euro in twee nieuwe staffels, namelijk van 500 euro tot 1.500 euro en van 1.500 euro tot 12.500 euro.Deze leden vinden het een goede keuze om een extra categorie toe te voegen. Wel vragen zij of inzichtelijk gemaakt kan worden hoeveel zaken er zijn met betrekking tot een vordering dan wel een verzoek met een waarde van 500 tot 1.500 euro, vergeleken met zaken met een waarde tot bijvoorbeeld 2.500 euro. Op basis waarvan is de waarde van 1.500 euro gekozen? Betreft dit het grootste deel van de vorderingen of verzoeken?
De aan het woord zijnde leden merken op dat als er sprake is van een verzoek met een irreëel hoge waarde, het mogelijk is om een verzoek in te dienen om een lager griffierecht toe te rekenen. Deze leden vernemen graag in hoeverre er bij dergelijke verzoeken al automatisch wordt overgegaan tot verlaging van het griffierecht als blijkt dat de waarde niet reëel is.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de consequenties zijn van het wetsvoorstel inclusief de tweede nota van wijziging voor het relatieve aandeel van de griffierechten voor de bekostiging van de rechtspraak. Wat wordt het percentage na deze tweede nota van wijziging?
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Hessing-Puts