Kamerstuk 33750-XVII-63

Verslag van een bezoek aan Filippijnen op 13 en 14 juli 2014 inzake kennisname van de resultaten van de noodhulp en de daarop volgende wederopbouw n.a.v. de tyfoon Haiyan in november 2013

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014

Gepubliceerd: 21 juli 2014
Indiener(s): Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-XVII-63.html
ID: 33750-XVII-63

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juli 2014

Op 14 juli bezocht ik samen met Wereldbank President Jim Yong Kim en de Filippijnse Minister van Sociale Zaken en Ontwikkeling Corazon «Dinky» Soliman het eiland Leyte in de Filippijnen, waar de tyfoon Haiyan in november 2013 enorme verwoestingen achterliet. Doel van het bezoek was kennis te nemen van de resultaten van de noodhulp en de daarop volgende wederopbouw. Het Kabinet stelde in november een bedrag van 6 miljoen euro beschikbaar voor noodhulp. Via de publieksactie van de samenwerkende hulporganisaties (SHO) bracht de Nederlandse bevolking 36 miljoen euro bijeen voor noodhulp en wederopbouw.

Naast de concrete resultaten van de hulp heb ik met speciale belangstelling gekeken naar de manier waarop de noodhulp bij deze ramp is georganiseerd. Hebben de lessen van eerdere grootschalige hulpoperaties zoals die in Haïti in 2010, geleid tot zichtbare verbetering in vooral de coördinatie door de Verenigde Naties en de samenwerking tussen hulporganisaties? In het rapport «Where is everyone?» maakt Artsen zonder Grenzen een aantal kritische opmerkingen over het handelen van hulporganisaties en de Verenigde Naties. AzG baseert zijn kritiek vooral op ervaringen in conflictsituaties die op belangrijke punten afwijken van de hulpverlening na een natuurramp zoals die in de Filippijnen. Ik kom hier verderop in deze brief op terug.

Vrijwel iedereen die we in de Filippijnen spraken -slachtoffers, hulpverleners en lokale bestuurders- was overwegend positief over de coördinatie van de hulp en de samenwerking tussen hulporganisaties. Natuurlijk zijn er ook problemen en waarschijnlijk wordt het succes in de praktijk mede bepaald door de positieve houding en de veerkracht van de Filippijnse bevolking en haar bestuurders. Maar, en dat mag ook gezegd, de coördinatie door de VN scoort een ruime voldoende.

Overal op Leyte wordt op dit moment getimmerd en gezaagd. De meeste weggeblazen daken zijn inmiddels vervangen. Voor mensen die voor de tyfoon in de kuststrook woonden en alle bezittingen kwijtraakten door een vloedgolf worden nieuwe, betere huizen opgeleverd op veilige locaties. Problemen zijn er ook. Mensen wonen vaak niet op eigen grond. Hulporganisaties kunnen pas bouwen als eigendom goed geregeld is. Dat is lastig omdat kadastrale gegevens in het rampgebied grotendeels zijn vernietigd. Het kost dus allemaal meer tijd dan slachtoffers en hulporganisaties hadden gehoopt, maar in verreweg de meeste gevallen komt er een oplossing. Misschien wel het meest prangende probleem is werkgelegenheid op de langere termijn. Op dit moment is er relatief veel extra werk door de wederopbouw, maar dat is op een gegeven moment voorbij. Veel mensen op Leyte waren actief in de kokosteelt. Haiyan heeft die sector weggevaagd. Het zal jaren duren voor nieuwe aanplant tot productie komt. Hulporganisaties proberen nu nieuwe gewassen te introduceren. Of dit op termijn voldoende zal zijn voor alle boeren die straks een andere bron van inkomsten nodig zullen hebben moet worden afgewacht.

Eind juni hebben de VN en de Filippijnse overheid de noodhulpfase in het rampgebied officieel afgesloten. Nog niet alle getroffenen redden het zonder hulp van buitenaf en zolang de klaslokalen nog in aanbouw zijn wordt les gegeven in tenten. Maar met de opmerkelijke veerkracht en energie die overal zichtbaar is, lijdt het geen twijfel dat de Filippijnen deze ramp te boven zullen komen, dat is slechts een kwestie van tijd.

Op basis van rapportages en mijn eigen waarneming ben ik gesterkt in de overtuiging dat de door Nederland verstrekte noodhulp, zowel van de overheid als van het Nederlandse publiek via Giro 555, de getroffen bevolking door een moeilijke periode heeft geholpen. Het verdriet over het verlies van naasten en dierbaar bezit doet nog pijn, maar de blik is weer gericht op de toekomst. Nu de wederopbouwactiviteiten op stoom zijn gekomen kunnen de Nederlandse hulporganisaties met de nog resterende opbrengst uit de publieksactie vooruit tot eind 2015. SHO heeft laten weten dat zij van de 36 miljoen aan het einde van 2014 60% zal hebben uitgegeven.

De internationale noodhulprespons kampte na de tyfoon Haiyan in de eerste dagen met veel problemen van logistieke aard. Daarna verliep de hulpactie echter snel beter. Uit de gesprekken in de Filippijnen komt naar voren dat het clustersysteem naar behoren heeft gefunctioneerd. Grote aantallen NGO's hebben onder coördinatie van OCHA hun werk naar behoren kunnen doen. De conclusie van Artsen zonder Grenzen dat noodhulp slachtoffers soms niet bereikt geldt in ieder geval niet voor de Filippijnen.

De voorbeelden in het AzG rapport: Syrië, Centraal Afrikaanse Republiek en Zuid-Soedan zijn humanitaire crises als gevolg van gewapend conflict. In die situaties komt het inderdaad voor dat mensen die onze hulp het hardst nodig hebben soms heel moeilijk te bereiken zijn. Dit is helaas een groeiend probleem. De Verenigde Naties zijn bij elke humanitaire crisis een belangrijke speler, ongeacht of het om een natuurramp gaat of een «man made» ramp. Na de chaotische hulpverlening in Haïti hebben we internationaal afgesproken de coördinatie van humanitaire hulp door OCHA structureel te versterken. Het AzG rapport beweert dat daar niet veel van terecht is gekomen. Dat vind ik te snel geconcludeerd.

De VN werkt soms inderdaad traag en bureaucratisch. Dat er soms een spanning zit tussen de coördinerende taak en de uitvoerende taak van VN organisaties klopt ook. De VN is bovendien een organisatie met een politiek mandaat. Dat maakt opereren op basis van humanitaire principes in sommige conflicten lastig. Al deze punten spelen een rol, maar verklaren op zich niet voldoende waarom hulpverlening in conflictsituaties soms niet lukt.

Ik wil graag met de VN en met NGO's nagaan welke maatregelen we kunnen nemen om mensen in nood beter te bereiken, vooral in conflicten. Hoe kunnen we er bij voorbeeld met elkaar voor zorgen dat kennis over en respect voor humanitair en oorlogsrecht weer groeit? Hoe kunnen we opkomende economieën en bedrijven beter betrekken bij noodhulp? Welke rol hebben NGO's en hoe voorkomen we versnippering? Ik ga graag met de Nederlandse hulporganisaties, academici en bedrijven over deze en andere punten in gesprek. In februari 2015 organiseren Nederlandse hulporganisaties een humanitaire top. Dat is een goede gelegenheid om te inventariseren wat Nederland wil bereiken bij de World Humanitairian Summit in Istanbul in 2016.

Vooruitlopend op de besprekingen heeft mijn bezoek aan de Filippijnen mij in ieder geval gesterkt in de overtuiging dat coördinatie van humanitaire hulp nodig is en dat het succes ervan niet alleen wordt bepaald door de kwaliteit van de coördinator, maar ook door de mate waarin hulporganisaties en donoren bereid zijn zich te laten coördineren. Bij dat laatste kan nog wel een vraagteken worden gezet.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen