Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2014
In de regeling van werkzaamheden van dinsdag 1 april 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 69, Regeling van Werkzaamheden) heeft de heer Klein (50PLUS), nu de eerste drie maanden van het jaar voorbij zijn, gevraagd om een brief met daarin de effecten van de accijnsverhoging in die eerste drie maanden.
Ik ben bang dat hier sprake is van een hardnekkig misverstand. Om de effecten van de accijnsverhoging in kaart te kunnen brengen heb ik ten minste gegevens nodig over een periode van drie maanden. Zoals ik in mijn brieven van 3, 10, 12 en 18 maart 2014 heb aangegeven1, zijn de cijfers over de leveranties van een bepaalde maand ongeveer anderhalve maand later beschikbaar. Zo waren de leveranties die in de maand januari hebben plaatsgevonden, pas medio maart beschikbaar. Dit hangt samen met de in de Algemene wet inzake rijksbelastingen opgenomen aangifte- en betalingstermijnen. Het voorgaande betekent dat de gegevens over de maand maart pas medio mei beschikbaar zijn.
Daarnaast wil ik benadrukken dat deze gegevens geen betrekking hebben op verkopen aan de pomp, maar op de leveranties van oliemaatschappijen en oliehandelaren aan pomphouders.
Ik heb bij verschillende gelegenheden toegezegd om in de tweede helft van mei een evaluatie naar uw Kamer te sturen. Zoals u uit het vorenstaande kunt afleiden zit er weinig tijd tussen het ontvangen van de gegevens over de maand maart en de toezending van de evaluatie naar uw Kamer. Ik geef er echter de voorkeur aan u zo snel mogelijk te informeren.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes